Home » 2025 » januari

Maandelijkse archieven: januari 2025

In de dierentuin met Tup en Joep – Bespreking ‘Tup en Joep in de dierentuin’

Bezoek aan een dierentuin is een bemoediging voor hen die het klassieke scheppingsgeloof belijden. Men kan de rijke variatie, die God in Zijn schepping gelegd heeft, bestuderen en zich daarover verwonderen. Helaas zijn veel dierentuinen verworden tot naturalistische bolwerken, waarbinnen Universele Gemeenschappelijke Afstamming over miljarden jaren wordt gepropageerd en waardoor God de Schepper niet meer de eer krijgt die Hem toebehoort. Het is daarom geboden om tegenwicht te bieden aan deze stortvloed van naturalistische informatie en kinderen op te voeden met een andere (lees: creationistische), tegenovergestelde, visie. Zodat dierentuinen weer plaatsen worden voor leken, waar men zich kan verwonderen over de rijke variatie die God Zelf in Zijn schepping heeft gelegd. Vanwege deze reden schrijven we op onze website positieve artikelen over christelijke en neutrale (lees)boekjes die gaan over de dierentuin en werken we, met Fundamentum, aan dierentuingidsen.1

Met neutrale boekjes bedoelen we dierentuinboekjes die noch spreken vanuit een creationistisch- noch uit een naturalistisch raamwerk. Er wordt hier ‘gewoon’ niet over gesproken. Neutrale dierentuinboekjes zijn het ‘minste’ wat we kunnen gebruiken in de opvoeding van onze kinderen, liever spreken we vanuit het scheppingsparadigma, gebaseerd op het klassieke scheppingsgeloof. Eén zo’n neutraal dierentuinboekje is ‘Tup en Joep in de dierentuin’. ‘Tup en Joep’ is een grappige serie kinderboekjes over twee apen die allerlei avonturen beleven. Tup en Joep horen oorspronkelijk in het oerwoud, maar zijn gevangen genomen en komen zo in de bewoonde wereld. Om later in de serie overigens weer in het oerwoud terecht te komen. De bewoonde wereld is niet geschikt voor apen, en daarom worden Tup en Joep ziek (daar begint dit deeltje mee). Ze zijn in het vorige deeltje gevangen, omdat ze los in de stad liepen, en naar de dierentuin gebracht. Gelukkig hebben de dierverzorgers allerlei middeltjes in huis en Tup en Joep knappen al snel op. De dierentuin voelt, voor apen die de vrijheid van het oerwoud gewend zijn, wel erg opgesloten. Op een dag ontsnappen ze uit hun kooi, omdat de oppasser vergeet het hok af te sluiten. Helaas komt de oppasser er al snel achter. De apen weten, echter met behulp van veel kinderen, een compromis voor elkaar te krijgen: overdag mogen ze vrij rondzwieren in de dierentuin, maar ’s avonds moeten ze terug in de kooi.

Praktische informatie

Tup en Joep in de dierentuin’ is geschreven door Henri Arnoldus, met tekeningen van Carol Voges. De boekjes zijn al decennia oud (1979), maar blijven leuk om voor te lezen aan kleuters en basisschoolleerlingen uit groep 3. Omdat de boekjes verouderd zijn, zijn deze alleen nog tweedehands te verkrijgen, bijvoorbeeld via Boekwinkeltjes of via een plaatselijke kringloop. De boekjes spreken tot de verbeelding, daarom heeft het, onder reformatorische christenen, bekende Familystream diverse deeltjes laten voorlezen, tot genoegen van de kinderen. Soms is het taalgebruik wat verouderd en het is goed als de voorlezer de vindingrijkheid heeft om dit aan te passen naar een moderne situatie. In het leesboek gaat het niet over oorsprongsvragen, dat is ook niet altijd nodig. Naar aanleiding van het boekje zou een willekeurige dierentuin bezocht kunnen worden. Hier kunnen de oorsprongsvragen wel naar boven komen en daardoor kan er een spontaan gesprek hierover ontstaan. Neem hier de tijd en ruimte voor! Voorlezen: belangrijk en leuk (zeker met Tup en Joep)!

Voetnoten

‘Driekoningenfeest’ bij Ochten!

De rivier de Waal is weer buiten haar oevers getreden. Altijd imponerend die grote watervlakte die daarbij ontstaat. Op 10 januari stond het water tegen de Waalkant van het klompenpad in de Gouverneurspolder bij Ochten.

Aan het begin van het klompenpad keek ik uit over wat ik de binnenplas noem en het aangrenzende grasland. Opmerkelijk, geen gans, geen vogel te zien! Hoewel, wat stond daar achterin ? Op de fiets zigzaggend langs de vele grote plassen over het onverharde pad de polder in. Het zou toch niet waar zijn?!

Het bleek wel waar: een Zee-arend!! En…bij nadering niet een maar drie! Niet te geloven. Drie Zeearenden bij elkaar! Twee stonden vanaf een aantal meters toe te kijken hoe de derde vogel, een stuk donkerder, vlees van een gepredeerde prooi (een Kolgans) naar binnen werkte.

Zeearend zijn onze grootste roofvogels. Vanwege hun vleugelspanwijdte van 190-240 cm worden ze ‘vliegende deuren’ genoemd. Naarmate een zeearend ouder wordt, zijn de veren steeds lichter van kleur en is de staartband steeds witter De twee rustende vogels waren volwassen vogels: lichte kop, gele snavel en witte staart. De donkerbruine vogel met lichte vlekken op lichaam een juveniel. Eén adult en de juveniel waren geringd, helaas niet afleesbaar.

Een arend, of adelaar, wordt vanwege zijn moed, kracht, snelle en hoge vlucht en scherp gezicht, de koning van de vogels genoemd. Jaarlijks wordt in een aantal Europese landen op 6 januari Driekoningen gevierd. Voor mij was het op 10 januari ‘Driekoningen’feest!

Dit artikel is met toestemming van de auteur overgenomen uit Het GemeenteNieuws. De volledige bronvermelding luidt: Kooij, H. van der, 2025, ‘Driekoningenfeest’ bij Ochten!, Het GemeenteNieuws 24 (4): 7.

