Home » Wetenschapsfilosofie

Categorie archieven: Wetenschapsfilosofie

Drie krachtige intuïties die een aanwijzing vormen voor het Godsbestaan – Carel de Lange (MSc.) houdt lezing voor cursisten

Het werk van Carel de Lange (MSc.) is al vaker langsgekomen op deze website.1 Vandaag een video van een korte lezing van hem, waarin hij een groep cursisten drie ‘krachtige intuïties’ voorhoudt die een aanwijzing vormen voor het bestaan van de monotheïstische God. De lezing is opgenomen en op het YouTube-kanaal ‘Geloof en Rede’ geplaatst.

Voetnoten

Het dilemma voor de wetenschap: alle onderzoek aan AI laten om het sneller te laten gaan?

AI lost ziekenhuisbacterievraagstuk in twee dagen op, waar het wetenschappers jaren kostte.” Sinds de onthulling van Googles ‘co-scientist’ enkele dagen geleden verschenen tientallen artikelen met titels zoals deze, gelezen bij de BBC. Hoewel ze enigszins misleidend zijn, gaat het wel degelijk om een indrukwekkende toepassing van artificiële intelligentie. Co-scientist is een artificiële wetenschapper, die mensen moet bijstaan in het wetenschappelijke proces. De spectaculaire krantenkoppen verwijzen naar een van de experimenten die het nut van de technologie hebben bewezen. Al na twee dagen rekenen produceerde co-scientist een hypothese waarvan biologen onlangs, na jaren onderzoek, hadden aangetoond dat ze klopt: dat sommige bacteriën met antibiotische resistentie gebruikmaken van verschillende virussen om meer gastheren te bereiken.

Het lukte co-scientist dus om de juiste hypothese te formuleren, maar het kon niet het verdere wetenschappelijke werk uitvoeren dat nodig is om die hypothese te valideren, zoals gecontroleerde experimenten opzetten. Vandaar dat de tegenstelling tussen ‘twee dagen’ met AI en ‘jaren’ met mensen niet opgaat. Want co-scientist, zoals de naam verraadt, kan niet in zijn eentje wetenschap bedrijven.

De biologen in kwestie zouden wel vele jaren werk uitgespaard hebben, mochten ze van bij het begin co-scientist aan hun zijde hebben gehad. Dan zou de maatschappij misschien vandaag al baat hebben bij hun onderzoek, mogelijk onder de vorm van nieuwe antibiotica. Daar ligt dan ook de waarde van co-scientist: het doorploegt enorme hoeveelheden wetenschappelijke literatuur, over disciplines heen, formuleert nieuwe hypothesen op open vragen, en stelt navenant experimentele protocollen op, waardoor onderzoek en de maatschappelijke valorisatie ervan versnelt.

Uitmuntende assistent

Op hun blog beschrijven medewerkers van Google de AI-toepassing co-scientist als een “samenwerkingsmiddel dat experts helpt onderzoek te verzamelen en hun werk te verfijnen – het is niet bedoeld om het wetenschappelijke proces te automatiseren”. Die toevoeging moet wetenschappers geruststellen: co-scientist zal jullie werk niet overnemen, maar het verrijken. Dat is trouwens hoe tal van AI-systemen tegenwoordig worden omschreven. Begrijpelijk, want de projecties over jobverlies zijn niet lief. Het World Economic Forum voorspelt dat AI de komende jaren miljoenen meer jobs verloren zal doen gaan dan dat ze er zal creëren.

Hoewel co-scientist voorlopig een uitmuntende assistent lijkt die wetenschappers in staat zal stellen beter en sneller te werken, kan het evengoed, ondanks wat Google zegt, een stap zijn richting het omkeren van de rollen. Met steeds krachtigere AI zou de wetenschapper weleens een veredelde lab-assistent kunnen worden: de fysieke handen die AI nog ontbeert om de experimenten uit te voeren die ze nodig acht in ‘haar’ wetenschappelijk onderzoek. Wanneer de robotica ver genoeg zal staan om ook het experimenteren te automatiseren, dan zullen menselijke wetenschappers helemaal overbodig zijn.

Onszelf afschaffen

AI-toepassingen zoals co-scientist stellen ons voor een dilemma. Het maatschappelijke potentieel ervan is overduidelijk: we kunnen niet snel genoeg nieuwe oplossingen vinden voor de klimaatverandering, antibiotische weerstand, pandemieën en meer. Maar zullen we onszelf daarvoor moeten afschaffen? De voorspelde komst van Artificial General Intelligence (AGI) over enkele jaren belooft alleszins dat de mens voor veel zaken niet meer essentieel zal zijn. Zouden we onszelf elke rol van betekenis in de wetenschap ontnemen, opdat die daardoor sneller vooruit kan gaan?

Mensen vinden betekenis en voldoening in hun werk, ook wetenschappers. Hypotheses bedenken is een van de leukere, creatieve aspecten van het wetenschappelijke proces. Als we dat graag blijven doen, en dus als mensen op de hoogte willen blijven, zijn we dan bereid om misschien soms wat langer te doen over het oplossen van openstaande vragen en problemen?

Per discipline zal er een goede balans gezocht moeten worden. Waar het maatschappelijke nut groot en urgent is, zoals bij het ontwikkelen van nieuwe medicatie, zal de balans vermoedelijk richting AI overhellen, als het maar snel (en correct) verloopt. Maar in minder urgente gevallen mogen we de fundamentele waarde van zelf denken, zelf werken en zelf ontdekken niet onderschatten, zelfs al zullen we het op termijn misschien minder efficiënt doen dan AI. De zoektocht is namelijk in veel gevallen minstens even belangrijk als het eindresultaat, al was het maar omdat zelf wetenschappelijk onderzoek bedrijven van de wetenschapper een betere wetenschapper maakt.

