Home » 2023 » augustus (Pagina 2)

Maandelijkse archieven: augustus 2023

Het Romeinse grafveld Prinsenhof te Kesteren – Werkgroep Archeologie verzamelt vondsten om toe te werken naar een publicatie

De Gemeente Neder-Betuwe is rijk aan archeologische vondsten. In 1974 werd er in Kesteren een nieuwe wijk aangelegd: De Prinsenhof. Tijdens graafwerkzaamheden bij de aanvang van de bouw stuitte men op een Romeins grafveld met 70 graven. Amateurarcheoloog André van Ingen deed als middelbare scholier mee met de opgravingen. Hij schrijft over zijn bevindingen in het meinummer van De Baron. Momenteel is hij bezig met het verwerken van alle gegevens met als doel een publicatie in de toekomst.

Daar waar eerst het grafveld Prinsenhof lag is nu een woonwijk. Op de foto de straten Prinsehof, Tollenhof en Klaverhof te Kesteren. Bron: Google Maps.

In 1995 beschreef dhr. Wiggerink al het een en ander voor de Historische Kring Kesteren & Omstreken (HKK&O), maar de vele vondsten zijn echter door de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek (ROB) nooit wetenschappelijk uitgewerkt. De werkgroep archeologie van HKK&O heeft twee jaar geleden besloten om de vondsten gedaan bij het grafveld Prinsenhof in detail te gaan uitwerken. Ze hebben het depot bezocht, manuscripten ingezien, foto’s gemaakt van alle aardewerkvondsten etc., aantekeningen van archeologen bestudeerd, nieuwsbronnen geraadpleegd, rapporten bestudeerd, historisch onderzoek naar het terrein van boerderij Prinsenhof gedaan en rondvraag gedaan in de regio. Nu is een groepje van vijf personen bezig met de uitwerking hiervan.

Volgens geleerden zou het hier gaan om een verspoeld grafveld. Het is dus goed mogelijk dat er aardewerk van het ene graf bij het andere graf is gekomen. Er zijn ook diverse paardengraven gevonden. De ruiters zijn niet met hun paarden begraven, de conclusie is nu dat het eerst een begraafplaats voor paarden is geweest en dat er daarna ook mensen zijn begraven. Bij de menselijke graven valt op dat er geen kindergraven zijn en dat er slechts vier graven van vrouwen te vinden zijn. “Het grafveld heeft hierdoor een militair karakter, ondanks beperkte vondsten van militaria.” Bijzonder is dat het grafveld al eerder is ontdekt. In 1856 werd er namelijk grond van boerderij De Prinsenhof gebruikt om de Rijnbandijk te herstellen. Deze had door doorbraak van de Marsdijk in 1855 schede geleden. De toen afgeschraapte grond voor dijkverzwaring was gelijk de verklaring dat de graven die in 1974 gevonden werden zeer ondiep zaten (50 centimeter onder het maaiveld). In 1856 werden zes graven ontdekt.

De werkgroep archeologie kreeg van particulieren ook vondsten die zij op het terrein hadden gedaan. Er werd zelfs een complete urn overhandigd. Deze urn was nooit leeggehaald. Toen de amateurarcheologen dat deden vonden ze een haarnaald en een fibula (mantelspeld). Volgens sommigen zijn archeologen beter met de spade dan met de pen, maar het lijkt erop dat er genoeg informatie bewaard gebleven is om te komen tot een publicatie.

Heeft u meer informatie over dit grafveld, de opgravingen of het vervolgonderzoek? Dan kunt u contact opnemen met ons via het contactformulier.

N.a.v. Ingen, A. van, 2023, Uitwerking van grafveld Prinsenhof te Kesteren, De Baron 6 (2): 24-25 en 28.

Gevaar ‘spijtpil’ wordt minder geloofwaardig

De vermeende gevaren van het innemen van een ‘spijtpil’ na een abortuspil worden steeds minder aannemelijk, volgens Kees van Helden van de vereniging Kies Leven.

In 2021 publiceerde De Groene Amsterdammer een kritisch artikel over de ‘spijtpil’ en alle risico’s die daaraan verbonden zouden zijn. De ‘spijtpil’ wordt ook wel ‘abortuspil stopper’ genoemd. Het is niet één pil, maar eigenlijk een kuur van progesteron voor vrouwen die spijt hebben van het innemen van de eerste abortuspil, die het kindje langzaam doodt, en dat graag ongedaan willen maken.

Onlangs verscheen op de site Medscape.com een artikel over een echtpaar dat na vijf miskramen een ivf-behandeling kreeg. Gemeld wordt dat, ter voorbereiding van de plaatsing van een bevruchte eicel, de vrouw verschillende behandelingen onderging. Zo kreeg ze tien weken lang dagelijks progesteron toegediend om er voor te zorgen dat de baarmoeder goed voorbereid zou zijn voor het ontvangen van het te plaatsen embryo en op het ondersteunen van de zwangerschap.

Alleen al in Nederland worden jaarlijks ruim 5500 kinderen geboren met behulp van ivf; ook met behulp van progesteron, zonder schadelijke bijwerkingen. Dit gebeurt al tientallen jaren. Wereldwijd zijn er dus inmiddels talloze vrouwen die positieve ervaringen hebben met het middel progesteron – wat een natuurlijk hormoon is dat het vrouwenlichaam zelf ook aanmaakt.

Eerder al werd een studie naar de ‘spijtpil’ (Universiteit van Californië, 2019) die voortijdig was afgebroken vanwege de medische risico’s voor de deelnemende vrouwen, uitvoerig weerlegd in een artikel dat 2 juli 2022 verscheen.

1 op 30

Op de site De Gynaecoloog is te lezen dat in 2019 één op de dertig baby’s in Nederland een ivf-kind was. Geen enkele informatie wordt gegeven over mogelijk ernstige, schadelijke gevolgen voor de vrouw en het kind bij het toedienen van progesteron.

Op de website Apotheek.nl staat over de werking van dit medicijn: ‘Deze medicatie wordt onder andere gebruikt om het baarmoederslijmvlies te ondersteunen zodat het embryo zich kan innestelen en houdt de menstruatie tegen’. Laat dit nu precies de kracht zijn die nodig is om de werking van de eerste abortuspil tegen te gaan.

