Waar eindigt wetenschap en worden aannamen een geloof? Grote vragen in de wetenschap zijn doorgaans moeilijk te beantwoorden. Vaak worden de grenzen van de wetenschap overschreden bij gebrek aan waarnemingen.
Een belangrijke spelregel in de natuurwetenschap is dat je alleen uitspraken kunt doen over processen of gebeurtenissen die je kunt waarnemen. De natuurwetenschap heeft het moeilijk als er processen of gebeurtenissen verklaard moeten worden die in het verleden hebben plaatsgevonden. Ik geef twee voorbeelden: het ontstaan van het heelal en het ontstaan van leven.
Als we waarnemingen doen aan het heelal kijken we eigenlijk terug in het verleden. Het licht van sterrenstelsels heeft er miljoenen jaren over gedaan om de aarde te bereiken. Astronomen hebben daaruit de conclusie getrokken dat alle sterrenstelsels zich van ons af bewegen. Gaan we terug in de tijd, dan komen al die sterrenstelsels samen in één punt, het begin van de Big Bang. Het ontstaan van het heelal wordt door astronomen wel omschreven als een kosmisch wonder. Er is een zeer nauwkeurige afstelling van natuurwetten en constanten noodzakelijk zijn, anders zou het heelal nooit ontstaan zijn. Om materie goed te verdelen mag de kracht van de Big Bang in de eerste seconde niet meer gevarieerd hebben dan een factor tien tot de macht min achttien en dat is onwaarschijnlijk weinig!
Veel astronomen nemen daarom hun toevlucht tot het idee van een “multiverse” (multi-universe). Het huidige heelal zou voorafgegaan zijn door talrijke minder succesvolle heelallen. Uiteindelijk zou er het huidige heelal ontstaan zijn omdat het heelal en wij mensen er nu eenmaal zijn. Het was gewoon een kwestie van geluk dat alle natuurconstanten de juiste waarden hadden. Echter, de “multiverse” hypothese hoort niet thuis in de wetenschap. Want er is geen enkele wetenschappelijke waarneming van een ander heelal mogelijk en daarmee is deze hypothese niet wetenschappelijk testbaar. Het is een geloof.
Het ontstaan van leven is ook een historische gebeurtenis. We kunnen het huidige leven bestuderen om het ontstaan van leven te reconstrueren, maar het blijft een historische gebeurtenis waarvan geen waarnemingen beschikbaar zijn. Het onderzoek aan het huidige leven levert ook geen waarnemingen op: leven ontstaat niet vanzelf, niet in de natuur en ook in niet in laboratoria onder kunstmatige omstandigheden.
Een kansberekening
Zo heeft de bekende proef van Miller die jarenlang in Naturalis heeft gestaan een aantal instabiele aminozuren en een hoop chemische troep opgeleverd. Het leven op aarde zou ooit begonnen zijn met een eenvoudige cel. Inmiddels weten we door jaren van biochemisch onderzoek dat zelfs de meest eenvoudige cel een wonder van specifieke complexiteit is. Om het ontstaan van de eerste cel mogelijk de maken moet er bij aanvang een aantal zaken beschikbaar zijn: een veilige omgeving (celwand), de mogelijkheid van informatieopslag (DNA of RNA), de beschikbaarheid van energie, etc.. De Amerikaan Eugene Koonin heeft zich verdiept in het vraagstuk naar het ontstaan van leven. Hij is een autoriteit op het gebied van de moleculaire biologie. In zijn boek “The Logic of Chance” geeft hij een berekening van de kans is dat er ergens in het heelal leven vanzelf ontstaan zou kunnen zijn.
Voor de goede orde, een kans kun je uitdrukken in een getal. Laat je een muntstuk uit je hand vallen, dan is de kans op “kop” 0,5. Koonin ging uit van een eenvoudige levensvorm met 1800 nucleotiden. Hij kwam uit op een kans van tien tot de macht min duizend-en-achttien, een getal met meer dan 1000 nullen achter de komma. Dat is dus een onwaarschijnlijke kleine kans. Als je dat afzet tegen het aantal moleculen in het heelal (circa 1080) en de leeftijd van het heelal (13,7 miljard jaar) dan zijn er gewoon te weinig moleculen en tijd om dit te laten gebeuren. Opvallend genoeg neemt ook Koonin zijn toevlucht tot het idee van een “multiverse”. Als er een oneindig aantal heelallen zijn geweest, wordt zelfs de meest onwaarschijnlijke gebeurtenis mogelijk. Ook hier moeten we weer vaststellen dat er geen sprake is van een waarneming. Wat rest zijn aannamen die een rotsvaste overtuiging vereisen dat het gebeurd is. Ik noem dat “geloof”.
