S. Joshua Swamidass is hoogleraar genomische geneeskunde aan de Washington University in St. Louis. Hij schreef een boek waarin hij bepleit dat wij afstammen van Adam en Eva. Zijn studie boek is interdisciplinair en brengt wetenschap in dialoog met exegese. Hij probeert een klassiek christelijke visie te verbinden met volledige aanvaarding van de evolutieleer.
De kern van zijn boek ligt in het onderscheid tussen ‘genetische’ en ‘genealogische’ afkomst. Na jaren biologie op de middelbare school zijn de meesten van ons bekend met genetica. Genetische afkomst is een recente methode om de geschiedenis van DNA in ons genoom te traceren. Genealogische afkomst is anders. Het is een gewone, niet-technische manier om onze voorouders vast te leggen. Genetische afkomst is slechts één facet van een bredere genealogie. Genetische afkomst blijft elke generatie verdunnen. De vele genealogische voorouders die ons geen DNA doorgeven, zijn niet onze genetische voorouders. Swamidass ziet dat universele genealogische voorouders gebruikelijk zijn. Ze komen vaak voor in de menselijke geschiedenis. Zelfs vrij recent in ons verleden (zo recent als 3000 jaar geleden!). Ze laten vaak geen sporen achter in onze genomen.
Swamidass wil op deze wijze verdedigen dat het mogelijk is dat wij allen op een of andere wijze van Adam afstammen. Zijn positie is dat Adam en Eva vrij recent in de geschiedenis de novo door God geschapen zijn en in het paradijs geplaatst, terwijl er buiten het paradijs al mensen waren. Met de zondeval moeten Adam en Eva het paradijs verlaten en vermengen hun nakomelingen zich met mensen buiten het paradijs.
Als wij het eerste mensenpaar rond 10.000 vóór Chr. dateren, is het niet onmogelijk dat rond het begin van de christelijke jaartelling ieder mens op de een of andere wijze van Adam en Eva afstamt. Hij spreekt van een genealogische hypothese die laat zien dat men vast kan houden aan een historisch paradijs en een zondeval en toch volledig kan meegaan met de evolutieleer. De genealogische hypothese herinnert aan andere werken die proberen een strikte lezing van de Schrift te harmoniseren met wat de huidige wetenschap zegt. Ik moet denken aan de zogenaamde ‘gaptheory’ die werd verdedigd door Thomas Chalmers en later door C. I. Scofield in zijn Bijbel met kanttekeningen werd opgenomen. Tussen Gen. 1:1 en Gen. 1:2 wordt een kloof (gap) aangenomen. Men gaat er dan vanuit dat een engelachtige val een eerdere schepping verwoestte, waardoor miljoenen jaren van pre-Adamisch dierenleed en de dood ontstonden. De aarde zou zo woest en ledig zijn geworden en vervolgens zou God de aarde in haar huidige vorm hebben geschapen. Deze theorie heeft nauwelijks aanhangers meer. Het Hebreeuws laat geen ruimte voor de zienswijze dat de aarde woest en ledig werd.
The Genealogical Adam and Eve sluit zich aan bij een lange reeks pogingen om evolutie en geloof met elkaar te verzoenen. Adam en Eva zijn volgens Swamidass inmiddels wel de voorouders van alle huidig levende mensen, maar niet van alle mensen die ooit hebben geleefd. De directe schepping van Adam en Eva is het enige wonder dat is toegestaan. De genealogische hypothese roept theologisch nog meer vragen op dan de ‘gaptheory’. Volgens de genealogische hypothese is wel de dood van Adam en Eva tot de zondeval te herleiden, maar heerste de dood al over mensen buiten het paradijs. Daar is exegetisch geen grond voor. Er kan al helemaal geen recht worden gedaan aan wat Paulus schrijft dat door één mens de zonde en de dood in de wereld zijn gekomen. (Rom. 5:12). Als de mensen voor een niet onbelangrijk deel een andere oorsprong hebben dan Adam en Eva, hebben ze dan wel deel aan de erfzonde en hebben ze wel verlossing nodig? Of geldt dat pas als zij door een huwelijk op een of andere wijze Adam en Eva als voorouders krijgen? Swamidass stelt dat als wij alleen naar Genesis kijken, we niet kunnen concluderen dat alle mensen van Adam en Eva afstammen. Mijn bezwaar tegen deze bewering, en mijn bezwaar tegen zijn boek als geheel, is dat noch het boek Genesis, noch de Bijbel als geheel, grond geeft voor deze bewering. Hoewel Genesis ons bijvoorbeeld niet vertelt met wie Kaïn trouwde, moeten we verdisconteren dat Genesis 1-11 een sterk gecomprimeerd, selectief verhaal is dat veel andere afstammelingen van Adam en Eva weglaat.
