Home » Artikelen geplaatst door Diederik van Dijk (Pagina 2)

Auteursarchief: Diederik van Dijk

Offer embryo’s niet op voor onderzoek naar wijzigen DNA

Deze gastbijdrage is geschreven samen met Eline Gorter-van Huizen (MSc.). Eline was onlangs ook te gast bij Family7 om over dit onderwerp te spreken (zie hier).

Embryo’s gebruiken voor onderzoek om de techniek van kiembaanmodificatie te verbeteren, is vooral het najagen van een onzekere droom, waarbij met zekerheid veel pril leven wordt opgeofferd. Een weg die we niet moeten inslaan.

Het Wetenschappelijk Instituut voor het CDA (WI) ziet ruimte om embryo’s te kweken voor onderzoek naar het aanpassen van DNA om erfelijke ziekten te voorkomen. Volgens het WI is dit onderzoek zo belangrijk dat het zwaarder weegt dan de beschermwaardigheid van embryo’s. De NPV deelt deze gedachtegang niet. De beschermwaardigheid van embryo’s moet vooropstaan. Ook het aanpassen van DNA in embryo’s is een ingrijpende stap, die beter doordacht moet worden.

Het WI stelt in een recent rapport dat embryo’s geen absolute beschermwaardigheid hebben: soms mogen andere belangen zwaarder wegen dan de beschermwaardigheid. Volgens het WI is het voorkomen van ernstige erfelijke ziekten door kiembaanmodificatie zo’n belangrijk doel. Bij kiembaanmodificatie wordt een embryo gecreëerd in een ivf-behandeling en wordt het DNA aangepast om een erfelijke ziekte te voorkomen. Deze techniek is nog niet veilig en effectief genoeg. Om de techniek verder te ontwikkelen, is onderzoek nodig met speciaal gekweekte embryo’s. Het speciaal kweken van embryo’s voor onderzoek is nu niet toegestaan in Nederland. Eerder lieten D66 en VVD al weten dat zij dit willen veranderen. Nu ziet ook het CDA mogelijkheden hiervoor.

Respect

De NPV heeft fundamentele bezwaren tegen de weg die het WI inslaat. Het WI stelt niet te willen meegaan in het idee dat de beschermwaardigheid van embryo’s toeneemt naarmate ze zich ontwikkelen (toenemende beschermwaardigheid). Tegelijk ziet het ruimte om het vroegste begin van het menselijk leven moreel anders te waarderen dan het leven in een verder gevorderd stadium. Dat is wel degelijk een denktrant van toenemende beschermwaardigheid. Uit het rapport kan worden afgeleid dat het voorkómen van menselijk lijden voor het WI het belangrijkste uitgangspunt is in deze context, in plaats van de beschermwaardigheid van het embryo.

De NPV erkent dat menselijk lijden vreselijk kan zijn. Daartegenover staat dat een embryo het prille begin is van menselijk leven; dat is wetenschappelijk onomstreden. Wij geloven dat God de Schepper is van elk mensenleven en vanaf het begin bij dit leven is betrokken, ook al is het zo klein als een embryo. Uit één bevruchte eicel groeit onder de goede omstandigheden een compleet mensje. Daarom moeten we met het grootste respect omgaan met embryo’s. We mogen embryo’s nooit gebruiken voor onderzoek en vervolgens vernietigen. Het is extra problematisch om embryo’s te creëren als ware het in een fabriek, los van de context van een zwangerschap. We gebruiken embryo’s dan alsof het geen menselijk leven is, maar materiaal.

Illusie

Om aan de beschermwaardigheid van embryo’s recht te doen, wil het WI „strikte voorwaarden” aan het onderzoek stellen. Maar vervolgens blijft het rapport vrij vaag over die voorwaarden. Zo schrijft de auteur dat „redelijke grenzen” gesteld moeten worden aan hoe lang een embryo in een laboratorium mag worden opgekweekt. Nu al speelt in de politiek de discussie om de 14 dagen die embryo’s in het lab mogen worden gekweekt te verruimen naar 28 dagen. De lezer tast in het duister hoe het WI in deze discussie staat.

