Home » Betuwse streekgeschiedenis » Toetreding van Everard Godfried van Meerten en zijn zwager tot het ridderschap in het ‘Resolutieboek 1611-1689’

Toetreding van Everard Godfried van Meerten en zijn zwager tot het ridderschap in het ‘Resolutieboek 1611-1689’

In het Resolutieboek 1611-1689 van de Serie Gerichtelijke Transcripties Nederbetuwe van dr. P.D. Spies komt zoals al eerder gezien de toetreding tot het ridderschap van Everhard Godfried van Meerten voor. Hieronder het vervolg, zoals deze te vinden is in het resolutieboek, bladzijde 111-114. De duiding en beschrijving volgt later.1

”Kesterensche gerichtsdach den 21 julii 1656.

1. Nae oplesinge van d’ aenspraecken heeft jonckher Willem van Goltsteijn voorgedragen, dat op de leste vergaderinge der ridderschap was geresolveert, dat op d’ admissie van zijn weledele broeder ende swaeger bij dese tegenwoordige vergaderinge soude worden gedisponeert.

2. Heeft volgens zijn weledele doen verlesen de documenten, soo wegen zijn weledele broeder op de voorgaende vergaderinge verlesen zijn geweest, waermede zijn weledele seijde ’t Reglement op d’ Admissie beraemt te hebben voldaen.

3. ’t Welck verlesen ende in omvraege gebrocht zijnde, is de vergaderinge, vermits de maeltijt voorhanden was, sonder geconcludeert te zijn, gescheijden.

4. Naer ’t houden der maeltijt wederom sessie genomen zijnde, is weder op het bordt gebrocht d’ admissie der jonckheren.

5. Ende heeft d’ heer amptman geseijt, dat men deselve saecke soude uutstellen tot des anderen daechs ende verder tusschen de gerichtelicke saecken bij der handt nemen.

6. Waertegens verscheijde jonckheren hebben geseijt, dat de resolutie met pluraliteijt voor de middach genomen, behoorde geteijckent te worden.

7. Versoeckende aen den heere amptman, dat den landtschrijver soude belast worden de soodaene teijckeninge te doen.

8. Daertegens de heere amptman seijde, dat voormiddach was geresolveert, dat men eerst den wegh van accommodatie soude tenteren ende dat voor ’t scheijden deser vergaderinge daerop omvraege gedaen ende geconcludeert soude worden.

9. Waerop jonckheren Everard de Cock van Oppijnen, Reijnold van Wijhe, Heer tot Echtelt, Joost van Stepraedt tot den Pluijmenborch, Jacob van Zuijlen van de Natewisch, Cornelis de Cock van Delwijnen, Wilt van Broeckhuijsen, Johan de Cock van Oppijnen, Didrick van Broeckhuijsen, Melchior de Cock van Oppijnen ende Bernard van Welderen hebben geseijt, dat bij haer weledelen voor de middach was gestemt, dat het reglement vast most blijven ende soo lange de jonckheren (soo haer aengegeven hebben) niet en betoonden ’t selve voldaen te wesen deselve niet te konnen admitteren ende dat overzulcx ’t selve (als hebbende haer weledelen de meeste stemmen) voor resolutie moet zijn en blijven, waerbij haer weledelen alnoch waeren persisterende. Belastende den landtschrijver zulcx te teijckenen.

10. De heer amptman daertegens den landtschrijver met harde woorden belastende ’t selve voor geen resolutie te zullen teijckenen, protesterende van indracht in zijne bedieninge.

11. Item de jonckheren Willem van Goltsteijn, Rodolph van Eck, Floris Vosch, Didrick van Els, Didrick van Eck ende Casper van Eck, dat men deselve saecke soude uutstellen tot des anderen daeghs, totdat de wegh van accommodatie was ingegaen.

12. D’ andere voorgemelte jonckheren seggende, datter met pluraliteijt conclusie was gevallen ende dat haer weledelen daerbij persisteerden.

13. D’ heer amptman seijde als boven.

Den 22en dito a meridie

14. ’t Geene voorschreven in resumtie gebrocht zijnde, hebben jonckheren Willem ende Joost van Goltsteijn geseijt, dat den landtschrijver hadde behooren te teijckenen dat, alsoo jonckher Joost van Stepraedt op gisteren hadde doen verlesen eenige documenten, soo zijn weledele tot paritie van de sententie tot Soelen tussen zijn weledele ende jonckher Steven van den Steenhuijs gewesen, haer weledelen daertegen hadden geseijt, dat deselve alhier niet applicabel en waeren. Versoeckende, dat ’t selve alnoch geteijckent soude worden.