Op 6 juli 2023 is in Scientific Reports een nieuwe studie gepubliceerd, waarbij progesteron is toegediend aan zwangere ratten die eerder mifepriston hadden gekregen. Dat is de chemische onnatuurlijk stof in de eerste abortuspil. Het resultaat van dit verkennende onderzoek toonde aan dat 81 procent van hen, ondanks de mifepriston, toch zwanger bleef. Deze studie is veelzeggend en bevestigend voor het gebruik van progesteron als ‘spijtpil’.

Tegengewerkt

Een van de onderzoekers, Stephen Sammut, een neurowetenschapper die werkt als professor in de psychologie aan de Franciscan University of Steubenville in Ohio, vertelt op de website LifeSiteNews dat hun wetenschappelijke studie uiteindelijk werd geaccepteerd door het academische tijdschrift Scientific Reports nadat het elders tijdens het peer-reviewproces was afgewezen. Nadat het onderzoek was geaccepteerd kregen de auteurs nog meerdere ongefundeerde kritieken over zich heen om publicatie alsnog tegen te houden.

Het is bizar dat onderzoeksresultaten die tegen het abortusverhaal ingaan zo worden tegengewerkt. Het vrouw-eigen-hormoon wordt voor het krijgen van kinderen via ivf behandeling positief gewaardeerd en wereldwijd massaal ingezet, terwijl het voor het behouden van een kind na spijt over de eerste abortuspil als levensgevaarlijk afgeschilderd wordt voor moeder en kind.

Dit artikel is met toestemming van de auteurs overgenomen uit het Nederlands Dagblad. De volledige bronvermelding luidt: Helden, K. van, 2023, Gevaar ‘spijtpil’ wordt minder geloofwaardig, Nederlands Dagblad 79 (21.445): 16 (artikel).

Dr. Winston Ewert publiceert paper over Dependency Graph Model – DGM als alternatief voor universele gemeenschappelijke afstamming toegepast op echolocatie vleermuizen en dolfijnen

Binnen de ‘Intelligent Design’-beweging wordt gewerkt aan diverse modellen als alternatief voor Universele Gemeenschappelijke Afstamming. Volgens dr. Winston Ewert zijn deze modellen tot dusver nog niet doorontwikkeld. Dr Ewert heeft in 2018 een nieuw model voorgesteld: Dependency Graph Model. Deze maand verscheen er een nieuwe paper in het tijdschrift vóór Intelligent Design, Bio-Complexity. In deze wetenschappelijke publicatie wordt het Dependency Graph Model verder uitgewerkt en ondersteund met voorbeelden.1

Hoe werkt het Dependency Graph Model van dr. Ewert? Je kunt het vergelijken met de werking van computerprogramma’s (software). “Volgens dit model delen verschillende levensvormen overeenkomsten, doordat ze gemeenschappelijke modules delen. Dit gebeurt op dezelfde manier als waarop verschillende softwareprogramma’s overeenkomsten en codes delen door gemeenschappelijke modules te hergebruiken. De modules die in een bepaald organisme of programma worden gebruikt, worden beperkt door een afhankelijkheidsgrafiek. In een afhankelijkheidsgrafiek zijn sommige modules op hun beurt weer afhankelijk van andere modules, zodat een module niet kan worden opgenomen zonder ook zijn afhankelijke modules op te nemen. (…) In het Dependency Graph Model worden taxonomische categorieën gedefinieerd door een module waarvan alle soorten in die categorie direct of via een tussenweg afhankelijk zijn.” Geen gemeenschappelijke afstamming, maar gedeelde afhankelijkheid of, als de modules verschillen, onafhankelijkheid.2 In Weet Magazine 54 (het decembernummer 2018) worden de gevolgen van de analyse van dr. Ewert als het volgt weergegeven: “Uit zijn analyse blijkt dat de overeenkomsten tussen soorten minstens zo goed verklaard kunnen worden door modulaire afhankelijkheid als door gemeenschappelijke afstamming.3

De schrijver van het OnTopic-artikel in Weet Magazine moest nog zeggen dat dit onderzoek in de kinderschoenen staat, maar ondertussen is er begin deze maand opnieuw een paper verschenen van dr. Winston Ewert waarbij het Dependency Graph Model verder wordt uitgewerkt. Ze gebruikten hierbij de tool AminoGraph en pasten de theorie toe op het prestine-gen, een gen dat de stof prestine aanmaakt.4 Dit eiwit in de trilhaartjes van het slakkenhuis (cochlea) zorgt ervoor dat de oren gevoelig zijn voor hoge tonen. Bij dolfijnen en vleermuizen is dit eiwit onmisbaar bij het gebruik van echolocatie en ook goed met elkaar te vergelijken.5 De prestine-sequenties van sommige vleermuizen die werken met echolocatie vertonen overeenkomsten met prestine-sequentie van dolfijnen. In de naturalistische wetenschapsbeoefening wordt dit gezien als een convergentie, omdat zo de evolutionaire boom in stand blijft. Het Dependency Graph Model biedt echter een alternatieve verklaring. Het onderzoek van dr. Ewert wijst uit dat er twee prestine-modificerende modules zijn, die afzonderlijk of beiden aangetroffen worden in alle vleermuizen en walvissen die echolocatie gebruiken.6 Dr. Brian Miller, onderzoekcoördinator van het Discovery Institute, ziet dat het evolutionaire raamwerk geen afdoende verklaring kan bieden voor echolocatie. Hij is hoopvol als het gaat om het Dependency Graph Model van dr. Ewert. “It represents a valuable tool in the developing theory of biological design, which should eventually supplant phylogenetic analysis.7

Voetnoten

‘Understanding a Gigantic Mass-Kill Fossil Deposit within the Redwall Limestone of Grand Canyon’ – Dr. Steven Austin sprak voor de livestream van Logos Research Associates

Dr. Steven Austin heeft onderzoek gedaan naar fossielen van Nautilussen in de Redwall Limestone van de Grand Canyon. Hij presenteerde zijn werk op een conferentie van de Geological Society of America (GSA) in 19991, maar heeft dit onderzoekswerk helaas niet gepubliceerd in naturalistische vaktijdschriften. Wel presenteerde hij zijn onderzoek in 2003 (met een paper) voor de International Conference on Creationism (ICC).2 De host voor de avond is dr. Del Tackett, bekend van de documentaire ‘Is Genesis Geschiedenis?‘ die ook bij Weet Magazine is verschenen.3 Met dank aan Logos Research Associates4 was dr. Austin te gast in de livestream van de organisatie en is deze livestream hieronder terug te kijken.