Verder hangt het standpunt of embryo-onderzoek voor een specifieke technologie gerechtvaardigd is voor het WI af van de belofte en potentie van die techniek. Een eerste kanttekening daarbij is dat die potentie moeilijk in te schatten is. Wetenschappers en samenleving zijn vaak geneigd om mogelijkheden uit te vergroten. Daarnaast zullen veelbelovende technieken zich blijven aandienen; zo zal de praktijk van embryo-onderzoek ook uitdijen. Het is een illusie dat het mogelijk is om embryo-onderzoek beperkt te houden als je eenmaal de deur openzet naar het kweken van embryo’s voor onderzoek.

Risico’s

Het WI beschouwt kiembaanmodificatie als een veelbelovende techniek, maar wil het pas toestaan als „onderzoek heeft aangetoond dat de methode veilig is voor de persoon en het nageslacht.” De realiteit is dat het onmogelijk is om dit met embryo-onderzoek in het laboratorium aan te tonen. Op een gegeven moment zullen de eerste kinderen met aangepast DNA geboren moeten worden. Pas als zij decennialang gevolgd zijn en zelf weer nageslacht krijgen, weten we meer over de veiligheid op langere termijn. Dan zijn echter verschillende generaties blootgesteld aan onbekende risico’s. Dat geldt eens te meer omdat kiembaanmodificatie alleen in combinatie met ivf gedaan kan worden. De oudste mensen die door ivf zijn ontstaan, zijn nu nog geen 45 jaar. Er zijn aanwijzingen dat zij een hoger risico hebben op ouderdomsziekten, maar de tijd moet leren of dat werkelijk zo is. Het is een stap in het duister wanneer je ivf combineert met DNA-aanpassingen. We stellen ons nageslacht daarmee bloot aan grote risico’s.

Embryo’s gebruiken voor onderzoek om de techniek van kiembaanmodificatie te verbeteren, is vooral het najagen van een onzekere droom, waarbij met zekerheid veel pril leven wordt opgeofferd. Een weg die we niet moeten inslaan.

Dit artikel is met toestemming van de auteur overgenomen uit het Reformatorisch Dagblad. Bronvermelding: Dijk, D.J.H. van, Gorter-van Huizen, E., 2022, Offer embryo’s niet op voor onderzoek naar wijzigen DNA, Reformatorisch Dagblad 52 (86): 24-25 (artikel).

Drs. P.H.J. (Pieter Jan) Dijkman en drs. A. (André) Poortman reageerden in het Reformatorisch Dagblad van 30 juli 2022 op het bovenstaande artikel.

Waarom is de SGP wel voor de doodstraf en niet voor abortus? – Verdediging van mr. Diederik van Dijk

Afgelopen week was er in de Eerste Kamer een debat over de afschaffing van het beraadtermijn. Mr. Diederik van Dijk verzorgde ook een inleiding (hier te lezen). Na zijn inleiding reageerde mr. Boris Dittrich (D66) en drs. Roel van Gurp (GroenLinks) op Van Dijk. Hieronder wordt dit debat weergegeven.

‘Het niveau van een beschaving is onder andere af te meten aan de wijze waarop zij omgaat met mensen en met menselijk leven’- Van Dijk over beraadtermijn abortus

Lees hier de bijdrage van SGP-Senator mr. Diederik van Dijk aan het debat over het wetsvoorstel van Jan Paternotte (D66), Attje Kuiken (PvdA), Corinne Ellemeet (GroenLinks) en Jeroen van Wijngaarden (VVD) over de afschaffing van de verplichte beraadtermijn bij abortus.

“Daarnaast is de vaste beraadtermijn bij uitstek gericht op vrouwen in een kwetsbare positie. In paniek kunnen zij kiezen voor een uiterst korte beraadtermijn en komen tot een keuze die later leidt tot spijt.” De vrouw op de foto heeft geen relatie tot het onderwerp. Bron: Pixabay.

Cultuur van leven

Een debat over de beraadtermijn voor abortus spitst zich al snel toe op de autonomie van de individuele vrouw of op de bescherming van het ongeboren meisje of jongetje. Daar ga ik het ook over hebben, maar eerst het grotere plaatje.