‘Van linie en stamme Hueff’ – Een leerzaam boek met wat informatie over enkele telgen uit het geslacht Van Meerten

Begin 2008 verscheen er bij Uitgeverij Verloren een boek over het Betuwse geslacht Heuff. De officiële presentatie van het boek was op 23 februari 2008 in Kapel-Avezaath. De titel luidt: ‘Van linie en stamme Hueff’ – Genealogie va het geslacht Heuff. Hoewel er (voor zover ik nu kan zien) geen enkele Heuff-telg verbonden is aan het geslacht Van Meerten wordt er wel wat informatie gegeven in het boek over telgen uit dit geslacht. Na een algemene inleiding volgen we de tekst waar die gaat over Van Meerten.2

Algemene Inleiding

Het boek opent met een voorwoord, waarin één van de schrijvers, Gijsbert Heuff (1931-2021) vertelt waarom hij het boek heeft geschreven. Hij draagt het boek op aan zijn vader Gijsbert Heuff (1905-1983), die veel genealogisch informatie heeft verzameld. In de inleiding wordt Heuff ‘één van de oudste geslachten van Zoelen Avezaath’ genoemd. De schrijfwijze van de achternaam loopt uiteen van Heuff tot Van der Hoeven. Het volgende hoofdstuk gaat over de geschiedenis van de genalogie Heuff. Het hoofdstuk beschrijft verschillende publicaties van onderzoekers die zich in een grijs verleden met de genealogie Heuff bezig hebben gehouden. De auteurs meldden dat deze publicatie, zoals elk genealogisch onderzoek, een tussenstand is: ‘een opname van de familie op dit moment’. Dan volgt een hoofdstuk over de heraldische aspecten van het familiewapen. Het familiewapen is ‘een klimmende gouden leeuw met een gouden kroon in een rood veld’. Het volgende ongenummerde hoofdstuk bevat een beknopte geschiedenis van de dorpen Avezaath en Zoelen. Het is een interessant hoofdstuk met veel gegevens over Zoelen en Avezaath door de eeuwen heen. Avezaath komt van ‘Avo’ en ‘sate’, wat wil zeggen de woning van Avo. Zoelen ontleend haar naam aan een al lang verdwenen riviertje ‘De Soel’. De eerste vermelding van Avezaath dateert van 850. Zoelen wordt voor het eerst vermeld in 1139, de waterloop ‘De Soel’ (een aftakking van de Linge) wordt al in 788/789 genoemd. Uit deze bijdrage leren we bijvoorbeeld ook wat de taken waren van een schoolmeester uit 1742. Dit blijkt uit de aanstellingsakte van Jan Walewijn als schoolmeester in dat jaar.

“Hij zal moeten onderwijzen in schrijven, lezen, zingen en cijferen en in goede manieren. Daarnaast diende hij de beginselen van de gereformeerde godsdienst door vraag en antwoord bij te brengen. Zowel in de winter als in de zomer was hij verplicht school te houden, als er tenminste twaalf leerlingen waren.”

Het hoofdstuk noemt verder nog enkele belangrijke jaartallen voor de Neder-Betuwe die het waard zijn om kort samen te vatten:

1572: Het begin van de Reformatie in Nederland. Eerst werden de Spanjaarden verdreven en ‘in de kielzog daarvan de overgang’ van de bevolking ‘van katholicisme naar protestantisme’. Dirck Vijgh was een van de belangrijkste ‘opstandelingen’. Door de strategische ligging van Tiel ‘heeft dit deel van de Tielerwaard van de oorlogshandelingen veel minder last ondervonden dan sommige andere gebieden’. De Spanjaarden belegerde ook kasteel Zoelen, maar de dikke muren ‘weerstonden de vlammenzee’. Vanaf 1592 was het gevaar geweken.

1672: Dit is in de geschiedenisboeken bekend als het Rampjaar. De Fransen zijn de Betuwe binnengevallen en maken het de Betuwenaren moeilijk. Omdat zij aanhangers waren van de Rooms Katholieke Kerk belette zij Gereformeerde predikanten om diensten te leiden en begrafenissen te verzorgen. In mei 1674 verlieten de Fransen de Betuwe.3

1809: Dit is het overstromingsjaar. “Door invallende dooi kruide het ijs tegen de dijken op. Bij de kerk ontstond een ijswal, die de kerk en de pastorie gelijk bij een ongeluk beschermde. In de nacht van 30 op 31 januari stak een vliegende storm op. Grote ijsschotsen dreven de Betuwe in.” De schade was aanzienlijk. “Na deze watersnoodramp werd een collecte gehouden waarbij maar liefst f 2.000,- werd opgehaald.

1814: De Kozakken blijven achter in de Betuwe en houden daar strooptochten. Ze streken op 5 april 1814 in Zoelen neer. Gelukkig konden deze stropende Kozakken opgepakt worden. “De herinnering aan het achtdaagse verblijf van de Kozakken leefde nog lang voort in de scheldnaam van de Zoelenaars, welke luidde ‘Zoelsche Kozak’.

Het laatste hoofdstuk in dit beschrijvend-historische deel gaat over tol bij De Hamsche Brug te Kerk-Avezaath. De bevolking reageerde opgelucht toen deze brug aan het begin van de twintigste eeuw tolvrij werd gemaakt.

Genealogie van het Geslacht Heuff

Het eerste hoofdstuk van het tweede deel gaat over de oudste generaties van het geslacht Heuff. Hoewel er veel gegevens beschikbaar zijn, blijkt het nog niet eenvoudig om een genealogie op te stellen aan de hand van genealogische bewijsvoering. De auteurs beginnen in de zeventiende eeuw en proberen aan de hand van de bronnen terug te gaan naar eerdere eeuwen. Het is verleidelijk om veel te citeren en een compleet beeld van de genealogie Heuff te geven. We richten ons echter op datgene wat de genealogie of geschiedenis van het geslacht Van Meerten raakt.

Willem van Meerten

Bij de bespreking van Gerit Heuff en Sophia Gerijtsdochter op bladzijde 49 en 50 komt ook Willem van Meerten voor. Het gaat om een akte uit 1559. “Gerit Hoeff als getrouwd hebbende Fija Gerritsdr en Willem van Meerten (Meenen?) en Claerbout Pelgrimsz als voogden over de minderjarige Jan Hoeff Willemsz.” De auteurs geven aan op de precieze interpretatie van deze akte nog terug te komen. Er wordt daarbij verwezen naar eindnoot 5. Waar staat: “Gelders Archief, ORA Neder-Betuwe, inv. nr. 203, f. 82.” Een vooraanstaand ingezetene van de stad Tiel was Jan Hoeff (?-1598). Op bladzijde 54 en 55 wordt hij besproken. Hier wordt opnieuw verwezen naar Willem van Meerten. “Hij (dus Jan Hoeff, JvM) kwam hier al eerder te sprake in een akte van 1559 toen Willem van Meerten (Meenen?) en Claerbout Pelgrimsz als zijn voogden optraden.

Deze Willem komt ook terug bij de bespreking van de akten betreffende de genealogie Heuff. Op 10 februari 1559 komt Willem voor in een ake als ‘mombors over de onmondige Jan Hoeff Willemsz.’. Ze verkopen ‘13 carolus per jaar uit de gerechte helft van circa 5 morgen land op Avezaath in het Grasbroeck, toebehorend aan genoemde Jan Hoeff’. Op 20 april 1562 was deze Jan 15 jaar oud.4 Hieronder een situatieschets van het stuk van 5 morgen land.

Jan van Meerten

Op bladzijde 53 wordt gesproken over het goederenbezit van Gijsbert Heuff en Margrieta Rembouts van der Lingen. In Avezaath werd een perceel van vijf morgen groot gepacht door Jan van Meerten. Nadere informatie daarover ontbreekt. Het gaat om het jaar 1650.

Marichgen van Meerten

Zij wordt genoemd in de lijst met erfgenamen van Jan Hoeff (Heuff) (?-1598) die de auteurs op bladzijde 55 opgesteld hebben. Marichgen van Meerten was weduwe van Lambert Jansz. Zij woonde te Utrecht in 1598. Marichgen noemt de hierboven genoemde Jan Hoeff haar neef. Zij is overleden vóór 19 januari 1602. Haar dochter Anna Lamberts was getrouwd met Jacob Otten. Hoe de genealogische lijn precies loopt wordt in de begeleidende tekst niet uitgewerkt.

