Home » Biologie
Categorie archieven: Biologie
Het zijn geen reuzenwolven (Aenocyon dirus) – Dr. Todd Wood reageert op een mediahype
Time Magazine heeft deze week een coverstory over Colossal Biosciences en hun voortgang op het gebied van onderzoek naar de-extinctie, {het ongedaan maken van de uitsterving van een soort}.1 In het artikel wordt herhaaldelijk beweerd dat de drie onlangs geboren wolvenwelpen reuzenwolven {Aenocyon dirus} zijn. Dit ondanks dat het artikel zelf genoeg informatie geeft om die bewering ondubbelzinnig te weerleggen. Ik erken dat dit een indrukwekkend onderzoeksproject is en dat deze dieren kenmerken vertonen die mogelijk lijken op die van reuzenwolven. Ook zal de technologie die ontwikkeld wordt belangrijke toekomstige toepassingen bevatten. Maar de dieren die {de onderzoekers} hebben voortgebracht zijn geen reuzenwolven.

Reuzenwolven zijn uitgestorven hondachtigen die leefden in Noord-Amerika en bekend zijn geworden van fossielen die overal op het continent zijn aangetroffen, met name in de beroemde La Brea-teerputten (Californië). Het waren grote dieren, mogelijk zelfs {tot} twee keer zo zwaar als de grijze wolf {Canis lupus}. {Het soort} stierf uit samen met andere grote Amerikaanse roofdieren, zoals de Amerikaanse {holen}leeuw {Panthera atrox} en de Kortsnuitbeer {Arctodus simus}. {Reuzenwolven} waren bovendien veelvoorkomend: in La Brea overtreffen fossielen van de reuzenwolf die van de grijze wolven, met een verhouding van 1 op 100. {Dus 100 fossielen van de reuzenwolf tegenover 1 fossiel van de grijze wolf.}
Eerder hebben sommige paleontologen gesuggereerd dat er een nauwe verwantschap bestaat tussen de reuzenwolf en de grijze wolf, maar genoomsequencing van skeletresten van de reuzenwolf heeft laten zien dat de reuzenwolf niet nauwer verwant is aan de grijze wolf, dan {dat het verwant is} aan coyotes en jakhalzen.2 De genomen van al deze hondachtigen vertonen veel overeenkomsten, maar er zijn belangrijke verschillen die de reuzenwolf uniek maken. Nog belangrijker is dat het genoom van de reuzenwolf geen tekenen van introgressie, {een proces waarbij genetisch materiaal van de ene soort wordt opgenomen in de genenpool van een andere soort}, vertoont in de genomen van moderne hondachtigen. Dat betekent dat ze niet hybridiseerden. Moderne hondachtigen, zoals coyotes en grijze wolven hybridiseren vaak genoeg om tekenen van introgressie in hun genomen te vinden. Hierbij worden genen die oorspronkelijk tot de ene soort behoren in de andere soort aangetroffen. Bij reuzenwolven is dat echter niet het geval. Hieruit kunnen we concluderen dat reuzenwolven voldoende verschillend waren van andere Amerikaanse hondachtigen om te hybridiseren.
Het team van Colossal Biosciences heeft cellen afgenomen van een volwassen grijze wolf en vervolgens 14 van zijn genen aangepast. Daarna hebben ze deze gemodificeerde cellen gekloond. Ze rapporteren drie succesvolle geboortes, waarvan er twee {pups} oud genoeg zijn om enkele {voor grijze wolven} ongebruikelijke eigenschappen te laten zien, zoals de kleur, grote lichaamsmassa en kennelijk eigenaardige vocalisaties (zoals altijd moeten deze claims met een korreltje zout worden genomen, aangezien ik geen wolvenexpert ben en geen toegang heb tot deze dieren om deze claims te verifiëren). Ik twijfel er niet aan dat deze 14 genen specifiek zijn gekozen om te correleren met deze eigenschappen. Ze wilden een wolf creëren die zich onderscheidt van de typisch grijze wolf, en daarin zijn ze geslaagd.
Maar het zijn geen reuzenwolven. Waarom niet? Het genoom van zoogdieren bevat tienduizenden genen. Velen daarvan zijn identiek bij diverse zoogdiersoorten, maar de meesten kennen duidelijke verschillen die het bijvoorbeeld mogelijk maken om een wolven-gen van een coyote-gen te onderscheiden. Hoewel wetenschappers al geruime tijd werken aan het ontdekken van de relaties tussen de genen en het uiterlijk van een dier, hebben we nog steeds een slechts zeer gebrekkig inzicht hierin. We kunnen misschien iets zeggen over vachtkleur en lichaamsmassa, maar het volledige geheel van wat een reuzenwolf {genetisch} onderscheidt van een grijze wolf is lang niet goed bekend.
Het vervangen van het complete genoom van een grijze wolf in dat van een reuzenwolf, zou een lang en duur proces zijn. Daarom hebben ze natuurlijk een stap overgeslagen en zich gericht op wat zij, {de onderzoekers}, beschouwen als dé essentiële verschillen die het dier er anders uit zouden laten zien dan een grijze wolf, en {er zelfs voor zou kunnen zorgen dat} het dier zich anders zou gedragen of anders zou klinken. Maar wat ze hebben gecreëerd zijn grijze wolven met enkele eigenschappen die mogelijk, op een bepaalde wijze, de eigenschappen van een reuzenwolf weerspiegelen. We kunnen daar niet eens zeker van zijn, omdat we geen levende reuzenwolven hebben ter vergelijking. We kunnen er wel zeker van zijn dat ze geen ‘nieuwe’ reuzenwolven hebben gecreëerd.
Ter analogie: stel je voor dat je een leeuw neemt en zijn genoom aanpast zodat 14 genen overeenkomen met de genen van een cheeta. Niemand die bij zijn volle verstand is, zou verwachten dat die katten, {de welpen}, cheeta’s zijn. We zouden zeggen dat het leeuwen zijn met enkele cheetagenen. Misschien is hun kleur anders of gedragen ze zich anders, maar het zijn geen cheeta’s. Het zijn volledige nieuwe wezens die nooit eerder hebben bestaan. Dat is precies wat Colossal Biosciences hier heeft gedaan.
Ze brachten dit punt {ook} naar voren in het Time-artikel en de reactie van hun Chief Science Officer Beth Shapiro is typisch marketingtaal:
“Onze mammoeten en reuzenwolven zijn mammoeten en reuzenwolven volgens die definitie”, zet Shapiro. “Ze hebben de belangrijkste eigenschappen dat dat organisme uniek maken”
De definitie waar ze het over heeft, is het hebben van genetische eigenschappen die overeenkomen met de uitgestorven soort. Maar dit is onzinnig. We kunnen menselijke genen in muizen plaatsen, net zoals Colossal Biosciences mammoetgenen in muizen heeft geplaatst. Maar dat maakt die muizen geen mensen of mammoeten. Het zijn gewoon muizen met vreemde genen. Alleen omdat we een paar genen van een {specifieke} soort in een ‘nauw verwante’ soort plaatsen, verandert dit de ontvangende soort niet in de oorspronkelijke soort. Een betere vergelijking zou Disney Imagineering zijn, maar in plaats van onhandige robots die enigszins lijken op uitgestorven soorten, krijgen we nu levende dieren die enigszins lijken op uitgestorven soorten.
