Het protocol van testamenten en codicillen 1733-1766 uit Beusichem en Zoelmond bevat ook het testament Hendrikje van Bruggen (?-?), weduwe van Ernst van Meerten (1684-±1758). Het is de vinden vanaf 246 recto tot en met 249 verso. Het boek is gedigitaliseerd door het Regionaal Archief Rivierenland en via hun website te raadplegen.1
De transcriptie luidt:
“Wij Cornelis van Rijnberk Scholtüs, Dirk van der Linden en Gerrit van Cuijlenborg Schepenen der dorpen en heerlijkheden Beüsichem en Zoelmont, doen Cont dat wij ons ter
reprequisitie van Hendrikje Van Brüggen wedüwe van Ernst Vermeerten, wonende op Asch, dog sig tegenswoordig hier op Zoelmont bevindende, hebben vervoegt ten húijse van Reijer de Heüs, woonagtig in de Maat op Zoelmont, en aldaar de voornde Hendrikje van Bruggen siekelijk te bedde leggende hebben gevonden, dog haar verstandt, memorie, en sprake wel magtig en gebrüijkende, soo Ons klaarlijk bleek; de welke zijnde geässisteerdt met opgemelde Scholtüs als haaren gekooren voogd in deesen, verklaarde te resoceren, casseren, dood, en te niet te doen alle zodane Testamenten, Codicillen, en anderenmakingen, als sij voor dato deses met imand te samen, ofte in’t besonder mogte gemaakt ofte gepasseert hebben, niet willende, dat Eenige van dien naargekomen of agtervolgt súllen worden: en vervolgens op nieuw disponerende, zoo verklaarde zij Testatrice tot haaren enigen encüniverselen Erfgenaam te nomineren en te institúeeren haaren soon Hendrik Vermeerten, in alle harennatelatene goederen, Soo roerende als onroerende, Actien en Crediten, Goút, Silver, gemúnt en ongemünt, Linne en wolle, waar en op wat plaatse deselvergeleegen of úijtstaande mogten zijn, gene van die alle üijt gesondert: omme alle deselve bij voornoemde haren soon, in volle eijgendom beseten en genoten te worden, met volkomen regt van institútie. Op den Last dat deselven Hendrik Vermeerten sal gehoúden sijn, aan sijne súster Stijntje Vermeerten getroúwt met Dirk van Guijlik, úijtte keren Twaalf goúde Dücaten, in voldoeinge van hare Legitime portie, deselve hare Dogter Stijntje Vermeerten, daarinne institúëerende bij desen; verklarende de Testatrice hare voornde dogter ontrent hare Legitieme portie in genen deele te wesen geleedeert. Wijders Legateerende sij Testatrice aan hare Dogters kind genaamt Maria van Gúijlik, alle hare klederen soo wolle als linne, ten lijve van haar Testatrice behorende. Dit alles verklaarde de Testatrice te wesen hare laatste en úijterste wille, welke sij begeerde, dat na haar overlijden sal agtervolgteen nagekomen worden; ’t sij als Testament, Codicil, gifte ter sake des doods, of eenige andere makinge, en soo het selven’t best naar Regten en Costúijmen sal konnen bestaan, niet tegenstaande eenige solemniteijten naar Regten gerequireerd, hier inne niet ten Wollen Waaren geöbserveert, maar geömitteert; versoekende daar ontrent het úijterste benificie en saveür van Regten te mogen genieten. In oirkonde der Waarheijd hebben wij Scholtüs en Schepenen voornt desen met onse üijthangende zegelen en ondertekening van den Secretaris Alhier bevestigt. Actüm den elfden Aügüstüs Seventien Hondert negen en vijftig.”