Bij de bespreking van de akten aangaande de genealogie Heuff komt Marichgen ook voor. Ik citeer: “1598, 20 juli: Marichgen van Meerten, Lambert Jans weduwe en Sophia van Meerten Ellert Goossenz weduwe, beide burgeresse en inwoonders dezer stad en hebben met handen van Willem van de Kemp als haar gekoren voogd in deze geconstitueerd Jacob van de Bilant, procureur van de stad Tiel van haren wege als mede-erfgenaam van wijlen Jan Hoeff, burger tot Tiel, te aanvaarden, te ‘bevelen’, en te heffen alle ‘alsulcke aenspraek en gedeelte van erfenisse en besterfenis’, hun aangekomen bij dode en aflijvigheid van Jan Hoeff, haar lieden neve zlr”.5 De bron die op pagina 343 wordt gegeven luidt: ‘HUA, Stadsarchief Utrecht II, inv. nr. 175’.

Sophia van Meerten

Zij wordt eveneens genoemd in de hierboven vermeldde lijst met erfgenamen. Sophia was weduwe van Ellert Goossensz. Zij woonde te Utrecht in 1598, 1602 en 1604. Sophia noemt Jan Hoeff eveneens haar neef en machtigt Jacob Otten (1604). Hoe de genealogische lijn precies loopt wordt in de begeleidende tekst niet uitgewerkt.

Sophia lijkt dezelfde te zijn als Fijchen. Zij wordt genoemd in 1602. Ik citeer: “1602, 19 januari: Fijchgen van Meerten, weduwe van Elbert Gosensz voor haar zelven en Jacob Otten van Roijen, burger van deze stad, als man van voogd van Anna Lamberts, die enige erfgenaam was van Maria van Meerten, haar moeder, haar zelve mede naaste vrunden en bloedvrunden van zalr. Johan Heuff tot Tiel overleden constitueert Jacob Otten van Roijen de erfenis van Johan Heuff te Tiel, waarop zijn weduwe een lijftocht had en in ‘possessie te laten stellen van alle onroerende goederen’”.6 De bron die op pagina 343 hierbij wordt gegeven luidt: ‘ HUA, Stadsarchief Utrecht II, inv. nr. 174-25’.

In 1604 wordt zij nogmaals genoemd in de beschrijving van akten rond de genealogie Heuff. Ik citeer: “1604, 23 februari: Aert van Leeuwen Henricksz, Jacob Otten voor hem zelve en als volmacht van Fijken van Meerten (Marten), Cornelis Hendricksz, erfgenamen van zalr. Johan Hoeff hebben geconstitueerd Aert Bossius als mede erfgenamen in alle zaken die aan het gerecht van Zandwijk en Tiel in de Neder-Betuwe of elders mogen hebben te winnen.” De bron die hierbij gegeven wordt is: ‘RAR (Tiel), ORA Tiel, inv. nr. 140, f. 264 los inliggend; ingeschreven f. 264v, op 4 maart 1604’.[/note]Bladzijde 343.[/note] Een maand later wordt ze opnieuw genoemd. Ik citeer: “1604, 23 maar: Fijchgen Meertens, weduwe Elbert Gosens, met handen van Johan Otten van Roijen, haar gekoren voogd, machtigt Aert Boshuijs, won. Tiel, te behoeve van Steven Jans voor het gerecht van Deil te transporteren hun ‘aenpart’ in zekere kamp weiland in de gerecht van ‘Droempt’ haar aangekomen door het overlijden van Johan Heuff tot Tiel overleden”.7 De bron die hierbij wordt gegeven is: ‘HUA, Stadsarchief Utrecht II, inv. nr. 174-27, no. 118’.8

Leenkamers van Culemborg en Soelen en Den Aldenhaag

In het boek worden als bron voor de oudste generaties Heuff de leenregisters genoemd. Leden uit het geslacht Heuff hadden land te leen van de heren en graven van Culemborg. Maar ook van de heren van Soelen en Den Aldenhaag. Er zijn registers bewaard gebleven. Hierin werd de belening en het perceel opgeschreven, waarmee de leenman beleend werd. Van Schilfgaarde heeft de leenkamer van Culemborg toegankelijk gemaakt. Voor het geslacht Van Meerten heb ik deze delen nagezocht.9 Het register van de heren van Soelen en Den Aldenhaag heeft de auteur (nog) niet bestudeerd.

Albert die Leeuw

In verschillende bronnen wordt vermeld dat Albert van Leeuwen, de man van Hillegonda van Meerten, een manslag10 pleegde op Willem Hoeff.11 In dit boek wordt daar ook over geschreven: “Vermeldenswaard in deze is Wilhelm Hoef uit Avezaath, op wie Albert die Leeuw voor 1514 een nederslag (?) pleegde”. Als verwijzing wordt voetnoot 58 (op bladzijde 321): “Gelders Archief, Hertogelijk Archief, inv. nr. 920 f. 14v: ‘Item op Sinte Luciendach Aelbert die Leeuw tho Rijswick van eenen nederslach he aenen eenen van Avezait gedaen had, genant Wilhelm Hoef’. Nederslag betekent doodslag.” Willem is in de vijftiende en zestiende eeuw een meer voorkomende naam. De auteurs kunnen niet zeggen van wie deze Wilhelm een zoon is. “Hij is in ieder geval niet identiek aan Willem Gerritsz Heuff, die in de periode 1532-1553 wordt vermeld en voor 1560 is overleden (zie schema 4).12

Het Paradijs

Een land van 22 morgen in Oud-Avezaath wordt ‘Het Paradijs’ genoemd. Waarom dit het geval is wordt niet duidelijk uit het boek.13

Adriana Gijsberta Hobé

Op bladzijde 121 wordt Adriana Gijsberta Hobé kort genoemd. Zij was een dochter van Hendrik Hobé (1808-1888) en Willemina van Meerten (1810-1886). Adriana Gijsberta was getrouwd met Petrus Meeth. Het echtpaar wordt genoemd in verband met dochter Johanna Adriana Gijsberta Meeth (1881-1958) Zij was op 12 september 1917 te Bussem getrouwd met Dirk Nicolaas Heuff, geboren op 10 januari 1879 te Zoelen en overleden op 24 april 1943 te Bussem. Dirk Nicolaas was fabrikant en koopman te Sloten (1920) en later ingenieur voor N.V. ‘Electro’ Zuur en Waterstoffabriek te Amsterdam.

Maria Laponder

Op bladzijde 216 wordt Maria van Schoordijk genoemd. Zij was een dochter van Rijk van Schoordijk (1751-1835) en Neeltje van Meerten (1744-1812). Maria was getrouwd met Bastiaan Heuff (1792-1861) en later met Jan Lockhorst (1837-?). Maria is geboren op 23 mei 1819 te Maurik en overleden op 2 april 1889 te Maarn. Bastiaan Heuff was geboren op 21 november 1792 te Zoelen en overleden op 5 november 1861 te Zoelen. Zij waren getrouwd op 8 januari 1841 te Zoelen. Op 23 januari 1863 trouwde zij te Zoelen met de genoemde Jan Lockhorst. Bastiaan was landbouwer op ‘Grevenstein’ te Zoelen en notabele te Zoelen van 1830-1831. Op 20 april 1821 had Bastiaan belijdenis gedaan in de kerk van Zoelen.

