Home » Evolutietheorie » ‘Scheppingswonder is niet te verklaren’ – Wetenschapsjournalist schrijft zijn tweede brief aan bioloog én wetenschapsjournalist

‘Scheppingswonder is niet te verklaren’ – Wetenschapsjournalist schrijft zijn tweede brief aan bioloog én wetenschapsjournalist

De James Webb Space Telescope levert mooie plaatjes. Ze zijn echter minder rooskleurig voor het naturalistische paradigma dan dr. René Fransen in zijn brief aangeeft. Foto: Een beeld van het dwergsterrenstelsel NGC 4449 (ook wel Caldwell 21 genoemd). Bron: NASA.

Beste René,

Dank voor je reactie. Je constateert dat wij verschillen van mening over de reikwijdte van de wetenschap en het gezag van de Bijbel. Ik denk dat je dat juist ziet en dat dit ook bepaalt hoe wij tegen de zaken aankijken. Ik ga stap voor stap door jouw brief heen en zal waar nodig aangegeven wat mijn positie is, want ik heb de indruk dat die voor jou nu nog niet geheel duidelijk is.

Allereerst wil ik opmerken dat ik geen creationist ben. Maar ik geloof, zoals velen met mij nu en in de voorbije eeuwen, dat de Bijbel Gods geïnspireerde, onfeilbare Woord is. Een creationist is in mijn optiek een wetenschapper die wetenschap bedrijft met de wetenschappelijke methode en met de Bijbel als uitgangspunt en ijkpunt. Wat mij betreft is creationistische wetenschap mensenwerk, en dus even feilbaar als de gangbare, seculiere wetenschap.

Als het gaat over de schepping is een kerntekst Hebr. 11:3 (SV): ‘Door het geloof verstaan wij dat de wereld door het Woord Gods is toebereid, alzo dat de dingen die men ziet, niet geworden zijn uit dingen die gezien worden.’ In het kort: God heeft alles wat wij zien geschapen uit niet door Zijn Woord. Enerzijds is dat een krachtig, scheppend spreken geweest (Ps. 33:9); anderzijds moeten we ook denken aan God de Zoon als het ongeschapen Woord van God (Joh. 1:1, vgl. Ps. 33:6). We lezen dat ook geregeld terug in Genesis 1: ‘En God zeide … en er was.’

In mijn boek ga ik uitgebreid in op het genre van Genesis. Ik laat verschillende theologen aan het woord, ook hedendaagse, die duidelijk aangeven dat uit de structuur van Genesis blijkt dat Genesis 1-50 één doorlopende geschiedenis is. Zij wijzen onder meer op het woord ‘tôledôth’ waardoor het Bijbelboek in twaalf afgepaste delen is verdeeld. Hoewel ze Genesis 1 ‘verheven proza’ noemen, is er volgens hen alle reden om aan te nemen dat hier sprake is van historie, dus waargebeurde geschiedenis in tijd en plaats. De enige reden om het anders te lezen, is wanneer iemand hiervoor een externe motivatie heeft, zoals bijvoorbeeld geloof in theïstische evolutie. Uit de Bijbeltekst zelf volgt dat niet.

Je schrijft: ‘Is het mogelijk dat hier iets wat voor de oude Israëlieten een volledig raadsel zou zijn verteld is in een taal en denkkader dat bij hen past?

Interessante vraag. Hier kom je op het terrein van de accomodatieleer: dat God Zich in Zijn neerbuigende goedheid heeft aangepast aan het beperkte verstand van de mens. Met Calvijn geloof ik dat God zijn woorden en werken heeft aangepast aan het bevattingsvermogen van de mens. Dit beschrijf ik uitgebreid in hoofdstuk 43. Maar dat betekent niet dat God de mensen destijds een leugen op de mouw heeft gespeld; dat Hij wel zegt: ‘Ik heb alles geschapen in zes dagen’ (Gen. 1; Ex. 20:11), maar dat Hij alles werkelijk in miljarden jaren heeft gemaakt. Dit beweren theïstisch evolutionisten Kenton Sparks, Nicholas Wolterstorff en Alistair McGrath. Maar dat zou God tot een leugenaar maken en dat kan onmogelijk waar zijn (zie o.m. Deut. 32:4; Jer. 10:10; Joh. 14:6). Kortom, ik zie geen enkele aanleiding om Genesis 1 anders te lezen dan ik in de vorige brief heb verwoord: dus als een schepping in zes dagen.

Je schrijft verder: ‘Maar als zo iemand vervolgens beweert dat de wetenschap deze stellingname [van een zesdaagse schepping] bevestigt, dan zal ik daar commentaar op leveren.

Uiteraard, dat doe ik ook. De schepping in zes dagen is een wonder, en een wonder laat zich nu eenmaal niet methodologisch naturalistisch bevestigen of ontkrachten. Ik heb de wetenschap daarvoor dus ook niet nodig.

Ik verbaasde me daarom eerlijk gezegd over jouw stelling: ‘De bewijzen voor een jonge aarde en de bewijzen tegen evolutie die worden aangedragen vanuit het ‘wetenschappelijk jonge aarde creationisme’ zijn doorgaans zeer slecht onderbouwd. Je verwijst er regelmatig naar in je boek, maar ik kan daar niet in meegaan.