Deze gastbijdrage is met toestemming van de auteur uit De Standaard. Het originele artikel is hier te vinden. Later verscheen het artikel ook op de website van de Vlaams-christelijke denktank ‘Inspiratio’ (link).

‘De werken van Zijn handen’ – Een overzicht

Op 20 februari 2024, vandaag een jaar geleden, verscheen bij Uitgeverij De Banier het boek ‘De werken van Zijn handen’ van wetenschapsjournalist ir. Bart van den Dikkenberg. De ondertitel van het boek luidt: ‘Een kritisch commentaar op theïstische evolutie’. Op onze website hadden we daarvoor al twee keer een aankondiging geplaatst. Aanvankelijk leek het rustig te blijven rond het boek, maar intussen komen de reacties langzamerhand binnen. Dr. Gerdien de Jong schreef zelfs een complete serie om misvattingen en onjuistheden in het boek aan te tonen.2 De reacties op Social Media worden niet in dit overzicht meegenomen, anders is het einde zoek. Daar waar er een digitale referentie te geven is, wordt deze in de voetnoot erbij geplaatst. De hoeveelheid reacties zijn de reden waarom we dit overzicht samenstellen. Met terugwerkende kracht proberen we alle recensies en besprekingen toe te voegen, of ze nu kritisch zijn of zeer positief. Het is goed mogelijk dat meerdere bijdragen er nog niet tussen staan. Mocht u dat opmerken dat kunt u dat via ons contactformulier kenbaar maken. Het boek zelf is verkrijgbaar via de webshop van Uitgeverij De Banier.

6 juni 2014: Het juninummer van StandVastig (blad van de GBS) valt op de mat met daarin een recensie van het boek door dr. ir. J. van Wingerden. De recensent is positief over het boek.3

18 juni 2024: Evolutiebiologe dr. Gerdien de Jong is begonnen met haar bespreking van het boek van ir. Bart van den Dikkenberg. Het moet een veeldelige serie worden. Het eerste deel is een algemeen deel met wat inleidende opmerkingen.4

19 juni 2024: Het tweede deel van de veeldelige serie door evolutiebiologe dr. Gerdien de Jong is verschenen. Deze gaat over geologische tijd.5

20 juni 2024: Bioloog Gert Korthof heeft alle reacties van dr. Gerdien de Jong, die zij op haar website gepubliceerd heeft, gebundeld in één artikel. Hij probeert dit artikel ook zo nu en dan van een update te voorzien.6 Het derde deel van de veeldelige serie door evolutiebiologe dr. Gerdien de Jong is verschenen. Ze maakt in dit deel een begin met de bespreking van de paragraaf: ‘Op de verkeerde plaats‘.7

21 juni 2024: Het vierde deel van de veeldelige serie door evolutiebiologe dr. Gerdien de Jong is verschenen. Ze gaat hierin verder met de bespreking van de genoemde paragraaf en kijkt naar de door Van den Dikkenberg vermeende out-of-order-fossielen.8

22 juni 2024: In het vijfde deel van de veeldelige bespreking door evolutiebiologe dr. Gerdien de Jong gaat ze verder met de hierboven genoemde paragraaf.9

24 juni 2024: Het zesde deel van de veeldelige bespreking door evolutiebiologe dr. Gerdien de Jong is verschenen. Ze neemt in dit deel het specifieke door Van den Dikkenberg genoemde voorbeeld van een out-of-order-fossielen onder de loep, namelijk hoe oud is de grassenfamilie10

25 juni 2024: Het zevende deel van de veeldelige bespreking door evolutiebiologe dr. Gerdien de Jong is verschenen. In dit deel wordt wat meer gezegd over de indeling van soorten.11

5 juli 2024: In het Reformatorisch Dagblad is door Uitgeverij De Banier een kleine advertentie geplaatst van ‘De werken van Zijn handen‘.12 In dezelfde krant verscheen ook een recensie van het boek door de hoogleraar milieusysteemanalyse prof. dr. Wim de Vries. Hij is over het algemeen positief over het boek, al plaatst hij ook diverse kanttekeningen.13

6 juli 2024: Vandaag verscheen er in het Reformatorisch Dagblad opnieuw een kleine advertentie van ‘De werken van Zijn handen‘.14

12 juli 2024: Bioloog en wetenschapsjournalist dr. René Fransen heeft gereageerd op een artikel van ir. Bart van den Dikkenberg op CVandaag. Hij noemt het interview met Van den Dikkenberg ‘een zwak verhaal’.15

20 september 2024: Ir. Bart van den Dikkenberg is, samen met systematisch theoloog dr. Gijsbert van den Brink, te gast in de podcast ‘Dick en Daniël geloven het wel‘. Zij spreken samen over de vraag of evolutie samen kan gaan met het christelijk geloof.16 Deze podcast is ook te beluisteren via Spotify.17

23 september 2024: In het Nederlands Dagblad verschijnt een weergave van de podcast die afgelopen vrijdag op het web werd geplaatst (zie 20 september).18 Bioloog en wetenschapsjournalist dr. René Fransen heeft op zijn website Sterrenstof een artikel geschreven naar aanleiding van de podcast met Van den Dikkenberg (zie 20 september).19

25 september 2024: In het Nederlands Dagblad reageert Jan Luiten op het artikel naar aanleiding van de podcast met ir. Van den Dikkenberg en dr. Van den Brink. Hij geeft aan dat het theïstische evolutionisme lijnrecht ingaat tegen de Schrift.20

