Home » Wetenschapsfilosofie
Categoriearchief: Wetenschapsfilosofie
Is er tussen alle onzekerheid nog zekerheid te vinden? – Bespreking ‘De toekomst is geen vreemde’
We beleven een tijd vol onzekerheden. De opwarming van de aarde en de klimaatverandering, de groei van de wereldbevolking en de uitputting van natuurlijke hulpbronnen, de aanhoudende oorlog in ons werelddeel met zijn politieke en economische gevolgen, het boezemt veel mensen onzekerheid en angst in.
Het is daarom zonder meer sympathiek te noemen dat dr. René van Woudenberg, hoogleraar Epistemologie en metafysica aan de Vrije Universiteit te Amsterdam, een boekje publiceerde, waarin hij probeert duidelijk te maken dat er te midden van alle onzekerheden toch nog zekerheden te vinden zijn. Zoals de ondertitel van het boekje zegt: Waarom er meer zeker is dan wij denken. Nu zijn de zekerheden die Van Woudenberg ons aanreikt, zekerheden van een logische aard. Zijn boekje is een typisch filosofische vingeroefening rond het begrip zekerheid. Het gaat na wat zekerheid wél is en wat niet. Het merkt op dat er gradatie is in zekerheid: van sommige dingen zijn we zekerder dan van andere. En het richt zich vooral op de vraag of we ook zeker kunnen zijn van dingen die in de toekomst liggen. Een vraag die door Van Woudenberg bevestigend wordt beantwoord.
Als hij deze toekomstige zekerheiden nader analyseert, onderscheidt hij daarin drie klassen. Zo bestaan er toekomstige zekerheden (1) die volkomen zeker zijn. Dit zijn van een wiskundige en logische aard. Ook in de toekomst zal twee maal twee vier zijn. Daarnaast zijn er zekerheden (2) die samenhangen met natuurlijke wetmatigheden en patronen, die niet noodzakelijk van aard zijn, maar waarvan we wel mogen verwachten dat die ook in de toekomst stand zullen houden. Dit loopt van het feit dat water bevriest bij nul graden Celsius tot aan het bijbels spreekwoord dat zegt, dat wie onheil zaait, onheil zal oogsten.
Ten slotte gaat Van Woudenberg uitgebreid in op de zekerheid die (3) beloften kunnen geven. De zekerheid van beloften die mensen elkaar doen, is geen volkomen zekerheid, ze is eerder een waagstuk. Maar wanneer bij het doen van beloftes aan een aantal voorwaarden wordt voldaan, kan dit een middel zijn waardoor wij mensen elkaar een belangrijk stuk zekerheid bieden.
Het aardige is dat Van Woudenberg juist in het hoofdstuk over beloftes ook wijst op God. Een klein citaat: ‘De toekomstige zekerheid die een belofte kan bieden, is sterker naarmate degene die de belofte doet, in staat geacht kan worden de belofte gestand te doen. Het uiterste is hier een belofte, waarvan we goede reden hebben om te denken, dat een almachtige en algoede persoon haar heeft gedaan.’ Kortom, een belofte biedt zekerheid als diegene die de belofte doet die waar kan maken. God kan dat. Daarom zijn Zijn beloftes zo’n groot geschenk, voor een onzeker mens, in een onzekere wereld. Het is misschien juist dit laatste waar je als christelijke lezer van dit liefdevol geschreven boekje toch graag nog iets meer over had willen lezen. Wat is de kracht van ‘de dingen die onder ons volkomen zekerheid hebben’? Ligt hierin niet een rust, een hoop en een verwachting die alle onzekerheid op zijn minst relativeert?
Dit artikel is met toestemming overgenomen uit De Waarheidsvriend. De volledige bronvermelding luidt: Kreuk, M., 2023, Boekbespreking, De Waarheidsvriend 111 (47): 13.
Waar eindigt wetenschap en worden aannamen een geloof?
Waar eindigt wetenschap en worden aannamen een geloof? Grote vragen in de wetenschap zijn doorgaans moeilijk te beantwoorden. Vaak worden de grenzen van de wetenschap overschreden bij gebrek aan waarnemingen.

Een belangrijke spelregel in de natuurwetenschap is dat je alleen uitspraken kunt doen over processen of gebeurtenissen die je kunt waarnemen. De natuurwetenschap heeft het moeilijk als er processen of gebeurtenissen verklaard moeten worden die in het verleden hebben plaatsgevonden. Ik geef twee voorbeelden: het ontstaan van het heelal en het ontstaan van leven.
Als we waarnemingen doen aan het heelal kijken we eigenlijk terug in het verleden. Het licht van sterrenstelsels heeft er miljoenen jaren over gedaan om de aarde te bereiken. Astronomen hebben daaruit de conclusie getrokken dat alle sterrenstelsels zich van ons af bewegen. Gaan we terug in de tijd, dan komen al die sterrenstelsels samen in één punt, het begin van de Big Bang. Het ontstaan van het heelal wordt door astronomen wel omschreven als een kosmisch wonder. Er is een zeer nauwkeurige afstelling van natuurwetten en constanten noodzakelijk zijn, anders zou het heelal nooit ontstaan zijn. Om materie goed te verdelen mag de kracht van de Big Bang in de eerste seconde niet meer gevarieerd hebben dan een factor tien tot de macht min achttien en dat is onwaarschijnlijk weinig!
Veel astronomen nemen daarom hun toevlucht tot het idee van een “multiverse” (multi-universe). Het huidige heelal zou voorafgegaan zijn door talrijke minder succesvolle heelallen. Uiteindelijk zou er het huidige heelal ontstaan zijn omdat het heelal en wij mensen er nu eenmaal zijn. Het was gewoon een kwestie van geluk dat alle natuurconstanten de juiste waarden hadden. Echter, de “multiverse” hypothese hoort niet thuis in de wetenschap. Want er is geen enkele wetenschappelijke waarneming van een ander heelal mogelijk en daarmee is deze hypothese niet wetenschappelijk testbaar. Het is een geloof.
Het ontstaan van leven is ook een historische gebeurtenis. We kunnen het huidige leven bestuderen om het ontstaan van leven te reconstrueren, maar het blijft een historische gebeurtenis waarvan geen waarnemingen beschikbaar zijn. Het onderzoek aan het huidige leven levert ook geen waarnemingen op: leven ontstaat niet vanzelf, niet in de natuur en ook in niet in laboratoria onder kunstmatige omstandigheden.
Een kansberekening
Zo heeft de bekende proef van Miller die jarenlang in Naturalis heeft gestaan een aantal instabiele aminozuren en een hoop chemische troep opgeleverd. Het leven op aarde zou ooit begonnen zijn met een eenvoudige cel. Inmiddels weten we door jaren van biochemisch onderzoek dat zelfs de meest eenvoudige cel een wonder van specifieke complexiteit is. Om het ontstaan van de eerste cel mogelijk de maken moet er bij aanvang een aantal zaken beschikbaar zijn: een veilige omgeving (celwand), de mogelijkheid van informatieopslag (DNA of RNA), de beschikbaarheid van energie, etc.. De Amerikaan Eugene Koonin heeft zich verdiept in het vraagstuk naar het ontstaan van leven. Hij is een autoriteit op het gebied van de moleculaire biologie. In zijn boek “The Logic of Chance” geeft hij een berekening van de kans is dat er ergens in het heelal leven vanzelf ontstaan zou kunnen zijn.
Voor de goede orde, een kans kun je uitdrukken in een getal. Laat je een muntstuk uit je hand vallen, dan is de kans op “kop” 0,5. Koonin ging uit van een eenvoudige levensvorm met 1800 nucleotiden. Hij kwam uit op een kans van tien tot de macht min duizend-en-achttien, een getal met meer dan 1000 nullen achter de komma. Dat is dus een onwaarschijnlijke kleine kans. Als je dat afzet tegen het aantal moleculen in het heelal (circa 1080) en de leeftijd van het heelal (13,7 miljard jaar) dan zijn er gewoon te weinig moleculen en tijd om dit te laten gebeuren. Opvallend genoeg neemt ook Koonin zijn toevlucht tot het idee van een “multiverse”. Als er een oneindig aantal heelallen zijn geweest, wordt zelfs de meest onwaarschijnlijke gebeurtenis mogelijk. Ook hier moeten we weer vaststellen dat er geen sprake is van een waarneming. Wat rest zijn aannamen die een rotsvaste overtuiging vereisen dat het gebeurd is. Ik noem dat “geloof”.
We moeten dus concluderen dat niet alleen christenen “een geloof” hebben, maar ook wetenschappers grote vragen in de wetenschap beantwoorden met “een geloof”. Er is echter wel een verschil waarin je gelooft: in een God of in natuurlijke processen.