Dat betekent echter niet dat de technologie die ze ontwikkelen niet nuttig of zelfs belangrijk zou kunnen zijn. Het werk dat ze doen met rode wolven {Canis rufus} is echt intrigerend: ze nemen verloren {gegane} genen uit {eerdere} populaties van de rode wolf en manipuleren {deze} rode wolven genetisch met die genen om zo de genenpool van de rode wolf te versterken. Dat zou werkelijk impact kunnen hebben op de versterkingen van het natuurbehoud van de rode wolf. Het maakt gebruik van dezelfde technologie als die van de pseudo-reuzenwolven.
Maar deze pseudo-reuzenwolven zijn een slimme marketingtruc die de cover van Time heeft gehaald. Het zijn schattige puppy’s, en mensen kennen deze uit {de fantasy-televisieserie} Game of Thrones. {Dit nieuws} heeft Colossal {Biosciences} veel aandacht bezorgd en het heeft de investeerders ongetwijfeld tevreden gesteld. Dit zijn echter volledig nieuwe dieren die heel weinig gemeen hebben met echte reuzenwolven.
Noot van de redactie: De tekst tussen accolades, hierboven, is door de vertaler toegevoegd om het leesbaar te maken of te verduidelijken. Naast dat het geen reuzenwolf is moet er ook gesproken worden over de ethische consequenties van een dergelijk sleutelen aan genen.
Dit artikel is met toestemming van de auteur vertaald en overgenomen van zijn website. Het originele artikel is hier te vinden
Voetnoten
‘Biblical Genetics’ – Lezing dr. John Sanford op de ICC
In de zomer van 2023 vond de negende International Conference on Creationism plaats. Op deze website is daarover veelvuldig bericht. Naast presentaties van papers, posters en abstracts waren er ook zogenoemde ‘evening sessions’. In deze ‘evening sessions’ werd de huidige stand van zaken binnen een vakgebied (vanuit het perspectief van het klassieke scheppingsgeloof) besproken. Hoewel vooral gericht op (en soms niet breder kijkend) dan het Amerikaanse continent, zijn deze lezingen ook zinvol voor Europees-creationaire wetenschappers. Is Genesis History, bekend van de twee documentaires, heeft deze lezingen opgenomen en zijn voornemens om deze dit jaar ook online te publiceren. Op dinsdagavond 18 juli 2023 hield geneticus dr. John Sanford een lezing over de plaats van ‘Biblical Genetics’ in ‘Creation Science’. Hieronder is deze lezing terug te kijken, met dank aan Is Genesis History.
Op deze website hebben we al vaker aandacht besteed aan het werk van dr. John Sanford. Zo publiceerden we een NIH-lezing van deze geleerde (lezing en artikel) en vatte dr. Erik van Engelen zijn boek over ‘genetic entropy’ samen in vier artikelen (artikel 1, artikel 2, artikel 3 en artikel 4).
Wolven van de zee – Twee typen orka’s gespot in de diepe delen van de Noordzee
Orka’s. Na de mens is het de wijdverspreide soort op aarde. Hoewel… de discussie gaat of er niet meerdere soorten orka’s zijn. Want wie goed kijkt naar populaties wereldwijd zal verschillen ontdekken in uiterlijk, leefwijze, taal en jachttechniek. Zo blijken er zelfs twee typen orka’s in de Noordzee rond te zwemmen.
Voor de Nederlandse kust zijn orka’s zeldzaam, maar wie meegaat met een vistrawler heeft grote kans om ze te spotten. In de herfst wordt er op makreel gevist tussen Schotland en Noorwegen. Wanneer het net wordt binnengehaald duiken er regelmatig orka’s op voor een makkelijke maaltijd. De versufte makrelen, die ternauwernood door de mazen van het net zijn geglipt, wacht wederom een onaangename verrassing; één voor één worden ze door de orka’s opgesnoept. Soms nemen wel meer dan honderd orka’s deel aan dit eetfestijn. Ze bezorgen de vissers geen schade, want de intelligente dieren eten alleen de ontsnapte en teruggegooide vis. En ze zorgen ervoor dat ze zelf niet in het net vast komen te zitten.
Voor de Nederlandse kust zijn orka’s zeldzaam, maar wie meegaat met een vistrawler heeft grote kans om ze te spotten. In de herfst wordt er op makreel gevist tussen Schotland en Noorwegen. Wanneer het net wordt binnengehaald duiken er regelmatig orka’s op voor een makkelijke maaltijd. De versufte makrelen, die ternauwernood door de mazen van het net zijn geglipt, wacht wederom een onaangename verrassing ; één voor één worden ze door de orka’s opgesnoept. Soms nemen wel meer dan honderd orka’s deel aan dit eetfestijn. Ze bezorgen de vissers geen schade, want de intelligente dieren eten alleen de ontsnapte en teruggegooide vis. En ze zorgen ervoor dat ze zelf niet in het net vast komen te zitten.

Morgan, de orka die in 2010 verzwakt uit de Waddenzee werd gevist, is een Type 1 orka. Haar DNA en dialect wijzen op connecties met de haringetende populatie bij Noorwegen. Haar exacte familiegroep is nog niet gevonden maar dat hoeft geen probleem te zijn. Er zijn voorbeelden van jonge orka’s die opgenomen worden door verwante families. Orka’s hebben een uitstekend geheugen. Zowel Morgan als haar familieleden zullen elkaar ongetwijfeld herkennen als ze elkaar ooit weer tegenkomen.
Noot van de redactie: Dit artikel is bijna vijftien jaar geleden verschenen. Hoe het nu met Morgan gaat, dat is hier te lezen.
Meer dan één soort?
Orka-onderzoeker Andy Foote en zijn team maakten dankbaar gebruik van de aantrekkingskracht die de trawlers op orka’s hebben. Aan boord fotografeerden ze de rugvinnen en het daaro achter gelegen grijze ‘zadel’. Deze zijn bij elke orka uniek van vorm en daarom een ideaal identificatiemiddel. Ook verzamelden de biologen DNA-materiaal door met een kruisboog een soort ‘appelboortje’ in de huid te schieten. Het losgekomen weefsel wordt onderzocht op genetische verschillen. Foote wilde te weten komen hoe deze orka’s leven en of de verschillende Europese groepen aan elkaar verwant zijn. Hij had namelijk het sterke vermoeden dat het hier om meer dan één soort orka gaat. Om dat te kunnen bewijzen had hij ook de hulp nodig van tientallen Europese musea. Er werden honderden samples genomen van botten van orka’s die, onder andere in Nederland, zijn aangespoeld of gevangen. Het begon de onderzoekers op te vallen dat de meeste volwassen exemplaren extreem afgesleten tanden bezaten. Een klein aantal kaken van grotere orka’s bevatten echter onbeschadigde tanden. De analyses van het DNA bevestigden het vermoeden: er leven twee orkatypen in West-Europese zeeën. De grotere exemplaren met de gave tanden zijn genetisch geïsoleerd van de kleinere orka’s. Deze Type 2 genoemde orka’s hebben een subtiel verschil in tekening en zijn echte ‘killer whales’. Ze jagen op dolfijnen en walvissen die ze na lange achtervolgingen rammen, bijten en verdrinken.
Type 1 orka’s kom je bij de eerder genoemde makreelvissers tegen. Zij zijn gemiddeld twee meter korter dan Type 2 orka’s en jagen voornamelijk op haring en makreel. Waarschijnlijk zorgt het eten van kleine prooien voor meer slijtage aan de tanden. Maar soms maken deze orka’s culinaire uitstapjes. Er zijn dieren die ’s winters bij IJsland haring eten en in de zomermaanden steeds vaker rond de Shetland Eilanden betrapt worden bij het verschalken van zeehonden. De toeristen zijn in hun sas, in tegenstelling tot de plaatselijke zeehonden. Menig onvoorzichtig dier eindigt als speelbal en maaltijd van de beruchte ‘wolven van de zee’.