3 oktober 2024: Ds. A. van Heteren, emerituspredikant in de CGK, heeft een korte boekbespreking geschreven voor het blad Bewaar het Pand. Hij is positief over het boek en citeert (instemmend?) twee stukken daaruit.21 Ir. Bart van den Dikkenberg heeft via deze website gereageerd op het commentaar van dr. Gerdien de Jong en dr. René Fransen. Hij begint zijn betoog met het verhaal van de man, vrouw en ezel.22

4 oktober 2024: De boekbespreking van ds. A. van Heteren staat nu ook op de website Oorsprong.23 

29 november 2024: De digitale e-mailnieuwsbrief Eeninwaarheid laat weten dat Van den Dikkenberg komend voorjaar een lezingenserie hoopt te geven over het theïstisch evolutionisme in Hoevelaken. De lezingenserie is ook toegevoegd in de agenda van de website van Samen Gereformeerd.24

30 november 2024: Op de website Eeninwaarheid.info wordt de lezingenserie van ir. Van den Dikkenberg ook aangekondigd.25

6 januari 2025: In het Reformatorisch Dagblad is een advertentie geplaatst waarin de tweede druk van ‘De werken van Zijn handen‘ wordt aangeprezen.26

8 maart 2025: De nieuwsbrief van Een in Waarheid verwijst naar de lezingenserie die Van den Dikkenberg komende maande hoopt te houden te Hoevelaken. Deze lezingen zullen gaan over (de gevaren van) theïstische evolutie.

11 maart 2025: De definitieve locatie voor de lezingenserie van ir. Bart van den Dikkenberg over theïstische evolutie is bekend: dorpshuis De Stuw (De Brink 10), Hoevelaken.27

Voetnoten

Vechten voor een verloren zaak? – Dr. Prosman over theologiebeoefening aan de VU

Er is al veel om te doen geweest: op de Vrije Universiteit zijn de faculteiten Religie en Theologie, Geesteswetenschappen en Sociale Wetenschappen gefuseerd tot één faculteit. Is religiestress of theologiescepsis bij het college van bestuur de oorzaak hiervan?28 Wordt theologie nog wel gezien als volwaardige wetenschap? In reactie op een interview met drie theologiehoogleraren reageert dr. Prosman in De Waarheidsvriend op deze vraag.29

Het artikel van Prosman opent met een citaat van psychologiestudent Marlon Uljee die meent dat als theologie onderdeel wordt van een grotere faculteit, de theologie als wetenschap zal verwateren. Uljee kennen we op deze website van de Vrijmoedige Studentenpartij.30 De drie theologiehoogleraren, prof. dr. Frank van der Duijn Schouten, prof. dr. Henk van den Belt en prof. dr. Wim van Vlastuin, denken, in een interview met het Reformatorisch Dagblad, dat dit nog wel mee zal vallen en dat de VU nog steeds een goede keus is voor een studie theologie. Prosman denkt daar anders over.31Het interview laat zich lezen als een pr-praatje van een faculteit die zich in zwaar weer bevindt omdat de studenten weglopen, terwijl ‘Apeldoorn’ (TUA) groeit als nooit tevoren: 50 eerstejaars.” Het laatstgenoemde feit door dr. Prosman was zo opmerkelijk dat zelfs een seculiere krant als het Algemeen Dagblad erover berichtte.32 Na het lezen van het hierboven genoemde interview kan bij de emeritus predikant uit Amersfoort niet de indruk onttrekken ‘dat men voor een verloren zaak vecht’. De genoemde schaalvergroting ‘is een bedreiging voor de theologie’. Prosman sluit zich daarom aan bij de bezorgde student Uljee in de inleiding.

Cultuur

Prosman vraagt zich af of de achterban van de Hersteld Hervormde Kerk blij zal zijn met het feit dat toekomstige predikanten nu opgeleid worden aan de faculteit van de social sciences. Een hoogleraar noemt het feit dat studeren aan de VU je in aanraking brengt met de moderne cultuur (en wat daarbinnen leeft). Prosman is het daar niet mee eens. “Het zal menige predikant die dit leest verbazen dat je theologie aan een universiteit moet studeren met het oog op het gesprek met de cultuur. Voor dat gesprek moest je in Leiden zijn maar niet in Utrecht, was destijds de teneur.” Over dit belang van de cultuur heeft de commentator nooit gehoord bij bevindelijk-orthodoxe predikanten. Zo wordt cultuurtheoloog Miskotte in die kringen gewantrouwd en geleerde Jonker niet serieus genomen. Is nu alles onder een paraplu komt cultuur ineens belangrijk geworden? Dat één hoogleraar nu aangeeft dat in het regelement aangegeven is dat theologie onopgeefbaar verbonden is aan de VU, zegt volgens Prosman niet zoveel. “Op dit moment is dat een theologie die de antithese afgezworen heeft. Kuyper en Bavinck behoren tot de mannenbroeders van weleer en we moeten hen niet verbinden met de VU van dit moment. Zij behoren tot het religieuze erfgoed.” De schaalvergroting lijkt te passen in een waarneembare tendens: van theologie als koningin der wetenschappen tot theologie het predicaat wetenschap niet waardig. Het gevolg van een wetenschapsfilosofische reductie ten faveure van een rationalistisch-naturalistisch wereldbeeld, waarbij slechts naturalistische natuurwetenschappen geldige kennis opleveren.

Onlangs publiceerden we via deze website een tweetal artikelen over de ondergang van theologie aan de reguliere universiteit. Deze artikelen zijn geschreven door dr. Henk Dijkgraaf en hier en hier te lezen.

Voetnoten

Op de universiteit is het niet pluis – God het recht ontzeggen Zich uit te spreken is een herhaling van de zondeval

Het juiste zicht op het fundament, het voorwerp en het doel van de theologie doet ertoe. Alleen het perspectief van God Zelf werpt het juiste licht over de werkelijkheid waarin we leven. Universiteiten zouden zich dit moeten aantrekken.

