Home » 2021 » mei (Pagina 4)

Maandelijkse archieven: mei 2021

Overlijdensbericht van Maria van Dam (1904-1975) in De Wachter Sions

Overlijdensbericht van Maria van Dam (1904-1975) in De Wachter Sions.

Hiernaast wordt een overlijdensbericht uit De Wachter Sions weergegeven van Maria van Dam (1904-1975).1 De Wachter Sions is het landelijke kerkblad van de Gereformeerde Gemeente in Nederland. Maria is op 14 november 1975 overleden in Opheusden. Ze woonde aan de Dalwagenseweg nummer 30. Uit de advertentie blijkt dat Maria ziek was voordat zij overleed, want er staat dat zij weggenomen is ‘na een kortstondig geduldig gedragen lijden’ en vrij onverwacht. Ze was 71 jaar oud toen zij overleed2 en de echtgenote van B. van Meerten.3 De advertentie meldt dat ze twee dochters heeft: (1) de in Kootwijkerbroek wonende M. van Leeuwen-van Meerten de vrouw van G. van Leeuwen, en (2) D. Bunt-van Meerten de vrouw van T. Bunt. Maria had ook kleinkinderen. Ze is begraven op 19 november 1975 op de Algemene Begraafplaats aan de Markstraat te Opheusden.

Voetnoten

Geboorteakte van Maria van Dam (1904-1975)

Geboorteakte van Maria van Dam (1904-1975) uit de Burgerlijke Stand van de Gemeente Kesteren.

Hierboven wordt de geboorteakte van Maria van Dam (1904-1975) weergegeven.1 Op 6 mei 1904 deed IJzak van Dam (1859-1942), de vader van de geborene, aangifte van de geboorte van Maria. Hij was vier en veertig jaar oud en mandenmaker van beroep. Hij gaf aan dat Maria geboren is op 6 mei 1904 om half 7 in de ochtend in het huis nummer 299 te Opheusden. Zij is een dochter van Dirkje van de Kolk (1862-1929). Dirkje was zonder beroep en woonde eveneens in Opheusden. Als getuigen had IJzak twee personen meegenomen: (1) Jan Hendrik van Drumpt (1854-1937), negen en veertig jaar oud en smid van beroep, en (2) Albertus Heij (1862-1937), een en veertig jaar oud en schoenmaker van beroep. Beide getuigen woonden in Opheusden. Uit de genealogische gegevens blijkt dat zij op 21 mei 1931 te Opheusden in het huwelijk getreden is met Bernardus van Meerten (1896-1976).2

Voetnoten

Overlijdensbericht van Bernardus van Meerten (1896-1976) in De Wachter Sions

Overlijdensbericht van Bernardus van Meerten (1896-1976).

Hiernaast wordt een overlijdensbericht van Bernardus van Meerten (1896-1976) uit De Wachter Sions weergegeven.1 De Wachter Sions is het landelijke kerkblad van de Gereformeerde Gemeente in Nederland. Uit de advertentie blijkt dat Bernardus ziek was voor zijn overlijden, want hij is weggenomen ‘na een geduldig gedragen lijden’. Bernardus was weduwnaar van M. (Maria) van Dam.2 Hij overleed in de leeftijd van bijna 80 jaar.3 Op de advertentie zien we ook twee dochters van Bernardus: (1) de in Kootwijkerbroek wonende M. van Leeuwen-van Meerten die getrouwd is met G. van Leeuwen, en (2) de in Dodewaard wonende D. Punt-van Meerten die getrouwd is met T. Punt. De achternaam van de laatste dochter is incorrect gespeld, het moet Bunt zijn in plaats van Punt. Bernardus had ook kleinkinderen. Hij woonde in Dodewaard aan de Waalbandijk, huisnummer 48 en is op 3 juni 1976 overleden. Op 8 juni is hij begraven te Opheusden. Bernardus was lid van de Gereformeerde Gemeente in Nederland te Opheusden.

Voetnoten

Een 16e-eeuwse Gerrit van Meerten in het Reformatorisch Dagblad

In de 16e-eeuw heeft er in Kesteren een pastoor geleefd met de naam Gerrit van Meerten. Deze pastoor is met zijn gemeente overgegaan tot de Reformatie.

