Nu abortus en recht dikwijls in een adem worden genoemd, is het zinvol terug te gaan naar de basis van de wetgeving rond abortus. Deze is met name vastgelegd in de Wet afbreking zwangerschap (Waz). Velen – met name onder feministische, linkspolitieke en progressieve groeperingen – typeren abortus als recht. Maar deze gedachte vinden we niet terug in de Nederlandse wetgeving.
Totstandkoming van de wet
De huidige abortuswet is vanaf 1 november 1984 van kracht. Daaraan is een lang traject vooraf gegaan van maatschappelijk en politiek debat. Ongeveer een eeuw voor deze datum, in 1881, werd in Nederland het Wetboek van Strafrecht ingevoerd. De strafbaarheid van abortus was hierin vastgelegd onder de titel Misdrijven tegen het leven gericht. Niet alleen de aborteur, maar ook de vrouw die abortus veroorzaakte of met haar toestemming liet veroorzaken, was strafbaar. Algemeen werd aanvaard dat abortus slechts was toegestaan indien hiervoor een ‘medische indicatie’ aanwezig was.
Halverwege de vorige eeuw veranderde de maatschappelijke visie op zaken als seksualiteit, huwelijk, zwangerschap, anticonceptie en gezinsvorming. Jan de Bruijn, gepromoveerd op de geschiedenis van de abortuswetgeving, benoemt ook de veranderde positie van het ongeboren kind: ‘De nadruk kwam voor velen meer te liggen op een menswaardig bestaan, terwijl voorheen – onder invloed van het geloof – het leven of bestaan op zichzelf centraal stond.’1
Ook wijzigde de positie van de vrouw. Niet langer was moederschap “het hoogste goed”. Onder invloed van het zelfbeschikkingsrecht namen het welzijn en de zelfontplooiing van de vrouw een steeds belangrijkere plaats in. Deze maatschappelijke ontwikkelingen plaatsten abortus in ander perspectief. De discussie spitste zich steeds meer toe op de vraag hoe enerzijds de bescherming van de ongeboren vrucht en anderzijds het zelfbeschikkingsrecht van de vrouw tegen elkaar moesten worden afgewogen.2
In combinatie met de opening van de eerste abortusklinieken in het begin van de jaren zeventig, waar het verzoek van de vrouw om abortus als uitgangspunt werd genomen3, ontstond onder invloed van deze veranderende maatschappelijk opvattingen meer ruimte voor het afbreken van zwangerschappen. De roep om legitimering van abortus zwol zowel in Nederland als breder in Europa stevig aan. Tussen 1970 en 1980 leidde het tot acht wetsvoorstellen in de Tweede Kamer. Het wetsvoorstel van Ginjaar en De Ruiter werd op 18 december 1980 met nipte meerderheid aangenomen: 76 stemmen voor, 74 tegen…
Hoofdlijnen Wet Afbreking Zwangerschap
Het eerste voornaamste uitgangspunt van de Waz4 is dat abortus verboden is (de wet valt immers onder het Wetboek van Strafrecht), tenzij de vrouw zich in een noodsituatie bevindt als gevolg van een onbedoelde zwangerschap. Dan moet haar hulp worden geboden. De Waz bevat strafbepalingen die ingaan op de noodsituatie. Wat de noodsituatie echter inhoudt laat de wetgever in het ongewisse. Het besluit of er sprake is van een noodsituatie valt onder de verantwoordelijkheid van de vrouw en de arts.5 De Memorie van Toelichting op de Waz geeft aan dat zij hierbij ‘met de grootst mogelijke zorgvuldigheid zullen moeten handelen in het besef van de zware verantwoordelijkheid tegenover ongeboren menselijk leven en van de gevolgen voor de vrouw en de haren.’6 Het tweede uitgangspunt is dat het ongeboren leven bescherming toekomt.
Stem binnen juridische context
Vele christenen stonden destijds terecht op de bres om de legalisering van abortus te voorkomen. Dit protest vormde zelfs directe aanleiding voor onder meer prof. dr. G.A. Lindeboom voor de oprichting van de Vereniging ter Bescherming van het Ongeboren Kind (VBOK). Het is een opmerkelijke gedachte dat het inmiddels toe te juichen zou zijn als de abortuspraktijk en het debat erover, meer het karakter rond de totstandkoming van de wet zou hebben vanwege de waardering van de waarde van het ongeboren leven dat er in doorklinkt. Respect, eerbied voor het ongeboren leven en het recht op leven zijn waarden die anno nu steeds minder gehoord en meegewogen worden. Dat is een pijnlijke constatering, maar drijft des te meer om stem te geven aan het kwetsbare, onschuldige leven, ook binnen wettelijke en juridische contexten. Dat abortus als recht niet is terug te vinden in de Nederlandse wetgeving, correspondeert met de overtuiging dat het ongeboren leven bescherming geniet. En dat moet vooral zo blijven. Het beëindigen van menselijk leven door menselijk ingrijpen is géén recht!
Dit artikel is met toestemming overgenomen uit het Leef Magazine. De volledige bronvermelding luidt: Alderliesten, A., 2023, Wet afbreking zwangerschap: abortus géén recht, Leef 39 (1): 10-11 (artikel).
- J. de Bruijn, Geschiedenis van de abortus in Nederland: een analyse van opvattingen en discussies 1600-1979, (Amsterdam: Van Gennep, 1979), 186.
- De Bruijn, Geschiedenis abortus in Nederland, 185-191. Vgl. Kamerstukken II 1978/79, 15475, nr. 1-4, 12-15.
- J. Outshoorn, De politieke strijd rondom de abortuswetgeving in Nederland 1964-1984, (’s-Gravenhage: VUGA, 1986), 173-174.
- www.wetten.overheid.nl/BWBR0003396/2023-01-01.
- Kamerstukken II 1978/79 15475, nr. 3, 18.
- Kamerstukken II 1978/79 15475, nr. 3, 9.