Alles hangt met alles samen. Een bekend maar nog altijd fascinerend voorbeeld hiervan is de theorie van het zogenaamde ‘vlindereffect’: de vlucht van één vlinder in Brazilië kan een flinke storm veroorzaken in Texas, doordat een minuscule luchtstroom kan uitgroeien tot iets veel groters. De wereld zit ingewikkeld in elkaar, te ingewikkeld om haar in onze greep te krijgen. De vleugelslag van een vlinder laat zich niet voorspellen en de modellen van het KNMI – hoe nuttig op zichzelf ook – maken weersverwachtingen niet onfeilbaar.

Blikvernauwing

Modellen kunnen we maar niet beter verwarren met de werkelijkheid zelf. Toch is keer op keer de verleiding groot dat wel te doen. Vooral in crisissituaties, wanneer we het gevoel hebben dat we onze grip verliezen, hebben we de neiging de werkelijkheid onze wil op te leggen. Maar telkens weer blijkt dat dit leidt tot blikvernauwing en controledwang.

Tijdens de coronaperiode lieten veel politici en beleidsmakers zich zozeer leiden door modellen van het RIVM dat ze niet terugschrokken voor het invoeren van zeer vergaande maatregelen: er kwamen lockdowns, scholen gingen dicht, mondkapjes domineerden het straatbeeld, vaccinaties werden ons opgedrongen. Door deze eenzijdige focus op wetenschappelijke modellen zagen bewindslieden en beleidsmakers belangrijke dingen over het hoofd, zoals het psychisch welbevinden van jongeren, de eenzaamheid onder ouderen en de impact van uitgestelde zorg.

In de medische wereld spreekt men wel van het ‘niet-pluis gevoel’: een rafelig gevoel dat de gezondheid van de patiënt in gevaar is zonder dat daar directe aanwijzingen voor zijn. Dit gevoel dwingt een arts beter te kijken, andere vragen te stellen en diagnoses te heroverwegen. Onderzoek laat zien dat het niet-pluisgevoel de kans op het ontdekken van een ernstige ziekte aanzienlijk verhoogt. Verantwoord medisch handelen vraagt om een bredere blik dan het blindelings volgen van protocollen.

Het goddelijk perspectief

Nu hebben wij mensen sowieso al een beperkte blik: we kunnen alleen met onze eigen ogen naar de werkelijkheid kijken, we kunnen het leven alleen tegemoet treden met onze eigen begrensde levensgeschiedenis. Om enigszins begripvol in het leven te staan, hebben we een venster nodig op de gedachten, emoties en levenservaringen van anderen. C.S. Lewis roemde daarom de kracht van de grote klassiekers uit de literatuurgeschiedenis: ‘Maar door het lezen van grote literatuur word ik duizend mensen en toch blijf ik mezelf. (…) Ik zie met ontelbare ogen, maar ik ben nog steeds degene die ziet’. Dat is fraai geformuleerd en welkome aansporing om eens een literaire roman ter hand te nemen. Maar al word ik ‘duizend mensen’, dan nog ontgaat mij het perspectief van Hem zonder wiens wil geen vlinder zijn vleugel uitslaat.

De meest ernstige vorm van blikvernauwing is het niet rekenen met hoe God de werkelijkheid ziet. Dat geldt al helemaal als zelfs theologen dat niet doen. We zagen al eerder dat aan de meeste Nederlandse universiteiten de opleiding Theologie is omgedoopt tot Religiewetenschappen waar je de religieuze, sociale en culturele context leert analyseren die de huidige wereld heeft gemaakt tot wat ze is. Je bestudeert sprekende mensen en zwijgende goden.

Gods laatste Woord

Dat roept de klemmende vraag op: mag God ook nog wat zeggen? Elke wetenschap baseert zich op vooronderstellingen. Het is niet onredelijk dat ook de theologie zulke vooronderstellingen kent: Gods openbaring in de Thora, de heilsgeschiedenis, het spreken van de profeten en de wijsheidsliteratuur die zijn climax bereikte in het Woord dat vlees geworden is en onder ons heeft gewoond (Joh. 1:14). De oude theologen spraken over het vleesgeworden Woord als de ratio en oratio van God: de Zoon openbaart (oratio) ons de gedachten (ratio) van de Vader. Breder blikveld is niet denkbaar. Deze voortgang van de openbaring wordt prachtig samengevat door de schrijver van de Hebreeënbrief:

Nadat God voorheen vele malen en op vele wijzen tot de vaderen gesproken had door de profeten, heeft Hij in deze laatste dagen tot ons gesproken door de Zoon. (Hebr. 1:1, HSV)

Misschien heeft wel nooit iemand de betekenis van deze woorden dieper gepeild dan de zestiende-eeuwse mysticus Johannes van het Kruis:

Want Hij heeft Zijn Zoon gegeven, Zijn enig Woord. Hij heeft geen ander. Daarmee heeft Hij in dit éne Woord alles tegelijk gezegd in één keer. Méér heeft hij niet te zeggen (…). Datgene immers wat Hij vroeger broksgewijze aan de profeten meedeelde, heeft Hij nu in zijn geheel tot ons gezegd door ons het Al te geven, namelijk Zijn Zoon. Daarom zou degene die nu God wil ondervragen of een visioen of openbaring wenst, niet alleen een dwaasheid begaan, maar hij zou God ook een belediging aandoen, omdat hij zijn ogen niet geheel en al op Christus vestigt zonder iets anders of iets nieuws te wensen.

In dit licht is het feit dat aan wat ooit faculteiten van Godgeleerdheid heetten, God het recht wordt ontzegd Zich uit te spreken, een uiterste vorm van hubris (hoogmoed). Het is een herhaling van de zondeval in zijn zoveelste gedaante.