In een artikel in het Reformatorisch Dagblad van 24 januari 2017 schrijft Jan van ‘t Hul over de Reformatie in Opheusden.1 Een lezenswaardig artikel, na te lezen op Digibron.2 De schrijver haalt daar kort een Van Meerten aan. Van ‘t Hul: “In het naburige Kesteren ging de laatste pastoor, Gerrit van Meerten, met zijn hele parochie al veel eerder (ergens tussen 1576 en 1580) tot de Reformatie over.” Over deze Gerrit van Meerten is de auteur weinig bekend.3 Ook de website van de Hervormde Kerk te Kesteren maakt melding deze overgang.4 Hier wordt aangegeven dat Gerrit van Meerten van 1567-1580 pastoor is geweest én dat het predikantenbord van de gemeente (helaas) begint in 1581.

Voetnoten

Minister Van ’t Wout heeft Kamervragen over zoutvloei beantwoord

Op 21 januari 2021 schreef ing. Stef Heerema in het Reformatorisch Dagblad een artikel over het uitblijven van het terugveren van de Friese bodem.1 Naar aanleiding van dit artikel stelde politicus drs. Henk Nijboer (Partij van de Arbeid) Kamervragen aan de minister van Economische Zaken en Klimaat, Bas van ’t Wout.2 Afgelopen week beantwoordde de minister deze vragen.3

Een pot met zoutkristallen.

Antwoord

Bas van ’t Wout, minister van Economische Zaken en Klimaat, heeft antwoord gegeven op Kamervragen van drs. Henk Nijboer van Partij van de Arbeid.4 De minister geeft aan dat hij bekend is met het artikel in het Reformatorisch Dagblad aangaande zoutvloei. Op de vraag of hier verkeerde aannames werden gedaan antwoordde de minister:

“Het klopt niet dat er van een verkeerde aanname is uitgegaan. Het staat vast dat in de diepe ondergrond aanwezig zout –vanwege zijn natuurlijke ‘stroperige’ eigenschappen- vanzelf stroomt in de richting van de holtes (cavernes), die door de oplosmijnbouw zijn gecreëerd. Dat dit in de praktijk ook is gebeurd, blijkt uit het feit dat het totale volume van het aan de ondergrond onttrokken zout veel groter is dan het volume van de ondergrondse caverne.

Het verschil tussen het volume van het gewonnen zout en het volume van de holte wordt het convergentievolume genoemd. Dit volume manifesteert zich aan het oppervlak als bodemdaling. Zolang de winning voortduurt, blijft de bodemdaling toenemen. Zodra de winning wordt gestaakt en de druk in de cavernes wordt verhoogd, stopt de bodemdaling. Dit is ook waargenomen met de GPS-meting op de Barradeel I locatie alwaar de winning is gestopt.

Mogelijk zal het centrum van de bodemdalingskom na enige tijd iets omhoog komen. Of dit ook daadwerkelijk zal gebeuren – en in welk tempo – is onderwerp van voortgaande analyse van de monitoring gegevens. Dit mogelijke ‘terugveer’- effect is geen onderdeel van de in de vergunning gestelde eisen omtrent de maximale bodemdaling. Dat betekent dat er bij de berekening van de maximaal toegestane bodemdaling geen rekening wordt gehouden met de mogelijkheid dat de bodem terugveert en de bodemdaling daardoor op termijn zou kunnen verminderen.”

Op de vraag of de minister door ‘deze nieuwe inzichten’ van plan is om de zoutwinning in dit gebied te heroverwegen gaf de minister het volgende antwoord:

“Nee, de berichtgeving geeft mij geen nieuw inzicht en ook geen aanleiding voor een heroverweging. De conclusies in het bericht komen niet overeen met het wetenschappelijke feit dat zout in de diepe ondergrond (onder invloed van druk en temperatuur) vloeit.”

Welke gevolgen de bodemdaling heeft voor de inwoners van Friesland en of hier een vergoeding tegenover staat zijn ook nog te lezen in de vraagbeantwoording. De minister wil in ieder geval niet ‘dat de bewoners blijven zitten met schade ten gevolge van bodembeweging door mijnbouw’ en de Commissie Mijnbouwschade zal op korte termijn ‘meldingen over schade door zoutwinning gaan behandelen’.5