Jenneke van Meerten

Op bladzijde 328 wordt in een voetnoot Jenneke van Meerten genoemd. Zij was doopgetuige bij de doop van Wilhelmina Heuff (1636-1667) te Zoelen. Wilhelmina was een dochter van Gerrit Heuff en Geertruijd van Beest. Of en hoe Jenneke verwant is aan de dopeling is de auteur (nog) niet bekend, dat geldt ook voor de genealogische achtergronden van Jenneke.

Voetnoten

Archeologische vondst werpt licht op religieuze rituelen uit tijd koning Hizkia

In de Stad van David, aan de oostelijke helling, is een unieke ruimte ontdekt die teruggaat tot de Eerste Tempelperiode. Israel Antiquities Authority (IAA) onthulde dat de vondst, bestaande uit acht uitgehouwen kamers, gebruikt werd voor religieuze rituelen. Dit meldt All Israel News.6

De Stad van David is de aanduiding van een archeologisch gebied in Jeruzalem. Deze ligt naast de zuidoostelijke hoek van de muren van de Oude Stad van Jeruzalem, in de Palestijnse wijk Silwan die tot Oost-Jeruzalem behoort. De gevonden structuren op deze locatie behoorden volgens de opgravers tot het Bijbelse paleis van koning David, maar deze identificatie is omstreden. De locatie omvat ook de Siloamvijver en de watertunnel die werd gebouwd door koning Hizkia.

De ontdekte ruimte bevat diverse elementen die wijzen op rituele praktijken. Zo werd er een staande steen (matzeva) aangetroffen, samen met een olijfpers en een wijnpers, die olie en wijn produceerden voor rituelen. Verder werd een installatie met een afvoerkanaal ontdekt, mogelijk gebruikt als altaar, evenals meerdere v-vormige markeringen in de vloer waarvan het doel nog niet duidelijk is.

Aan de rand van de ruimte vonden archeologen een kleine grot met objecten uit de achtste eeuw voor Christus, zoals kookpotten, kruiken met fragmenten van oude Hebreeuwse inscripties, weefgewichten, scarabeeën, gestempelde zegels met decoratieve motieven en maalstenen.

Religieuze hervormingen onder koning Hizkia

Eli Shukron, die de opgravingen leidde, vermoedt dat de ruimte buiten gebruik raakte tijdens de religieuze hervormingen van koning Hizkia. “Volgens de Bijbel wilde Hizkia de eredienst centraliseren in de Tempel van Jeruzalem en rituele plaatsen elders afschaffen”, aldus Shukron. Hij citeert het Bijbelboek 2 Koningen, waar staat dat Hizkia de “hoogten verwijderde en de altaren neerhaalde” om de eredienst te richten op de tempel die door Salomo was gebouwd.

Shukron legt uit dat de ruimte gedateerd werd op de achtste eeuw voor Christus, ongeveer de tijd van koning Hizkia. “Het gebied was afgesloten, wat erop wijst dat deze niet langer werd gebruikt. De staande steen en andere elementen bleven intact in hun oorspronkelijke staat”, aldus Shukron.

Unieke archeologische waarde

Deze archeologische ontdekking is uniek. De acht kamers beslaan een oppervlakte van ongeveer 220 vierkante meter. Volgens Ze’ev Orenstein, directeur interne zaken bij de Stad van David, “onderstreept deze vondst opnieuw de 3.000 jaar oude band van het Joodse volk met Jeruzalem – op religieus en historisch terrein.”

Bijbelse betekenis voor christenen

De Bijbel beschrijft koning Hizkia als een rechtvaardige koning die God diende. In 2 Koningen 18:4-5 wordt zijn toewijding geprezen: “Hij vertrouwde op de HEER, de God van Israël, zodat er niemand zoals hij was onder alle koningen van Juda.” De vondst biedt christenen niet alleen een blik op de Bijbelse geschiedenis, maar versterkt ook het begrip van de context waarin Bijbelse figuren zoals Hizkia hun geloof beleefden.

Orenstein benadrukt de relevantie van deze ontdekking voor de huidige tijd: “De Bijbelse erfenis van Jeruzalem blijft zichtbaar in de Stad van David. De betekenis ervan groeit, niet alleen voor miljoenen, maar voor miljarden mensen wereldwijd.”

Dit artikel is met toestemming overgenomen van de website CVandaag. Het originele artikel is hier te vinden.

Voetnoten

Feedback & Vragen 2025: Staat het Oude Testament abortussen toe?

Rond de ‘Mars voor het Leven 2024’, georganiseerd door Stichting Schreeuw om Leven, ontstond op het platform Facebook een discussie over de stelling dat het Oude Testament abortussen gewoon laat gebeuren.7 Met andere woorden: waar doen conservatieve christenen, maar zij niet alleen, moeilijk over in de discussie rond abortus. De criticus in de Facebook-groep verwees naar Exodus 21 en Numeri 5.14

Rond deze tijd verscheen er in de RD-rubriek ‘Wat zeg je dan?’ eveneens een antwoord op de vraag of de Bijbel abortus toestaat.15 De vraag of abortus voorkomt in de Bijbel wordt beantwoord door drs. M.A. (Marianne) Buitink-Heijblom. De auteur gaat vooral in op Numeri 5. Daar wordt de proef met het bittere water genoemd, of de toets op overspel. Wanneer een man zijn vrouw verdenkt van overspel wordt deze proef uitgevoerd. Het staat uitgebreid beschreven in dit hoofdstuk. Als er, na het drinken van het bittere water, een vloek openbaar komt, dan heeft ze overspel bedreven. De vloek is dat haar heup zal invallen en haar buik zal opzwellen. Sommigen lezen hierin dat er een abortus wordt opgewekt.

Hier zijn volgens Buitink enkele zaken tegenin te brengen. Ten eerste staat er niet in het gedeelte dat de vrouw daadwerkelijk zwanger is geworden. Ten tweede moeten we het tekstgedeelte nauwkeuriger lezen, dan laat het iets anders zien. Het woord dat in Numeri 5 met ‘heup’ vertaald is, kan een ander woord voor het geslachtsdeel of de voortplantingsmogelijkheid zijn. ‘Ingevallen heup’ wil dan zeggen dat het voortplantingsorgaan niet meer functioneert. Een ‘opgezwollen buik’, wijst op een aandoening aan de baarmoeder zodat er geen baby meer kan groeien. De dubbele vloek houdt dus in dat de vrouw niet meer zwanger kan worden. Als ze onschuldig blijkt, dan zal ze het tegendeel ervaren (de zegen): ze zal kinderen krijgen. Dit is geen toverij of magie. “Als de vrouw schuldig is en getroffen wordt door de vloek, is dat het werk van Gods hand, Die als Rechter het vonnis velt en als Uitvoerder ingrijpt in het leven van die vrouw. Het bittere water is slechts een symbolische handeling om zichtbaar te maken dat God dit doet.” Het gaat niet om een abortus. Volgens drs. Buitink staat dit juist ‘haaks op de boodschap van de Bijbel’. De auteur signaleert ook een groot verschil met de omliggende culturen. Ze schrijft: “Bij andere culturen is een vrouw schuldig tenzij ze zelf haar onschuld kan bewijzen door een zware (lees: onmogelijke) test te doorstaan, zoals in een woeste stroom blijven drijven terwijl ze aan handen en voeten gebonden is. Bij Israël is het omgedraaid: een vrouw is onschuldig, tenzij God laat blijken dat ze schuldig is en Hij haar straft met Zijn vloek van onvruchtbaarheid.” Het gaat hier dus niet om een abortus, maar om een symbolische handeling waarmee God de (on)schuld van de vrouw vanwege overspel aan zal tonen.16