God vs. wetenschap
In de moderne natuurwetenschap is er een absoluut verbod om God te gebruiken in een wetenschappelijke theorie. Wetenschappers stellen dat God niet waar te nemen is, en dus is het gebruik van God als verklaring een no-go in iedere wetenschappelijke theorie. Slecht nieuws dus voor christenen die werkzaam zijn in de wetenschap? Dat valt nog te bezien. Ik stel vast dat de natuurwetenschap kennelijk niet geschikt om de vraag naar het bestaan van God te beantwoorden. Christenen die werkzaam zijn in de natuurwetenschap conformeren zich in de praktijk aan deze regel, veel keus hebben ze overigens niet. Opvallend genoeg liggen de kaarten anders in de filosofie, de tak van sport die de spelregels van de wetenschap bepaalt.
Lees het boek “There is a God” van de gerespecteerde Engelse filosoof Anthony Flew er maar eens op na. Flew is zijn leven lang atheïst geweest, maar kwam op latere leeftijd tot het inzicht dat er een God voor nodig is om het ontstaan van een heelal en het leven te verklaren. Zijn logica was kinderlijk eenvoudig: van een steen mag je niet verwachten dat er zoiets als zelfbewustzijn uit voortkomt. De huidige hype rond AI is een goed voorbeeld van de verwarring. Zonder menselijke input van informatie en intelligente software is AI onmogelijk.
Bij de opkomst van de moderne natuurwetenschap zijn talrijke voorbeelden van christen wetenschappers die hun geloof in God openlijk beleden: Newton, Pasteur, Linneus, Cuvier, Owen, Planck, de lijst is eindeloos. Ook tegenwoordig zijn er nog natuurwetenschappers die christen zijn. Maar daar moet wel bij worden opgemerkt dat er restricties zijn: geen gebruik van God als verklaring in wetenschappelijke publicaties. Geloven doe je in je vrije tijd buiten de wetenschap. Christenen die menen dat er geen tegenstelling is tussen geloof en wetenschap zouden beter moeten weten. In de praktijk van de natuurwetenschap is er geen ruimte voor God.
De afgelopen decennia is er veel verwarring ontstaan onder christenen over de oorsprongsvraag. De vanzelfsprekendheid dat je gelooft in een God die het leven geschapen heeft is verdwenen, de evolutietheorie is een geaccepteerd alternatief geworden.
Het alternatief van de Intelligent Design beweging heeft in Nederland helaas onvoldoende aandacht gekregen. Wetenschappers die actief zijn in deze beweging stellen dat er goede wetenschappelijke aanwijzingen zijn dat de informatie voor het leven “intelligent” is, maar doen geen uitspraken over de oorsprong van die intelligentie. Vergelijk het met een boek: het boek heeft zichzelf niet geschreven, je weet dat er een auteur is geweest ook al ken je die auteur niet. Ik sluit af met de woorden uit Het Boek: “De hemel en de aarde zijn ontstaan door de woorden van God. Alles wat we zien, is dus ontstaan uit iets dat we niet kunnen zien. Dat begrijpen we omdat we geloven” (Hebreeën 11 vers 3, Bijbel in Gewone Taal).
Bovenstaand verhaal schreef de auteur in aanloop naar de studiedag “De grote vragen” op het Driestar College in Gouda (25 november 2023 D.V.). Over deze studiedag is hier meer informatie te vinden.
Dit artikel is met toestemming overgenomen van de website CVandaag. Het originele artikel is hier te vinden.
Dr. Kinneging houdt lezing over de tijdgeest in Katwijk – Hoogleraar op 25 november 2023 D.V. in de Triumfatorkerk
In Katwijk aan Zee wordt op 25 november 2023 D.V. een interkerkelijke bezinningsochtend gehouden. Prof. dr. Andreas A.M. Kinneging geeft een lezing over de tijdgeest. Kinneging is Nederlands hoogleraar rechtsfilosofie aan de Universiteit Leiden. Hij is bekend geworden met zijn vuistdikke boek ‘De onzichtbare maat: Archeologie van goed en kwaad’ en het boek met de aansprekende titel ‘Je mag zeggen wat je denkt. Als je maar hetzelfde denkt als iedereen’.1
Praktische informatie
De bezinningsochtend start om tien uur en duurt tot twaalf uur. De zaal is open om half tien. De organisatie geeft aan dat iedereen hartelijk welkom is op deze ochtend. De toegang is vrij, wel wordt er een collecte gehouden. Het opgehaalde bedrag is bestemd voor het werk van ds. Peter Hazenoot op Aruba. Hazenoot is afkomstig uit Katwijk en is sinds 2016 als predikant verbonden aan twee gemeentes op Aruba, bovendien zet hij zich samen met zijn vrouw in voor praktische hulpverlening aan verslaafden, prostituees en daklozen van Aruba en verzorgt hij radio-uitzendingen voor een lokaal-christelijke omroep. De bijeenkomst met Kinneging hoopt plaats te vinden in de Triumfatorkerk, Piet Heinlaan 7, te Katwijk. De organisatie is in handen van een plaatselijke Evangelisatiecommissie met medewerking van verschillende Katwijkse kerken.
Inhoudelijke toelichting
Bij de uitnodiging is, door de Evangelisatiecommissie, ook een inhoudelijke toelichting op de lezing gevoegd. Hieronder willen we de tekst daarvan weergeven.
“We krijgen er allen mee te maken: de tijdgeest. Met als belangrijk kenmerk dat de rechten van het individu boven het belang van de gemeenschap worden geplaatst (individualisme). Met deze trek van de Westerse cultuur krijgen wij als burgers van Nederland en dus ook van Europa allen te maken, zij beïnvloeden ons denken en niet in het minst wordt onze overheid in haar beleid door dit denken beïnvloed. De vraag is nu in hoeverre de overheid haar denkwijze gebaseerd op de rechten van het individu mag opleggen aan bijv. kerken, scholen en gezinnen, die de Bijbelse waarden en normen tot uitgangspunt nemen. Mag de overheid in een dergelijke situatie ingrijpen in een aantal belangrijke grondrechten, zoals vrijheid van godsdienst, vrijheid van onderwijs en vrijheid van vereniging? Daarnaast kan worden afgevraagd welke bescherming de Grondwet biedt aan minderheidsgroeperingen in de Nederlandse samenleving c.q. de Europese gemeenschap. Prof. dr. Andreas Kinneging, hoogleraar rechtsfilosofie aan de Universiteit Leiden, heeft vorig jaar al gewaarschuwd dat “als de kerken niets doen, de Bijbel in Nederland binnen 10 jaar een verboden boek dreigt te worden.” Tijdens zijn studie van schrijvers uit de oudheid (kerkvaders, filosofen, enz.), ontdekte Kinneging tot zijn eigen verbazing dat wat dezen schreven veel meer waarde heeft dan het gedachtengoed van moderne denkers. In het bijzonder raakte hij doordrongen van het belang van deugden, zoals rechtvaardigheid, moed, matigheid, voorzichtigheid, geduld, eerlijkheid, loyaliteit, enz., bedacht in de Klassieke Oudheid en bewaard gebleven in het (katholieke) christendom. Deze deugden zijn van groot belang voor de morele opvoeding van kinderen. En die opvoeding is weer van wezenlijk belang, omdat de mens nu eenmaal uit krom hout is gesneden. Of zoals de protestanten zeggen: geneigd is tot alle kwaad. De belangrijkste kritiek van Kinneging op het denken van de Verlichting (1685 – 1815) is dan ook dat daarin het kwade in de mens wordt genegeerd, een denken dat ook de huidige Westerse cultuur sterk beïnvloedt.”
Voetnoten
Kritische bespreking door drs. Rafael Benjamin van de bundel ‘Inzicht’ – Deel 1
Noot van de redactie: De uitspraken (ook richting personen) in deze kritische recensie liggen voor rekening van de auteur van deze gastbijdrage. Deze worden niet altijd noodzakelijk door de redactie van ‘Oorsprong’ onderschreven. Omdat we geen enkele kritiek schuwen, en het een reactie op de bundel ‘Inzicht’ betreft, plaatsen we deze bijdrage wel op deze website.
Ik heb mijn kritische bespreking van de bundel ‘Inzicht’ in tweeën gedeeld, met als eerste deel alleen maar de bijdrage van dr. Henk Jochemsen. Dit, omdat het mij bij het schrijven duidelijk werd, dat ik wel zoveel aanmerkingen erbij had, dat de verhoudingen een beetje scheef zijn geraakt. Oorzaak hiervan is, dat Jochemsen een leerling is van Egbert Schuurman. Wie Jochemsen wil begrijpen moet Schuurman erbij betrekken. En dat deed ik graag en grondig, temeer daar laatstgenoemde zelf om tegenspraak heeft gevraagd (zie hiervoor een voetnoot hierna).
Deel II, met daarin alle andere bijdragen uit de bundel ‘Inzicht’ besproken, zal uiteraard later volgen. Ik heb er al het meeste van af.