15. Jonckher Joost van Stepraedt daertegens, dat deselve documenten hier wel ende terecht waeren voorgebracht. Versoeckende daervan acte om zijn weledele in toecomende te kunnen dienen.

16. Heeft volgens de heer amptman in omvraege gebrocht, off men de jonckheren Goltsteijn ende Meerten soude admitteren.

17. Ende hebben de jonckheren, soo gisteren geseijt hebben, dat alreede conclusie was genomen, bij haere stemmen gepersisteert ende geseijt, dat men daerover geen nieuwe omvraege behoorde te doen.

18. De heer amptman, jonckheren Casper van Bemmel, Willem van Goltsteijn, Rodolph van Eck, Floris Vosch, Didrick van Els, Didrick van Eck ende Casper van Eck, dat haer weledelen deselve edelluijden verklaerden admissibel te zijn.

19. Ende is den landtschrijver aengeseijt, dat hij de stucken van beijde de jonckheren overgelevert, sal mogen registreren.

Den 23en dito.

20. De heer amptman sessie om tot de besoignes te treden genomen hebbende, heeft zijn weledele de jonckheren, om oock sessie te nemen, vermaent.

21. Ende hebben alsdan de jonckheren Everard de Cock van Oppijnen, Joost van Stepraedt, Jacob van Zuijlen van de Natewisch, Cornelis de Cock van Delwijnen, Wilt van Broeckhuijsen, Johan de Cock van Oppijnen, Dirck van Broeckhuijsen, Melchior de Cock van Oppijnen ende Bernard van Welderen in handen des landtschrijvers gestelt een schriftelick protest luijdende als volght.

#Protest#
Alsoo op gisteren den 22en julii deses jaers 1656 in den gerichte tot Kesteren grote impertinentiën over d’ admissie eenige jonckheren tegens verscheijde leden ende jonckheren des gerichts voorgevallen ende gepleecht zijn, dewelcke in een plaets daer de justitie te administreren aenbestemt was niet compatibel te zijn ende bij de heer officier daerinne volgens zijn ampt geen silentium wierde geïnterponeert, nemaer de versoeckeren van admissie tegens pluraliteijt van stemmen ende resolutie liet binnenkomen, soo is ‘t, dat de geïnteresseerde leden des voorschreven gerichts dienthalven tegens den heere amptman op het cierlickste zijn protesterende, alsmede tegens alle gerichtelicke acten ende andere saecken, soo hiernae alhier als tot Soelen voorgenomen mocht worden, gelijck hiernae breder bij geschrift gededuceert ende ingelevert sal worden, om haer weledelen te dienen daer ende soo deselve te rade zullen bevinden te behooren. Belastende den landtschrijver dit provisionele protest opentelick op te lesen, ten signate te stellen den die heeren protestanten daervan acte mede te deijlen.
Actum tot Kesteren voor den middach den 23en deses maents ende jaers voorschreven.

22. Welck protest verlesen zijnde, heeft de heer amptman zijn contraprotest daertegen in te brengen bedongen ende de jonckheren versocht sessie te willen nemen, ofte anders met de presenten te zullen besoingneren.

23. Ende zijn alsoo de welgemelte heeren protestanten uut de vergaderinge getreden.

24. Heeft volgens de heer amptman, bevoorens tot de besoingnes te treden, de welgemelte jonckheren om sessie te willen nemen door den gesubstitueerden scholtis Wttenweerde doen aensoecken ende alsoo haer weledelen niet en compareerden, is tot de besoingnes getreden.

25. Zijn wederom binnengestaen de jonckheren Meerten ende Goltsteijn eernstelick versoeckende, dat doch finale resolutie op haer edelens versoeck mocht worden genomen ende dat in soodaene forme, dat haer weledelen in haer aengeboren recht niet mochten verkort, maer gemaintineert blijven. Protesterende van ongelijck, indien men haer niet wilde admitteren.

26. ’t Welck gehoort ende deselve buijten getreden zijnde, heeft de heer amptman denselven jonckheren voordraegen in omvraege gebrocht.

27. Ende is daerop met eenparicheijt van stemmen verstaen, dat de welgemelte Meerten ende Goltsteijn admissibel zijn ende het gearresteerde reglement genochsaem hebben voldaen ende dat overzulcx welgemelte heer amptman deselve tegens toecomende gerichtsdach sal verschrijven, om alsdan neffens andere leden sessie te mogen nemen.”

Voetnoten

  1. Bron: Spies, P.D., 2019, Ambt Nederbetuwe Resolutieboek 1611-1689. Serie Gerichtelijke Transcripties Nederbetuwe. Deel 25 (Pumbo.nl), blz. 111-114.