Voetnoten

Een zandsculptuur van de Toren van Babel – Bespreking van ‘Lot en Lu op de camping’

Kgg kgg, klinkt het. Het is onder de tent, zegt Lot. Ze voelt op het zeil van de tent. Er beweegt iets. Een beest! roept Log. Papa, mama, een beest! Papa komt snel naar de tent. Hij lacht. Ik weet het al, kom maar uit je bed.

Het beest bleek een mol te zijn. Kees van den End heeft ondertussen al een hele serie boekjes geschreven in de ‘Lot en Lu’-serie. Het is een serie van verhalen om voor te lezen vanaf de kleuterleeftijd en voor de beginnende lezer om zelf te lezen. Het zijn alledaagse verhalen, waarin alledaagse dingen gebeuren. In het deeltje dat voorligt gaat het gezin van Lot en Lu naar de camping. Het begint op school vlak voor de start van een vakantie en gaat door totdat het gezin van Lot en Lu vanaf de camping weer naar huis gaan. Tussendoor beleeft het gezin van alles: zo gaan ze een tent uitzoeken bij een kampeerwinkel of gaan ze naar een klimbos. Er is ook aandacht voor de alledaagse opvoeding vanuit de Bijbel. Zo zingen de kinderen als ze uit de school gaan, vertelt de juf een geschiedenis uit de Bijbel na, wordt er na het eten aan tafel uit de Bijbel gelezen en zijn er morele lessen te halen (zoals geen geld stelen van de ander). De schrijver verweeft dat op alledaagse wijze door het boekje heen en dit zal vooral herkenning oproepen bij kinderen van reformatorische ouders. Waardevol om voor te lezen en, doordat het in eenvoudige taal geschreven is, ook goed om zelf te lezen door de beginnende lezer uit groep 3 of 4.

Toren van Babel

Het gezin gaat ook naar een zandsculpturenfestijn, met zandsculpturen van geschiedenissen uit de Bijbel.17 Allerlei mooie gebouwen en figuren van zand komen langs in het boekje. “Kijk eens goed Lot! zegt papa. Waar lijkt het op? Op een toren, zegt Lot. Het is de toren van Babel, zegt papa. Er zijn nog meer dingen uit de Bijbel.” De geschiedenis van de bouw van de Toren van Babel wordt niet uitgelegd. De auteur veronderstelt dat de kinderen dit verhaal al kennen. Naast het stukje tekst van hierboven staat een plaatje, met de Toren van Babel zoals Pieter Bruegel18 deze geschilderd heeft. Ook Adam en Eva en Jozef in de put krijgen een plaats in de tekst. Waardevol dat Van den End deze geschiedenissen voorbij laat komen.

Op deze website hebben we al meer boekjes uit deze serie besproken (zie hier en hier). Niet alle boekjes in deze serie bevatten verwijzingen naar onze vroegste geschiedenis.

Deze bespreking is onderdeel van het onderwijsproject ‘Onderwijzen en opvoeden voor de toekomst – Leren over onze vroegste geschiedenis’. Het boek is hier opgenomen in de lijst van gelezen kinder- en jeugdboeken.

Voetnoten

Volgde Comrie ideeën Newton na?

Alexander Comrie promoveerde in 1734 te Leiden. Verrassend genoeg in de filosofie, waarbij de toen moderne newtoniaanse natuurfilosofie een plek kreeg in de stellingen. Dit verdient het om onder het stof vandaan gehaald te worden.

De befaamde Willem Jacob ’s Gravesande (1688-1742) was de leermeester van Alexander Comrie (1706-1774). Bron: Wikipedia.

In de eerste helft van de achttiende eeuw zien we in de natuurwetenschap de toenemende invloed van Isaac Newton. Die bepleitte een methode van natuuronderzoek waarin sterk de nadruk gelegd werd op de waarnemingen en waarbij bovendien de wiskunde een fundamentelere plaats kreeg dan voorheen. Hij is vooral bekend door zijn wet van de zwaartekracht (”Principia”, 1687), waaraan alle bewegingen in het heelal zouden gehoorzamen.

De Leidse universiteit was de eerste in ons land waar Newtons denkbeelden openlijk gepropageerd werden. In 1717 werd Willem Jacob ’s Gravesande er benoemd tot hoogleraar in de wiskunde en astronomie, met als gevolg dat het onderwijs in de natuurwetenschappen grondig vernieuwd werd. Reeds in 1720 gaf hij een leerboek in het Latijn uit: ”Wiskundige beginselen van de natuurkunde, bevestigd door experimenten, ofwel inleiding in de newtoniaanse filosofie”. Dat werd diverse malen herdrukt en vertaald.

Leermeester

Het was deze hoogleraar bij wie Comrie op 5 oktober 1734 promoveerde op een ”Filosofisch proefschrift over het fundament van de moraal en de natuur van de deugd”, waarmee hij „de titel van meester in de vrije kunsten en de graad van doctor in de filosofie” behaalde. Het blijft onduidelijk waarom Comrie na een studie van bijna vier jaar in Groningen alsnog naar Leiden vertrok en daar voor zijn promotie een onderwerp uit de filosofie koos. In elk geval was de Leidse alma mater de topuniversiteit van de Republiek, die de beste hoogleraren naar zich toe wist te trekken.

Volgens de collegeroosters doceerde de internationaal befaamde ’s Gravesande in 1733 en 1734 kosmografie, praktische astronomie en experimentele natuurkunde. Later in het jaar 1734 ook ”fundamenta officiorum”, zoiets als de grondslagen van een plichtethiek. Dat laatste was een gevolg van de uitbreiding van zijn onderwijsterrein na een benoeming op 12 juli 1734 tot hoogleraar in de „gehele filosofie”, een jaar nadat Comrie in Leiden was ingeschreven (10 juli 1733). Via het onderwijs van zijn „voortreffelijke leermeester en promotor” zal hij daar kennisgemaakt hebben met diens filosofische positie, met name op het gebied van de natuurwetenschappen, maar ook wat betreft de logica, ethica en metafysica.

Volgeling?

Na de tekst van de dissertatie, die slechts zeventien bladzijden telt, volgen er ”Annexa”, 25 stellingen over diverse filosofische onderwerpen: over God (1-6), over materie, geest, lichaam, zonde (7-14), over natuurwetenschap en natuurfilosofie (15-23) en over cartesiaanse grondbeginselen (24-25).