Voetnoten

Van Meertens en aanverwanten in het tweede deel van het Nederlandsch Geslacht-, Stam- en Wapen-Boek

Het eerste deel van ‘Nederlandsch Geslacht- Stam- en Wapen-Boek, waarin voorkomen de voornaamste adelyke en aanzienlyke familiën, in de Zeven Vereenigde Provinciën; opgemaakt uit oude en echte gedenkstukken; doormengd met veele weetenswaardige Historische Byzonderheden, byeen en in orde gebragt, door wylen Abraham Ferwerda; en met de noodige registers, zo der geslachten als der wapenen voorzien, door, Jacobus de Kok’ omvat de achternaamletters C-E. Het tweede deel verscheen te Amsterdam bij J.B. Elwe, en D.M. Langeveld in het jaar 1785. Het omvat verschillende adellijke geslachten en ook één telgen uit het geslacht Van Meerten.

Hillegonda van Meerten

Op bladzijde 176 van de digitale editie wordt het geslacht ‘Van Delen’ beschreven. Evert van Delen is de zoon van Winant van Delen van Laar. Winant was op het Ridderceel van het jaar 1555 en ook op de Landdagen tot het jaar 1570. De moeder van Evert was Anna van Cattenborch. Winant van Delen is in 1573 na zijn vrouw overleden. Het echtpaar heeft zes kinderen gehad. Een van hen was Evert van Delen van Laar. Evert trouwde in het jaar 1562 te Laar met Elizabeth. Elizabeth was de dochter van Albert van Leeuwen en Hillegond van Meerten.1 Tijdens de bruiloft waren de huwelijkslieden wegens de bruidegom: Wynand van Delen, Brand van Delen en Johan van Cattenborch. Wegens de bruid waren de huwelijkslieden: Adriaan van Leeuwen en Herman van Leeuwen. Evert werd beleend met Laar door overgifte van zijn vader in het jaar 1562. Samen kregen ze vier kinderen.

Voetnoten

Van Meertens en aanverwanten in het eerste deel van het Nederlandsch Geslacht-, Stam- en Wapen-Boek

Het eerste deel van ‘Nederlandsch Geslacht- Stam- en Wapen-Boek, waarin voorkomen de voornaamste adelyke en aanzienlyke familiën, in de Zeven Vereenigde Provinciën; opgemaakt uit oude en echte gedenkstukken; doormengd met veele weetenswaardige Historische Byzonderheden, byeen en in orde gebragt, door wylen Abraham Ferwerda; en met de noodige registers, zo der geslachten als der wapenen voorzien, door, Jacobus de Kok’ omvat de achternaamletters A-B. Het eerste deel verscheen te Amsterdam bij J.B. Elwe, en D.M. Langeveld in het jaar 1785. Het omvat verschillende adellijke geslachten en ook enkele telgen uit het geslacht Van Meerten.

Hase Taetse van Amerongen

Op bladzijde 79 wordt het geslacht ‘Van Amerongen’ weergegeven. Hase Taetse van Amerongen is een dochter van Ernst Taetse van Amerongen en Mechtelt van Loendersloot van Houdaan. Hase was een van de zeven kinderen. Zij trouwde met Johan van Abcoude van Meerten. Hun kinderen voerden de naam Taetse van Meerten. Johan en Hase staan aan de basis van het geslacht ‘Van Abcoude van Meerten‘. We zitten met dit echtpaar aan het begin van de vijftiende eeuw.

Margaretha van Abcoude van Meerten

Op bladzijde 130 van de digitale versie wordt het geslacht ‘Van Assendelft’ weergegeven. Cornelis van Assendelft is getrouwd met Margaretha (van Abcoude) van Meerten. Cornelis was een zoon van Otto van Assendelft, ridder, Heer van Gouriaan en Kyfhoek, en Anna bastaart van Bergen. In 1568 hertrouwde zijn vader met Jenne van Cruningen. Cornelis van Assendelft was ook Heer van Gouriaan, maar transporteerde Gouriaan aan de Heer van Schagen. Hij trouwde met Margaretha (van Abcoude) van Meerten. Margaretha was een dochter van Gerrit van Abcoude van Meerten een Geertruijt van Loon (van Heinsberg). Haar ouders woonden in ’t Stigt van Utregt. Cornelis stierf anno 1600 op het huis de Assenburg in de leeftijd van zestig jaar. Margaretha overleefde haar man twee jaar en stierf anno 1602 in de leeftijd van acht en zeventig jaar. Margaretha was dus aanzienlijk ouder dan haar man.

Samen kregen ze vier kinderen: (1) Floris van Assendelft, was Heer van Assendelft bij testament van zijn neef Nicolaas van Assendelft. Hij stierf als jonge man in de leeftijd van 18 jaar, zodat de Heerlijkheid Assendelft op zijn Vader overging. Floris is dus vóór 1600 overleden. (2) Gerrit van Assendelft werd na het overlijden van zijn vader Heer van Assendelft, Ambachtsheer van Heemskerk, Kyfhoek, Hyeronimusambacht en Hendrik-y-denambacht. Hij stierf anno 1617 (in juni) op ’t huys Asschenburg in de leeftijd van 50 jaar. Gerrit is ongehuwd gebleven. (3) Anna van Assendelft, Vrouwe van Assendelft na haar broer Gerard (of: Gerrit?). Zij trouwde met Gerrit van Renesse van der Aa, Heer van der Aa. Anna stierf anno 1609 nalatende drie dochters (Agnes, Margaretha en Adriana). (4) Antonia van Assendelft. Zij trouwde met Everard van Deurne, Heer van Lyssel in de Peel. Antonia stierf anno 1606 en Everard stierf anno 1617. Ze lieten twee zonen en een dochter na.

Geertruid van Abcoude van Meerten

Op bladzijde 215 wordt het geslacht ‘Van Berkenroede’ weergegeven. Gerrit van Berkenroede was een zoon van Hendrik van Berkenroede en Erkenraad van Bekestein. Hendrik stierf anno 1546. Gerrit was Baljuw van Kennemerland, hij stierf zonder oor. Gerrit was getrouwd met Geertruid van van Abcoude Meerten de dochter van Gerrit van Meerten en Geertruid van Loon (van Heinsberg).1 Dit echtpaar woonde in ’t Stigt van Utregt. Ze was het zusje van de hierboven genoemde Margaretha. Geertruid stierf in 1611, in de leeftijd van 85 jaar.2

Voetnoten

De zesenveertigste jaargang van ‘De Navorscher’ en de genealogie van het geslacht Van Meerten

De zesenveertigste jaargang van het blad ‘De Navorscher’ verschijnt in 1896 en heeft vermeldingen van heel veel personen uit het geslacht Van Meerten.1 Deze personen leefden van de 12e tot de 19e eeuw.