Alles in het licht van God

In 1625 publiceerden vier Leidse hoogleraren een handboek van de gereformeerde theologie. Het boek kreeg de titel Synopsis Purioris Theologiae (Overzicht van een zuiverder theologie) en ademt de geest van de Synode van Dordt (1618-1619). In het eerste hoofdstuk stelt een van de hoogleraren, Johannes Polyander, dat we niets met zekerheid over God kunnen weten zonder Zijn bijzondere openbaring door Zijn Woord. Dit geïnspireerde Woord is het fundament van de theologie. De uiteindelijke bron van onze kennis is de zelfkennis van God als Vader, Zoon en Heilige Geest, voor zover God die aan ons heeft geopenbaard. Deze kennis is ons gegeven met een doel: een godzalig leven, ons eeuwig behoud en de eer van God. De theologie is geen theoretische vingeroefening maar ‘een praktische wetenschap die de wil van alle aandoeningen krachtig beweegt om God te vereren en de naaste lief te hebben. Vandaar dat het geloof gezegd wordt dat het krachtig werk door de liefde’.

Het voorwerp van de theologie is (1) God Zelf, (2) de bijbelse leer die nodig is voor ‘gemeenschap met en genieting van God’ en (3) ‘alles wat in de natuur van de dingen door God geschapen en verordend is, in zoverre zij tot God als tot hun oorsprong en doel teruggebracht moeten worden’. (I, 12) Van deze door God geschapen en verordende dingen geeft Polyander als voorbeelden natuurkunde, ethiek en staatskunde. In een interview met dit magazine, enkele maanden geleden (41/2024), definieerde dr. Gijsbert van den Brink theologie als ‘de studie van God en alle dingen in het licht van God’:

Theologie gaat niet alleen over God maar over het hele leven, over economie, over ecologie, over politiek. Er is niets wat buiten de sfeer van de theologie valt. Je denkt als theoloog over de dingen na in het licht van hoe God ze bedoeld heeft.

Om de samenhang der dingen op het spoor te komen, om antwoord te geven te geven op de vraag waarom de dingen zijn zoals ze zijn, kan de wetenschap er niet om heen hun oorsprong en doel ’terug te brengen’ tot hun Schepper.

Wetenschap of waardeoordeel?

Een voorbeeld. In een column in De Telegraaf bracht Ronald Plasterk onlangs het fenomeen van physics envy ter sprake: jaloezie ten aanzien van de natuurwetenschappen omdat die ondubbelzinnige feiten kunnen vaststellen. Maar een heleboel dingen in het leven gaan helemaal niet over feiten die je kunt vaststellen. Plasterk zelf noemt het voorbeeld van abortus. Daarover kunnen we geen wetenschappelijk oordeel, slechts een waardeoordeel. ‘De voorstanders van abortus zeggen ‘baas in eigen buik’: een vrouw heeft het mensenrecht te bepalen wat er in haar lichaam groeit. De tegenstanders zeggen: een ongeboren kind is ook een mens van wie het leven door de wet moet worden verdedigd. De biologie geeft geen objectief en onbetwistbaar antwoord op de vraag wanneer het beschermenswaardige leven begint.’ Maar het menselijk leven valt natuurlijk weldegelijk onder het licht van hoe God het bedoeld heeft. Vanuit Gods perspectief is een waardeoordeel nooit subjectief en wetenschap nooit waardenvrij.

Een universiteit zonder de theologie als ‘koningin der wetenschappen’ is daarom in tegenspraak met zichzelf. Dat laatste had kardinaal John Henry Newman goed begrepen toen hij in een van zijn eerste colleges over The Idea of a University zei:

Ik zeg dan, dat als een universiteit, uit de aard der zaak, een plaats van onderwijs is waar universele kennis wordt onderwezen, en als aan een bepaalde – zogenaamde – universiteit de theologie wordt buitengesloten, een van de volgende twee conclusies onvermijdelijk is: ofwel, aan de ene kant, dat de theologie niet het domein is van echte kennis, of, aan de andere kant, dat aan zo’n universiteit een speciale en belangrijke wetenschappelijke discipline wordt geweerd. Ik zeg: de voorstanders van zo’n instelling moet dit zeggen of hij moet dat zeggen; hij moet bekennen ofwel dat er weinig of niets bekend is over het Opperwezen, ofwel dat deze zetel van geleerdheid zichzelf noemt wat het niet is.

Universele kennis veronderstelt een alomvattend perspectief: dat van God Zelf.

Dr. Henk Dijkgraaf schreef al eerder een stuk over theologie als wetenschap aan de universiteit. Dat vorige artikel is hier te lezen.

Dit artikel is met toestemming overgenomen uit De Waarheidsvriend. De volledige bronvermelding luidt: Dijkgraaf, H., 2024, Op de universiteit is het niet pluis. God het recht ontzeggen Zich uit te spreken is een herhaling van de zondeval, De Waarheidsvriend 113 (6): 4-6 (artikel).

Alteno reageert op artikel dr. Polderman over de voorlopigheid van wetenschap

Op deze website is al vaker geschreven over de informatieve website Altenoweb. Alteno is een pseudoniem van een biologisch geleerde die sympathiek staat tegenover Intelligent Design. Afgelopen maandag schreef Alteno over het artikel van dr. C.P. (Kees) Polderman, dat op dezelfde dag ook gepubliceerd was op de website ‘Oorsprong’ van Fundamentum.33 In dit onderhavige artikel wordt de reactie van Alteno kort samengevat. Zo proberen we het gesprek over de voorlopigheid van (natuur)wetenschap op gang te houden.34

Lewis

Alteno heeft op zijn website al vaker verwezen naar het bovengenoemde artikel van Polderman.35 Het artikel van Alteno, wat hier nu wordt samengevat, begint met het citaat van dr. Polderman over Lewis. Evolutie toeschrijven aan toeval en natuurlijke selectie zou, zou volgens Lewis, hetzelfde zijn als te beweren dat een explosie in de drukkerij de ‘Oxford English Dictionary’ zou voortbrengen. Alteno weet niet waar Polderman dit vandaan heeft, maar hij vindt deze gedachte wel terug bij de mormonen. “Het is niet ondenkbaar dat de mormonen het bij Lewis vandaan hebben, want mormonen houden van Lewis”.