Het niveau van een beschaving, van een cultuur, is onder andere af te meten aan de wijze waarop zij omgaat met mensen en met menselijk leven. Geldt het recht van de sterkste of heb je als samenleving hart en oog voor het leven dat zichzelf niet kan redden? Is er oog, niet in de laatste plaats, voor gebutst of kwetsbaar leven? Voor leven dat zelf nog geen stem heeft, of geen stem meer heeft. Denk aan het ongeboren leven, aan verstandelijk of fysiek beperkten, aan hen die psychisch lijden of dementeren. Hoe gaan wij om met de sprakelozen? Zijn zij niet de kanarie in de kolenmijn?

Volgens mij zijn alle fracties in dit huis het er min of meer over eens dat we mededogen moeten hebben met de ander, zorg voor diegenen die geen helper hebben en die zichzelf niet kunnen redden. Juist de linkse, progressieve fracties worden niet moe dit te beklemtonen en dit zijn goede noties. Zou het dan niet echt progressief zijn om abortus op zoveel mogelijk manieren te voorkomen en tegen te gaan? En te erkennen dat het volstrekt achterhaald is om het afbreken van een zwangerschap, van nieuw leven, als oplossing te zien in een beschaafde samenleving?

Juist in het licht hiervan vraag ik de indieners hoe de drijfveren achter hun wetsvoorstel zich hiertoe verhouden. Het wetsvoorstel beoogt abortus nog toegankelijker, eenvoudiger en laagdrempeliger te maken. Ieder obstakel voor een abortus, hier in de vorm van een vaste beraadtermijn, lijkt te moeten worden weggenomen. De vrouwen die abortus overwegen bevinden zich echter in een door hen ervaren noodsituatie. Zij hebben hulp nodig en niet alleen keuzevrijheid. Hoe kijken de indieners aan tegen deze stelling?

In ons land is abortus toegankelijk en relatief eenvoudig te realiseren. Ruim 31.000 abortussen per jaar, mogelijk tot 24 weken zwangerschap. Nergens in de EU is er zolang ruimte om de toekomst van een mensenleventje door te knippen. En we weten dat abortus om vrijwel iedere denkbare reden gepleegd wordt, vooral sociale redenen. Vanwege financiën, een compleet gezin, vanwege huisvesting, een verbroken relatie, vanwege studie, een handicap, etc.

Het begrip ‘noodsituatie’ is ver uitgehold. Hoe past dit in een cultuur waarin men streeft naar hulp voor een ieder die het niet alleen redt in het leven? ‘Laat iedereen vrij, maar niemand vallen’, zo stelt een politieke partij. Is abortus niet te veel genormaliseerd geworden?

Ik denk, met verdriet, aan beelden van juichende Kamerleden op het moment dat wetten worden aanvaard die abortus simpeler maken, met teksten die je eerder op geboortekaartjes verwacht. Wat voor cultuur scheppen wij als we er niet van opkijken dat abortus zo’n gangbare optie is geworden en we verdere verruiming van de abortuswetgeving vieren?

Hoe zien wij een cultuur waarin het ongeboren leven op zo weinig bescherming kan rekenen? We zijn vandaag erg druk met het samenleven met heel verschillende mensen. Daarom maken we een speerpunt van het tegengaan van discriminatie, geweld of racisme. Dat doen we op basis van de intrinsieke waardigheid die ieder mens bezit, door God gegeven.

Maar wat leren we elkaar en wat geven we jongeren mee als we het zo eenvoudig maken om menselijk leven te kunnen doden? Het wetsvoorstel kiest níet haar vertrekpunt in de beschermwaardigheid van het leven. Erkennen de indieners dat vergroten van de keuzevrijheid hier ten koste gaat van nieuw leven?

Ik moet denken aan het volgende citaat van de Amerikaanse pro-choice cultuurcriticus Maggie Nelson, in een recent Volkskrant-artikel. Zij zegt: “Feministen zullen nooit bumperstickers maken met een tekst als ‘Het is zowel een keuze als een kind’. ‘Maar daar komt het natuurlijk wel op neer, en dat weten we allemaal.” Ze besluit: ‘We zijn niet gek; we begrijpen heel goed wat er op het spel staat. Soms kiezen wij voor de dood.

Ik zou het winst vinden als het debat op dit principiële niveau plaatsvindt. De keerzijde van het bejubelde recht op zelfbeschikking is het mogen doden van een ander mensenleven. Voor meer dan 30.000 kinderen per jaar eindigt het leven voordat het goed en wel begonnen is.