In dit jaargang van ‘De Navorscher’ publiceerde de bekende predikant en Gelderse geschiedschrijver Jacobus Anspach (1830-1908) de artikelenserie ‘De Heerlijkheid Lienden in Neder-Betuwe’. Deze artikelenserie bevat veel informatie over (het bezit van) de ‘Van Meertens’.2 De serie begint met de oorsprong van de ‘Van Lyndens’, voor het geslacht ‘Van Meerten’ is dit niet relevant. Het tweede deel van het eerste artikel gaat over het wapen van de ‘Van Lyndens’. Het derde deel uit het tweede artikel gaat over de heren en vrouwen van Lienden. Het vierde deel memoreert aan enige geschiedkundige bijzonderheden. Het vijfde deel dat in het derde artikel staat gaat over de tweeherigheid van Lienden en ‘Heerlijke Rechten’. Het zesde onderdeel gaat over voormalige of nog bestaande huizen en hoeven in de Heerlijkheid Lienden.

Het wapen van de Van Meertens

Anspach maakt op bladzijde 202 de opmerking dat de edelfamilie Van Meerten ‘welke ongetwijfeld haren naam ontleende aan de Liendensche buurtschap Meerten’ als helmteken een zittende hazewindhond hadden. Hierbij staat de volgende voetnoot: “Rietstap’s ‘Armorial’ vermeldt het helmteken dezer v. Meerten’s niet. Wij ontdekten het echter op eene grafzerk te Ingen, bij gelegenheid eener restauratie der kerk aldaar in 1889“.3 Anspach merkt op dat zij zelfs een klimmende hazewind als wapen gebruikte. “Zulk een hazewind duidde jachtrecht aan, een der prerogatieven van het voormalig ridderwezen”. Ook hierbij staat een voetnoot: “Berichtten wij boven, bl. 181, de door Batkens gestelde onmooglijke echtverbintenis van Willem van Ln overl. 1227, met eene Christina van Brederode; volledigheidshalve sta hier, dat A.H. Verster van Wulverhorst in zijne ‘Geschiedk. Aanteekeningen over het Jagtwezen’ (Amsterdam, L. v. der Vinne, 1840) bl. 30 gewaagt van een welwillend hem toevertrouwd (sic) handschrift in 8vo getiteld ‘Zegels der Graven van Holland’, aan welks slot wordt opgeteld ‘Zegel van Christina van Brederode, gemalin van Willen van Lynden, te voet met een windhond Ao 1203’. Daar die auteur echter de herkomst van dit handschrift niet aanduidt, kan men er niet op afgaan. Het daaruit vermelde klinkt legendarisch, alias Butkensiaansch.” Het lijkt ook hier vooral te gaan om het wapen van het geslacht ‘Van Lynden’.

Op bladzijde 548 heeft Anspach het nog een keer over het wapen van de ‘Van Meertens’. Hij schrijft: “Het Geldersch (Neder-Betuwsch) geslacht v. Meerten voerde een klimmende hazewindhond, met een zittende dito hond tusschen eene vlucht als helmteeken. Aldus prijkt het op prachtig uitgebeitelde groote blauwe grafzerken, nóg in de kerk te Ingen aanschouwbaar.”4

Jan van Meerten Pelgrimszn

Op bladzijde 362 wordt Jan van Merten Pelgrimszoon genoemd. Hij was samen met elf anderen onder wie Hubert van Eck, Steven van Lynden, Alard van Beynhem en Goert van Gent in dienst van hertog Arnold. Zij beloven ‘zich te zullen houden aan het bestand, alstoen tusschen Gerard heer van Kulenburg en de aanhangers van Adolf van Gelre aangegaan’. Deze belofte doen zij op 10 augustus 1472.

’s-Gravenhoef

’s-Gravenhoef, zo wordt een hofstad te Aalst (buurschap bij Lienden) genoemd. Deze hofstad is niet in handen van ‘Van Lienden’. Het leenregister geeft, volgens Anspach, aan dat deze in 1424 in handen is van Claes van Afferden. Zijn dochter (?) Fye van Afferden transporteert dit in anno 1458 tot behoef van Johan Gaderts soon (van Afferden). Ik citeer Anspach: “Fye van A., wede Johans v. Meerten, transporteert een Huys en Hofstad met vyf mergen lands ter goeder maten [geheeten ’s Grevenhoeve], met allen synen toebehoren groot en klijn, gelijk dat in den kerspel van Ln in der Maelschap van Meerten en Aelst gelegen en Jans v. M. Janssoon te wesen plag, daer oostwaert en suydwaert naast geland sijn die Heeren van Mariendael, westwaert die Heeren van St. Pieter te Utrecht ende Noordwaert die gemeyne straet, tot behoef van Johan Gaderts soon [van Afferden] ao 1458.

De Burchtheuvel

Tegenwoordig (in Anspachs tijd) is ‘De Burchtheuvel’ een hoeve. De overlevering plaatst er ‘een voormalig klooster’. Anspach denkt liever aan een kasteelmatige behuizing dat ‘als bakermat der edelfamilie van Meerten’ diende. Aan het begin van de 16e eeuw treffen we deze edelfamilie aan in Ingen ‘op het nog heden als deftige landhoeve bestaande Blijwerven, dat vrij zeker voor ’t oorspronklijk kasteel van Ingen wordt gehouden’. Bij Borchhoevell staat een voetnoot. Anspach tekent in die voetnoot het volgende op: “Ook te Leiden, bekend door zijn Burcht en Burggraven, ligt een Burchtheuvel, vermoedlijk dagteekenend uit de 9de eeuw, toen in deze landen aan de mondingen der rivieren vele rijke houten wachttorens op terpen gebouwd werden. Als later, denklijk in de 12de eeuw, het eerste steenen kasteel op de terp gesticht werd, in navolging van het Normandische chateau a motte (heuvelburcht), zal men den heuvel te Leiden eerst verhoogd hebben met de gele klei. De door de hh. Dr. W. Pleyte, Dr. W.N. du Rieu en D.E.C. Knuttel ingestelde ontgravingen hebben omtrent den Burcht zelven niets geleerd.5 De Burchtheuvel staat zuidoost van de dorpskom achter de buurt de Gribus. Hierbij vermeldt Anspach in een voetnoot dat het hier gaat om de Grebbe, ofwel het gegravene (land) of ook wel grift. “Dit past hier denklijk beter, dan er een woord van Romaansche herkomst in te zien, nog aanwezig in het bargoens of de dieventaal, waarin er een huis of plaats van verzekerde bewaring, een gevangenis of cachot door wordt aangeduid.” Tegenover de hofstede De Geer ligt Lutterveld ‘een blok landerijen, in dezelfde buurschap Meerten, tusschen den kerktoren en De Vogelenzang (te Echteld). Tussen de twee smedestraten = vlak bij de kerk. Homeden en Nedermeden (d.i. het hoge en lage grasland) zijn thans Hoog- en Laag-Meijen, twee uitgestrekte blokken lands in de polder Aalst’. Anspach gaat verder met de Beerschenhof en de ‘Van Meertens’ verdwijnen voor even weer uit beeld.