Anno 2021 denken velen dat orka’s voor de mens gevaarlijk zijn. Is dat ook zo?
De orka heeft in het wild nog nooit een mens gedood. Er zijn enkele gevallen bekend van orka’s die de aanval afbraken toen ze ontdekten dat het doelwit een mens was. In gevangenschap is het weleens voorgekomen dat een orka zijn trainer doodde; niet uit bloeddorst maar waarschijnlijk door verveling en frustratie. Smaken mensen niet lekker of is er een diepere oorzaak dat ze niet op het menu staan? Het is één van de mysteriën van deze prachtige schepselen.
Verrassingen
De diversiteit van zeezoogdieren is systematisch onderschat. Het is opzienbarend dat van een lang en intensief bestudeerde soort als de orka nog nieuwe varianten (de wetenschap spreekt van ‘ecotypen’) opduiken. Dat geeft aan hoe weinig wetenschappers eigenlijk nog maar weten van het leven in zee. Andy Foote denkt dat de ontdekte ecotypes in Europa zich uiteindelijk zullen ontwikkelen tot twee aparte soorten. De Type 2 orka stamt waarschijnlijk af van een ecotype dat bij Antarctica rondzwemt. Zodoende zijn de twee Europese typen mogelijk vele jaren van elkaar gescheiden geweest. Ze hebben zich afzonderlijk aangepast aan de gemakkelijkste manier van leven en jagen en ontwikkelden een eigen cultuur. Dat zorgt ervoor dat de ecotypen elkaar nu lijken te mijden. „Het is belangrijk dat we dit weten”, vertelt Andy, „want de twee typen vervullen hun eigen rol in het ecosysteem. Om deze unieke dieren in de toekomst te kunnen beschermen, zullen ze apart bestudeerd moeten worden.” Ongetwijfeld komen er dan nog veel meer verrassingen boven water.
Dit artikel is met toestemming overgenomen uit Weet Magazine. De volledige bronvermelding luidt: Boekee, L., 2011, Wolven van de zee. Twee typen orka’s gespot in de diepe delen van de Noordzee, Weet 11: 34-35.
Het bovenstaande artikel is overgenomen uit Weet Magazine nummer 11 (zie hiernaast). Weet Magazine is een populair-wetenschappelijk creationistisch tijdschrift waarin ingewikkelde wetenschappelijke onderwerpen eenvoudig worden uitgelegd en op een bijbelgetrouwe manier worden besproken. Daarnaast brengt het tijdschrift bij kennis over creationistische wetenschapsbeoefening. Deze auteur heeft bijvoorbeeld twee informatieve prentenboeken over Orka’s geschreven. Die boeken worden elders op deze website besproken. Nog geen abonnee van Weet Magazine? Dat kan natuurlijk niet! Ga snel naar de website van Weet Magazine en sluit vandaag nog een abonnement af!
‘Het verstaan van de niet-materiële aard van gecodeerde informatie via een driedimensionaal raamwerk’ – Nieuw paper van drie Duitse wetenschappers in ARJ
Wat is informatie? Hoe kunnen we de niet-materiële aard van gecodeerde informatie begrijpen? In Answers Research Journal (het creationistische In-Depth Journal van Answers in Genesis) verscheen op 12 maart 2025 een belangrijke paper hierover, geschreven door drie Duitse wetenschappers (dr. Eduard Siemens, dr. Royal Truman en dr. Peter Wiebe). De inmiddels hoogbejaarde hoogleraar prof. dr. Werner Gitt heeft zich een groot deel van zijn leven bezig gehouden met het definiëren en toepassen van het informatieconcept.3 Het is bemoedigend om te zien dat jonge(re) Duitse wetenschappers zijn concepten verder uitwerken. Hieronder daarom een samenvatting met behulp van Perplexity. Academici worden aangeraden het origineel te lezen. Een verwijzing naar de originele paper vindt u onderaan dit artikel.
Het artikel behandelt de complexe aard van informatie en de verwarring die ontstaat door het onnauwkeurige gebruik van de term, vooral in wetenschappelijke kringen. De auteurs stellen dat materialisten, in hun pogingen om de oorsprong van leven en biologische processen te verklaren zonder een immateriële bron, vaak de essentie van informatie verkeerd interpreteren. Het artikel benadrukt dat informatie niet kan worden gereduceerd tot louter fysische eigenschappen. Informatie is cruciaal voor het leven en is aanwezig in communicatie, interne processen van organismen en technologie,
Driedimensionaal analytisch kader
Om informatie-verwerkende systemen beter te begrijpen, introduceert het artikel een driedimensionaal kader:
- Gitt’s vijf hiërarchische lagen:
- Statistiek: De fysieke eigenschappen van het signaal.
- Syntaxis: De regels voor het combineren van symbolen.
- Semantiek: De betekenis van de boodschap.
- Pragmatiek: Het beoogde effect of doel.
- Apobetics: Het uiteindelijke resultaat of doel
- Vier varianten van communicatiepartners:
- Bewuste zender naar bewuste ontvanger.
- Bewuste zender naar mechanische ontvanger.
- Mechanische zender naar bewuste ontvanger.
- Mechanische zender naar mechanische ontvanger.
- Push- versus pull-ontwerpen:
- Push: De zender initieert de communicatie.
- Pull: De ontvanger initieert de communicatie.
Dit kader helpt bij het definiëren van scenario’s waarin gecodeerde informatie kan worden gebruikt en biedt een basis voor het analyseren van complexe vraagstukken, zoals hoe biologische ontwikkelingsprocessen en AI-technologieën schijnbaar nieuwe informatie kunnen creëren.
Kritiek op het materialistische perspectief
Het artikel bekritiseert de materialistische benadering die informatie reduceert tot fysieke eigenschappen. Deze reductionistische visie leidt volgens de auteurs tot verwarring en een verkeerd begrip van de essentie van informatie. Materialisten herdefiniëren informatie vaak als puur natuurlijk fysisch gedrag, wat de eigenschappen en effecten van informatie verdraait.
De auteurs gebruiken voorbeelden om deze kritiek te illustreren:
- Maury’s experimenten met amyloïde complexen worden aangehaald om te laten zien hoe de term “informatie” misleidend wordt gebruikt om fysische processen te beschrijven zonder de aanwezigheid van een code of betekenis.
- Het artikel beargumenteert dat het reduceren van informatie tot materiële oorzaken een categoriefout is, vergelijkbaar met het beoordelen van de schoonheid van een schilderij op basis van de chemische eigenschappen van de pigmenten.
De essentie van gecodeerde informatie
Het artikel benadrukt enkele cruciale eigenschappen van gecodeerde informatie:
- Codevereiste: Informatie vereist altijd een code, bestaande uit abstracte symbolen die geen intrinsieke relatie hoeven te hebben met de overgebrachte boodschap.
- Onafhankelijkheid van medium: De betekenis van informatie is onafhankelijk van het fysieke medium dat wordt gebruikt om deze over te brengen.
- Immateriële aspecten: Betekenis, doel en code zijn essentiële, immateriële aspecten van informatie die niet kunnen worden gereduceerd tot louter fysische eigenschappen.
Implicaties voor wetenschap en filosofie
De auteurs stellen dat een goed begrip van de aard en eigenschappen van gecodeerde informatie cruciaal is voor het aanpakken van fundamentele wetenschappelijke vragen. Ze waarschuwen voor het slordige gebruik van de term “informatie” en pleiten voor een benadering die rekening houdt met de immateriële aspecten van informatie.