We moeten dus concluderen dat niet alleen christenen “een geloof” hebben, maar ook wetenschappers grote vragen in de wetenschap beantwoorden met “een geloof”. Er is echter wel een verschil waarin je gelooft: in een God of in natuurlijke processen.
God vs. wetenschap
In de moderne natuurwetenschap is er een absoluut verbod om God te gebruiken in een wetenschappelijke theorie. Wetenschappers stellen dat God niet waar te nemen is, en dus is het gebruik van God als verklaring een no-go in iedere wetenschappelijke theorie. Slecht nieuws dus voor christenen die werkzaam zijn in de wetenschap? Dat valt nog te bezien. Ik stel vast dat de natuurwetenschap kennelijk niet geschikt om de vraag naar het bestaan van God te beantwoorden. Christenen die werkzaam zijn in de natuurwetenschap conformeren zich in de praktijk aan deze regel, veel keus hebben ze overigens niet. Opvallend genoeg liggen de kaarten anders in de filosofie, de tak van sport die de spelregels van de wetenschap bepaalt.
Lees het boek “There is a God” van de gerespecteerde Engelse filosoof Anthony Flew er maar eens op na. Flew is zijn leven lang atheïst geweest, maar kwam op latere leeftijd tot het inzicht dat er een God voor nodig is om het ontstaan van een heelal en het leven te verklaren. Zijn logica was kinderlijk eenvoudig: van een steen mag je niet verwachten dat er zoiets als zelfbewustzijn uit voortkomt. De huidige hype rond AI is een goed voorbeeld van de verwarring. Zonder menselijke input van informatie en intelligente software is AI onmogelijk.
Bij de opkomst van de moderne natuurwetenschap zijn talrijke voorbeelden van christen wetenschappers die hun geloof in God openlijk beleden: Newton, Pasteur, Linneus, Cuvier, Owen, Planck, de lijst is eindeloos. Ook tegenwoordig zijn er nog natuurwetenschappers die christen zijn. Maar daar moet wel bij worden opgemerkt dat er restricties zijn: geen gebruik van God als verklaring in wetenschappelijke publicaties. Geloven doe je in je vrije tijd buiten de wetenschap. Christenen die menen dat er geen tegenstelling is tussen geloof en wetenschap zouden beter moeten weten. In de praktijk van de natuurwetenschap is er geen ruimte voor God.
De afgelopen decennia is er veel verwarring ontstaan onder christenen over de oorsprongsvraag. De vanzelfsprekendheid dat je gelooft in een God die het leven geschapen heeft is verdwenen, de evolutietheorie is een geaccepteerd alternatief geworden.
Het alternatief van de Intelligent Design beweging heeft in Nederland helaas onvoldoende aandacht gekregen. Wetenschappers die actief zijn in deze beweging stellen dat er goede wetenschappelijke aanwijzingen zijn dat de informatie voor het leven “intelligent” is, maar doen geen uitspraken over de oorsprong van die intelligentie. Vergelijk het met een boek: het boek heeft zichzelf niet geschreven, je weet dat er een auteur is geweest ook al ken je die auteur niet. Ik sluit af met de woorden uit Het Boek: “De hemel en de aarde zijn ontstaan door de woorden van God. Alles wat we zien, is dus ontstaan uit iets dat we niet kunnen zien. Dat begrijpen we omdat we geloven” (Hebreeën 11 vers 3, Bijbel in Gewone Taal).
Bovenstaand verhaal schreef de auteur in aanloop naar de studiedag “De grote vragen” op het Driestar College in Gouda (25 november 2023 D.V.). Over deze studiedag is hier meer informatie te vinden.
Dit artikel is met toestemming overgenomen van de website CVandaag. Het originele artikel is hier te vinden.