Wat doet dit met het respect voor een mensenleven dat zo essentieel is voor een samenleving? Hoe kunnen we jongeren leren dat ze met respect met anderen moeten omgaan als zelfs het meest kwetsbare leven op zo weinig bescherming kan rekenen?

Ik hoor graag een reflectie van de indieners en de minister hierop. Het zou zoveel mooier zijn als we met z’n allen zouden gaan voor een cultuur van léven waar iedereen er mag zijn. Vanzelfsprekend appelleert zo’n cultuur ook voluit aan de verantwoordelijkheid van vaders. En biedt zo’n cultuur de allerbeste, liefdevolle hulp aan vrouwen in nood.

Aspecten

Dan de verschillende aspecten van het wetsvoorstel, waarvan al veel in de Tweede Kamer is besproken. De indieners weten wel dat hun wetsvoorstel echt niet rechtstreeks voortvloeit uit de gedane evaluaties van de abortuswet. De betreffende onderzoekers geven zelf ook sterk de beperkingen van hun onderzoek aan, zowel methodologisch als wat betreft representativiteit. Hoe zien de indieners deze beperkte scope?

Er zijn maar weinig hulpverleners en vrouwen ondervraagd voor de evaluatie en de visie van vrouwen zelf op de beraadtermijn is al helemaal niet uitvoerig onderzocht. Of de voordelen van de beraadtermijn opwegen tegen de nadelen is ook niet onderzocht, terwijl de onderzoekers van de laatste evaluatie juist daartoe opriepen.

De onderzoekers zeggen zelf: “Gelet op de lage respons en de wijze van selectie lenen de resultaten zich er niet voor om een representatief beeld te schetsen van de ervaringen en opvattingen van vrouwen die een abortusbehandeling hebben ondergaan. De resultaten moeten daarom met grote voorzichtigheid worden geïnterpreteerd.” Waarom nemen de indieners die waarschuwingen tot behoedzaamheid niet serieuzer?

De indieners kunnen op grond van de evaluatie immers niet uitsluiten dat een flexibele termijn ertoe kan leiden dat beslissingen wel impulsiever worden genomen of dat aandacht voor alternatieven minder ruimte krijgt, met levenslange gevolgen voor de betreffende vrouw en het kind.

De tweede evaluatie Wafz (Wet afbreking zwangerschap) toont allerminst aan dat de vaste beraadtermijn een onnodige barrière zou zijn. De betreffende aanbeveling is veeleer opiniërend dan gestoeld op passend onderzoek. Wat drijft de indieners als het niet de bescherming van het ongeboren leven is, ook niet de duidelijke wens van de professionals, en ook niet de onderzochte wens van onbedoeld zwangere vrouwen om dit wetsvoorstel door te zetten?

Daarnaast is de vaste beraadtermijn bij uitstek gericht op vrouwen in een kwetsbare positie. In paniek kunnen zij kiezen voor een uiterst korte beraadtermijn en komen tot een keuze die later leidt tot spijt. Ik denk aan jonge meiden, aan vrouwen die door hun omstandigheden abortus als de enige uitweg zien, maar ook aan vrouwen die tot abortus komen vanwege druk uit de omgeving.

Het is dan goed om rustig na te denken nádat er een gesprek met een professional is geweest van wie je alle informatie hebt gehad. De indieners jubelen over de hoge kwaliteit van de abortuszorg en de gespreksvoering. Die informatie moet dan toch ook verwerkt kunnen worden?

Uit de laatste evaluatie van de abortuswet blijkt dat ruim tweederde van de hulpverleners in klinieken en ziekenhuizen overwegend positief zijn over de beraadtermijn. Een meerderheid geeft aan dat die impulsieve beslissingen kan voorkomen.

Evenals de overheid lijden de initiatiefnemers aan overschatting van de zelfredzaamheid van de gemiddelde burger. Het wetsvoorstel gaat uit van de autonome, zelfbeschikkende vrouw die alle informatie op een rijtje heeft, zelfs voordat zij naar een dokter of kliniek stapt. Het denkproces over abortus zou dan al eerder begonnen zijn en daarom zou een vaste beraadtermijn overbodig zijn. Voor kwetsbare vrouwen kan dit heel anders zijn. Het schrappen van de vaste beraadtermijn doet bij hen juist geen recht aan de vrije en zelfstandige keuze.