Dit heeft belangrijke implicaties voor verschillende wetenschappelijke en filosofische vraagstukken:
- Het begrijpen van de oorsprong van leven en biologische complexiteit.
- Het interpreteren van genetische en epigenetische processen.
- Het ontwikkelen en begrijpen van kunstmatige intelligentie.
- Het onderzoeken van bewustzijn en cognitie.
Conclusie
Het artikel concludeert dat een nauwkeurig begrip van gecodeerde informatie essentieel is voor de vooruitgang in wetenschap en technologie. Het pleit voor een meer holistische benadering van informatie, die zowel de materiële als immateriële aspecten erkent. De auteurs suggereren dat dit perspectief kan leiden tot nieuwe inzichten in complexe biologische systemen, de ontwikkeling van geavanceerde AI, en een dieper begrip van de fundamentele aard van het leven en het universum.
Door de niet-materiële aard van gecodeerde informatie te erkennen, opent het artikel de deur voor verdere discussies over de rol van informatie in de natuur en de mogelijke implicaties voor ons begrip van de werkelijkheid.
Het originele artikel verscheen in Answers Research Journal. Wil men zich meer verdiepen in dit concept, dan is het aan te raden om dit originele wetenschappelijke artikel te lezen (dat kan via deze link). Bron: Truman, R., Siemens, E., Wiebe, P., 2025, Understanding the Non-Material Nature of Coded Information Via a Three-Dimensional Framework, Answers Research Journal 18: 133–148.
Voetnoten
‘Wellicht leidt dit boek tot antwoorden op astrobiologische levensvragen’ – Poolse ID-denktank ‘En Arche’ brengt vertaling ‘The Design Inference’ uit
Al eeuwen lang wordt er in Europa nagedacht hoe Intelligent Design waarneembaar is in de natuur. Tegenwoordig zit de grootste denktank voor Intelligent Design in Amerika (Discovery Institute). Jaren geleden werd er vanuit deze Amerikaanse denktank een boek uitgegeven ‘The Design Inference’. Het betrof een bewerking van het proefschrift van dr. William Dembski. Vijfentwintig jaar later verscheen een volledig herziene versie van dit werk, dit keer met co-auteur dr. Winston Ewert.4 Deze week werd bekend dat de Poolse En Arche Foundation het boek naar hun eigen taal vertaald hebben. Het boek is onderdeel van de serie ‘Inteligentny Projekt’, waarin boeken van Meyer, Behe, Wells, maar ook van Poolse wetenschappers een plaats hebben.
Dr. Grzegorz Malec, voorzitter van En Arche, heeft een korte toelichting bij de vertaling geschreven aan de website Evolution News & Views.5 De vertaling is verzorgd door Dariusz Sagan. Sagan heeft zich nauwkeurig verdiept in de methodologische en filosofische aspecten van ID. Malec memoreert in de brief dat het boek niet kon worden gepubliceerd zonder inspanningen van de En Arche Foundation. Deze stichting, die opgericht is in 2018, heeft sindsdien al tientallen ID-boeken vertaald en uitgegeven. De website van En Arche bevat overigens ook artikelen over ID.7
Ook in Polen klinkt geregeld de kritiek dat ID valt onder pseudowetenschap. ID kan, volgens critici, niet als volwaardige natuurwetenschap meedoen omdat het geen wetenschappelijke methode gebruikt om ontwerp te detecteren. Volgens dr. Malec zou de nieuwe versie van ‘The Design Inference’ hier een gamechanger kunnen zijn. De Poolse geleerde meent dat Dembski en Ewert erin geslaagd zijn een gulden middenweg te vinden. Een middenweg tussen al te academisch en te populistisch.
De Poolse denktank voor ID stuurde het boek naar dr. Grzegorz Slowik, als onderzoeks- en technisch specialist aan het Instytut Inzynierii Materialowej i Biomedycznej van de Uniwersytet Zielonogórski.8 Slowik verdiept zich veel in het vak astrobiologie. Malec had verwacht dat Slowik ‘gehakt’ van het boek zou maken, maar niets is minder waar. De astrobioloog schreef zelfs een aanbeveling. Op de achterflap van de Poolse uitgave schrijft hij het volgende (hieronder geciteerd en vertaald naar het Nederlands).
“Het boek ‘Wnioskowanie o projekcie’ (letterlijk: Redeneren over ontwerp) van William A. Dembski en Winston Ewert is een uiterst waardevolle bijdrage aan de methodologie voor het detecteren van ontwerp. De in dit boek aan de lezers gepresenteerde methodologie, die wiskundig en logisch rigoureus is, bevat een nauwkeurig instrument voor dit doel: namelijk de verklarende filter. Deze kan – gebaseerd op het concept van gespecificeerde complexiteit – met succes worden toegepast op vele belangrijke onderzoeksgebieden. De auteurs laten zien dat op basis van kleine waarschijnlijkheden de hypothese van toeval kan worden uitgesloten. Het door Dembski en Ewert geconstrueerde instrument kan baanbrekend worden, bijvoorbeeld in astrobiologisch onderzoek. Misschien leidt dit ons naar antwoorden op een reeks van de belangrijkste vragen: Waar komen we vandaan?, Wie zijn we? en Waar gaan we naartoe?”
Dankzij En Arche worden nu opnieuw Poolse academici en geïnteresseerde leken bereikt met het wetenschappelijke concept van Intelligent Design. Uiteraard zal dat kritische reacties opleveren, maar laat het debat maar gevoerd worden. In Nederland is het originele boek, de herziene versie van The Design Inference, ook opgemerkt. Naast bovengenoemde aandacht op ‘Oorsprong’ verscheen in het laatste 2024-nummer van Radix een verrassend positieve recensie. Verrassend positief omdat de auteur, drs. Ard Tamminga, zich eerder kritisch heeft uitgelaten over ID.9 Hoewel hij zijn reserves blijft houden, meent hij dat ‘de tweede deditie van The Design Inference een tour de force’ is ‘en zeer de moeite waard om te lezen’.10 Of er, net als in Polen, een vertaling komt in onze moedertaal, waag ik te betwijfelen. Maar als een uitgever zich daarvoor meldt, dan zullen we daar, zo de Heere wil en wij leven zullen, zeker aandacht aan besteden.
Voetnoten
‘De werken van Zijn handen’ – Een overzicht
Op 20 februari 2024, vandaag een jaar geleden, verscheen bij Uitgeverij De Banier het boek ‘De werken van Zijn handen’ van wetenschapsjournalist ir. Bart van den Dikkenberg. De ondertitel van het boek luidt: ‘Een kritisch commentaar op theïstische evolutie’. Op onze website hadden we daarvoor al twee keer een aankondiging geplaatst. Aanvankelijk leek het rustig te blijven rond het boek, maar intussen komen de reacties langzamerhand binnen. Dr. Gerdien de Jong schreef zelfs een complete serie om misvattingen en onjuistheden in het boek aan te tonen.11 De reacties op Social Media worden niet in dit overzicht meegenomen, anders is het einde zoek. Daar waar er een digitale referentie te geven is, wordt deze in de voetnoot erbij geplaatst. De hoeveelheid reacties zijn de reden waarom we dit overzicht samenstellen. Met terugwerkende kracht proberen we alle recensies en besprekingen toe te voegen, of ze nu kritisch zijn of zeer positief. Het is goed mogelijk dat meerdere bijdragen er nog niet tussen staan. Mocht u dat opmerken dat kunt u dat via ons contactformulier kenbaar maken. Het boek zelf is verkrijgbaar via de webshop van Uitgeverij De Banier.
