Home » Filosofie » Pure natuurwetenschap haalt verwondering over schepping weg

Pure natuurwetenschap haalt verwondering over schepping weg

In de discussie over schepping en evolutieleer moeten ook de geesteswetenschappen een rol krijgen, stelt dr. J. Veldman.

In de discussie rond schepping en evolutieleer heb ik reacties van historici en filosofen uit onze achterban gemist. Opvallend was dat vrijwel alleen scribenten met een bèta-achtergrond in het RD over de kwestie discussieerden. Hier zit dan ook het probleem. Er zou een filosofische discussie gevoerd moeten worden over wat we over de aardse werkelijkheid kunnen zeggen.

De discussie wordt nu gevoerd volgens verschillende regels (wetenschapsmodellen), langs elkaar heen. Het ene wetenschapsmodel, het natuurwetenschappelijke, rekent voornamelijk met getal, maat, dimensie en strikt logische opeenvolgingen of gevolgtrekkingen. Het ordent met behulp van modelvoorstellingen. De vraag naar een ordelijke opbouw van de natuur (zoals het evolutiemodel) past daarin.

Ik heb bijvoorbeeld gelezen: „Stel nu eens dat…” Dit heet hypothesevorming. Een andere auteur zegt: „Scheppingsdagen, dús 6 x 24 uur…” Dit is een natuurwetenschappelijke vooronderstelling (getal en maat), direct al aan het begin van een betoog. Zo spreekt de Bijbel zelf niet.

Wanneer je dan vervolgens met die aanname (met dát gereedschap) de Heilige Schrift vastpakt, moet het wel fout aflopen. Gods Woord spreekt zo helemaal niet tot ons. Het probleem zit dus in de wijze waarop wij onze vooronderstellingen in de Heilige Schrift stoppen, en dan van een ander verlangen dat hij die er zo uithaalt.

‘Ladekastje’

Omdat het natuurwetenschappelijke gereedschap (model) sinds de 17e eeuw op bepaalde gebieden zulke indrukwekkende resultaten heeft geboekt, heeft bij de westerse mens de gedachte postgevat dat álles wel natuurwetenschappelijk verklaard kan worden. Ons hele onderwijs is ervan doortrokken. Mijn eigen leraren en later mijn collega’s heb ik dit zelf ook vaak met verve horen verkondigen. Men heeft vele christenjongeren bij hun eerste schreden binnen de universiteit vanwege dit ene wetenschapsmodel in verlegenheid gebracht.

Zo’n model werkt als een zelfontworpen ‘ladekastje’ met vele laatjes. Daarin kun je je hele verzameling (feiten, getallen, vondsten, formules) netjes opbergen. Je kunt ook alles terugvinden. De laatjes krijgen op die manier als vanzelf een logische orde en betrouwbaarheid: het werkt. Maar wat nu te doen met de nog lege laatjes en met de stroom nieuwe feiten?

Verwondering

Het geesteswetenschappelijke model benadert de werkelijkheid en ook Gods Woord totaal anders. Dit model wordt vooral gehanteerd door historici, filosofen, theologen en lieden die zich met kunsttheorie bezighouden. Zij hanteren een ander ‘gereedschap’.

Binnen dit model is eerst vastgesteld dat de werkelijkheid zodanig grootse en onbegrijpelijke dimensies heeft dat we er als wetenschappers maar een fractie van kunnen beschrijven en begrijpen. Dat gebeurt in de genoemde vakgebieden vanuit het historische bronnenonderzoek, met behulp van de vertelling en de kunst- en cultuurproducten van mensen, maar ook met andere menselijke vermogens tot kritisch onderzoek: de empathie en de identificatie. Zo worden op een andere manier het verleden, de bedoelingen en de mentaliteit van mensen en samenlevingen zichtbaar gemaakt, naderbij gebracht en onderzocht. De geesteswetenschappelijke onderzoeker is zich er meer van bewust dat hij zelf ook een factor is in de beeldvorming, in de redenering die hij opzet en in de uitkomsten waarmee hij voor de dag komt.

Een van de belangrijkste uitkomsten is dus dat de werkelijkheid (Gods werkelijkheid) veel complexer is dan dat die gevangen zou kunnen worden in getallen, formules of wetmatigheden. Voor een wetenschapper volgens het natuurwetenschappelijke model is dit alles echter te vaag en te soft.

Dit kan wel zo zijn, maar veel zaken kunnen we niet preciezer omschrijven. Bijvoorbeeld: de schepping is wonderbaarlijk, God is ondoorgrondelijk, zelfs de menselijke liefde behoudt haar geheim. Wanneer we dus over de schepping spreken en beginnen met een natuurwetenschappelijke aanpak, halen we de verwondering direct al uit onze beschouwingen weg. Dan moeten we ons er niet over verbazen wanneer we aan het einde iets wezenlijks zijn kwijtgeraakt.

Twee thema’s

Het komt mij voor dat in de huidige discussie over schepping en evolutieleer de christelijke deelnemers met alle macht proberen de wetenschappelijke gegevens, feiten en modelvorming met de Bijbelse gegevens (zoals zij die interpreteren) in één plat vlak te ordenen. Dat dit niet lukt, is intussen uit de artikelen wel duidelijk geworden. Moeten we die ongelijksoortige gegevens dan toch op hun plaats wringen en wat niet past ter zijde schuiven, hetzij de wetenschappelijke gegevens, hetzij de betrouwbaarheid van de Bijbel?

Dat is streven naar een simpele, eendimensionale oplossing. Het natuurwetenschappelijke model en het geesteswetenschappelijke model hebben raakvlakken. Meer niet. Het wereldbeeld dat we ons vormen, is de werkelijkheid zelf niet. Het is ook niet een- maar multidimensionaal. Het vraagstuk ”schepping óf evolutie” gaat dus over twee thema’s, die met behulp van twee verschillende soorten gereedschap moeten worden onderzocht en beschreven. Er zijn wel raakpunten maar ze zijn niet tot elkaar herleidbaar. Ze passen niet in één puzzel die we ”werkelijkheid” noemen.

Dit artikel is met toestemming van de auteur overgenomen uit het Reformatorisch Dagblad. De volledige bronvermelding luidt: Veldman, J., 2017, Pure natuurwetenschap haalt verwondering over schepping weg, Reformatorisch Dagblad Puntkomma 47 (137): 16-17 (artikel).