Schepper-en-Zoon

De auteur verwijst daarna naar een bericht van ene André. André heeft gereageerd op de kritiek van dr. René Fransen op het artikel van Polderman. Alteno meent dat het hier gaat om André van Gelder, voormalig creationist van de website Schepper-en-Zoon.36 Deze gedachte is niet juist. Beiden heb ik ooit in ‘levende lijve’ ontmoet. André van Gelder heeft (helaas) een ‘deconversion’ doormaakt en is nu agnost die neigt naar het ontkennen van het bestaan van een persoonlijke Schepper en Intelligent Ontwerp. De andere André, die net als Alteno liever anoniem blijft, belijdt, ziende op zijn reacties, een vorm van oudeaardecreationisme. De André die reageert op de website Sterrenstof meent dat er een tegenspraak is tussen houdbaarheid en de hoeveelheid aanwijzingen. Alteno ziet deze tegenspraak niet: ”Ook voor bewijs geldt dat die houdbaar moet zijn. Houdbaarheid zou ik ook kunnen benoemen als consistentie”. Waarde-echtheid suggereert volgens Alteno ‘dat theorie en feiten goed moeten corresponderen’.

Fransen

Aan het einde van het artikel reageert Alteno op het artikel van dr. René Fransen dat laatstgenoemde schreef op zijn website ‘Sterrenstof’.37 Fransen meent dat de kern van de evolutietheorie, namelijk universele gemeenschappelijke afstamming overeind blijft en na de kritiek van Polderman ook overeind is gebleven. Alteno: “De gemeenschappelijkheid blijft overeind, maar Darwins theorie wordt een laag van modificatie in een typologisch verhaal; modificatie weerlegt typologie niet, maar weerlegt slechts een starre interpretatie van typologie”. Hij noemt deze starheid van Fransen c.s. ‘een stuk moeilijker te weerleggen’. Starheid kan, zo geeft Alteno aan, zelfs niet weerlegd worden, omdat het een kwestie van worldview is. Om de lieve vrede wil, noemt Alteno in het vervolg ‘starheid’ ‘standvastigheid’.

Voetnoten

Wees niet bang voor de wetenschap

„Christelijke studenten doen er goed aan om de voorlopigheid van de wetenschap in het oog te houden en eerlijk wetenschappelijke theorieën te beoordelen op houdbaarheid en waarde-echtheid.” Bron: Pixabay.

Wetenschap is nooit neutraal maar altijd gekleurd door vooronderstellingen. Dat hoeft geen probleem te zijn, zolang we dat maar steeds voor ogen houden.

Hoe kijken wij naar de werkelijkheid? Hoe lezen we die? Hoe interpreteren en verklaren we alles wat om ons heen gebeurt? Het antwoord heeft alles te maken met onze tijd en cultuur. Terugkijken in de geschiedenis laat zien dat het antwoord nogal veranderlijk is.

De Franse filosoof en socioloog Auguste Comte (1798-1857) stelde dat de menselijke geest in zijn ontwikkeling drie stadia heeft doorlopen. Op basis van zijn sociaal-evolutionistische maatschappijvisie onderscheidde de 19e-eeuwer:

  1. Het theologische stadium, waarin het onbegrijpelijke door verwijzingen naar bovennatuurlijke krachten wordt verklaard;
  2. Het metafysische stadium, waarin het geestelijke met behulp van abstracte begrippen zoals gerechtigheid, heiligheid en verzoening wordt omschreven;
  3. Het positieve of wetenschappelijke stadium, waarin alleen op grond van observaties en experimenten regelmatigheden in de verschijnselen worden verklaard.

Overboord

Voor ons als 21e-eeuwers is dat herkenbaar. We denken bij het eerste stadium aan de Germaanse natuurgodsdiensten met geesten, spoken, mythen en voorchristelijke goden zoals Wodan, Frija en Donar.

Toen het heidendom overtroffen werd door meer ontwikkelde beschavingen heeft in Europa en Amerika het christendom de ogen geopend voor de betekenis van Jezus Christus. De Reformatie bond de strijd aan met ongeloof en bijgeloof en stelde de Bijbel als het Woord van God centraal. Dat is de metafysische fase van Comte, die tot ver na de verlichting een grote invloed heeft gehad op ons volksleven.

Vanaf de 19e eeuw, met zijn vele uitvindingen, krijgen de mens en zijn inzichten een steeds centralere plaats. Aloude verklaringen vanuit de Bijbel en de schepping worden vervangen door nieuwe inzichten uit de geologie, biologie en natuurkunde. Met behulp van de historisch-kritische methode zetten Bijbelwetenschappers het gezag van de Bijbel overboord. Velen verklaren God als dood en het geloof in wonderen als niet meer van de moderne tijd.

Voorlopig

In onze tijd voert het wetenschappelijke stadium hoogtij. Overheidsbeleid is gestoeld op de laatste wetenschappelijke inzichten, waarbij de vraag vooral is of iets werkt. Of iets ook goed of rechtvaardig is, komt minder uit de verf. Ondertussen is het wel frappant dat, ondanks dit wetenschappelijke pragmatisme, de meest wonderlijke speculaties bij de seculiere mens erin gaan als zoete koek.