6 juni 2014: Het juninummer van StandVastig (blad van de GBS) valt op de mat met daarin een recensie van het boek door dr. ir. J. van Wingerden. De recensent is positief over het boek.12
18 juni 2024: Evolutiebiologe dr. Gerdien de Jong is begonnen met haar bespreking van het boek van ir. Bart van den Dikkenberg. Het moet een veeldelige serie worden. Het eerste deel is een algemeen deel met wat inleidende opmerkingen.13
19 juni 2024: Het tweede deel van de veeldelige serie door evolutiebiologe dr. Gerdien de Jong is verschenen. Deze gaat over geologische tijd.14
20 juni 2024: Bioloog Gert Korthof heeft alle reacties van dr. Gerdien de Jong, die zij op haar website gepubliceerd heeft, gebundeld in één artikel. Hij probeert dit artikel ook zo nu en dan van een update te voorzien.15 Het derde deel van de veeldelige serie door evolutiebiologe dr. Gerdien de Jong is verschenen. Ze maakt in dit deel een begin met de bespreking van de paragraaf: ‘Op de verkeerde plaats‘.16
21 juni 2024: Het vierde deel van de veeldelige serie door evolutiebiologe dr. Gerdien de Jong is verschenen. Ze gaat hierin verder met de bespreking van de genoemde paragraaf en kijkt naar de door Van den Dikkenberg vermeende out-of-order-fossielen.17
22 juni 2024: In het vijfde deel van de veeldelige bespreking door evolutiebiologe dr. Gerdien de Jong gaat ze verder met de hierboven genoemde paragraaf.18
24 juni 2024: Het zesde deel van de veeldelige bespreking door evolutiebiologe dr. Gerdien de Jong is verschenen. Ze neemt in dit deel het specifieke door Van den Dikkenberg genoemde voorbeeld van een out-of-order-fossielen onder de loep, namelijk hoe oud is de grassenfamilie19
25 juni 2024: Het zevende deel van de veeldelige bespreking door evolutiebiologe dr. Gerdien de Jong is verschenen. In dit deel wordt wat meer gezegd over de indeling van soorten.20
5 juli 2024: In het Reformatorisch Dagblad is door Uitgeverij De Banier een kleine advertentie geplaatst van ‘De werken van Zijn handen‘.21 In dezelfde krant verscheen ook een recensie van het boek door de hoogleraar milieusysteemanalyse prof. dr. Wim de Vries. Hij is over het algemeen positief over het boek, al plaatst hij ook diverse kanttekeningen.22
6 juli 2024: Vandaag verscheen er in het Reformatorisch Dagblad opnieuw een kleine advertentie van ‘De werken van Zijn handen‘.23
12 juli 2024: Bioloog en wetenschapsjournalist dr. René Fransen heeft gereageerd op een artikel van ir. Bart van den Dikkenberg op CVandaag. Hij noemt het interview met Van den Dikkenberg ‘een zwak verhaal’.24
20 september 2024: Ir. Bart van den Dikkenberg is, samen met systematisch theoloog dr. Gijsbert van den Brink, te gast in de podcast ‘Dick en Daniël geloven het wel‘. Zij spreken samen over de vraag of evolutie samen kan gaan met het christelijk geloof.25 Deze podcast is ook te beluisteren via Spotify.26
23 september 2024: In het Nederlands Dagblad verschijnt een weergave van de podcast die afgelopen vrijdag op het web werd geplaatst (zie 20 september).27 Bioloog en wetenschapsjournalist dr. René Fransen heeft op zijn website Sterrenstof een artikel geschreven naar aanleiding van de podcast met Van den Dikkenberg (zie 20 september).28
25 september 2024: In het Nederlands Dagblad reageert Jan Luiten op het artikel naar aanleiding van de podcast met ir. Van den Dikkenberg en dr. Van den Brink. Hij geeft aan dat het theïstische evolutionisme lijnrecht ingaat tegen de Schrift.29
3 oktober 2024: Ds. A. van Heteren, emerituspredikant in de CGK, heeft een korte boekbespreking geschreven voor het blad Bewaar het Pand. Hij is positief over het boek en citeert (instemmend?) twee stukken daaruit.30 Ir. Bart van den Dikkenberg heeft via deze website gereageerd op het commentaar van dr. Gerdien de Jong en dr. René Fransen. Hij begint zijn betoog met het verhaal van de man, vrouw en ezel.31
4 oktober 2024: De boekbespreking van ds. A. van Heteren staat nu ook op de website Oorsprong.32
29 november 2024: De digitale e-mailnieuwsbrief Eeninwaarheid laat weten dat Van den Dikkenberg komend voorjaar een lezingenserie hoopt te geven over het theïstisch evolutionisme in Hoevelaken. De lezingenserie is ook toegevoegd in de agenda van de website van Samen Gereformeerd.33
30 november 2024: Op de website Eeninwaarheid.info wordt de lezingenserie van ir. Van den Dikkenberg ook aangekondigd.34
6 januari 2025: In het Reformatorisch Dagblad is een advertentie geplaatst waarin de tweede druk van ‘De werken van Zijn handen‘ wordt aangeprezen.35
8 maart 2025: De nieuwsbrief van Een in Waarheid verwijst naar de lezingenserie die Van den Dikkenberg komende maande hoopt te houden te Hoevelaken. Deze lezingen zullen gaan over (de gevaren van) theïstische evolutie.
11 maart 2025: De definitieve locatie voor de lezingenserie van ir. Bart van den Dikkenberg over theïstische evolutie is bekend: dorpshuis De Stuw (De Brink 10), Hoevelaken.36
Voetnoten
‘De evolutietheorie in verband met biologie en openbaring’ (1) Inleiding – Een vierluik naar aanleiding van een lezing van dr. Gert Korthof (1891-1941)
Op 12 februari is het de geboortedag van Charles Darwin (1809-1882), schrijver van het boek ‘On the origin of species by means of natural selection’ met als ondertitel ‘Or the preservation of favoured races in the struggle of life’. Dit werk, en wat later volgde over de afstamming van de mens, sloeg in als een bom en zorgde voor verdeeldheid. Je kreeg voortaan wetenschappers die Universele Gemeenschappelijke Afstamming afwezen (en uitgingen van een (vorm van het) klassiek scheppingsgeloof) en wetenschappers die deze natuurfilosofie verdedigden. Tot op de dag van vandaag is er discussie over (variaties op) zijn natuurfilosofie. Dr. Gert Korthof (1891-1941) droeg in 1933 met zijn lezing ook een steentje bij aan deze discussie. Daarom een vierluik.

Voordat Darwin met zijn boeken kwam dacht men diersoorten onveranderlijk waren of dat er enige variatie mogelijk was binnen een groep soorten (zoals variatie onder de duifachtigen, Columbiformes). Er waren in die tijd, en daarvoor, ook wetenschappers die deze variatie probeerden te verklaren vanuit het klassieke scheppingsgeloof. Veel van deze wetenschappers worden tegenwoordig genegeerd of gebagatelliseerd, immers moet, volgens de naturalist en vooral de theïstisch evolutionist, het perspectief dat de werkelijkheid wil verklaren vanuit het klassieke scheppingsgeloof modern zijn. Dit perspectief wordt gezien als een Amerikaanse bizariteit (in de woorden van dr. Stephen J. Gould) en veelal wordt de door mij zo genoemde ‘Numbershypothese’ aangehangen37, namelijk dat dit perspectief zijn oorsprong vindt bij zevendedagsadventisten zoals George McCready Price. Hierdoor wordt dit perspectief geframed als sektarisch. Wanneer je de Nederlandse kerkgeschiedenis bestudeert dan kom je er al snel achter dat dit frame absoluut onjuist is. Al vér voordat George McCready Price enige invloed heeft gekregen in Nederland (al is die invloed beperkt geweest), werd er gewerkt aan theologie, geologie en biologie vanuit het perspectief van het klassieke scheppingsgeloof én werden darwinisme en oudeaardegeologie bestreden. Zo was er, binnen de Christelijke Vereeniging van Natuur- en Geneeskundigen, al vóórdat er geschreven werd over het werk van McCready Price, discussie over natuurwetenschap vanuit christelijk scheppingsperspectief.38 De lezing van dr. Gert Korthof kwam voor de vereniging mogelijk wat laat, omdat steeds meer referenten en leden een vorm van theïstische evolutie prefereerden.