Kaïn zou met een van zijn zussen zijn getrouwd (en vermoedelijk had incest in dit vroege stadium van de mensheid een andere morele kwaliteit). Deze traditionele oplossing, ongeacht haar gebreken, benadert de Schrift als een eenduidig maar toch meerstemmig Woord van God in plaats van andere niet-Adamische mensen tevoorschijn te toveren. Tegen de achtergrond van een wereldwijde zondvloed (2 Petr. 2:5; 3:5-6) is Adam als vader van de mensheid een voorbode van Noach als de tweede Adam en vader van de mensheid na de zondvloed. In het Nieuwe Testament gaat de genealogie van Lucas helemaal terug tot Adam (Lucas 3:23-38), Jezus noemt in zijn bespreking van echtscheiding de schepping van Adam en Eva en hun vereniging (Matt. 19:4-5), en Paulus ziet hem als de bron van de mensheid (Handelingen 17:26; zie ook 1 Tim. 2:11–14; 1 Kor. 11:8–9).
Het Bijbelse getuigenis van zonde en verlossing verliest haar basis zonder Adam als eerste mens (Rom. 5:12-21; 1 Kor. 15:21–22). In de strijd van de vijfde eeuw tegen het pelagianisme stelt de eerste canon van het Concilie van Carthago: ‘Als iemand zegt dat Adam, de eerste mens, sterfelijk werd geschapen, zodat hij, of hij nu zondigde of niet, zou zijn gestorven door natuurlijke oorzaken, en niet als het loon van de zonde, laat hem dan anathema zijn.’ De eenheid van het menselijk ras is in hem geworteld; hoewel we gezondigd hebben in de eerste Adam, kwam Gods Zoon uit de hemel neer, in menselijk vlees, als de laatste Adam – en daarom is Jezus de Zaligmaker van de wereld.
Breder wetenschappelijk onderbouwd vinden we hier eenzelfde lijn als in ons land wordt voorgestaan door Gijsbert van de Brink. Ik wens nog nader in te gaan op diens publicatie En de aarde bracht voort. Bij Swamidass is evenals bij Van de Brink de reguliere wetenschap de uiteindelijke jury. Wat ik bij hem mis, is dat wetenschap nooit zonder vooronderstellingen kan werken. Kuyper sprak van tweeërlei wetenschap. Allereerst laat de evolutieleer vele vragen onbeantwoord. Unieke gebeurtenissen vallen trouwens buiten elk natuurwetenschappelijk kader. Dat geldt de maagdelijke geboorte, de opstanding van Christus en ook de schepping en val van het eerste mensenpaar die de dood tot gevolg had.
Wij interpreteren als het goed is de werkelijkheid vanuit dit Bijbelse kader en geven de wetenschap binnen dit kader een plaats. Swamidass doet het omgekeerde, maar dat moet altijd ten koste van het Bijbelse getuigenis gaan en gaat ook, zoals ik aangaf, ten koste van het Bijbelse getuigenis.
Deze gastbijdrage is met toestemming overgenomen van de website van dr. P. de Vries. Het originele artikel is hier te vinden.