Geloof en wetenschap: twee geloven op één kussen?
We mogen wetenschap positief benaderen. Het is na-denken van de gedachten die God had toen Hij de wereld heeft geschapen (Bavinck). In de wetenschap ontdekken we de goedheid, wijsheid, almacht en alomtegenwoordigheid van God in Zijn schepping. Tegelijk moeten we ons realiseren dat we in de wetenschap nooit de volle werkelijkheid kunnen omvatten. Er blijft altijd mysterie over.
Wetenschapsfilosofisch moet worden opgemerkt dat wetenschappelijke inzichten niet verward mogen worden met de werkelijkheid. Het is prima om wetenschappelijke modellen te hanteren, maar de werkelijkheid is altijd rijker dan we in onze modellen tot uitdrukking kunnen brengen. Als de werkelijkheid het landschap is, is de wetenschap de landkaart. Het verdient aanbeveling om gebruik te maken van wetenschappelijke modellen, zoals we gebruikmaken van een landkaart, maar het landschap van de werkelijkheid biedt meer dan de abstracte landkaart. Het besef van het reductionisme behoedt ons ervoor om wetenschappelijke inzichten te verabsoluteren.
Een tweede wetenschapsfilosofische kritiek betreft het gegeven dat niet alle wetenschap via de empirische methode van de natuurwetenschap verricht kan worden. Er is een dominantie van de natuurwetenschappelijke methode in de wetenschap. Dat heeft geleid tot de tendens om de empirische methode van de natuurwetenschap op allerlei domeinen te hanteren. Maar daarmee ontkennen we de eigen aard van de verschillende wetenschappen. Dat is heel duidelijk bij het vak geschiedenis. In de empirische methode ligt opgesloten dat een experiment herhaald kan worden. Deze methode kan uiteraard niet gehanteerd worden in het vak geschiedenis, omdat het nu eenmaal niet mogelijk is om de geschiedenis te herhalen. Ook bij economie, psychologie, astronomie en rechten aanvaardt men dat deze disciplines niet beoefend kunnen worden door herhaalbare experimenten.
De casus van wonderen leidt tot een derde wetenschapsfilosofische kritiek. Het is niet zelden het geval dat mensen denken dat wetenschap de mogelijkheid van wonderen uitsluit. Deze gedachte vinden we reeds bij David Hume (1711-1776), die een wonder definieerde als een doorbreken van de natuurwetten. Formeel sloot hij wonderen niet uit, maar hij meende dat er nooit reden is om een concrete situatie als een wonder te duiden. Deze overtuiging hangt nauw samen met de vooronderstelling dat de werkelijkheid beheerst wordt door wetmatigheden. Deze vooronderstelling komt weer voort uit een andere vooronderstelling, namelijk die van een gesloten wereldbeeld waarin bij voorbaat wordt uitgesloten dat God ingrijpt in de geschiedenis.
Ten eerste is hier sprake van een cirkelredenering en ten tweede is deze vooronderstelling helemaal niet wetenschappelijk, omdat wetenschap nooit kan uitsluiten dat iets gebeurt, maar zij de verschijnselen die zich voordoen, dient te onderzoeken. Stel dat een arts bij een patiënt komt en zegt: ‘Dit ziekteproces klopt niet.’ Klopt dan het ziekteproces niet of klopt de theorie van het ziekteproces niet? Zo is het met elke theorie die uitsluit dat wonderen gebeuren. Er hoeft ooit maar één wonder te hebben plaatsgevonden om te bekrachtigen dat deze wereld niet opgesloten is in een systeem van oorzaak en gevolg. Vanuit een christelijk perspectief op de werkelijkheid spreken we dan ook niet over natuurwetten, maar over Gods gebruikelijke manier van handelen. Op deze manier vermijden we een deïstisch wereldbeeld waarin God ooit de wereld met de natuurwetten heeft geschapen, maar Zich nu niet meer actief met de wereld bemoeit.
De aanvaarding van de principiële mogelijkheid van wonderen onderstreept dat deze wereld open is. Er is daarom ook geen enkele reden om de wonderen in de Bijbel te ontmythologiseren, maar er is alle reden om deze historische getuigenissen minstens net zo serieus te nemen als andere getuigenissen uit de geschiedenis. En waarom zouden Bijbelwetenschappers bij voorbaat uitsluiten dat God Zich werkelijk heeft geopenbaard in Zijn Woord en dat Hij ook bepaalde feiten en inzichten aan ons heeft overgedragen? Waarom zou men bij voorbaat beknibbelen op de bewering dat God metterdaad heeft gesproken tot profeten en waarom zou men dit moeten duiden als beeldspraak? Het is aangrijpend om te beseffen dat een gesloten wereldbeeld onze samenleving afsluit van de boodschap van de Schrift, waarin het gaat om de realiteit die dit zichtbare te boven gaat.
Een vierde wetenschapsfilosofische bedenking is gegeven door Thomas Nagel (*1937). Deze filosoof beargumenteert dat fysica tekortschiet om rekenschap te geven van de menselijke geest. Volgens hem zijn leven, bewustzijn, intelligentie, verlangen, taal, creativiteit en kennis geen bijproducten van fysische wetten, maar wordt onze fysica bepaald door onze geest. Hij bedoelt dus dat een materialistisch wereldbeeld onvoldoende is om de menselijke geest te kunnen duiden. Volgens hem moet er dus meer zijn dan materie. Het is treffend dat dit niet de mening van een christen is, maar van een atheïstische filosoof die geen belang heeft bij het geloof in het bestaan van God. Wetenschappelijke pretenties die tegen het geloof ingaan, zijn dan ook ongeloofwaardig. Alvin Plantinga heeft in Het echte conflict laten zien dat de verhoudingen precies andersom liggen.
Wie meent dat de wetenschap God uitsluit, heeft alle reden om de wetenschap niet meer te vertrouwen. Het christelijk geloof biedt de mogelijkheid van wetenschap, omdat het uitgaat van de Schepper. Het geloof in de Schepper biedt een kader om uit te gaan van een orde in de schepping en een doel van de geschiedenis. Als de rede echter niet meer is dan een onbedoeld bijproduct van onbewuste materie, is het niet in te zien waarom we onze redelijke conclusies zouden vertrouwen (Lewis). Het geloof in God biedt plaats aan de wetenschap, maar een wetenschap zonder God heeft zelfs geen plaats voor de wetenschap. Overigens hoeft ook moderne wetenschap de mogelijkheid van God niet uit te sluiten. Er ontstaan pas conflicten tussen geloof en wetenschap als de wetenschap wordt vereenzelvigd met de atheïstische interpretatie ervan. Tegenover deze interpretaties moet de wetenschap gewezen worden op haar grenzen.
Is het mogelijk geloof en wetenschap te combineren, of zijn het twee gescheiden werelden? In de bundel ‘Inzicht’ komen achttien Nederlandstalige wetenschappers aan het woord die van harte een verbinding voorstaan. Bovenstaande bijdrage van dr. W. van Vlastuin is uit het boek afkomstig. Smaakt het boekfragment naar meer? Klik hier om het boek ‘Inzicht’ te bestellen.
Dit artikel is met toestemming overgenomen van de website CVandaag. Het originele artikel is hier te vinden.
Pure natuurwetenschap haalt verwondering over schepping weg
In de discussie over schepping en evolutieleer moeten ook de geesteswetenschappen een rol krijgen, stelt dr. J. Veldman.
In de discussie rond schepping en evolutieleer heb ik reacties van historici en filosofen uit onze achterban gemist. Opvallend was dat vrijwel alleen scribenten met een bèta-achtergrond in het RD over de kwestie discussieerden. Hier zit dan ook het probleem. Er zou een filosofische discussie gevoerd moeten worden over wat we over de aardse werkelijkheid kunnen zeggen.
De discussie wordt nu gevoerd volgens verschillende regels (wetenschapsmodellen), langs elkaar heen. Het ene wetenschapsmodel, het natuurwetenschappelijke, rekent voornamelijk met getal, maat, dimensie en strikt logische opeenvolgingen of gevolgtrekkingen. Het ordent met behulp van modelvoorstellingen. De vraag naar een ordelijke opbouw van de natuur (zoals het evolutiemodel) past daarin.
Ik heb bijvoorbeeld gelezen: „Stel nu eens dat…” Dit heet hypothesevorming. Een andere auteur zegt: „Scheppingsdagen, dús 6 x 24 uur…” Dit is een natuurwetenschappelijke vooronderstelling (getal en maat), direct al aan het begin van een betoog. Zo spreekt de Bijbel zelf niet.
Wanneer je dan vervolgens met die aanname (met dát gereedschap) de Heilige Schrift vastpakt, moet het wel fout aflopen. Gods Woord spreekt zo helemaal niet tot ons. Het probleem zit dus in de wijze waarop wij onze vooronderstellingen in de Heilige Schrift stoppen, en dan van een ander verlangen dat hij die er zo uithaalt.