Een meerderheid van de zorgverleners, zo blijkt uit de laatste evaluatie, is het niet eens met de stelling dat de beraadtermijn overbodig is, omdat het denkproces al eerder is begonnen. Er is onder de zorgverleners ook geen meerderheid die zegt dat de huidige beraadtermijn te rigide is. Hoe kunnen de indieners deze argumenten dan zo zwaar aanzetten?

De praktijk van voorlichting rond COVID-vaccinatie, maar ook rond de Donorwet, heeft laten zien dat lang niet alle Nederlanders toegang hebben tot gezondheidsinformatie. Hoe geven de indieners zich hier rekenschap van? De werkelijkheid is dat vrouwen nu al vaak niet de informatie krijgen waar ze op grond van de wet recht op hebben. Zie de evaluaties. Laten we eerst waarborgen dat alle vrouwen goede en eerlijke informatie krijgen over abortus en alternatieven. Dat is logischer dan te beginnen bij afschaffing van de vaste beraadtermijn.

Abortus is onomkeerbaar. We weten uit onderzoek dat veel vrouwen kunnen twijfelen over abortus, maar dat niet altijd laten merken aan de arts. Een vaste bedenktijd schept duidelijkheid voor de vrouw en voor de arts. Is dit ook niet juridisch van belang? Hoe kan het toetsen en handhaven van een onbepaalde norm nu goed doenlijk zijn?

Tot slot vraag ik de minister hoe dit wetsvoorstel zich verhoudt tot het kabinetsbeleid om te komen tot minder abortussen. Trekken de verschillende initiatiefwetten het coalitieakkoord niet uit balans?

Dit artikel is met toestemming van de auteur overgenomen van de website van de Staatkundige Gereformeerde Partij (SGP). Het originele artikel is hier te vinden.

Over de afschaffing van het beraadtermijn zijn op deze website nog vier andere artikelen verschenen. Zie hier (ir. Chris Stoffer), hier (Tineke Huizinga), hier (drs. Edward Groenenboom en drs. Aart van Wolfswinkel) en hier (mr. Diederik van Dijk).

Een beraadtermijn van vijf dagen bij abortus helpt moeder en kind

De beraadtermijn van vijf dagen bij abortus staat ter discussie. Maar een vaste bedenktijd schept duidelijkheid voor de vrouw en de arts.

“Bij abortus gaat het over nieuw, groeiend leven. Een kindje dat zich verder kan ontwikkelen, zolang het daar de tijd voor krijgt.” De man en vrouw op de afbeelding hebben niet de wens om een abortus te ondergaan en staan daarmee niet in relatie tot het onderwerp abortus of ongewenst zwanger. Bron: Pixabay.

De Nederlandse abortuswet biedt binnen de Europese Unie de minste bescherming aan het ongeboren leven. Tot 24 weken zwangerschap mag abortus worden gepleegd. Voor D66 is dit niet genoeg. Vandaag debatteert de Tweede Kamer over het wetsvoorstel van D66 over het afschaffen van de verplichte minimale beraadtermijn van vijf dagen bij abortus. De vaste beraadtermijn van vijf dagen moet vervangen worden door een flexibele bedenktijd, waarin vrouw en arts samen bepalen welke beraadtermijn passend is. Een slecht idee.

Balans

Abortus is niet hetzelfde als een kies trekken. Bij abortus gaat het over nieuw, groeiend leven. Een kindje dat zich verder kan ontwikkelen, zolang het daar de tijd voor krijgt. We hebben het ook over een situatie waarin een vrouw ongewenst zwanger is. In de abortuswet is er oog voor beide: het ongeboren menselijk leven beschermen én hulp bieden aan vrouwen die onbedoeld zwanger zijn, bijvoorbeeld via abortus. De waarde van het ongeboren leven wordt afgewogen tegen het recht van de vrouw om over haar eigen lichaam te beschikken. Bij het loslaten van de vaste beraadtermijn wordt deze balans in de wet verstoord.