Klooster op het terrein?

Op bladzijde 549-550 noemt Anspach De Burchtheuvel, ‘de vermoedlijke bakermat der edelfamilie van Meerten’.6 Hij geeft aan dat hier een klooster moet hebben gestaan.”Men denkt dit, omdat er eenige jaren geleden een wijwatersbak werd uitgegraven.” Anspach speculeert: “Mooglijk is de ruïne van den burcht, toen het hoofd dier familie zich naar Ingen verplaatste, tot een klooster verbouwd.” Zijn er meer aanwijzingen voor een klooster in deze streek? Ja. “Begrensd, ten oosten door de Galgestraat – den weg, naar de galg, de oude gerichts- en strafplaats, voerde, – en ten noorden door een perceel de Veldkuip geheeten, ligt een erf, bij de kom des dorps, op den Brink, nog steeds bekend onder den naam van ’t Heilig Leven; den 9 Mei 1647 treffen wij er Derck Jansoen of Janssen als bewoner aan; thans het bewoond eigendom van A. van Doorn Sr.” Dit klooster kan een filiaal geweest zijn ‘van het Bagijnenklooster te Op-Heusden, weleer een adellijk jufferenstift van de Augustijner-orde’. Anspach verwijst voor dit convent naar de ‘Geldersche Volksalmanak’.7 De geschiedschrijver gaat verder in op het klooster: “Van dergelijke filiaal-stichting levert misschien nog ‘Joffrouwen-Hofstad’ een spoor, als benaming eener deftige landhoeve te Ingen, naar den kant van Ek-en-Wiel. Gelijk Ingen zijn ‘Jufferweerd’ (over den dijk, bij de Papendel), heeft Ln nog zijn Jufferpad (dat bij de hofstede De Hucht in de Meertenweidestraat schiet.” In de voetnoot wordt nog aangevuld: “Zoo was de Jufferwaard (thans een boomgaard) te Heteren (Over-Betuwe) denklijk voormaals het eigendom der Bagijnen op het Hof ter plaatse.” In het vonnis dat Hertog Alva velt op 20 december 1568 is sprake van ‘le cloistre et commanderie de Lynden’. Volgens Anspach is dat van de commanderij een vergissing: “Ingen had zijne bekende Kommanderie der St. Jansridders, met het nóg aanwezige Kommanderiehuis, – thans eene onder dezen naam nog altoos bekende hofstede, – waar 3 Juni 1422 de praeliminairen werden getroffen van den vrede tusschen hertog Reinald IV van Gelre met Jan van Beijeren eenerzijds en Frederik van Blankenheym, den mijtervorst van het Sticht, van den anderen kant.” De bron hiervan is ‘Gedenkwaardigheden’ van Nijhoff.8 Anspach schrijft: “De langs het terrein van dit aloude Kommanderiehuis loopende waterlossing of tochtsloot heet niet de Kettersche Wetering, maar de Ketting-wetering, d.i. eene sloot, die als een ketting slingert.” Volgens Anspach bezat Lienden meer dan één klooster, als er op de Burchtheuvel een gestaan heeft. Hij noemt ook het klooster van Mariëndaal, maar dat gaat weer buiten het geslacht ‘Van Meerten’ om dus laten we dat hier rusten.

Huize Kermestein

Dit goed is in het bezit van Cornelis van Brakell en Margareta van Boecop. Kort gaat Anspach in op de etymologie van Kermestein. Hij en de volkstraditie denken dat dit Kennemerstein geheten heeft, ter herinnering aan een inval van de Kennemers in de Neder-Betuwe in 1268.9 Het lag in een hoek, ‘langs de Papestraat, waar deze tegen den Rijn- of Bandijk aanschiet, in den polder Ln’. Kermestein gaat over op zijn zoon Johan, ‘een der Verbonden Edelen tegen Spanje’s dwinglandij, en evenals zijn neef Dirk van Brakell, ondertekenaar van het Smeekschrift der Landvoogdesse Margareta van Parma in April van dit jaar te Brussel overhandigd’.10 Johan van Brakell was op 17 juli 1550 getrouwd met Johanna van Meerten tot Ingen Dirksdochter bij Berta van Eck.11 Johan is overleden op 8 juli 1580 en Johanna op 22 april 1600. Anspach verwijst hierbij naar hun grafzerk in de kerk te Lienden: ‘uit eene menigte grafsteenen de eenige, waarvan vóór de bevloering in 1871 afschrift genomen is.’ In de voetnoot vermeldt dat Maria, de oudere zus van Johanna, in 1569 in de echt trad ‘met Gysbert de Cock van Delwijnen; zij bracht hem Blijwerven te Ingen aan, en schonk hem Geertruid, door wie Blijwerven aan haren echtgenoot Johan v. Goltstein tot Brantsenburg verviel’.12

Anspach gaat verder in op de kwartieren die op de bovengenoemde grafsteen vermeld staan: ‘Brakell, Boecop, Leefdael, Delen – Meerten, Eck, Eck, Mekeren’. Hij verklaart deze kwartieren als volgt: “Daar Johan tot overgrootouders had Johan van Br. en Geertruyt van Delen (gehuwd in 1430), en Johan van Eck gehuwd was met Aleid van Mekeren (die in 1515 met hare stiefmoeder deelde); bemerkt men, dat in het stellen dezer kwartieren van vaderskant en moederszijds een verschillend systeem is gevolgd. Blijkens het wapen op een steen in de te Ingen, vertoonend een rechterschuinbalk (bande), heeft men hier ontwijfelbaar met van Eck van Panthaleon te doen”.13 Bij het delen van Aleid van Mekeren in 1515 met haar stiefmoeder staat een verwijzing naar de Heraldische Bibliotheek 1874, blz. 25. Dirk van Brakell was een zoon van Johan en Johanna. Hij was in 1575 schepen van Tiel en in 1587 drost ter Lede.14 Dirk trad op 8 maart 1587 te Tiel in het huwelijk met Petronella Vijgh.15 Anspach gaat verder met dit geslacht ‘Van Brakell’, maar dat laat ik hier nu rusten.