‘Ladekastje’
Omdat het natuurwetenschappelijke gereedschap (model) sinds de 17e eeuw op bepaalde gebieden zulke indrukwekkende resultaten heeft geboekt, heeft bij de westerse mens de gedachte postgevat dat álles wel natuurwetenschappelijk verklaard kan worden. Ons hele onderwijs is ervan doortrokken. Mijn eigen leraren en later mijn collega’s heb ik dit zelf ook vaak met verve horen verkondigen. Men heeft vele christenjongeren bij hun eerste schreden binnen de universiteit vanwege dit ene wetenschapsmodel in verlegenheid gebracht.
Zo’n model werkt als een zelfontworpen ‘ladekastje’ met vele laatjes. Daarin kun je je hele verzameling (feiten, getallen, vondsten, formules) netjes opbergen. Je kunt ook alles terugvinden. De laatjes krijgen op die manier als vanzelf een logische orde en betrouwbaarheid: het werkt. Maar wat nu te doen met de nog lege laatjes en met de stroom nieuwe feiten?
Verwondering
Het geesteswetenschappelijke model benadert de werkelijkheid en ook Gods Woord totaal anders. Dit model wordt vooral gehanteerd door historici, filosofen, theologen en lieden die zich met kunsttheorie bezighouden. Zij hanteren een ander ‘gereedschap’.
Binnen dit model is eerst vastgesteld dat de werkelijkheid zodanig grootse en onbegrijpelijke dimensies heeft dat we er als wetenschappers maar een fractie van kunnen beschrijven en begrijpen. Dat gebeurt in de genoemde vakgebieden vanuit het historische bronnenonderzoek, met behulp van de vertelling en de kunst- en cultuurproducten van mensen, maar ook met andere menselijke vermogens tot kritisch onderzoek: de empathie en de identificatie. Zo worden op een andere manier het verleden, de bedoelingen en de mentaliteit van mensen en samenlevingen zichtbaar gemaakt, naderbij gebracht en onderzocht. De geesteswetenschappelijke onderzoeker is zich er meer van bewust dat hij zelf ook een factor is in de beeldvorming, in de redenering die hij opzet en in de uitkomsten waarmee hij voor de dag komt.
Een van de belangrijkste uitkomsten is dus dat de werkelijkheid (Gods werkelijkheid) veel complexer is dan dat die gevangen zou kunnen worden in getallen, formules of wetmatigheden. Voor een wetenschapper volgens het natuurwetenschappelijke model is dit alles echter te vaag en te soft.
Dit kan wel zo zijn, maar veel zaken kunnen we niet preciezer omschrijven. Bijvoorbeeld: de schepping is wonderbaarlijk, God is ondoorgrondelijk, zelfs de menselijke liefde behoudt haar geheim. Wanneer we dus over de schepping spreken en beginnen met een natuurwetenschappelijke aanpak, halen we de verwondering direct al uit onze beschouwingen weg. Dan moeten we ons er niet over verbazen wanneer we aan het einde iets wezenlijks zijn kwijtgeraakt.
Twee thema’s
Het komt mij voor dat in de huidige discussie over schepping en evolutieleer de christelijke deelnemers met alle macht proberen de wetenschappelijke gegevens, feiten en modelvorming met de Bijbelse gegevens (zoals zij die interpreteren) in één plat vlak te ordenen. Dat dit niet lukt, is intussen uit de artikelen wel duidelijk geworden. Moeten we die ongelijksoortige gegevens dan toch op hun plaats wringen en wat niet past ter zijde schuiven, hetzij de wetenschappelijke gegevens, hetzij de betrouwbaarheid van de Bijbel?
Dat is streven naar een simpele, eendimensionale oplossing. Het natuurwetenschappelijke model en het geesteswetenschappelijke model hebben raakvlakken. Meer niet. Het wereldbeeld dat we ons vormen, is de werkelijkheid zelf niet. Het is ook niet een- maar multidimensionaal. Het vraagstuk ”schepping óf evolutie” gaat dus over twee thema’s, die met behulp van twee verschillende soorten gereedschap moeten worden onderzocht en beschreven. Er zijn wel raakpunten maar ze zijn niet tot elkaar herleidbaar. Ze passen niet in één puzzel die we ”werkelijkheid” noemen.
Dit artikel is met toestemming van de auteur overgenomen uit het Reformatorisch Dagblad. De volledige bronvermelding luidt: Veldman, J., 2017, Pure natuurwetenschap haalt verwondering over schepping weg, Reformatorisch Dagblad Puntkomma 47 (137): 16-17 (artikel).
Oog voor geologen en studenten: Begin september twee creationistische congressen in Europa
Het is goed om als creationisten regelmatig bij elkaar te komen en belangrijke onderwerpen binnen het scheppingsparadigma te bediscussiëren. Dergelijke bijeenkomsten en congressen kunnen gehouden worden voor toerusting, bemoediging en opscherping. Daarom organiseren wij met Fundamentum op 21 oktober 2023 D.V. ook een congres over ‘Bijbel & Wetenschap’.1 Maar voordat het zo ver is, zijn er elders in Europa aan het einde van deze en het begin van de volgende maand twee congressen. Het eerste congres wordt georganiseerd door de Engelse organisatie Truth in Science en de tweede fachtagung door de Duitse organisatie Wort und Wissen.
Truth in Science – Oog voor studenten
Truth in Science, een organisatie voor goede wetenschapseducatie, organiseert van 31 augustus 2023 tot 1 september 2023 een Summer School voor studenten. Het congres start op donderdag om 10.00 uur met de registratie. Na de opening volgt om 11 uur een keynotelezing door de nieuwtestamenticus dr. Peter Williams met als titel ‘The reliability of the New Testament’.2 Daarna volgt een plenaire sessie van de medicus dr. Nigel Jones met als titel ‘Ethical dilemmas in Medicine – a Christian view’. Na de lunch en een getuigenis van biologiestudente Susie Ford zijn er twee paralelsessies. De eerste paralelsessie wordt gepresenteerd door biochemicus en wetenschapsdocent Jacob Saywell en aardwetenschapper Joseph Hubbard. Hun lezingen hebben resp. de titel ‘The Biochemical challenge to evolution’ en ‘Making sense of fossils from a Biblical perspective’. De tweede paralelsessie wordt gepresenteerd door theoloog en predikant Matthew Seymour en de natuurkundige en theoloog Phil Mac. Hun lezingen hebben resp. de titel ‘Critical Race Theory: what it is, is it Biblical and how is it influencing academic studies’ en ‘An appraisal of the shape of arguments used’. Het middagprogramma wordt afgesloten met een plenaire lezing door Libby Powell en heeft als titel ‘The state of the nation – how we are to respond’. Na het diner is er nog een plenaire sessie door milieukundige en docent Andrew Clark en draagt de titel ‘Principles in education and the Christian worldview’.
Het programma van vrijdag is wat korter. De dag wordt om half acht in de ochtend geopend door natuurkundige dr. Andy McIntosh. Na het ontbijt is er een plenaire sessie van de geoloog Paul Garner (MSc.) met als titel ‘How old is the earth and how can we know?’3 Daarna is er opnieuw een paralelsessie met natuurkundige en predikant dr. Stephen Lloyd en chemicus dr. Andrew Saywell. Hun lezingen dragen resp. de titel ‘Creation theology: asking the right questions’ en ‘How life began according to evolution and creation’. Na deze paralelsessie is er een getuigenis van archeologiestudente Martha Carter. Na de lunch is er een plenaire sessie door dr. Stuart Burgess met als titel ‘The wonder of the human musculoskeletal system’.4 Daarna wordt er een panel gehouden voor Q&A. De slotlezing (een ‘conference address’) wordt gegeven voor de predikant Conrad Pomeroy en draagt als titel ‘Creation, Christ and Calvary’. Tussendoor is er iedere dag een ‘Breakout session’. Tijdens deze sessie wordt de grote groep in acht kleinere groepjes verdeeld. Er volgt dan een keuzemenu om verder door te praten over detailonderwerpen. Meer informatie, de folder en aanmelden kan via de website Truth in Science.5 Mocht iemand naar Engeland af willen reizen en verslag willen doen van deze conferentie dan willen wij dat verslag graag publiceren op deze website.