Hier vestig ik de aandacht op de stellingen 15, 16, 17, 20 en 23, omdat ze te maken hebben met de ”newtoniaanse filosofie”. Ik geef ze in vertaling:

15. In de fysica, waar de natuurverschijnselen door middel van oorzaken moeten worden verklaard, mogen geen oorzaken worden toegestaan dan die waar zijn en voldoen ter verklaring van de verschijnselen.

16. Het wezen van een lichaam bestaat in ondoordringbare uitgebreidheid.

17. Een lichaam is deelbaar tot in het oneindige.

20. Newtons systeem over de kleuren is volkomen in overeenstemming met de experimenten.

23. Zwaarte is een natuurwet.

Stelling 15 is in zoverre opmerkelijk dat deze ontleend is aan Newton, die aan het derde hoofddeel van zijn Principia drie „regels van filosoferen” vooraf liet gaan. De eerste regel luidt: „Men moet niet meer oorzaken van natuurlijke dingen aannemen dan die waar zijn en voor de verklaring van de verschijnselen voldoen.” Dat houdt uiteraard verband met zijn insteek om zowel verschijnselen op aarde als planeet- en komeetbewegingen te verklaren vanuit één oorzaak: de zwaartekracht. ’s Gravesande heeft de eerste regel letterlijk overgenomen en Comrie geeft in stelling 15 een weergave in ten dele eigen bewoordingen.

In stelling 16 keert hij zich gedeeltelijk tegen Descartes, voor wie materie en uitgebreidheid (ruimtelijkheid) identiek zijn: de eigenschappen van een stoffelijk lichaam zijn uitsluitend bepaald door geometrische eigenschappen. Newtonianen bestrijden dit en noemen ook ondoordringbaarheid en deelbaarheid als wezenlijke kenmerken. Comrie noemt deelbaarheid niet apart, want volgens zijn promotor was deze eigenschap een rechtstreeks gevolg van de uitgebreidheid.

Stelling 17 is woordelijk terug te vinden in ’s Gravesandes leerboek. Newton en de meeste van zijn volgelingen nemen echter het bestaan van atomen aan. Dat betekent: ook al kun je vanuit een wiskundig standpunt een lichaam oneindig vaak delen, in de fysische werkelijkheid zul je al delend uiteindelijk stuiten op ”ondeelbaarheden”, de atomen. Omdat er voor het bestaan van deze kleinste deeltjes geen doorslaggevend empirisch bewijs is, laat ’s Gravesande zich daarover ook niet uit en poneert hij vanuit de wiskunde dat materie oneindig deelbaar is. Comrie sluit zich blijkbaar hierbij aan.

Stelling 20 betuigt instemming met Newtons positie dat wit licht bestaat uit de bekende zeven kleuren van de regenboog. Diens stellingname berust vooral op experimenten met prisma’s (”Opticks”, 1704). De gangbare opvatting dat wit licht enkelvoudig is en kleuren samengesteld zijn, wordt door Newton omgekeerd. ’s Gravesande legde een en ander grondig uit in zijn leerboek. Hij overtuigde blijkbaar ook zijn student Alexander Comrie ervan dat Newtons kleurentheorie afdoende door experimenten bewezen is.

Stelling 23 is de kortste en bij uitstek newtoniaans: het verschijnsel van de zwaarte is een universele wetmatigheid, die overal in de kosmos geldt. De vraag of Comrie hiermee het newtoniaanse wereldsysteem in zijn totaliteit aanvaardt, is moeilijk te beantwoorden. Het was wel het systeem waarin hij door ’s Gravesande onderwezen is. Daar hoort ook bij dat de aarde om de zon draait. De beknoptheid van de stelling laat geen duidelijke conclusies toe, temeer –en dat geldt alle stellingen– omdat moeilijk is na te gaan wat het aandeel van ’s Gravesande is.

Modern

Er blijven wat deze stellingen betreft de nodige vragen over, met als centraal probleem in hoeverre Comrie daarin het newtoniaanse gedachtegoed accepteerde en verdedigde. Was hij misschien uiteindelijk niet meer dan de pen van zijn promotor? Het vraagteken in de titel van deze bijdrage moet helaas blijven staan. Het is echter wel zaak dat Comriedeskundigen zich realiseren dat ‘hun’ theoloog aan de voeten van de gevierde hoogleraar ’s Gravesande gezeten heeft. Daar kon hij de modernste natuurwetenschappelijke inzichten horen en geïllustreerd zien aan de hand van collegeproeven in het Leidse ”theatrum physicum”.

Dr. De Pater heeft al eerder over het proefschrift van Comrie geschreven. Dit artikel is hier te vinden.

Dit artikel is met toestemming van de auteur overgenomen uit Reformatorisch Dagblad. De volledige bronvermelding luidt: Pater, C. de, 2025, Volgde Comrie ideeën Newton na?, Reformatorisch Dagblad 54 (252): 20-21 (artikel).

Vijf leugens ontmaskerd over seksualiteit, genderrollen en bescheidenheid – Bespreking van ‘Vijf leugens ontmaskerd’

Rosaria Butterfield is in Nederland bekend geworden door haar boek Een onwaarschijnlijke bekering (2022). Hierin beschrijft de voormalig lesbische hoogleraar haar leven. Ze doceerde Engels bij een vooraanstaande universiteit, had twee huizen en nam actief deel aan de homo- en lesbogemeenschap. Als ze bijna veertig is, krijgt ze een brief van een dominee, wat haar leven op zijn kop zet. De stichting Bijbels Beraad M/V promoot haar boeken, die middels vertalingen hun weg vinden in Nederland. In de inleiding van het nieuwe boek Vijf leugens ontmaskerd. Bijbelse waarheid in een postmoderne tijd, schrijft dr. B.A. Zuiddam, lector van Bijbels Beraad M/V, dat ons gevoelsleven is aangetast door de zonden: “Gevoelens zijn belangrijk, maar niet normatief. Homoseksualiteit is niet normaal. De natuur en de Bijbel laten zien dat we niet bedoeld zijn om zo te leven.” (p. 9)

De vijf leugens die de auteur van het boek ontmaskert, zijn:

  1. homoseksualiteit is normaal;
  2. het is beter om een spiritueel mens te zijn dan een Bijbelgetrouw christen;
  3. feminisme is goed voor de wereld en voor de kerk;
  4. transgenderisme is normaal;
  5. eerbaarheid is een achterhaalde last die mannelijke dominantie dient en vrouwen inperkt.

De Amerikaanse samenleving

In het begin van het boek beschrijft Butterfield de Amerikaanse samenleving waarin zij leeft. Op zich komt die op mij (nogal) onrealistisch over en toch kan het zomaar ineens veranderen. De auteur benadrukt de schepping van man en vrouw en dat de scheppingsorde berust op vier zaken, die ik verder niet zal uitwerken (p. 28). De mens is geschapen naar Gods beeld en niet als Gods beeld. De auteur bekent dat ze als ongelovige jarenlang in de hierboven genoemde leugens geloofde. Ze wijst op de noodzaak van bekering. Ze is goed thuis in de puriteinse geschriften van Thomas Watson, Jeremiah Burroughs, John Milton, John Owen, de Westminster Shorter Catechism en de Heidelbergse Catechismus, die ze regelmatig citeert. Ze benadrukt hoe on-Bijbels het is als we als kerken meegaan met de lhbtq+-beweging. “Waarom vindt men het tegenwoordig verstandig als christenen “uit de kast komen”, om de hele wereld over hun zonde te vertellen in plaats van berouw te tonen en hun verkeerde gerichtheid te bespreken met een predikant of ouderlingen en een paar goede vrienden?”, zo schrijft ze (p. 50-51).