Deze benadering geeft de wetenschap ook een plaats die haar eigenlijk niet toekomt. De wetenschapsfilosoof Karl Popper (1902-1994) formuleerde de stelling dat wetenschappelijke theorievorming alleen houdbaar is als die te weerleggen is (falsificatie). Een theorie kan dus alleen maar wetenschappelijk worden genoemd als die te falsificeren is. Met andere woorden, wetenschappelijke verklaringen hebben altijd iets voorlopigs in zich. Een theorie is dus een voorlopig antwoord op de onderzoeksvraag. Wij kennen ten dele.

Iemand die dit kernachtig onder woorden bracht, was de Engelse geleerde C.S. Lewis (1898-1963). In zijn tienerjaren zegde hij het christelijk geloof overtuigd vaarwel. Later werd hij van atheïst weer theïst en vond hij een genadige God.

Over zijn bekering heeft hij eerlijk geschreven. Het was, zegt hij, „een onverbiddelijke nadering van Hem die ik graag niet zou hebben ontmoet. (…) In de zomer van 1929 gaf ik toe en erkende ik God als God. Ik knielde en bad. Die avond was ik wellicht de neerslachtigste en onwilligste bekeerling in heel Engeland.”

Vanaf dat moment heeft hij veel nagedacht over de grote levensvragen, zoals de onmetelijkheid van het heelal, het probleem van het kwaad en het lijden en het bestaan van een universeel moreel bewustzijn (het geweten). Ondertussen neemt hij ook afstand van de kritiekloze aanvaarding van het intellectuele klimaat van zijn eigen tijd.

De theorie van de oerknal wordt door hem als „ongelooflijk” getypeerd. Evolutie toeschrijven aan toeval en natuurlijke selectie is volgens hem net zoiets als beweren dat een explosie in een drukkerij de ”Oxford English Dictionary” (een woordenboek met meer dan 500.000 lemma’s en 3,5 miljoen citaten) heeft doen ontstaan.

Eerlijk

Wetenschappelijke theorievorming heeft dus alles te maken met vooronderstellingen. Denk je met God of buiten Hem om? Absoluut kan een antwoord vanuit de biologie of natuurkunde nooit zijn. Het gaat immers om een voorlopig antwoord. Weliswaar kan de kracht van een bepaald antwoord worden geboekstaafd door herhaaldelijke experimenten of observaties. Maar het zit in de aard van de wetenschappelijke ontwikkeling dat ze nooit stilstaat.

Het is daarom ook verwonderlijk dat iets als de evolutietheorie zo massief wordt gepresenteerd. Darwiniaanse evolutie bevat wetenschappelijk gezien namelijk helemaal geen onomstotelijk bewezen feiten. Je hoeft geen wetenschapper te zijn om te zien dat degeneratie het wint van evolutie. De tijd is volgens mij dichtbij dat deze theorie, zoals onvermijdelijk met wetenschappelijke theorieën, door nieuwe onderzoeksresultaten bijgesteld of verworpen zal moeten worden.

Christelijke studenten doen er goed aan om de voorlopigheid van de wetenschap in het oog te houden en eerlijk wetenschappelijke theorieën te beoordelen op houdbaarheid en waarde-echtheid. Dan is je van je stuk laten brengen door ‘de wetenschap’ of allerlei inzichten van hooggeleerde en zeergeleerde docenten nergens voor nodig.
In het eerste stadium heersen de krijger en de (tover)priester, in het tweede de theoloog en de rechtsgeleerde en in het derde de wetenschapper en de industrieel, aldus Comte.

Dit artikel is met toestemming overgenomen uit het Reformatorisch Dagblad. De volledige bronvermelding luidt: Polderman, C.P., 2024, Wees niet bang voor de wetenschap, Reformatorisch Dagblad 54 (193): 32-33 (Artikel).

Grenzen van de wetenschap

Het artikel van Professor Veenstra in het Nederlands Dagblad van dinsdag 13 oktober 2015 heb ik met belangstelling gelezen, maar roept bij mij wel enkele vragen op. De belangrijkste vraag die ik heb naar aanleiding van het artikel is de vraag naar de grenzen van de wetenschap. Het lijkt er op dat wetenschap in de manier waarop hij die hanteert enorme pretenties krijgt. Alsof er een laatste waarheid aan het licht wordt gebracht. Wetenschap is naar zijn aard begrensd, doordat uitspraken worden gedaan op basis van veronderstellingen en aannames, en afhankelijk zijn van de context waarbinnen wordt gewerkt. In het college wetenschapsleer aan de Erasmus Universiteit werd dat ons duidelijk gemaakt aan de hand van een potlood. De hoogleraar vroeg of hij de uitspraak kon doen dat het potlood recht was. Dat leek inderdaad het geval. Tot dat hij het potlood in een glas water deed en dan door het glas heen keek. Opeens leek het potlood niet meer recht maar vertoonde een breuk. Daarmee werd duidelijk gemaakt dat in de wetenschap weliswaar geldige uitspraken kunnen worden gedaan, maar dat die uitspraken geheel afhankelijk zijn van de context waarbinnen men werkt. Wetenschappelijke uitspraken zijn naar hun aard altijd betrekkelijk, afhankelijk van een context, gebaseerd op modelmatige aannames, geabstraheerd van veel dimensies, en daardoor een reductie van de volle werkelijkheid.