Lezing
In een vierluik wil ik de lezing van dr. Korthof afstoffen. Een tijdlang was ik wel op de hoogte van het bestaan van deze lezing (dankzij de dissertatie van dr. Hittjo Kruyswijk), maar was deze online niet (meer) te vinden. Totdat een familielid van kleinzoon en atheïst (?) Gert Korthof een overdruk van de lezing vond als erfstuk. Kleinzoon Korthof heeft de brochure ingescand en gepubliceerd op zijn website.39 Overigens was kleinzoon Korthof niet gelukkig met het feit dat zijn opa ‘creationist’ was.40 Begin van dit jaar ontdekte ik de lezing opnieuw in het tijdschrift Orgaan van de Christelijke Vereeniging van Natuur- en Geneeskundigen.41 Bovendien heeft men in dit tijdschrift de discussie die volgde op zijn lezing weergegeven. Daarom een vierluik. Het vierluik bestaat uit (1) deze inleiding, (2) een samenvattende weergave van de lezing van dr. Korthof, (3) een weergave van de discussie die binnen CVNG op deze lezing volgde, en tenslotte (4) wordt de weergave van kleinzoon Korthof besproken en waar nodig bekritiseerd.
Biografie
Dr. Gerrit (Gert) Korthof werd op 13 februari 1891 te Nieuwer-Amstel geboren en is overleden op 25 februari 1941 te Oegstgeest in de leeftijd van vijftig jaar. Gerrit was een zoon van Jan Christiaan Korthof (1861-1927) en Philipijntje Niezen (1861-1955). De oorzaak van zijn overlijden is de genealoog Korthof onbekend. Dr. Korthof was microbioloog en conservator aan het Klinisch Laboratorium van het Academische Ziekenhuis te Leiden. Op 15 maart 1917 trouwde hij te Heemstede met Albertina Kwak, geboren op 3 juli 1890 te Amsterdam en overleden op 2 juli 1963 te Leiden. Albertina was een dochter van Hendrik Kwak (1846-1893) en Ankje Sluik (1850-1924). Het echtpaar kreeg vier kinderen: Jan Christiaan Korthof (1918-1988), Gerrit Korthof (1920-1993), Ankje Albertina Korthof (1923-1991) en Philippine Korthof (1925-1929). Het laatste kind kwam door een tragisch ongeval om het leven. Hieronder wordt zijn gezin, samen met ouders en schoonouders in een stamboom weergegeven.42 Na deze korte familieschets bespreken we in het tweede deel van dit vierluik de lezing van dr. Gert Korthof.
Voetnoten
Gespartel en gekwek in de wateren van de dinosauriërs – Antarctisch fossiel lost jarenlange discussie onder paleontologen op
De vroege voorouder van de huidige eendvogels vloog vrijwel zeker rond in het leefgebied van de dinosauriërs. Een nieuwe vondst, die deze week werd beschreven in het toonaangevende tijdschrift Nature, toont dat aan. Het soort Vegavis iaai was al bekend bij paleontologen, maar leverde jarenlang discussie op over de indeling. Met de vondst van de schedel van Vegavis op Antarctica komt daar nu verandering in. Er klonk vrijwel zeker eendengekwek boven de hoofden van de dinosauriërs.43
Vegavis iaai
Sommige paleontologen deelden Vegavis in bij de eendvogels, anderen meenden dat het hier ging om een uitgestorven groep die verwant was aan de eendvogels. Uiteraard wordt het onderzoek geplaatst in een naturalistisch frame. Zo zou deze vogel de ‘eerste moderne vogel’ zijn en menen naturalistische wetenschappers dat ‘de vroegste voorouder van alle moderne vogels ergens tussen 100 tot 85 miljoen jaar geleden leefde’. Beter is het hierin voorzichtiger en meer bescheiden te zijn. Het is echter verstandig om niet het kind met het badwater weg te gooien. Dankzij het werk van dr. Siegfried Scherer et al. is de groep van de eendvogels ook onder creationisten een redelijk goed begrepen groep, al valt er over details altijd te discussiëren.44 Creationisten menen, op basis van hybridisatieproeven, dat alle eendvogels een gemeenschappelijke voorouder hebben en dus tot dezelfde groep behoren. Het is goed mogelijk dat we met Vegavis één van de voorouders van de eendvogels hebben gevonden. Hoewel we nooit met absolute zekerheid vast kunnen stellen dat het hier gaat om een ‘genealogische’ voorouder, behoorde het beest, volgens de onderzoekers, wel tot de kroongroep van de watervogels. Een interessante vraag voor creationisten is óf Vegavis iaai behoorde tot de groep waarvan één paar, of zeven (paar) individuen op de ark zaten, óf dat het beest rondvloog in de turbulente post-zondvloedse-periode, het omgekomen is door natuurgeweld en daardoor snel begraven is en daardoor goed bewaard gebleven is. Hierover is het laatste woord nog (lang) niet gezegd.
Terug naar de huidige vondst van Vegavis iaai. Het soort werd precies 20 jaar geleden voor het eerst beschreven, eveneens in het toonaangevende tijdschrift Nature. Een onderzoeksteam, onder leiding van paleontologen van de University of Texas in Austin, had het fossiel al eerder (in 1992) gevonden op Vega Island, voor de kust van het Antarctisch Schiereiland. Helaas ontbrak toen de schedel van het beest. De vondst werd beschreven als Vegavis iaai, wat zoveel wil zeggen als ‘Vega-vogel van het IAA’. Het laatste is een acroniem voor Instituto Antarctico Argentino (IAA), die een wetenschappelijke expeditie naar Antarctica organiseerde waarbij het fossiel werd ontdekt. Modern ogende vogels zijn echter zeldzaam in het zogenoemde Mesozoïcum en daardoor ontstond er veel discussie onder paleontologen over de positie van Vegavis. In 2011 werd er een nieuwe expeditie naar Antarctica georganiseerd, onder de naam Antarctic Peninsula Paleontology Project45 en toen werd er wel een schedel gevonden. Alle fossielen van Vegavis zijn gevonden in de Sandwich Bluff Member van de López de Bertodano Formation. Het gesteente waar de snavel in ‘verpakt’ is, wordt naturalistisch gedateerd op 68.4 tot 69.2 miljoen jaar. Antarctica moet, ziende op de gevonden fossielen, een gematigd klimaat met een weelderige vegetatie hebben gehad (met in de zomer een gemiddelde temperatuur van 19o Celsius). In dit klimaat konden deze watervogels goed gedijen. Het in Nature gepubliceerde onderzoek werd geleid door dr. Christopher Torres, Postdoctoral Fellow aan de Ohio University. De onderzoekers gaven aan dat het nogal wat moeite kostte om de schedel uit het omringende gesteente te verwijderen (‘honderden uren’), maar dat ze zeer blij zijn met deze unieke vondst. Het is zeldzaam dat dergelijke goed bewaarde fossielen gevonden worden. Antarctica geeft langzaam haar geheimen prijs en zou weleens een ‘sleutelcontinent’ kunnen worden, bijvoorbeeld ook voor de verspreiding van de buideldieren van ná de zondvloed waar we hier eerder over geschreven hebben.