De ontmaskering

We volgen de ontmaskering van deze leugens op de voet. We beginnen met de eerste leugen. Bij deze ontmaskering geeft de auteur weer wat ze zelf ervaarde toen ze in aanraking kwam met het Bijbelse christendom, door deel te nemen aan een christelijke gemeenschap. Het christelijke denken botste van alle kanten tegen haar zondige, lesbische gerichtheid. De strijd nam een aanvang toen ze haar lesbische verlangens als zonde zag, als iets waarover ze berouw moest tonen. Ze leerde berouw te hebben over de zonde door die te haten, te doden en zich ervan af te keren (p. 71). De auteur beschrijft dat het on-Bijbels is om homoseksualiteit te zien als geaardheid (p. 83). Deze “geaardheid is een door mensen uitgedachte theorie van de antropologie, een wetenschap die nadenkt over wat het betekent om mensen te zijn, maar het product is van atheïstische wereldbeelden die in de negentiende eeuw in Europa waren opgekomen” (p. 86). Het begrip seksuele gerichtheid komt in de Bijbel niet voor. “Integendeel, de Bijbel ziet seksualiteit als deel van de scheppingsorde als een verbond tussen een man en een vrouw” (p. 88). De auteur toont aan de hand van een aantal Bijbelteksten aan dat homoseksualiteit zonde is (p. 89). De auteur keert zich tegen de ‘christelijke’ homobeweging die homoseksualiteit een plaats wil geven in de kerkelijke gemeenschap (p. 95-100).

Voor Butterfield ligt de nadruk op bekering van zondige gevoelens en dat houdt in:

  1. de zonde erkennen;
  2. verdriet hebben over de zonde;
  3. de zonde belijden;
  4. je schamen voor de zonde;
  5. de zonde haten;
  6. je afkeren van de zonde (p. 100).

De ontmaskering van de eerste leugen

De auteur keert zich tegen het gevoel dat homoseksualiteit “natuurlijk aanvoelt” (p. 116): “Wij tonen ons geloof door te geloven dat de Bijbel betrouwbaarder is dan onze gevoelens. Zo ziet echt geloof in Jezus Christus eruit” (p. 117). Op een heldere manier geeft ze het onderscheid weer tussen empathie en sympathie (p. 122-125): “Sympathie stelt iemand in staat om op de oever te staan, op de vaste grond van objectieve waarheid, waarvandaan echte hulp geboden kan worden. De bedoeling van empathie is goed – contact maken met iemand die pijn heeft. Maar wanneer iemand lijdt en geholpen moet worden, maakt empathie die persoon juist eenzaam. Deze voortdurende staat van vereenzaming is gestoeld op het valse idee dat er geen echte hulp beschikbaar is en dat we er ten diepste alleen voor staan – de mens die meent over alles zelf te mogen besluiten, probeert betekenis toe te kennen aan zijn eigen pijn” (p. 124-125).

De ontmaskering van de tweede leugen

We vervolgen met de ontmaskering van de tweede leugen. De auteur beschrijft in een uitgebreid verhaal de verhouding tussen een man en een vrouw, waarvan de laatste al een keer gescheiden was. De man heeft niets met het christelijke geloof, de vrouw wel. Toch kiest de vrouw voor de man, ondanks dat ze daarmee haar betrokkenheid op de kerk loslaat. Over deze leugen, namelijk dat je beter een spiritueel mens kan zijn dan een Bijbelgetrouw christen, legt de auteur de nadruk op een Bijbelgetrouwe benadering van het lezen van Gods Woord. Het is van groot belang om ons te laten doordringen wat de Bijbel betekent en wat de Bijbel ons leert en dat na te volgen. Met andere woorden (H.F. Kohlbrugge): “Das Wort sie sollen lassen stahn.“ [Het Woord moet u laten staan.]

De ontmaskering van de derde leugen

In de ontmaskering van de derde leugen, namelijk dat feminisme goed is voor deze wereld en voor de kerk, zegt de auteur in het begin: “Wanneer je een kind dat op de verkeerde weg is, tevreden probeert te stellen, zal het alleen maar meer en steeds onmogelijker dingen van je vragen, waarbij je moet doen alsof de waarheid die je kent niet bestaat. De Bijbel noemt dit mensen behagen. Je weet dat je niet bang moet zijn voor de afwijzing van je kind, maar toch ben je dat wel” (p. 172). Dit is een dilemma voor veel ouders. Belangrijk daarbij is dat de ernst van de zonde onderschat wordt. “We moeten korte metten maken met de zonde wanneer die de kop opsteekt; het maakt niet uit hoe normaal onze samenleving die zonde gemaakt heeft” (p. 174). Godskennis en zelfkennis zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden.

De ontmaskering van de vierde leugen

De ontmaskering van de vierde leugen, namelijk dat transgenderisme normaal is, heeft alles te maken met de zonde van jaloezie. De auteur schrijft: “Mensen die obsessief bezig zijn met het verkrijgen van een sekse of gender die hun niet toebehoort, en mensen die bereid zijn zichzelf te verminken en anderen onder druk zetten om dat te faciliteren, worden beheerst door de zonde van afgunst” (p. 226). Ik vind dat een terechte opmerking. Het niet tevreden zijn met jezelf, je geslacht, leidt tot gedachten van transgenderisme. Als dit leidt tot het verminken van je eigen lichaam, is dat vreselijk. Men kan niet vernietigen wat God in ons lichaam geschapen heeft (p. 233). De auteur citeert in dit gedeelte veel uit The Rare Jewel of Christian Contentment van de puritein Jeremiah Burroughs. Dit prachtige boek is in het Nederlands vertaald onder de titel Een kostbaar kleinood. Het gaat over tevredenheid. “Burroughs helpt christenen die het menens is om te groeien in het mysterie van tevredenheid en laat zien welke geestelijke wapens je kunt gebruiken in de strijd tegen de zonde van afgunst” (p. 279). Aan het eind van dit hoofdstuk zegt de auteur: “Christen, als je worstelt met transgenderisme, zoek dan een goede kerk, luister naar je predikant, maak gebruik van counseling en de nodige christelijke medische zorg die je helpt om te leven in de volheid van het lichaam dat God je gegeven heeft en te groeien in tevredenheid en toenemende heiliging” (p. 283). Dit komt weliswaar wat Amerikaans over, maar ik denk dat goede, Bijbelse pastorale begeleiding in de kerkelijke gemeente er veel toe doet.