Op bladzijde 549 wordt het bovengenoemde echtpaar, Johan en Johanna, opnieuw door Anspach genoemd. Hij geeft aan dat de echtverbintenis in 1550 tussen Jor. Johan van Brakell en Johanna van Meerten tot Ingen de grondslag legde ‘tot een uitgestrekt bezit van goederen in de buurschap Meerten, hetwelk sedert in de familie van Brakell verbleef, en door den laatsten bewoner uit haar van den huize den Eng ter plaatse, te gelijk met die huizing bij testamentaire beschikking aan de bewoners dezer buurschap vermaakt is’. Opnieuw gaat Anspach verder in op de nakomelingen van Van Brakell-Van Meerten en opnieuw voert dat voor nu te ver om dit aan te halen.

Buurtschap Meerten

Vanaf bladzijde 547 wordt het buurtschap Meerten uitgebreid behandeld. Anspach vertelt hier veel over de vroegste ‘Van Meertens’, mensen die de geslachtsnaam (van) Meerten aannamen. Meerten is volgens Anspach een ‘uitgestrekt buurschap (…) thans een der drie polders, uit welke Ln bestaat’. Hier ‘ontleende een edel geslacht den naam’. Hij gaat verder in op de betekenis van de naam Meerten. “Merthen kan ‘markt’-, maar ook ‘grens(-paal)woning’ betekenen”. Volgens Anspach zal al wat Van Meerten heet de achternaam wel aan dit buurtschap te danken hebben, ‘omdat hier te lande, voorzoover ons bekend, nergens een Meerten ligt, dan hier’. De dorpen Marten in Estland en Merten in Frankrijk zullen hier volgens de geschiedschrijver wel niet mee te maken hebben.

Zijn betoog gaat verder in op vroege ‘Van Meertens’. Anspach geeft aan dat hij al eerder ‘Van Meertens’ van 1407 tot 1798 besproken heeft uit verschillende bronnen.16 De predikant constateert echter dat deze geslachtsnaam al eeuwen eerder voorkomt. “In 1145 toch behoort Gerard van Marten (Gerardus de Marten) met Godfried van Rienen (Renen) e.a. tot de getuigen bij de bekrachtiging i.d. 18 Octr door koning Konrad III van Duitschland van een vonnis (‘ordel’), door Hendrik graaf van Gelre gewezen over de graafschappen Ostergo en Westergo als behoorend tot de Utrechtsche kerk.” Als voetnoot wordt verwezen naar het ‘Oorkondeboek van Gelre en Zutphen’.17 Anspach vertelt verder: “Godschalk van Merten (de Merten), liber homo, staat boven de ministeriales (dienstmannen), bij de bevestiging door Godfried (Govert van Rhenen) bisschop van Utrecht in 1166 der abdij van Mariënweerd in hare goederen.” Als bronnen hiervoor wordt het bovengenoemde oorkondeboek gegeven en het Cartularium van Mariënweerd.18 Anspach weet nog meer te noemen: “Gerard, Godschalk en Walter van Merten worden opgeteld onder de edelen (laici nobiles), getuigen bij den aankoop in 1169 van twintig morgen lands behoorend bij de curtis (hof) te Beusichem, door denzelfden Godfried, die ze aan het kapittel van St. Jan te Utrecht schenkt.” Opnieuw is het oorkondeboek de bron en dan bladzijde 324. Tenslotte weet Anspach uit de periode voor 1407 nog iets anders te vermelden: “In 1344 ontmoet met Klaas van Merten als schepen te Nijbroek; zijn slechts weinig beschadigd zegel is nog te vinden. Hieruit kan dus blijken, of het St. Andrieskruis verzeld van vier wassende mannen, dat Rietstap’s Armorial aan een Utrechtsch, – waarom Utrechtsch? het stamde uit de Neder-Betuwe, – geslacht v. Meerten toekent19, destijds reeds in zwang was.20

Everhard Godfried van Meerten

Na het bovenstaande over het buurtschap Meerten komt Everhard Godfried van Meerten ter sprake.21 Jonkheer Everhard Godfried was, volgens Anspach, in 1660 te Maurik getrouwd met Elisabeth van Goltstein.22 Elisabeth is begraven op 10 januari 1665 in de kerk te Maurik op het hoge koor. Ten overstaan van twee andere jonkers van Maurik, Jacob en Bernard van Zuijlen van de Natewis, heeft hij ‘de oudste voorhanden kerkrekening dier gemeente gedaan’. Deze kerkrekening loopt van februari 1657 tot februari 1659. Naar hem is ook een perceel grond vernoemd: “En naar wien hoogstwaarschijnlijk nog tegenwoordig een perceel gronds ter plaatse als Jonker-van-Meertenspoort bekend staat; hebbend de poort vóór zijn woonverblijf vermoedelijk langer bestaan, dan de woning zelve, tenzij dan dat die poort zelve als kasteelmatige huizing door hem is bewoond geweest, in denzelfden trant als wij hiervoren opzichtens ’s-Gravenhoef opmerkten.” Volgens Anspach is Everhard Godfried van Meerten in 1673 overleden.

Maria Bertha van Meerten

Een totaal andere tak wordt direct na het bovenstaande vermeld. Anspach memoreert het huwelijk tussen Maria Bertha van Meerten en de predikant Willem Leonard Voorduyn.23 Voorduyn was predikant te Utrecht. Het echtpaar kreeg een dochter met de naam Cornelia Adriana Voorduyn. Zij werd op 7 augustus 1811 de gade van Frans Jan baron van Heeckeren van Brandenburg (deze overleed op 22 januari 1846).

Voetnoten

Pure natuurwetenschap haalt verwondering over schepping weg

In de discussie over schepping en evolutieleer moeten ook de geesteswetenschappen een rol krijgen, stelt dr. J. Veldman.