Wort und Wissen – Oog voor geologen
Van 15 september 2023 18.00 uur D.V. tot en met 17 september 2023 12.30 uur D.V. wordt er door de Duitse organisatie Wort und Wissen een Fachtagung Geowissenschaften georganiseerd. De bijeenkomst vindt plaats in Familienferein- und Bildungsstätte Ebernburg te Burg Ebernburg. Voorafgaande aan de lezingen worden er ook een tweetal excursies georganiseerd. De eerste excursie staat gepland op 14 september 2023 D.V. en heeft als thema het Rotliegendes. De tweede excursie staat gepland op 15 september 2023 D.V. en heeft als thema het Mainzer Becken. Deze excursies staan onder leiding van de geoloog Michael Kotulla (MSc.). De dag na deze excursies spreken een zestal wetenschappers over diverse geologische onderwerpen. De eerste lezing is van geoloog Paul Garner (MSc.) en heeft als titel ‘Der neue Kreationismus: ein Update’. Deze lezing zal in het Engels worden gehouden.6 De tweede lezing is van de hydrogeoloog dr. Rafael Schäffer en heeft als titel: ‘Überraschend schnelle geologische Prozesse und ihr Einfluss auf unser Verständnis von Aktualismus und Katastrophismus‘.7 Een soortgelijke lezing hield dr. Sarah Maithel op de ICC.8 De derde lezing wordt gegeven door de chemicus dr. Stefan Drüecke en heeft als titel ‘Der “Grand Canyon”des Da’an (Taiwan): über die Entstehung und Vernichtung von Schluchten‘. Over deze canyon schreef ik al eerder een kort artikeltje voor de scheurkalender van Weet Magazine.9 De vierde lezing is van onze Nederlandse bioloog en geoloog drs. Tom Zoutewelle en heeft als titel: ‘Über das, was wir wissen und was wir glauben – ein multidisziplinärer Ansatz zur Frage der Ursprünge‘. Deze lezing wordt in het Engels gehouden.10 De vijfde lezing is van Guy Gerard en heeft als titel ‘Die Moränen des Oak Ridge (Ontario, Kanada): Monument der Eizeit-Flut‘. Deze lezing wordt eveneens in het Engels gehouden.11 De zesde en laatste lezing wordt gegeven door de geoloog Michael Kotulla (MSc.) en heeft als titel ‘Die letzten 50.000 Jahre’. Goed dat er onder creationisten ook aandacht is voor kwartairgeologie. Op zondag wordt er nog een gottesdienst georganiseerd onder leiding van chemicus dr. Harald Binder. Deze Fachtagung staat onder leiding van de geologen Michael Kotulla (MSc.) en dr. Martin Ernst.12
Voetnoten
Dr. Pieter Omtzigt en een Nieuw Sociaal Contract – (Creationistische) Lessen uit zijn gelijknamige boek
Gisteren werd bekend dat dr. Pieter Omtzigt met een nieuwe partij komt: Nieuw Sociaal Contract (NSC).1 Hij hield de Nederlandse bevolking een aantal weken in spanning. In de wandelgangen klonk het: Wat gaat Omtzigt doen? Deze zomervakantie las ik zijn gelijknamige boek Nieuw Sociaal Contract.2 Dit is geen politieke of sociaaleconomische website. Ik waag mij daarom niet aan een uitgebreide bespreking en filering van dit werk van Omtzigt, noch aan een politieke duiding. In deze bespreking een korte loopbaanschets van dr. Omtzigt en de creationistische lessen die ik uit zijn boek trok als het gaat om de Raad van Europa, Jihadistisch geweld en wetenschappelijke modellen. Daarom ga ik ook voorbij aan de structuur van het boek én de tragedie van de kinderopvangtoeslagenaffaire, hoewel Omtzigt daar nuttige zaken over opschrijft.
Loopbaan Omtzigt
Het boekje ‘Een Nieuw Sociaal Contract’ heeft als eerste hoofdstuk een interview met Omtzigt. Dat interview is goed aangevlogen en zo leren we wat meer over de achtergronden en denkbeelden van deze politicus, die vanwege zijn vasthoudendheid bijnamen heeft gekregen als politieke pitbull, dossiervreter en terriër. Volgens Omtzigt zelf komt dat door zijn sterke rechtvaardigheidsgevoel: ‘Ik kan er niet tegen als er iets gebeurt wat niet klopt’ (blz. 13). De politicus werd vooral bekend vanwege het uitpluizen van drie schandalen: (1) het corruptieschandaal in de Raad van Europa, (2) de corruptie op Malta, en (3) het kinderopvangtoeslagenschandaal bij de Belastingdienst. Omtzigt ging op zijn achttiende jaar Economie en Statistiek studeren in Engeland. In 1996 studeerde hij bij Karim Abadir af. Na zijn afstuderen kreeg hij een beurs voor promotieonderzoek aan het Europees Universitair Instituut in Florence. Omdat hij zijn promotieonderzoek startte zonder master, was dat ‘nog wel even aanpoten in het begin’ (blz. 15). Uiteindelijk promoveert Omtzigt bij Sǿren Johansen op een aantal papers over automatische modelselectie en ‘methodes om correcties toe te passen wanneer er te weinig observaties zijn om standaard statistische testen toe te passen’ (blz. 17). “De discussies gingen dus altijd over de beperkingen van modellen en vooral over wat je er niet mee kunt doen.” Op 13 december 2003 verdedigde hij in Kopenhagen zijn proefschrift ‘Essays on Cointegration Analysis’.3 Na zijn promotie werd hij postdoc aan de Universiteit van Amsterdam. Vanaf 3 juni 2003 ging Omtzigt aan de slag als Kamerlid voor het Christen-Democratisch Appél (CDA). Wie maar een beetje op de hoogte is van de Nederlandse politiek heeft gezien dat ‘politieke huwelijk’ uiteindelijk op de klippen is gelopen.4 Afgelopen periode is Omtzigt aan de slag gegaan als ‘onafhankelijk’ Kamerlid en sinds vandaag dus een eigen partij: Nieuw Sociaal Contract (NSC).
Raad van Europa, zelf staatsgevaarlijk?

Omtzigt laat zien dat er van het Europees politiek optimisme weinig over is en constateert dat de verschillen tussen landen steeds groter worden. Dat geldt ook voor de Raad van Europa. In 2007 veroordeelde de Raad van Europa het zogenoemde creationisme als staatsgevaarlijk.5 Uit het onderzoek van Omtzigt blijkt de Raad van Europa echter zelf staatsgevaarlijk. De politicus deed onderzoek naar de corruptie in Azerbeidzjan. “De corruptie in het land bracht bovendien de rot in de Raad van Europa zelf aan het licht. Azerbeidzjan heeft miljarden opzijgezet in een fonds. Dat geld wordt ook gebruikt om West-Europese politici om te kopen, waaronder politici die een functie uitoefenden in de Raad van Europa. (…) Meer dan tien politici uit West-Europese landen, lid van gewone middenpartijen, bleken omgekocht en werden jarenlang geschorst. Een aantal van hen wordt nu gelukkig vervolgd” (blz. 76). Bovendien heeft de Raad van Europa de bevoegdheid om landen die democratische beginselen of mensenrechten schenden uit de Raad te verwijderen. “Maar ondanks deze bevoegdheden wordt landen als Rusland, Turkije of Azerbeidzjan weinig tot niets in de weg gelegd. laat staan dat ze uit de Raad van Europa worden gezet” (blz. 77). Corruptie en mensenrechtenschendingen zijn kennelijk geen bedreiging voor het ‘seculiere karakter van de EU‘. In plaats van af te geven op creationisten die met Gods Woord als uitgangspunt wetenschap willen bedrijven en hun kinderen vanuit die beginselen wil onderwijzen, kan de Raad van Europa zich beter druk maken om ‘de balk in hun eigen organisatorische oog’ (naar Mattheüs 7).