De beraadtermijn dient ter bescherming van ongeboren leven. Maar ook vrouwen worden hiermee geholpen. Abortus is onomkeerbaar. Een vaste minimale termijn biedt de garantie dat een vrouw voldoende tijd krijgt om haar beslissing te overwegen. Dat is nodig, want een abortus heeft impact.

Het is bekend dat één op de drie vrouwen ernstig twijfelt over de keuze waar zij voor staat. Uit onderzoeken blijkt dat een vrouw, wanneer zij twijfels heeft over abortus, dit niet altijd laat merken aan een arts. Ook blijkt uit de Tweede evaluatie Wet afbreking zwangerschap dat hulpverleners de alternatieven van een abortus lang niet altijd bespreken.1 Met deze wetenschap is het ‘samen beslissen’ over welke duur van de bedenktijd passend is, een illusie. Een vaste bedenktijd schept duidelijkheid voor de vrouw en arts.

Druk

Eén op de tien vrouwen geeft aan dat abortus niet haar eigen keuze was, laat onderzoek van het Fiom, specialist op het gebied van ongewenste zwangerschap zien.2 Eén op de vijf vrouwen zegt dat zij het gevoel had grotendeels richting de keuze voor abortus gestuurd te zijn door mensen in haar omgeving. Juist voor deze vrouwen is een heldere, vaste beraadtermijn van belang om de begrippen ‘vrijwillig’ en ‘weloverwogen’ invulling te geven.

Uit de al eerder genoemde evaluatie van de abortuswet blijkt dat ruim tweederde van abortusartsen, gynaecologen en verpleegkundigen, maatschappelijk werkers en psychologen (overwegend) positief is over de beraadtermijn. Het voorkomt impulsieve beslissingen. Dit kan alleen als de beraadtermijn verplicht is, niet wanneer dezelfde vrouw (die potentieel een impulsieve beslissing neemt) meebeslist over de duur van de beraadtermijn.

In een peiling van Fiom onder vrouwen met een abortuservaring gaf 71 procent aan dat zij de beraadtermijn nuttig vond. Uit recent onderzoek van DirectResearch in opdracht van de NPV blijkt dat een ruime meerderheid van de Nederlanders de verplichte beraadtermijn steunt.3

Er is geen reden om de vaste beraadtermijn te schrappen. Ik hoop dat de Tweede Kamer de zorg voor moeder én kind vooropzet en dit zwaarder weegt dan de ideologische drijfveer om abortus zonder rem mogelijk te maken. Deze duidelijkheid is ook juridisch van belang, omdat het toetsen en handhaven van een onbepaalde norm ondoenlijk is.

Dit artikel is met toestemming van de auteur overgenomen uit het Nederlands Dagblad. De volledige bronvermelding luidt: Dijk, D.J.H. van, 2022, Een beraadtermijn van vijf dagen bij abortus helpt moeder en kind, Nederlands Dagblad 78 (20966): 14 (artikel).

Voetnoten

De 24-wekengrens bij abortus is onhoudbaar

Met de kennis dat een kindje bij 18 weken zo groot is als een paprika en kan zuigen en slikken, word je met je neus op de feiten gedrukt dat dit kind een wonder is. Dat inzicht moet leiden tot aanpassing van de abortusgrens van 24 weken.

Nog een keer! Nog een keer! Nog een keer! Wie kinderen heeft, herkent dit. Of het nu gaat om een wild spelletje of een verhaaltje: kinderen krijgen geen genoeg van de herhaling. Als volwassene word je dol van die herhaling. Wij kunnen niet tegen herhaling en die monotonie. Daar zijn we te oud voor. Bij God ligt dat anders, schrijft de Britse auteur G. K. Chesterton. Wij hebben gezondigd en zijn oud geworden, maar God is jonger dan wij en Hij blijft eeuwig jong. God wordt nooit moe van herhaling. Misschien zegt God iedere ochtend opnieuw tegen de zon: „Nog een keer!” En de zon komt op. Misschien zegt God elke avond opnieuw tegen de maan: „Nog een keer!” En de maan verschijnt. En dan al die miljoenen madeliefjes. Het is helemaal niet gezegd dat die in één voortdurend proces allemaal hetzelfde worden gemaakt. Misschien maakt God ze afzonderlijk. Eén voor één. En zegt Hij tegen ieder madeliefje apart: „Kom maar op.”