In de discussie rond schepping en evolutieleer heb ik reacties van historici en filosofen uit onze achterban gemist. Opvallend was dat vrijwel alleen scribenten met een bèta-achtergrond in het RD over de kwestie discussieerden. Hier zit dan ook het probleem. Er zou een filosofische discussie gevoerd moeten worden over wat we over de aardse werkelijkheid kunnen zeggen.

De discussie wordt nu gevoerd volgens verschillende regels (wetenschapsmodellen), langs elkaar heen. Het ene wetenschapsmodel, het natuurwetenschappelijke, rekent voornamelijk met getal, maat, dimensie en strikt logische opeenvolgingen of gevolgtrekkingen. Het ordent met behulp van modelvoorstellingen. De vraag naar een ordelijke opbouw van de natuur (zoals het evolutiemodel) past daarin.

Ik heb bijvoorbeeld gelezen: „Stel nu eens dat…” Dit heet hypothesevorming. Een andere auteur zegt: „Scheppingsdagen, dús 6 x 24 uur…” Dit is een natuurwetenschappelijke vooronderstelling (getal en maat), direct al aan het begin van een betoog. Zo spreekt de Bijbel zelf niet.

Wanneer je dan vervolgens met die aanname (met dát gereedschap) de Heilige Schrift vastpakt, moet het wel fout aflopen. Gods Woord spreekt zo helemaal niet tot ons. Het probleem zit dus in de wijze waarop wij onze vooronderstellingen in de Heilige Schrift stoppen, en dan van een ander verlangen dat hij die er zo uithaalt.

‘Ladekastje’

Omdat het natuurwetenschappelijke gereedschap (model) sinds de 17e eeuw op bepaalde gebieden zulke indrukwekkende resultaten heeft geboekt, heeft bij de westerse mens de gedachte postgevat dat álles wel natuurwetenschappelijk verklaard kan worden. Ons hele onderwijs is ervan doortrokken. Mijn eigen leraren en later mijn collega’s heb ik dit zelf ook vaak met verve horen verkondigen. Men heeft vele christenjongeren bij hun eerste schreden binnen de universiteit vanwege dit ene wetenschapsmodel in verlegenheid gebracht.

Zo’n model werkt als een zelfontworpen ‘ladekastje’ met vele laatjes. Daarin kun je je hele verzameling (feiten, getallen, vondsten, formules) netjes opbergen. Je kunt ook alles terugvinden. De laatjes krijgen op die manier als vanzelf een logische orde en betrouwbaarheid: het werkt. Maar wat nu te doen met de nog lege laatjes en met de stroom nieuwe feiten?

Verwondering

Het geesteswetenschappelijke model benadert de werkelijkheid en ook Gods Woord totaal anders. Dit model wordt vooral gehanteerd door historici, filosofen, theologen en lieden die zich met kunsttheorie bezighouden. Zij hanteren een ander ‘gereedschap’.

Binnen dit model is eerst vastgesteld dat de werkelijkheid zodanig grootse en onbegrijpelijke dimensies heeft dat we er als wetenschappers maar een fractie van kunnen beschrijven en begrijpen. Dat gebeurt in de genoemde vakgebieden vanuit het historische bronnenonderzoek, met behulp van de vertelling en de kunst- en cultuurproducten van mensen, maar ook met andere menselijke vermogens tot kritisch onderzoek: de empathie en de identificatie. Zo worden op een andere manier het verleden, de bedoelingen en de mentaliteit van mensen en samenlevingen zichtbaar gemaakt, naderbij gebracht en onderzocht. De geesteswetenschappelijke onderzoeker is zich er meer van bewust dat hij zelf ook een factor is in de beeldvorming, in de redenering die hij opzet en in de uitkomsten waarmee hij voor de dag komt.

Een van de belangrijkste uitkomsten is dus dat de werkelijkheid (Gods werkelijkheid) veel complexer is dan dat die gevangen zou kunnen worden in getallen, formules of wetmatigheden. Voor een wetenschapper volgens het natuurwetenschappelijke model is dit alles echter te vaag en te soft.

Dit kan wel zo zijn, maar veel zaken kunnen we niet preciezer omschrijven. Bijvoorbeeld: de schepping is wonderbaarlijk, God is ondoorgrondelijk, zelfs de menselijke liefde behoudt haar geheim. Wanneer we dus over de schepping spreken en beginnen met een natuurwetenschappelijke aanpak, halen we de verwondering direct al uit onze beschouwingen weg. Dan moeten we ons er niet over verbazen wanneer we aan het einde iets wezenlijks zijn kwijtgeraakt.

Twee thema’s

Het komt mij voor dat in de huidige discussie over schepping en evolutieleer de christelijke deelnemers met alle macht proberen de wetenschappelijke gegevens, feiten en modelvorming met de Bijbelse gegevens (zoals zij die interpreteren) in één plat vlak te ordenen. Dat dit niet lukt, is intussen uit de artikelen wel duidelijk geworden. Moeten we die ongelijksoortige gegevens dan toch op hun plaats wringen en wat niet past ter zijde schuiven, hetzij de wetenschappelijke gegevens, hetzij de betrouwbaarheid van de Bijbel?

Dat is streven naar een simpele, eendimensionale oplossing. Het natuurwetenschappelijke model en het geesteswetenschappelijke model hebben raakvlakken. Meer niet. Het wereldbeeld dat we ons vormen, is de werkelijkheid zelf niet. Het is ook niet een- maar multidimensionaal. Het vraagstuk ”schepping óf evolutie” gaat dus over twee thema’s, die met behulp van twee verschillende soorten gereedschap moeten worden onderzocht en beschreven. Er zijn wel raakpunten maar ze zijn niet tot elkaar herleidbaar. Ze passen niet in één puzzel die we ”werkelijkheid” noemen.

Dit artikel is met toestemming van de auteur overgenomen uit het Reformatorisch Dagblad. De volledige bronvermelding luidt: Veldman, J., 2017, Pure natuurwetenschap haalt verwondering over schepping weg, Reformatorisch Dagblad Puntkomma 47 (137): 16-17 (artikel).

Tegenstellingen #4 Protesteren en je levensdoel vinden – Een serie met mr. Kees van der Staaij en dr. ir. Erik van Engelen

Deze video is opgenomen samen met dr. ir. Erik van Engelen.