Visie op wetenschappelijke modellen
Creationisten in Nederland (en daarbuiten) bedenken zondvloedmodellen en proberen te werken vanuit deze modellen. Dit leidt (soms) tot onderlinge strijd, bovendien lopen we het gevaar dat het model als raster over de Schrift en de werkelijkheid wordt gelegd. Soms is het zelfs zo erg dat degene die niet meegaat in het beoogde model als ‘halve ketter’ wordt gezien.6 We moeten deze modellendiscussie met meer genuanceerdheid benaderen en op de hoogte zijn wat wel en wat niet kan. Dr. Pieter Omtzigt kan gezien worden als de modellenexpert van de Tweede Kamer. Hoewel het hier veelal gaat om sociale en economische modellen, las ik toch rake uitspraken die ook van toepassing kunnen zijn voor creationistische modellen. Omtzigt geeft aan dat zijn jaren in Florence ‘bepalend geweest’ zijn ‘voor mijn kijk op modellen’ (blz. 16 en 17). Hij gaat daar in zijn proefschrift ook verder op in. “Hoe selecteer je het juiste model en wanneer is het zinnig om een model te gebruiken en wanneer vooral niet?” Omtzigt geeft aan dat verschillende hoogleraren zoals David Henry (Oxford), Grayham Mizon (Southampton) en Sǿren Johansen (Kopenhagen) qua modelvisie grote invloed op zijn denken gehad. “Ze waren vooral allemaal heel precies in hoe je modellen selecteert en gebruikt en konden haarfijn uitleggen waarom veel statistische modellen ongeschikt zijn of gecorrigeerd moeten worden.” Zijn eerste kritiek op het huidige politieke modellenbeleid zijn de aannames. “Waar pertinent aan voorbij wordt gegaan is dat je altijd moet controleren welke aannames er ten grondslag liggen aan het model. Statistisch gezien kun je een model alleen gebruiken als de aannames geldig zijn. Het gebeurt nog wel eens dat de aannames te rooskleurig zijn en dat er geen rekening wordt gehouden met grote afwijkende gebeurtenissen,(…). Het probleem is: als je er in de schaduwwereld van het model van uitgaat dat de onverwachte gebeurtenissen niet bestaan, kan het goed misgaan. We optimaliseren het beleid in modellen die een groot deel van de echte wereld niet beschrijven, die er ver naast zitten en heel slecht voorspellen, omdat ze per definitie heel grote onzekerheidsmarges kennen.” Een model is altijd een beperkte of zelfs beperkende visie op de werkelijkheid. Dat geldt ook voor creationistische zondvloedmodellen. Onzekerheden en ‘onverwachte’ vondsten, worden ook hier gemasseerd, weggeredeneerd of verzwegen. Dat is kwalijk en schadelijk. Moeten alle modellen daarom in de prullenbak? Nee, zegt Omtzigt. “Ze zijn een nuttig hulpmiddel.” Maar we moeten oog houden voor de beperkingen van modellen. “Wat het goed doet in de modellen kan een ramp zijn voor de burgers. Je moet je dus altijd bewust zijn van de beperking van modellen en oog houden voor onverwachte gebeurtenissen in de werkelijke wereld.” In het derde deel van zijn boek gaat Omtzigt nog meer in op modellen. “Modellen zijn een abstractie van de werkelijkheid, maar als we die goed benaderen, kunnen ze heel nuttig zijn om nader inzicht te geven in een deel van die werkelijkheid” (blz. 85). Omtzigt verwijst daarbij naar het planetarium van Eise Eisinga in Franeker. “Bijna tweehonderd jaar later functioneert het planetarium nog steeds” (blz. 85).7 Sterrenkundigen kunnen door hun modellen nauwkeurige voorspellingen doen, omdat het gaat om zaken die ‘niet beïnvloed’ worden ‘door menselijk gedrag zelf’. Helaas houdt men binnen de naturalistische kosmologie geen rekening met een Schepper en ook niet met bovennatuurlijk ingrijpen of scheppen van deze Schepper (bijvoorbeeld tijdens de scheppingsweek of tijdens Zijn wederkomst). Modellen beschrijven de werkelijkheid. Maar Omtzigt geeft aan dat deze werkelijkheid (en zeker de economische en sociale werkelijkheid) ‘buitengewoon complex’ is, ‘al helemaal wanneer ook menselijk gedrag er impliciet of expliciet onderdeel van uitmaakt. Modellen, zeker in de sociale wetenschappen, beschrijven dus hooguit een deel van de werkelijkheid. Of zoals statisticus George Box het zei: ‘All models are wrong, but some are useful’’ (blz 86).8 Dit laatste heb ik in privédiscussies ook wel eens aangegeven aangaande de verschillende zondvloedmodellen: ‘All models are wrong, but some are useful’. Het probleem is, zoals Omtzigt dat beschrijft: “Terwijl iedereen modellen bouwt, wordt er nauwelijks nagedacht over de complexe werkelijkheid. (…) In Nederland zijn we dus dol op het werken met modellen en vaak varen we er blind op. We begrijpen steeds minder hoe de modellen werken en dus welke tekortkomingen ze hebben. De fixatie op een modelwerkelijkheid zorgt ervoor dat de echte werkelijkheid steeds verder uit beeld raakt” (blz. 86-87). Dat geldt niet alleen voor zondvloedmodellen, maar bijvoorbeeld ook voor het model van Universele Gemeenschappelijke Afstamming. Alles moet passen in de mal van gezamenlijke afstamming en als er data is dat niet past dan worden er epicykels bedacht zodat het toch wel past (zij het geforceerd en gewrongen). Omtzigt pleit daarom voor de invoer van de gouden standaard van de natuurwetenschappen: “De gouden standaard in natuurwetenschappen is dat een experiment reproduceerbaar is” (blz. 109). Dat houdt (in Omtzigts geval voor economische modellen) in ‘dat je modellen openbaar moeten zijn, zodat duidelijk is welke aannames je maakt en welke schattingen je hebt. Op basis daarvan kan er vervolgend een discussie worden gevoerd over de gebruikte modellen en de gebruikte aannames’ (blz. 109). Waarom is die fixatie op modellen daarnaast nog meer onverstandig? “Eén fout in een enkele aanname kan de uitkomst van het model en het beleid radicaal veranderen” (blz. 109). Hoe komen we uit deze modellenimpassé? “De uitweg uit deze kluwen is alleen mogelijk wanneer we beseffen dat modellen een volstrekt onvolledige en subjectieve samenvatting zijn van de werkelijkheid, en dat modellen fouten kunnen en zullen bevatten” (blz. 114). “Puur en alleen varen op modellen levert serieuze problemen op, (…)” (blz. 114). Bovendien moeten modellen transparant zijn (zie ook bladzijde 202) en moet kritiek op deze modellen serieus genomen worden. “Daarnaast is het van belang dat kritiek op modellen en de input op modellen serieus wordt genomen. Want we kunnen die zonsverduistering in 2290 wel voorspellen, maar modellen, waarin ook menselijk gedrag zit, zijn essentieel. Ze moeten immers beantwoorden aan de werkelijkheid, en het moet niet zo zijn dat de ‘werkelijkheid’ die van de modellen wordt, opgebouwd uit (onjuiste) aannames” (blz. 115). Niet blind varen op een modelwerkelijkheid dus, maar de echte werkelijkheid (die complex is) in ogen houden.9
Jihadistisch geweld
Omtzigt komt uit een Rooms-Katholiek nest (blz. 23) en is daarom zeer betrokken op zijn medechristenen. “Ik voel mij zeer betrokken bij het lot van christenen in de wereld en zet mij hier ook actief voor in”. Echter, pas door de ontmoeting met zijn huidige vrouw Ayfer is zijn belangstelling voor godsdienstvrijheid ontstaan. Ayfer is, als Syrisch-orthodox christen, op negenjarige leeftijd gevlucht uit Turkije. “Als Syrisch-orthodoxe christenen waren zij niet veilig in Turkije, ze werden geïntimideerd en leefden continu in angst” (blz. 29). In 2009 trouwde Omtzigt met Ayfer en gingen zij op huwelijksreis naar de geboortestreek van Ayfer in Turkije. “Die reis was voor mij een belangrijke ervaring. De christelijke gemeenschap in Turkije leefde helemaal teruggetrokken in het uiterste zuidoosten, grotendeels gescheiden van de islamitische gemeenschap. Ze stond zwaar onder druk als gemeenschap en je kon de sporen nog zien van wat vroeger een grote gemeenschap en beschaving was geweest en wat nu was teruggedrongen tot een paar dorpen en steden.” Constantinopel was tot en met 1492 het centrum van het oosterse christendom. Nu is dat totaal anders geworden, minder dan 0,5 procent van de Turkse bevolking is nog christen. Omtzigt is later ook in Pakistan geweest. “Deze ervaringen maakte voor mij heel concreet wat je eigen vrijheden inhouden en welke vrijheden je hier in Nederland hebt. Ook werd mij duidelijk wat het betekent om als tweederangsburger behandeld te worden. Het heeft mij sterk gevormd.” Daarom maakte Omtzigt zich hard voor godsdienstvrijheid. In 2012 bijvoorbeeld schreef hij een initiatiefnota over de zorgwekkende situatie van het Mor Gabriël-klooster. “Hierin staat een aantal concrete aanbevelingen aan onze regering om iets te doen aan de onteigening van grond van het klooster (…)” (blz. 31). Samen met anderen schreef Omtzigt een boek over het verdwijnen van de Syrisch-orthodoxe gemeenschap in Turkije en de onteigening van deze kloosters.10
Al jaren is Omtzigt, in dit verband, daarom ook bezig om Nederland verplicht te stellen terugkerende Syriëgangers te vervolgen. Zo hekelt hij ook het optreden van en de vergoedingen voor het zogenoemde ‘kalifaatmeisje’ Laura H. Terwijl ‘Laura H. is veroordeeld en de rechtbank acht bewezen dat zij het oogmerk heeft gehad om terroristische misdrijven voor te bereiden en te bevorderen’ (blz. 32). In dat opzicht zijn we, volgens Omtzigt, in Nederland ‘soms echt ontzettend naïef’ (blz. 32). Omtzigt noemt het een schande ‘dat de daders van de ISIS-genocide niet vervolgd worden’ en geeft aan daar wakker van te liggen. “ISIS heeft genocide gepleegd tegen jezidi’s, christenen en niet-soennitische moslims en komt daar ook gewoon open en bloot voor uit. Ik ken jezidi’s en christenen wier familieleden slachtoffer zijn van de genocide en slavernij van ISIS en dat gaat echt onder je huid zitten” (blz. 32-33). Hiervoor is een gezamenlijke aanpak nodig en in Duitsland is men gelukkig al wel begonnen met vervolging. Omtzigt schrijft momenteel een rapport over de digitale hoorzitting van tachtig parlementariërs uit diverse Europese landen. Dat rapport ‘gaat ook over de aansprakelijkheid van staten’ (blz. 33). Omtzigt schrijft momenteel ook een rapport over de vraag hoe we om moeten gaan met islamitisch extremisme en hoe we dit zouden moeten bestrijden binnen het kader van de mensenrechten.