De ontmaskering van de vijfde leugen

Als laatste bespreek ik haar ontmaskering van de vijfde leugen, namelijk dat eerbaarheid een achterhaalde last is, die mannelijke dominantie dient en vrouwen inperkt. De auteur wijst erop dat eerbaarheid een christelijke deugd is (p. 293). “De mode-industrie probeert van meisjes verleidsters van jonge mannen te maken” (p. 294). In het kader hiervan citeert de auteur veel uit de werken van John Owen. Een aanrader hierbij is het boek Op leven en dood van John Owen, dat bij De Banier als puriteinse klassieker is uitgeven en bewerkt is door prof. A. Baars. “De puriteinen beschouwden de zonde van een gelovige als een struikelblok of een valstrik. Een valstrik probeert anderen om dezelfde zonde te laten begaan door die te normaliseren. (…) Wil een godvruchtige vrouw zich eerbaar gedragen, dan moet ze begrijpen dat eerbaarheid geen passieve, maar een actieve genadegave is” (p. 305). Waarvan akte!

Het nawoord

Het nawoord begint met “Het verschil tussen aanvaarding en goedkeuring, of: hoe blijf je in contact met vrienden of familie die geloven in deze vijf leugens, zonder er zelf ook voor te vallen” (p. 315). Dit is een dilemma waar veel ouders in onze tijd mee worstelen. De auteur benadrukt de plicht van predikanten en Bijbelgetrouwe gemeenten, om hun kudde plichtsgetrouw voor te bereiden op deze strijd. De auteur geeft handreikingen aan de lezer hoe om te gaan met mensen die voor deze leugens gevallen zijn (p. 319-320). Aanvaarding verschilt van goedkeuring: aanvaarding of acceptatie is nog geen goedkeuring (p. 323). Hierbij geeft de auteur een aantal kaders (p. 323-327).

In de bijlage geeft de auteur een aantal richtlijnen voor het lezen van de Bijbel, wat ze doet aan de hand van de Westminster Confession of Faith (p. 344-346).

Het boek van Butterfield is een goede handreiking voor eenieder die te maken heeft met de vijf genoemde leugens. Het is een boek voor zowel ouders als kinderen, die met deze problematiek worstelen. Hoewel het soms lijkt dat hetgeen wat beschreven wordt, ver van ons afstaat, is het goed om hiervan kennis te nemen. De nadruk ligt bij de auteur meer op de heiligmaking dan op de rechtvaardigmaking, hoewel ze aangeeft dat rechtvaardigmaking aan de heiligmaking vooraf gaat (p. 94). Soms heb ik wel mijn bedenkingen bij haar argumentatie van het werken van een vrouw buitenshuis, aan de hand van de context van Genesis 1:26 en 3:16 (p. 65).

Het boek is een keurig verzorgde paperbackuitgave met een duidelijke letter en is erg prettig leesbaar. De stijl waarin het boek geschreven is, is typisch Amerikaans. Dat geldt soms ook voor de beleving van de waarheid. Niettemin kan ik het aan iedereen aanbevelen, die daar doorheen kan prikken.

© Gereformeerd Venster. Dit artikel is met toestemming overgenomen uit de digitale nieuwsbrief Gereformeerd Venster. Abonneren kan via info@gereformeerdvenster.nl of www.gereformeerdvenster.nl. Een abonnement op deze nieuwsbrief is gratis!

Tweeënhalf jaar geleden – ‘k Zal dan gedurig bij U zijn (Psalm 73)

Gisteren was het tweeënhalf jaar geleden dat onze lieve zoon Jarco werd begraven in Randwijk. We moeten hem hier op aarde missen, toch is er ook een troost in al het verdriet! Hij hoeft geen zonde meer te doen en kan dat ook niet meer, maar mag de Schepper, Die te prijzen is, voor altijd de eer geven die Hem toekomt. Altijd mogen doen waartoe hij geschapen is. Moest denken aan Psalm 73, zowel berijmd (1773) als onberijmd. Psalm 73:23-26 “Ik zal dan geduriglijk bij U zijn; Gij hebt mijn rechterhand gevat. Gij zult mij leiden door Uw raad; en daarna zult Gij mij in heerlijkheid opnemen. Wien heb ik nevens U in den hemel? Nevens U lust mij ook niets op de aarde. Bezwijkt mijn vlees en mijn hart, zo is God de Rotssteen mijns harten en mijn Deel in eeuwigheid.” O, wonder!19

Het wordt in de berijming van 1773 uitgezongen. Onder de video, met dank aan De Oude Paden, worden de psalmverzen uitgeschreven.

Psalm 73 vers 12

‘k Zal dan gedurig bij U zijn,
In al mijn noden, angst en pijn;
U al mijn liefde waardig schatten,
Wijl Gij mijn rechterhand woudt vatten.
Gij zult mij leiden door Uw raad,
O God, mijn heil, mijn toeverlaat;
En mij, hiertoe door U bereid,
Opnemen in Uw heerlijkheid.

Psalm 73 vers 13

Wien heb ik nevens U omhoog?
Wat zou mijn hart, wat zou mijn oog,
Op aarde nevens U toch lusten?
Niets is er, waar ik in kan rusten.
Bezwijkt dan ooit, in bitt’re smart
Of bangen nood, mijn vlees en hart,
Zo zult Gij zijn voor mijn gemoed
Mijn rots, mijn deel, mijn eeuwig goed.

Voetnoten

Cambridge House Project – Studiecentrum vanuit scheppingsperspectief met toerusting van studenten en bemoediging van academici

Studerende jongeren en academici gaan ons aan het hart. We zien, ook in Nederland, dat van oorsprong orthodox-christelijke studenten of academici (soms langzaam) zwichten voor de evolutionaire tijdgeest. In die zin dat ze eerst geloofden in een zesdaagse schepping, maar later grote waarde hechten aan universele gemeenschappelijke afstamming ingebed binnen deep time, een vorm van theïstische evolutie aanhangen of nog verder afdwalend richting materialistisch/naturalistische ontstaanstheorieën. Gelukkig zijn er ook studenten die voor deze afdwalingen bewaard worden. Wat zou het mooi zijn als er, ook in Nederland, een interdisciplinair studiecentrum in een universiteitsstad zou ontstaan waar studenten toegerust en academici bemoedigd worden om hun werk op de universiteit voort te zetten vanuit scheppingsperspectief. De universiteitssteden Utrecht of Amsterdam zouden, wat de disciplines theologie en de verschillende natuurwetenschappen aangaat, hiervoor zeer geschikt zijn. Utrecht is bovendien ook nog eens centraal gelegen. Eeuwen geleden hield de bekende hoogleraar Gisbertus Voetius in Utrecht zijn studenten voor om geleerdheid en vroomheid niet van elkaar los te koppelen.20 Maar helaas, tijden veranderen. Wellicht geeft de Heere het nog dat we de bovenstaande gedachten verder kunnen ontvouwen, uitwerken en uitvoeren.

Vandaag aandacht voor een project vanuit ons buurland aan de overkant van de Noordzee. Biblical Creation Trust (BCT) wil in de bekende universiteitsstad Cambridge een creationistisch studiecentrum opzetten, waarbij er oog is voor bovenstaande zaken.21 Hieronder is een promotiefilmpje te zien waarin het project kort wordt uitgelegd. Het studiecentrum zal de uitnodigende naam Cambridge House krijgen. Meer informatie over het project is te vinden op de website van BCT (zie voetnoot).22

Voetnoten