Brein als een eendvogel
Het kostte dus nogal wat moeite om de fragiele botten bloot te leggen. Nadat dit was gelukt, hebben de onderzoekers een driedimensionale digitale reconstructie gemaakt van de uitzonderlijk complete schedel. Toen deze reconstructie, en uiteraard het origineel, uitgebreid werd geanalyseerd zag men dat de snavel goed overeenkwam met die van de huidige watervogels. Zo vond men een premaxilla, een groot bot aan het uiteinde van de bovenkaak, wat kenmerkend is voor moderne watervogels. De vorm van het brein van het beest laat ook zien dat Vegavis nauw verwant is aan de huidige eenden en ganzen. De onderzoekers zagen tijdens de scan een vergroot ‘forebrain’, wat eveneens een kenmerk van moderne watervogels is. In hun paper noemen zij ook details: ‘hyperinflated cerebrum and ventrally shifted optic lobes’. Naast deze overeenkomsten had de vogel een tandeloze puntige snavel, wat redelijk bijzonder is voor Mesozoïsche vogels. De meeste, in die aardlagen, gevonden vogels hebben juist tanden. Ook is, net als bij watervogels, de bovenkaak verkort. De vondst van de schedel levert veel meer informatie op dan alleen met het skelet voorhanden zou zijn. Patrick O’Connor, een co-auteur liet aan Live Science weten dat het fossiel een compleet ander deel van het skelet is. “En als het om vogels gaat, geeft de schedel veel fylogenetische of informatieve kenmerken die je vertellen wat het is.”
Krachtige kaakspieren
Anders dan de huidige eendvogels had Vegavis krachtige kaakspieren. Deze krachtige snavel gebruikte het om de weerstand onder water te overwinnen, terwijl het beest onder water dook om vis te vangen. Dankzij deze kaakspieren kon hij zijn bek, ook onder water, krachtig dichtklappen wanneer hij zijn prooi probeerde te vangen. Vegavis gebruikte zijn poten als peddels om zich onder (en boven) water met kracht voort te stuwen. We zien deze manieren om aan voedsel te komen vooral terug bij hedendaagse futen (Podicipediformes) en duikers (Gaviidae). Het laat zien dat Vegavis ontworpen is, in ieder geval na de zondeval, om vis te vangen of zich in korte tijd gespecialiseerd heeft als onderwaterroofdier, zeer gespecialiseerd in het duiken en jagen onder water. De vondst biedt daarmee ook inzicht in het voedselketen waar Vegavis deel van heeft uitgemaakt. Het is niet vreemd dat Vegavis vis at, hoewel huidige zwanen, ganzen en eenden voornamelijk herbivoor zijn, verschalken ze ook wel eens een visje (of een ongewervelde). Maar zijn er ook uitzonderingen op deze ‘regel’, zo leeft de grote zaagbek (Mergus merganser) voornamelijk van dierlijk voedsel, zoals vissen en ongewervelden. Het is ook mogelijk dat sommige eendvogels in de loop van de tijd hierin een gedragsverandering hebben ondergaan, wat ook weer invloed kan hebben gehad op het uiterlijk (vorm van de snavel etc.). Ten laatste is nog te noemen dat sommige eendenfamilies, zoals duikeenden (Anatinae), dankzij enkele anatomische aanpassingen, ook goed kunnen duiken. De onderzoekers vergelijken Vegavis iaai in hun paper met andere (uitgestorven) soorten watervogels en zien daardoor enkele unieke kenmerken bij dit soort. Vanwege het verschil in kaakspieren en het ontbreken van een benige verlenging van de onderkaak is het niet met honderd procent zekerheid te zeggen dat Vegavis een directe voorouder van de eendvogels is. Daarom blijven sommige paleontologen sceptisch. Paleontoloog Juan Benito, verbonden aan Cambridge University, meent dat de bewijslast voor de gedachte dat Vegavis een oereend was nog niet hoog genoeg is. Volgens de eerder aangehaalde O’Connor maakt de anatomie van dit beest Vegavis onmiskenbaar tot een watervogel. Dat er enkele andere kenmerken zijn benadrukt, volgens de geleerde, de diversiteit van deze afstammingslijn in vroegere dagen. De discussie rond Vegavis zal vanwege dit verschil van inzicht, onder paleontologen, nog wel doorgaan.46
Ten slotte
De laatste jaren is er een breed scala aan Mesozoïsche vogelfossielen gevonden. Deze Mesozoïsche volière kent allerlei bijzondere en (in onze moderne ogen) vreemde vogels. Zoals vogels met tanden en lange benige staarten. Veertig jaar geleden hadden onderzoekers niet kunnen denken dat de diversiteit onder Mesozoïsche vogels zo groot zou zijn. We zijn getuigen van een paradigmashift op het gebied van vogels, en daardoor leveren dergelijke, toch wel fragiele vondsten, veel en stevige discussie op. Dat een naturalistisch-evolutionaire bril in de weg kan staan bij het interpreteren van dergelijke vondsten zagen we ook bij de recente vondst van voetsporen van een vroege vogelachtige in het Trias.47 In het huidige geval zorgde dit voor twintig jaar discussie onder paleontologen, maar nu, dankzij deze vondst zijn we een stapje dichterbij de oplossing. Vegavis iaai behoorde vrijwel zeker tot de watervogels. Dit beest als vroege voorloper van de eendvogels te beschouwen, is ziende op de analyse van het vocale orgaan, de syrinx, gerechtvaardigd. We kunnen, met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid, vaststellen dat vormen van of variaties op hoendervogels (Galliformes) en eendvogels (Anseriformes) behoorden tot de vogels die in het leefgebied van de dinosauriërs voorkwamen. Het zou goed zijn als creationisten zouden werken aan een reviewpaper over Vegavis iaai, er is namelijk véél meer te zeggen over dit soort dan in het bovenstaande nieuwsartikel gedaan wordt.48
Voetnoten
De vloek van de sluipwesp (3) Een drieluik over de uitdagende vraag van de sluipwesp
Een jonge collegabioloog, hij noemt zichzelf online AJ, heeft een heel aantal vragen bij het christelijk geloof, waar hij bij is opgevoed. Die uitdagende vragen vragen om een reactie. Ik ga niet in op aspecten van de betrouwbaarheid van de Bijbel, omdat ik geen theoloog ben.49
Een uitdagende vraag die ik wel graag van een antwoord zou willen proberen te voorzien is de volgende:
“Is Gods schepping echt zo prachtig en getuigend van Hem? Of: Hoe wespen Gods karakter illustreren.”
In dit voorbeeld volgt de auteur de denktrant van Charles Darwin. Darwin kon het zich niet voorstellen dat een goede almachtige God zulke dieren als sluipwespen zou hebben geschapen. Of zoals AJ citeert:
“I cannot persuade myself that a beneficent and omnipotent God would have designedly created the Ichneumonidae with the express intention of their feeding within the living bodies of caterpillars (…)”(Darwin, 1860).
AJ vindt dit een gruwelijk gebeuren, net zoals een leeuw die een prachtige gazelle verslind. Het heeft misschien mooie kanten, maar is gruwelijk. Hij vindt het verschrikkelijk.