Kleine sympathetisch-kritische kanttekeningen
De Epiloog begint met een prachtig citaat van Sǿren Kierkegaard (1813-1855) over hoe wij de toekomst tegemoet gaan. Hieruit en ook verder terug blijkt dat Omtzigt een denker is die staat in de christelijke traditie. Uit het boek blijkt ook dat voor hem gemeenschapszin en gemeenschapsdenken centraal staat (blz. 22). Ook de verwijzingen naar de natuurwetenschap maken het boek smeuïg. Zo vergelijkt hij het toeslagenschandaal met het feit dat een mens door een meteoriet kan worden geraakt. “Net zoals heel af en toe iemand geraakt wordt door een meteoriet. Daar kun je aan doodgaan, maar de kans is zo klein dat we verder geen actie ondernemen om je daarvoor te behoeden” (blz. 172). Omtzigt vraagt zich af of het toeslagenschandaal net zo zeldzaam is als dit natuurfenomeen en beantwoord deze vraag uiteindelijk ontkennend. Uiteraard zijn er ook wat kritische kanttekeningen te maken. Het doel van het boek was overigens niet om overal een pasklaar antwoord op te hebben (blz. 207). Op bladzijde 10 geeft Omtzigt aan dat Nederland ‘erin slaagde om het water te overwinnen’. Dat is natuurlijk sterke zelfoverschatting en klinkt als de Titanic-leus. Eén grote tsunami in de Noordzee en er blijft van dat ‘overwinnen’ niet veel meer over. We wanen ons veilig, maar is dat ook echt zo? De mensen van de toeslagenaffaire zouden volgens Omtzigt door ‘een hel zijn gegaan’ (blz. 164). Hoewel deze affaire voor veel mensen een ongekende tragedie is (geweest), is dit in geen enkel opzicht te vergelijken met de hel. Het is bovendien jammer en verdrietig dat de Bijbel geen grote plaats inneemt in het politieke werk van Omtzigt (blz. 23).11 Omtzigt moet ten slotte niets hebben van de huidige situatie in Hongarije (blz. 74, 81 en 82). Dat geldt overigens ook voor Polen en Slovenië. In mijn ogen kijkt hij wat eenzijdig naar deze landen. Omtzigt zou er goed aan doen, zich ook hier tot op het spreekwoordelijke bot te laten informeren
Omtzigt heeft in zijn boek niet alleen maar kritiek op het huidige beleid, hij werkt in zijn boek ook aan oplossingen. Ik wil deze bespreking daarom afsluiten met een citaat van bladzijde 203-204:
“Wat Thomas van Aquino scherp zag, is dat een rechtvaardige samenleving niet kan berusten op wetten, regels en procedures alleen. Deze vraagt ook om een bepaalde houding van de betrokkenen, een ‘standvastige en bestendige wil’ om te doen wat goed is, zonder calculatie of eigenbelang. Thomas’ medebroeder en leerling Meister Eckhart (1260-1328) duidde deze houding aan met het woord ‘innerlijkheid’, omdat deze alleen van binnenuit kan komen. Fundamentele veranderingen komen niet voort uit de werking van de wet, maar uit innerlijkheid – uit de geest van de wet. Het is de geest van de wet, van de regering, van de samenleving in haar geheel, die moet veranderen. Dat vergt een zelfbewuste houding van de overheid én van burgers zelf – een geest van transparantie, een geest van openstaan voor kritiek, een geest die de grenzen van macht en de waarde van tegenspraak kent en respecteert”
Slot
Bemoedigend om te zien hoe Omtzigt opereert tegenover islamitisch extremisme. Niet uit wraakvoering, maar omdat het recht z’n vrije loop moet hebben. Terroristen van ISIS kunnen met hun daden zeker niet wegkomen en zouden de hoogste juridische straf moeten ontvangen. Modellen zijn maar een beperkte weergave van de werkelijkheid. Daarom: ‘All models are wrong, but some are useful’. Een nuttig boekje waar ook creationistische lessen uit te trekken zijn. Ik wens Omtzigt van harte Gods zegen toe in zijn politieke werk en hoop dat dit tot eer van Zijn Naam en tot heil van de naaste zal zijn.
Voetnoten
Wetenschapsbijbel – Leven in een veranderende wereld
De Gespreksbijbel, de Vrouwenbijbel, de One Minute Bijbel en de wetenschapsbijbel. Hoewel de Bijbel in Nederland steeds minder gelezen en gewaardeerd wordt, komen er met grote regelmaat nieuwe varianten op de markt. Wat is er aan de hand? Moeten we blij zijn met die belangstelling voor de Bijbel of gaat het om knip- en plakwerk waar je grote vraagtekens bij moet plaatsen?
Elke Kerkbladlezer heeft wel meerdere bijbels in huis. De huwelijksbijbel, een oude statenbijbel met koperen sloten, een kleinere uitgave met psalmen en formulieren bij het bed van de kinderen of een grootletterbijbel voor slechtzienden. Meestal ontbreekt de kinderbijbel niet. De zogenáámde kinderbijbel, zeiden onze ouders dan, want dat is geen echte Bijbel, maar een boek met Bijbelse vertellingen.
De laatste jaren is er echter, los van de diverse vertalingen, sprake van een nieuwe trend. Er zijn inmiddels tientallen soorten Bijbels op de markt. Neem de Vrouwenbijbel, met een grijs-roze kaft en een bloesemtak erop. Tussen de Bijbelteksten staan kaders met levensbeschrijvingen van vrouwen als Ruth, Orpa, Maria en Elisabet, en verder zijn er speciale meditaties te vinden voor vrouwen. Uiteraard is er ook een Mannenbijbel waarvan de kaft meer doet denken aan een spijkerbroek. De Journal Bijbel bevat extra ruimte om persoonlijke notities te maken en de Verwijs Bijbel onderscheidt zich met vele honderden verwijzingen van het Oude naar het Nieuwe Testament en omgekeerd. De Samenleesbijbel heeft speciale gespreksvragen voor gezinnen. De Bijbel in één jaar heeft de volgorde van de hoofdstukken van de Bijbel aangepast en zo gerangschikt dat je die precies in één jaar kunt lezen. En dan zijn er nog de Startbijbel, de Babybijbel, de Kijkbijbel, de Schrijfbijbel, de Bijbel Dichtbij, de (schuin afgesneden) Rechte Bijbel, de Roodletterbijbel en ga zo maar door.
Waar is dat allemaal voor nodig vraag je je af? Kennelijk is er een markt voor speciale Bijbels. Het gaat in alle bovengenoemde uitgaven om andere vertalingen dan de onder ons gewaardeerde Statenvertaling. Vanzelfsprekend is dat een belangrijk verschil, maar dat aspect laat ik nu even buiten beschouwing. De vraag is wat er schuil gaat achter deze trend.
Fluweel
Vooropgesteld: het maken van bijzondere uitgaven van de Bijbel is bepaald niet nieuw. De uitgave van het eerste exemplaar van de Statenbijbel in 1637 was gebonden in rood fluweel met bladgoud op de randen. Latere uitgaven hadden een deftige omslag met koperen hoeken en sloten, en er zijn exemplaren met in het leer geperste familiewapens. Ook zeer oude exemplaren met in het leer geperste familiewapens. Ook zeer oude exemplaren uit de Middeleeuwen hadden een met ivoor ingelegde omslag en prachtig versierde beginletters bij de Bijbelboeken.
Ook het toevoegen van informatie aan de Bijbel is al een eeuwenoude gewoonte. In veel bijbels zijn de berijmde Psalmen, de belijdenisgeschriften en de formulieren meegedrukt, en er staan landkaartjes en een verklarende woordenlijst achterin. Die gewoonte was er al ten tijde van de eerste Statenbijbels. Er zijn vele edities verschenen met – soms uitvouwbare – landkaarten en Bijbelteksten kon laten binden. Die Statenbijbels bevatten in de regel ook de apocriefe boeken, voorzien van een waarschuwing dat ze niet betrouwbaar zijn als richtsnoer voor het geloof.