Wetenschap kan leiden tot ‘geldige uitspraken’, maar dat is nog iets anders dan dat we van ‘waarheid’ kunnen spreken. Uitspraken als ‘evolutie is een realiteit’, ‘het bewijs is waar’ en ‘ik ben overtuigd van evolutionaire schepping’, gaan naar mijn idee dus veel verder dan op basis van de wetenschap verwacht kan worden. De hier bedoelde ‘realiteit’ van evolutie is een begrensde uitspraak, binnen de aannames en de context waarbinnen men heeft onderzocht. Terwijl het nu geponeerd wordt als een ‘laatste waarheid’, of tenminste op hetzelfde niveau wordt gebracht als uitspraken die in de Bijbel staan. Terwijl de Bijbel ons het handelen van God vertelt als een realiteit die veel en veel verder reikt dan de begrensde en modelmatige wereld waarin wetenschap zich afspeelt. Wetenschappelijke uitspraken laten zich dus niet vergelijken met de volle rijkdom van het Bijbelse spreken over Gods werkelijkheid. En laten naar mijn mening niet toe dit als ‘laatste waarheid’ te verkondigen. Veel gesprekken over geloven en wetenschap gaan naar mijn oordeel mank aan een overschatting van de aard en betekenis van wetenschap. Door het niet in acht nemen van de grenzen ervan komen er hoge pretenties mee, en die brengen mensen onnodig in verwarring.

Dit artikel werd ingezonden n.a.v. het artikel van prof. Veenstra, maar door het Nederlands Dagblad niet geplaatst. Het artikel is in 2015 geschreven.

‘Geological Myopia’ – Dr. Kurt Wise sprak voor ‘Is Genesis History?’ over dit fenomeen onder (naturalistische) geologen

Ondanks het aantal grootschalige, catastrofale gebeurtenissen die geobserveerd zijn in de recente geschiedenis, zijn geologen terughoudend om aanwijzingen voor een wereldwijde zondvloed (tijd van Noach) te accepteren. Of, minder, om te accepteren dat bepaalde geologische verschijnselen ook snel gevormd kunnen zijn. Geoloog en paleontoloog dr. Kurt Wise sprak voor ‘Is Genesis History?’ over een verschijnsel dat we ‘Geological Myopia’ kunnen noemen. Ofwel een vorm van geologische bijziendheid. Het trainen van studenten, ondanks omgekeerde aanwijzingen, om alleen langzame afzettingswijzen te kunnen herkennen in verschillende gesteentetypen. Deze lezing inhoudelijk is beslist de moeite waard!

Paralympische Spelen voor wetenschappers

De Paralympische Spelen zijn Olympische Spelen voor mensen met een lichamelijke beperking, visuele beperking en/of licht verstandelijke beperking. Nu ben ik geen sportfanaat en volg het ook niet, maar er bestaan ook Paralympische Spelen voor (gelovige) wetenschappers. Tenminste, als we de column van dr. Jan-Hermen Dannenberg in het Reformatorisch Dagblad van 11 september 2024 moeten geloven.38

Verschil?

Dannenberg memoreert aan een gesprek dat hij jaren geleden had met gerenommeerde wetenschapper. “Het was de tijd dat er nog maar twee smaken waren: schepping of evolutie. Het syncretisme dat Gods scheppende hand de evolutie is, had in Nederland nog geen voet aan de grond gekregen onder christenen.” Dannenberg stelde de vraag of het in het laboratorium uitmaakt dat je uitgaat van schepping of van evolutie (in de zin van Universele Gemeenschappelijke Afstamming). Het was Dannenberg namelijk opgevallen dat ‘er geen enkele op de evolutietheorie gebaseerde wetmatigheid was waarmee ik rekening moest houden bij het ontwerpen en uitvoeren van mijn experimenten’. Collega-promovendi deden dezelfde experimenten, op dezelfde manier en kwamen tot dezelfde resultaten. Deze resultaten werden in dezelfde wetenschappelijke tijdschriften gepubliceerd en op dezelfde wetenschappelijke congressen gepresenteerd. “In deze wereld verwonderden we ons vaak samen over de complexe en tegelijkertijd ingenieuze mechanismen in de cel.

Antwoord

Dannenbergs collega-wetenschapper vergeleek het met het verschil tussen de Olympische Spelen en de Paralympische Spelen. “Het geloof in God en dat Hij de Almachtige, de Schepper van hemel en aarde is, maakt je blijkbaar tot een kreupele, voor wie er een aparte categorie wetenschapsbeoefening bestaat.” Dannenberg verwijst naar gerenommeerde christelijke wetenschappers in heden en verleden, zoals Kepler of Tour39, die dat beeld toch wat moeten bijstellen. Het geloof in God en Zijn orde in de schepping zijn geen handicap voor wetenschappelijk onderzoek, ‘maar eerder een stimulans (…) om die schepping te onderzoeken’. Er is geen tegenstelling tussen geloof en verstand. “Geloven is niet een sprong in het diepe, maar juist gebaseerd op feiten.” Dat blijkt duidelijk uit Gods Woord, ‘opdat gij gelooft’ zo blijkt uit Johannes 20: 31. “Dat Hij te vertrouwen is in wat Hij zegt over Zijn schepping, over mij en jou en over Wie Hij voor ons wil zijn in Jezus Christus. Gehandicapt of niet.

Slot

Van harte eens met deze column van Dannenberg. Wie als christen wetenschap bedrijft, verwondert zich over de orde die door de Schepper in Zijn schepping is gelegd. Zijn er dan geen moeilijke vraagstukken? Zeker wel! We hoeven ons echter daardoor geen Calimero-complex aan te praten. In Gods oneindige goedheid zijn er nog wetenschappers die uitgaan van het klassieke scheppingsgeloof.40 Waarom? “(…) opdat zij zich bekeren, een iegelijk van zijn bozen weg, en Ik hun ongerechtigheid en hun zonde vergeve” (Jeremia 36:3b, SV). Dat geldt een ieder, wetenschappelijk gehandicapt of niet. Soli Deo Gloria!

Voetnoten