Hier is heel veel op te zeggen. In een vorige reactie heb ik gesteld, dat het consequenties heeft, voor ons handelen, als we iets gruwelijk vinden wat we kunnen beïnvloeden. We zijn dan moreel ertoe verplicht, het te verhinderen. In een tweede reactie heb ik wat overwegingen gedaan om te beoordelen of het gedrag van de sluipwesp moreel kwaad is of niet. In dit derde deel zou ik willen nagaan of dit kwaad op een of andere manier zou kunnen zijn ontstaan als gevolg van corruptie van een in principe goede schepping.
AJ stipt dat facet zelf aan met de volgende woorden:
“Het punt dat ik niet begrijp dat een liefhebbende, almachtige God dit bewust ontworpen moet hebben.” “Oh ja, dat is als straf op de zonde. Maar waarom moet al die dieren, miljarden en miljarden, zeker over de tijden heen, die straf ook ervaren? En los daarvan blijft het opvallend dat God blijkbaar heeft zitten ‘nadenken’ over hoe ontwerp ik nou eens zulke perfecte killermachines?”
We zien in de reactie van AJ twee subvragen. De eerste vraag is: waarom moeten zoveel dieren door de jaren heen de straf op de zonde ervaren, hoewel ze die zonde zelf niet bedreven hebben? De tweede vraag is, hoe kan het dat als straf op de zonde zulke complex gebouwde dodelijke organismen zijn ontstaan.
Een antwoord op de eerste vraag is deze. We kijken met onze huidige westerse ogen veel te eigentijds, westers en individualistisch naar God en Zijn schepping. De biologie leert ons dat wij, mensen, en andere levende wezens op allerlei niveaus nauw met elkaar verbonden zijn. De biologie leert ons dat de individualistische zienswijze van de westerse mens na de Verlichting fundamenteel fout is. We maken op allerlei manieren wezenlijk onderdeel uit van de schepping die een organisch geheel vormt. De Bijbel leert ons ook dat wij niet los van de schepping staan, maar dat de mens en de schepping naadloos verbonden zijn. Er is ook een verbondenheid tussen Adam en ons. Adam was ons verbondshoofd, en daarom wordt de schuld en de straf ook ons als zijn nakomelingen aangerekend. Zo was Adam ook het hoofd van de schepping en is met de val ook de schepping geknecht geraakt onder de zonde en corruptie. Dieren zijn echter meer sláchtoffer dan de mens. Dieren kunnen dan ook niet die diepte van lijden ervaren, die een mens kan ervaren, en zal moeten ervaren als deze zich blijvend van God afkeert. Een dier kan niet in die mate geestelijk lijden, als een mens dat kan. De verbondenheid tussen de mens en de schepping betekent ook dat de schepping eenmaal zal delen in het herstel door het werk van Christus (Romeinen 8).
Een antwoord op de tweede vraag is deze. We kunnen niet weten hoe de staat van de biologie was voorafgaande aan de zondeval. Elk spreken hierover in biologisch opzicht is pure speculatie. Het is altijd goed om ons daarvan bewust te zijn. Maar dat gezegd hebbende, zou men zich kunnen voorstellen dat de cyclus van de sluipwesp in de goede schepping functioneerde zonder dat de sluipwesp bij de gastheer schade toebracht. Mogelijk was sprake van plantaardige gastheren, of van gastheren waarbij sprake was van symbiose of mutualisme. We zien bij ziekteverwekkende parasieten zoals Tritrichomonas en bacteriën zoals streptokokken heel vaak dat deze organismen in eerste instantie geen ziekten verwekken, maar dat na verloop van tijd klonen ontstaan die pathogeen zijn. Pathogeniteit is een kenmerk van verwording van de schepping. We zien dan vaak dat de ziekteverwekkende klonen genetisch armer zijn dan de oorspronkelijk in symbiose levende bacteriën.
Een andere mogelijkheid is, dat sluipwespen voor de zondeval een volledig andere levenscyclus hadden waarbij de verschillende mechanismen voor pathogeniteit volledig afwezig waren, maar waarbij in respons op de vloek over de zonde deze mechanismen tot stand kwamen. We hebben als christenen in onze westerse samenleving vaak de neiging om de wonderen van God in de biologie of in de fysieke wereld te verkleinen. Er is echter geen reden om wantrouwen te hebben tegen het idee, dat bij de val de complete biologie van nare mechanismen werd voorzien, die voor die tijd niet aanwezig waren. Het is net zo min kwaadaardig van God om een vloek over de wereld zeer complex en uitgedacht tot stand te laten komen, als het kwaadaardig is voor een aardse rechter om een schuldige misdadiger een heel minutieus omschreven straf te laten ondergaan. Een goed georganiseerde gevangenis is niet slechter dan een slecht georganiseerde gevangenis. Het opleggen van een complexe straf kost God niet meer moeite dan het opleggen van een eenvoudige straf. Overigens kan het zomaar zijn dat in het complexe van de dodelijke organismen nog veel zaken zijn, die het leed voor het slachtoffer verminderen, en dus een teken van mildheid zijn. Zo zijn er sluipwespen die hun gastheren verlammen. Het is denkbaar dat de toxinen die worden toegediend er ook toe leiden dat de gastheer verdoofd wordt en weinig ongerief ervaart. Het is bekend dat toxoplasma de hersenen van muizen zodanig manipuleert, dat deze muizen minder bang worden. Vaak is het zo, dat hoe meer de pathogeen en de gastheer op elkaar zijn ingespeeld, des te meer zullen de reacties op elkaar een gematigd karakter hebben. Een bekend voorbeeld waarbij we dat gezien hebben is het Coronavirus.
De gedachte dat God complexiteit bij de zondeval in de gevallen wereld heeft ingebracht kan gezien worden als een teken dat God actief met deze biologische wereld betrokken blijft. Dit kan zowel een waarschuwend als een troostende betekenis hebben. Als God zich zo met de schepping bezig houdt, als gevolg van de zonde, dan is dat een waarschuwing voor ons, om ook de door ons begane zonde bijzonder serieus te nemen. Anderzijds toont het ons, dat God Zijn schepping niet in de steek laat. Hij verricht nog wonderen. Hij kan, wil en zal uiteindelijk herstellen. Het roept ons ertoe op om het herstel van deze verworden schepping van God te verwachten en ook zelf te proberen om deze schepping zo goed mogelijk te bewaren. Als we op God zien, is er geen reden tot pessimisme.

Voetnoten
‘How Does the Human Immune System Display God’s Design?’ – Lezing dr. Joe Francis bij ICC
In de zomer van 2023 vond de negende International Conference on Creationism plaats. Op deze website is daarover veelvuldig bericht. Naast presentaties van papers, posters en abstracts waren er ook zogenoemde ‘evening sessions’. In deze ‘evening sessions’ werd de huidige stand van zaken binnen een vakgebied (vanuit het perspectief van het klassieke scheppingsgeloof) besproken. Hoewel vooral gericht op (en soms niet breder kijkend) dan het Amerikaanse continent, zijn deze lezingen ook zinvol voor Europees-creationaire wetenschappers. Is Genesis History, bekend van de twee documentaires, heeft deze lezingen opgenomen en zijn voornemens om deze dit jaar ook online te publiceren. Op maandagavond 17 juli 2023 hield bioloog dr. Joe Francis een lezing over immunologie. Hieronder is deze lezing terug te kijken, met dank aan Is Genesis History.
Noot van de redactie: In Nederland hield dr. ir. Adriaan van Beek in 2021 een lezing over ons immuunsysteem op het congres ‘Bijbel & Wetenschap 2021’. Deze lezing is hier terug te luisteren. Hij werd in die tijd en naar aanleiding van dit congres geïnterviewd door ‘CVandaag’. Het interview is hier te lezen.