Maarten Luther beschikte over een uitgave van het Nieuwe Testament met twee vertalingen naast elkaar: de Griekse editie van Erasmus en de Latijnse Vulgaat. Bekend zijn ook uitgaven met brede witte kantlijnen voor het maken van aantekeningen.
Leestekens
Ook de Bijbeltekst zelf is in de loop der eeuwen toegankelijk gemaakt. De oudst beschikbare handschriften zouden voor ons – zelfs als we de taal beheersen – nauwelijks leesbaar zijn. De tekst van de Bijbelboeken was niet ingedeeld in hoofdstukken en verzen, er was geen onderscheid tussen hoofdletters en kleine letters, en er stonden geen leestekens als komma’s of punten in. Zelfs de spaties tussen de woorden ontbraken. Alleen de eerste letter van een zin was iets groter. De tekst was niet ingedeeld in hoofdstukken – dat kwam pas in het jaar 1228. De indeling in verzen van het Nieuwe Testament is in 1551 samengesteld.
De bekendste en meest waardevolle toevoeging aan de Bijbeltekst is die van de kanttekeningen bij de Statenvertaling: een toelichting op de vertaalkeuzes en een verklaring van moeilijke woorden of zinnen. Die zijn opgesteld door de Statenvertalers in opdracht van de Dordtse Synode (1618-1619) en werden uiteindelijk in 1637 goedgekeurd door de Staten-Generaal. De gewoonte om kanttekeningen te maken bij de Bijbeltekst dateert overigens al uit de Middeleeuwen. Een van de bekendste uitgaven is de Bijbel met “glossa ordinaria” uit de twaalfde eeuw, waarbij de Bijbeltekst midden op de pagina staat. Links, rechts, erboven en eronder staan aantekeningen van kerkvaders, soms zelfs tussen de regels van de Bijbeltekst. De totale omvang van zo’n bijbel besloeg maar liefst 21 delen.
Wetenschapsbijbel
Kortom: al eeuwenlang bestaan er bijbels die fraai versierd zijn of allerlei toevoegingen bevatten om de Bijbeltekst toegankelijk en begrijpelijk te maken. Je kunt concluderen dat de moderne thema- en studiebijbels voortborduren op een zeer oude traditie.
Toch is er meer aan de hand, met name bij de in november verschenen Wetenschapsbijbel van het Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap. Bij de Bijbeltekst (in de NBV21-vertaling) staan enkele honderden toelichtingen, waaronder twintig uitgebreide thema-artikelen. Die gaan steeds over vragen waar het Bijbelse wereldbeeld botst met de huidige stand van de wetenschap of de hedendaagse cultuur. Achterin de bijbel staat een uitgebreide toelichting met studie- en werkmateriaal bij die thema’s.
Het moet gezegd: er zitten interessante en heel nuttige artikelen tussen. Studenten kunnen hun voordeel doen met de uitleg over het jubeljaar, de geweldsteksten, bezetenheid, duurzaamheid en het beginnend menselijk leven. Echter, daartussen bevinden zich ook uiterst gevaarlijke artikelen die de lezer op het verkeerde been zetten. Dat blijkt al meteen op de eerste pagina’s, in de ‘kanttekeningen’ die de auteurs maken bij de schepping. Die eerste Bijbelhoofdstukken zouden geen zes historische scheppingsdagen beschrijven, maar bevatten dichterlijke taal. Zonder enige terughoudendheid gaan de auteurs uit van een oerknal, een miljarden jaren oud heelal en een miljoenen jaren durende evolutie van de mens vanuit een gemeenschappelijke voorouder met de aap. De historische Adam was dan een van de eerste mensachtigen die een ziel kreeg, Gods beeld droeg en op een veilige plek (het paradijs) leefde. Het zondvloedverhaal zou verwant zijn aan andere mythologische verhalen uit het oude Nabije Oosten, want het is ondenkbaar dat de hele aardbol onder water heeft gestaan.
Natuurlijk, dat zijn geen nieuwe ideeën, maar dit keer verschijnen ze als Schriftkritische kanttekeningen bij de Bijbel zélf. Dat maakt ze anders en vernijniger dan een apart boek over theïstische evolutie. In Genesis 1:27 lezen we: “En God schiep den mens naar Zijn beeld”, maar dan schrijft de Wetenschapsbijbel daar – bij wijze van spreken – tussen de regels door: “Is het ook dat God gezegd heeft, dat Hij de mens geschapen heeft? Nee hoor, de mens is ontstaan uit een aapachtige.”
Dinosauriërs
Deze manier van omgaan met de Bijbel laat ook zijn sporen na in diverse andere artikelen. In Job 40 en 41 beschrijft de HEERE de behémoth en de leviathan om Zijn macht te tonen aan Job. Dat zijn dinosauriërs geweest, stellen veel Bijbelgetrouwe wetenschappers. Nee, stelt de Wetenschapsbijbel, dinosauriërs zijn 66 miljoen jaar geleden uitgestorven en hebben nooit samen met mensen geleefd. Dus waar het in de Bijbel gaat over reusachtige zeemonsters en draken, zijn die verhalen ontleend aan oudere mythes, het zijn fantasiedieren of verzinsels. Beseffen de auteurs van de Wetenschapsbijbel niet welk spoor ze hier inslaan? Dat de HEERE hier Zijn macht over deze dieren beschreef aan Job, zou zinloos zijn als Job ze helemaal niet kende. Nog erger is de bewering dat die dieren verzinsels zijn, als we bedenken dat het God is Die hier aan het woord is.
Dat de Wetenschapsbijbel vraagtekens plaatst bij de beschrijving van de schepping, geeft aan hoe deze auteurs de Bijbel lezen. De gevolgen daarvan zijn ingrijpend. Wie de scheppingsdagen en de historische Adam aan de kant zet, tast ook het vierde gebod aan en komt al snel tot een afwijkende visie op de zondeval, de erfzonde, de eeuwige straf en de verzoening door Christus.
Bovendien, diezelfde manier van lezen opent ook de deur naar on-Bijbelse ideeën over homorelaties, gender en de vrouw in het ambt – om maar wat te noemen. En dat gebeurt inderdaad in de ‘kanttekeningen’ van deze Wetenschapsbijbel. In het artikel over gender lijkt het of de genderdiscussie al in het Oude Testament terug te vinden is. De auteur suggereert dat de Heere Jezus in het Nieuwe Testament niet als een echte Man gepresenteerd werd en inging tegen de bestaande rollen van mannen en vrouwen, als een soort geslachtsloze Persoon met Wie zowel mannen als vrouwen zich kunnen identificeren.
De hier genoemde voorbeelden geven aan hoe deze Wetenschapsbijbel probeert de wetenschappelijke gegevens en de moderne cultuur te laten rijmen met wat de Bijbel zegt. Dat gebeurt echter niet door die cultuur en wetenschap te laten buigen onder het gezag van Gods Woord, maar andersom: het gezag van de Schrift wordt aangetast om zondige praktijken goed te praten. Nogmaals, er staan zinvolle en mooie artikelen in, maar desondanks maakt deze fundamenteel afwijkende visie op het gezag van Gods Woord de Wetenschapsbijbel tot een gevaarlijk boek dat mensen gemakkelijk op een verkeerd spoor kan brengen.
Hoe moet de Bijbel dan lezen, als de moderne wetenschap ons voor moelijke vragen plaatst? Een mooie ‘leeswijzer’ trof ik aan bij ds. C.H. Spurgeon. Hij schreef dat hij de Bijbel graag wilde lezen als een kind. Hij vertelt over een jongetje dat op school uitgelachen werd over iets dat zijn moeder hem had verteld. Zijn kameraden lachten hem uit omdat hij dat zomaar geloofde en vroegen hem hoe hij zo zeker wist dat het waar was. Zijn antwoord: “Moeder heeft het gezegd.” Laten we ook zo omgaan met de Bijbel als anderen ons bespotten, en antwoorden: “Wat er staat is waar, want God heeft het zo gezegd.”
Dit artikel is met toestemming van de redactie overgenomen uit het Kerkblad der Oud Gereformeerde Gemeente in Nederland. De bronvermelding luidt: Bruijn, S.M. de, 2022, Wetenschapsbijbel, Kerkblad der Oud Gereformeerde Gemeente 45 (24): 235-237.
De waarde van Genesis voor een verantwoordelijk wereldbeeld – Dr. Henk Jochemsen sprak op het congres ‘Geloof jij het?’ (2013)
Op 4 januari 2014 sprak dr. Henk Jochemsen in Assen voor de congressenserie ‘Geloof jij het?‘ (2013). De titel van zijn lezing was ‘De waarde van Genesis voor een verantwoordelijk wereldbeeld‘. Met dank aan Geloofstoerusting is deze video opgenomen en kunnen wij die hieronder delen.