Daniël Online heeft een serie video’s op genomen over de onrust die er heerst in Nederland rond klimaatverandering, godsdienstvrijheid en de betrouwbaarheid van de Bijbel. Willemijn Kok en Hesther Stijnen gaan hierover in gesprek met politicus mr. Kees van der Staaij en wetenschapper dr. ir. Erik van Engelen. Met dank aan Daniël Online kunnen we deze video ook hieronder delen.

Een wereldwijde zondvloed: echt gebeurd of overdreven?

Dit artikel werd samen met dr. Mart-Jan Paul geschreven.

Vanwege de zonden van de mensheid besluit God om een grote vloed te zenden waarin bijna iedereen omkomt. Slechts Noach en zijn gezin overleven dit oordeel. In het grote schip, de ark, worden ook de diersoorten bewaard voor uitsterven. De vloed, door ons gewoonlijk aangeduid als zondvloed [sintvloed = grote, voortdurende vloed], veroorzaakt een terugkeer van de schepping naar een situatie van onbewoonbaarheid (Gen. 1:2). Na de vloed treedt Noach als een nieuwe Adam op, bij wie God de scheppingsopdracht tot vermeerdering en vervulling van de aarde herhaalt (Gen. 9:1,7). De afwisseling in seizoenen wordt een teken van de doorgaande zegen en de zorg van God (8:22).

Er zijn veel argumenten om aan te nemen dat in Genesis een wereldwijde vloed bedoeld is. Veel geologen menen dat dit niet terug te vinden is in de geschiedenis van de aarde. Dit levert de vraag op naar onze interpretatie en toepassing van deze beschrijving.

Tremper Longman III en John Walton hebben een boek geschreven over deze vloed: The Lost World of the Flood. Daarin stellen zij dat de wijze waarop de vloed wordt beschreven cultureel bepaald is en retorisch is vormgegeven. Niet die vormgeving, maar alleen de theologische interpretatie door de Bijbel (Gods straf en beloften) is voor ons normatief (p. 11). De auteurs gebruiken de manier waarop de veroveringen door Jozua beschreven worden, om te laten zien dat de Bijbel overdrijving (‘hyperbool’) gebruikt in historische weergaven. Zij passen dit ook toe op de maten van de ark en menen dat er nooit een boot is geweest van driehonderd el lengte (p. 30-41). De auteur van Genesis beschrijft de vloed om theologische redenen als een wereldwijde gebeurtenis, maar dat betekent niet dat dit ook daadwerkelijk het geval was (p. 42-50).

In het tweede deel van het boek komen overeenkomsten en verschillen met andere zondvloedverhalen aan de orde. De auteurs stellen voor om Genesis 7:3 niet te vertalen met: ‘Alleen Noach bleef over’, maar met: ‘Echter, Noach bleef over’, en menen dat de tekst onduidelijk is over meer overlevenden (p. 71). De duur van de vloed is volgens velen ongeveer 365 dagen. Bedoeld is echter dat de vloed een lange tijd duurde, zonder dat wij precies weten hoe lang die tijd was (p. 71). In het Nieuwe Testament verwijst 2 Petrus 2:5 naar de prediking van Noach. Het Oude Testament zwijgt daarover en het lijkt aannemelijker dat hij niet gepreekt heeft, ook omdat de ark slechts plaats had voor acht personen (p. 73-74).

Tot zover een beknopte weergave van dit boek. De conclusies zijn aanvechtbaar. Het is waar dat de Bijbel soms de taal van de hyperbool gebruikt, maar in welke mate is dat in het boek Jozua het geval? In Jozua 13:1 staat dat er nog veel land overgebleven was om in bezit te nemen. Longman en Walton gebruiken een literaire methode voor de uitleg van Genesis 6-8, zonder de beperkingen van die benadering aan te geven. Ook Genesis 10, over de verspreiding van de volken, gaat uit van slechts acht overlevenden van heel de mensheid.

De gedetailleerde opgaven van de maten van de ark en van het tijdsverloop van de vloed wekken de sterke indruk van een nauwkeurige weergave. Longman en Walton geven onvoldoende argumenten dat hier de stijlfiguur van de overdrijving is toegepast. De auteurs bieden geen verklaring voor de bouw van een boot voor redding, terwijl in hun uitleg ook de tijdige vlucht naar een ander gebied mogelijk was. Ook ontbreekt een uitleg van het meenemen van vogels en van de uitzending daarvan. Belangrijker zijn echter de problemen die rijzen bij de uitleg van de theologische boodschap. Die boodschap is volgens de auteurs normatief, maar hoe kan dat als die zo nauw verweven is met de beschrijving van een wereldwijde vloed? Hoe kan Noach de stamvader van een nieuwe mensheid worden als er veel meer overlevenden waren? Wat is de betekenis van de seizoenen (8:22)? Wat betekent het dat nooit meer een dergelijke (regionale of wereldwijde) vloed zal plaatsvinden (9:11)? Wat is de waarde van het verbond met Noach en met alle levende wezens (9:12-17)? Longman en Walton gaan te weinig in op de overblijvende vragen naar de goddelijke boodschap.

Een verwijzing naar 2 Petrus 3:5-6, waarin staat dat de wereld overspoeld werd, ontbreekt. Longman en Walton verwijderen zich hiermee steeds verder van hun meer orthodoxe benadering in eerdere publicaties. Er zijn verschillende publicaties die honderden getuigenissen bij andere volken over een wereldwijde vloed in beeld hebben gebracht. Ook zijn er wel degelijk aanwijzingen voor de geologische implicaties van die vloed.

Wanneer kan de vloed gedateerd worden? Met de getallen in Genesis 11:11-26 kan het jaartal met behulp van de Hebreeuwse tekst op 2519 voor Christus en met de Griekse tekst op 3398 voor Christus berekend worden. Misschien is 3398 voor Christus in overeenstemming te brengen met de gangbare datering van de beschavingen van het oude Nabije Oosten. Dat lukt echter niet met 2519 voor Christus. Er zijn evenwel publicaties die meerdere zwakheden aantonen bij de gangbare datering.

Is het mogelijk geloof en wetenschap te combineren, of zijn het twee gescheiden werelden? In de bundel ‘Inzicht’ komen achttien Nederlandstalige wetenschappers aan het woord die van harte een verbinding voorstaan. Bovenstaande bijdrage van dr. H.J. Koorevaar en dr. M.J. Paul is uit het boek afkomstig. Smaakt het boekfragment naar meer? Klik hier om het boek ‘Inzicht’ te bestellen.

Dit artikel is met toestemming overgenomen van de website CVandaag. Het originele artikel is hier te vinden.