Discussie

Het artikel van Heerema leidde in het Reformatorisch Dagblad ook tot discussie. Volgens geologiestudent Willem Jan Blom, structureel geoloog Nico Hardebol en mijnbouwkundige Jan van Herk zou ontkenning van zoutvloei het debat over geloof en wetenschap niet verder helpen.6 Daarop reageerde Stef Heerema weer dat hij zoutvloei niet wil ontkennen, maar dat dit alleen tijdens de zondvloed voorkwam, daarna is het steenzout ‘keihard’ geworden. Volgens Heerema ondermijnen ‘deze [d.w.z. die van zoutvloei-accepterende geologen, JvM] geologische denkbeelden de fundamenten van de samenleving’.7 In de rubriek ‘Opgemerkt’ reageerden Blom, Hardebol en Van Herk tenslotte met de opmerking dat een andere visie op zoutvloei niet ‘de autoriteit van Gods Woord’ ondermijnt.8 Hiermee is de discussie in de krant afgesloten. Naast deze discussie in de krant schreef Blom nog een artikel waarin hij de argumentatie van Heerema onder de loep neemt9 en reageerde Heerema op Family710 en op het Logoscongres11 op de discussie.

Dit artikel werd eerder geplaatst op de website Hongarije Geologie. Het originele artikel is hier te vinden.

Kamervragen naar aanleiding van artikel over zoutvloei in het Reformatorisch Dagblad

PvdA-kamerlid drs. Henk Nijboer stelde op 26 januari 2021 Kamervragen over zoutvloei en de Friese ondergrond aan demissionair minister van Economische Zaken en Klimaat, Bas van ’t Wout.1 Deze vragen werden gesteld naar aanleiding van een artikel2 in het Reformatorisch Dagblad over het niet meer opveren van de Friese bodem na zoutwinning.3 Dit artikel werd geschreven door ing. Stef Heerema en verscheen later ook op de website van Logos Instituut.4 De minister heeft drie weken de tijd gekregen om antwoord te geven op deze Kamervragen.5

De plenaire zaal van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.

Op 21 januari 2021 schreef ing. Stef Heerema in een artikel in het Reformatorisch Dagblad dat de Friese bodem niet meer opveert na zoutwinning. Dit was wel de verwachting van geologen, maar deze verwachting is niet uitgekomen. Volgens de ingenieur is zout niet ‘stroperig’ maar ‘keihard’. Drs. Henk Nijboer stelde, op 26 januari 2021, naar aanleiding van dit artikel Kamervragen aan de minister van Economische Zaken en Klimaat, Bas van ‘t Wout. Hij vraagt in de eerste vraag of de minister bekend is met dit artikel in het Reformatorisch Dagblad. De derde vraag van het Kamerlid luidt: “Klopt het dat door verkeerde aannames werd verwacht dat stroperig zout uit de omgeving zou toestromen om de ontstane holtes te vullen en permanente bodemdaling te voorkomen? Zo ja, wanneer is dit bij u bekend geworden?” De rest van de vragen gaan over de gevolgen hiervan voor Friese gebouwen en waterhuishouding. Daarnaast of mensen recht hebben op een vergoeding mocht er schade ontstaan (zijn) door deze steenzoutwinning.

Overigens is de stelling van Heerema ondertussen in een ander artikel in het Reformatorisch Dagblad bekritiseerd. Student aardwetenschappen en filosofie Willem Jan Blom schreef samen met mijnbouwkundige Jan van Herk en structureel geoloog dr. Nico Hardebol in het Reformatorisch Dagblad een artikel met daarin kritische noten.6 Volgens hen is het debat rond geloof en wetenschap niet gebaat bij het ontkennen van zoutvloei. De geologen geven aan dat zout, onder de juiste omstandigheden, juist wel kan stromen. Als voorbeeld verwijzen ze naar zoutgletsjers in het Zagrosgebergte in Iran ‘waarin het zout heel langzaam als vast gesteente over het oppervlak stroomt’, maar ook naar stromend zout bij Barradeel. Heerema heeft ook weer gereageerd op de tegenwerpingen van deze geologen (zie hieronder).

De beschrijving van de discussie gaat hier verder: https://oorsprong.info/minister-van-t-wout-heeft-kamervragen-over-zoutvloei-beantwoord/.

Predikanten uit de Christelijke Gereformeerde Kerk en onze vroegste geschiedenis (1) – Ds. J. van der Vlies, De hoogste stand in het geestelijk leven

De hoogste stand in het geestelijk leven’. Deze titel wordt meegegeven aan een preek van wijlen ds. J. van der Vlies (1927-1983).1 Deze preek is uitgesproken als nabetrachting op het gehouden Heilig Avondmaal. De gekozen kerntekst komt uit Ezechiël 36:31.2 Hieronder slechts de uitspraken die de vroegste geschiedenis van schepping, zondeval, zondvloed en spraakverwarring aangaan.