Als dit geldt voor madeliefjes, voor het opgaan van de zon en de maan, hoeveel te meer dan voor ieder nieuw leven! Elk nieuw leven is afzonderlijk door God gewild en gemaakt. Geen herhaling van een eindeloos, natuurlijk proces, maar een Goddelijke, afzonderlijke daad. „Nog een keer”, zegt God. En opnieuw ontstaat er een door Hem gewild mensje.

Om te huilen

Als we zó naar het leven kijken, dan is duidelijk hoe beschermwaardig dit door God gewilde leven is. Vanuit die verwondering wil de NPV opkomen voor het ongeboren leven. Geen klompje cellen, maar een uniek mensje, door God gewild. Daarom is de abortuswet om te huilen. Ook de abortuswet koestert herhaling, op boosaardige wijze: „Nog een keer. Nog een keer. Nog een keer.” 30.000 keer per jaar, zonder moe te worden. En iedere keer wordt een afzonderlijk mensje met opzet gedood.

De NPV zet zich daarom met zoveel mogelijk organisaties in voor het behoud van de verplichte bedenktijd voor een abortus. En wij blijven rammelen aan die eindeloze 24-wekengrens. Dat is hard nodig. De abortuswet stamt uit 1981 en de 24-wekengrens die toen is besloten, is vandaag de dag volstrekt onhoudbaar. Door vooruitgang in de medische wetenschap overleven er wereldwijd steeds meer kinderen die vóór 24 weken zwangerschap geboren worden. Met de kennis dat een kindje bij 18 weken zo groot is als een paprika en al kan zuigen, slikken en zijn vingers sturen, word je met je neus op het feit gedrukt dat dit kind een wonder is. En inzichten kunnen leiden tot verandering: In 1981 dachten we nog dat baby’s geen pijn voelden en opereerden we hen zonder narcose. Daar zijn we ook van teruggekomen. Schrijnend genoeg kent Nederland als enige land binnen de Europese Unie zo’n hoge abortusgrens. Veel landen om ons heen hanteren een grens van 12 weken of laten de aard van de abortusvraag –medisch of sociaal– meespelen bij hun abortustermijn.

Recent voltrok zich in België een discussie over de verruiming van de abortusgrens. Het plan om de grens van 12 naar 18 weken op te rekken is –na felle oppositie van zowel christelijke als niet-christelijke partijen– in de ijskast gezet. Men betoogde dat een kind bij 18 weken al te ver ontwikkeld is. Daarnaast is bij een abortus na 13 weken geen abortuspil of curettage meer mogelijk, maar wordt een bevalling opgewekt of moet het lichaampje met instrumenten verknipt worden voordat het weggehaald wordt uit de baarmoeder.

Tijd voor verandering

Uit onderzoek blijkt dat veel Nederlanders helemaal niet weten dat de abortusgrens in ons land zo hoog ligt. Toch zijn abortussen ver in de zwangerschap realiteit. Jaarlijks wachten ruim 2500 vrouwen tot 18 weken of later met het afbreken van hun zwangerschap; voor meer dan 1300 van hen speelt de uitslag van prenatale diagnostiek hierbij geen rol. Daarom startte de NPV de campagne ”#24wekengrens”. Hierin vertellen wij Nederlanders de feiten. Het is tijd voor verandering. Staande blijft dat de beraadtermijn en wekengrens onderdelen zijn van een slechte wet. De abortuswet moet van tafel. Wie zich vergrijpt aan een mens, vergrijpt zich aan de Schepper. De NPV wil alles op alles zetten om betere hulp te bieden aan onbedoeld zwangere vrouwen en hun kindje. Deze boodschap blijven we herhalen, met Gods hulp. Nog een keer, nog een keer en nog een keer. Tot het moment aanbreekt waarop abortus voor eeuwig ondenkbaar is.

Dit artikel is met toestemming van de auteur overgenomen uit het Reformatorisch Dagblad. De volledige bronvermelding luidt: Dijk, D. van, Geuze-van Horssen, Y., 2021, De 24-wekengrens bij abortus is onhoudbaar, Reformatorisch Dagblad 50 (295): 16-17 (artikel).