Schepping van de mens

In deze preek wordt niet veel gezegd over de schepping van de mens. Op bladzijde 6 noemt de predikant de mensen ‘schepselen’ en op bladzijde 18 zijn mensen ‘Zijn maaksel’.

Zondeval

De predikant vraag zich af wat de eerste zonde is geweest. Van der Vlies: “Dat is de tegenstelling geweest. Adam en Eva hadden een behagen in zichzelf en hebben God van de troon gestoten en zijn hoogmoedig geworden. Dat is de val geweest.” Met de tegenstelling bedoelt de predikant de tegenstelling tot de tekstwoorden ‘een walging van uzelven’.

Conclusie: De predikant noemt mensen schepselen en geeft aan dat de zonde van Adam en Eva ‘de eerste zonde’ is geweest.

Voetnoten

Geboorteakte van Bernardus van Meerten (1896-1976)

Geboorteakte van Bernardus van Meerten (1896-1976) uit de Burgerlijke Stand van de Gemeente Kesteren.

Hierboven wordt de geboorteakte van Bernardus van Meerten (1896-1976) weergegeven.1 Op 29 juli 1896 deed Pieter Hien (±1866-?) in de Gemeente Kesteren aangifte van de geboorte van Bernardus. Pieter was dertig jaar oud en verloskundige van beroep. Hij gaf aan dat Bernardus op 26 juli 1896 om half 7 in de avond. Bernardus is geboren in Opheusden in het huis nummer 47. Hij is een zoon van Maartje van Meerten (1871-1906).2 Zijn verwekker is onbekend. Als getuigen waren aanwezig: (1) Gerrit van der Zande (1843-1918) 3, drie en vijftig jaar oud en gemeentesecretaris van beroep, en (2) Teunis de Kruiff (1853-1914), drie en veertig jaar oud en gemeente- en onbezoldigd rijksveldwachter. De getuigen woonden beiden in de Gemeente Kesteren. Uit de genealogische gegevens blijkt dat Bernardus op 21 mei 1931 in het huwelijk trad met Maria van Dam (1904-1975).4

Voetnoten

Overlijdensakte van Jerfaas van Meerten (1890-1890)

Overlijdensakte van Jerfaas van Meerten (1890-1890) uit de Burgerlijke Stand van de Gemeente Kesteren.

Hierboven wordt de overlijdensakte van Jerfaas van Meerten (1890-1890) weergegeven.1 Op 3 december 1890 doet Jerfaas van Meerten (1837-1908) aangifte van het overlijden van zijn kleinzoon.2 De akte vermeldt ‘niet verwant’ maar dat is onjuist. Opa is op dat moment drie en vijftig jaar oud en arbeider van beroep. De aangever gaf aan dat Jerfaas op 3 december 1890 om 1 uur in de nacht is overleden. Hij was slechts vijf weken oud. Jerfaas was de ‘natuurlijke niet erkende zoon’ van Maartje van Meerten3, ongehuwd en dienstmeid van beroep. Zij woonde in Opheusden. Jerfaas had één getuige meegenomen: Teunis van Eldik (1856-1939), vier en dertig jaar oud en arbeider van beroep. Helaas kon Jerfaas de akte niet ondertekenen omdat hij de schrijfkunst niet machtig was.

Voetnoten

Geboorteakte van Jerfaas van Meerten (1890-1890)

Geboorteakte van Jerfaas van Meerten (1890-1890) uit de Burgerlijke Stand van de Gemeente Kesteren.

Hierboven wordt de geboorteakte van Jerfaas van Meerten (1890-1890) weergegeven.1 Op 24 oktober 1890 doet de opa van de geborene, Jerfaas van Meerten (1837-1908), in de Gemeente Kesteren aangifte van geboorte van een jongen.2 Jerfaas was drie en vijftig jaar oud en arbeider van beroep. Hij gaf aan dat kleinzoon Jerfaas op 24 oktober 1890 om drie uur in de nacht is geboren. Jerfaas is geboren in het huis nummer 62 te Opheusden. Hij is een zoon van Maartje van Meerten (1871-1906), ongehuwd en dienstmeid van beroep.3 De aangever blijkt ‘bij de bevalling tegenwoordig te zijn geweest’. Jerfaas heeft twee getuigen meegenomen: (1) Teunis van Eldik (1856-1939), vier en dertig jaar oud en arbeider van beroep, en (2) Jan Roelof Heij (1855-1917), vijf en dertig jaar oud en wagenmaker van beroep. Helaas kon Jerfaas de akte niet ondertekenen omdat hij geen schrijven of tekenen heeft geleerd.