Ik vroeg me af: waar doel je op? In slechts één hoofdstuk, om precies te zijn hoofdstuk 9, noem ik enkele creationistische theorieën en onderzoeken ten aanzien van de veronderstelde enorme ouderdom van het heelal en de aarde. Verder gebruik ik onderzoeksresultaten die zijn verschenen in de gangbare literatuur. Misschien kun je deze stelling wat nader verklaren?

Verder ga je in op de vraag ‘wat de reikwijdte van wetenschap is en welke kenbron voor mij bepaalt hoe ons universum, het leven en de biodiversiteit tot stand zijn gekomen: de wetenschap of de Bijbel?

Dank daarvoor. Even een opmerking vooraf: je stelt in dit laatste deel van je brief allerlei creationistische theorieën aan de orde, die ik voorbij ga, ten eerste omdat ik ze in mijn boek niet noem, en in de tweede plaats omdat ze voor mijn betoog niet van belang zijn.

Ik citeer even een iets langer stuk om helder te maken waar ik nu op in wil gaan: ‘Interessant genoeg geef jij de wetenschap voorrang als het gaat om de vraag hoe God het gras doet groeien. God is dan een ‘eerste oorzaak’. Ik denk dat je een vergelijkbare redenering zou kunnen gebruiken als het gaat om hóe ‘de aarde’ planten en dieren voortbracht, en hoe het stof werd gebruikt om de mens, Adam, te maken. En ja, dat zeg ik op grond van de wetenschap, maar in dialoog met de Schrift, net zoals jij dat doet voor het groeiende gras, op de aarde vallende sterren en schatkamers van de hagel.

Ik zal proberen een ander eerst te ontrafelen. Groeiend gras lijkt mij van een andere orde dan ‘vallende sterren’ en de ‘schatkamers van de hagel’. De laatste twee zijn beeldspraak, en ik weet niet waar ik die heb genoemd: volgens mij niet in mijn boek en niet in mijn brief. Dus waar dit vandaan komt, weet ik niet.

Afijn, als ik jou goed begrijp laat God volgens jou gras groeien, zoals Hij het ook heeft geschapen: door natuurwetten en natuurlijke processen. Het gaat er volgens jou om hóe ‘de aarde’ planten en dieren voortbracht, en hoe het stof werd gebruikt om de mens, Adam, te maken. En daar komt dan de wetenschap bij om de hoek kijken.

In deze redenering vermeng je volgens mij twee dingen: Schepping en voorzienigheid. Je kunt er in mijn boek hoofdstuk 29 op naslaan, dat hier gedetailleerd op ingaat. Ik volg daarvan nu even de hoofdlijn. Namelijk: scheppen gaat over ‘worden’; voorzienigheid gaat over het ‘zijn’ en ‘blijven’ van het geschapene door Gods onderhouding, medewerking en regering. Van Genderen en Velema schrijven in hun dogmatiek: ‘We mogen de schepping niet laten opgaan in onderhouding en regering.’

Schepping en voorzienigheid ‘zijn in de Schrift zo wezenlijk onderscheiden, dat ze als arbeid en rust tegenover elkaar kunnen worden geplaatst’, schrijft Bavinck in zijn dogmatiek. Hij vervolgt dat vanaf de schepping ‘terstond en onmiddellijk’ de voorzienigheid begint. Dus de manier waarop God als eerste Oorzaak heeft geschapen – door een krachtdadig spreken – is een andere dan hoe Hij Zijn schepping in stand houdt, namelijk door tweede oorzaken – zoals door natuurwetten en de natuurlijke processen die de wetenschap bestudeert.

Feitelijk gaat de wetenschap dus buiten zijn boekje als zij de oorsprong van de dingen wil onderzoeken. De oorsprong is immers gebeurt door een goddelijk wonder. In mijn optiek kan de wetenschap dus helemaal niets zinvols zeggen over de oorsprong der dingen, omdat zij dan een goddelijk wonder wil verklaren. De wetenschap is gebonden aan het onderzoeken van de tweede oorzaken die God gebruikt in Zijn voorzienigheid.

De schepping eindigt volgens Genesis 1 en 2 na zes dagen met een rustdag; na de zesde dag is er geen bijzonder scheppingswerk van God meer gevolgd. De theïstisch-evolutionistische voorstelling suggereert echter dat het scheppingswerk van God door evolutie nog steeds doorgaat; anders gezegd: God heeft nog nooit gerust van Zijn scheppingshandelingen. Het ‘scheppende’ evolutieproces is immers nog niet tot een einde gekomen. Dat weerspreekt Genesis 2: 1-3 en het vierde gebod.

Je gaat vervolgens in op het door mij gemaakte onderscheid tussen empirische en historische wetenschap. Als je de laatste liever forensische wetenschap noemt, heb ik daar geen bezwaar tegen.

Wat mij betreft, is dit onderscheid geen creationistische frame, maar een aanduiding van het verschil in onderzoeksmethode. Natuurlijk kun je hierbij natuurwetenschappelijke instrumenten etc. gebruiken. Hoe wetenschap werkt, weet ik uit mijn tijd in Wageningen. Ik denk niet dat onze meningen daarover uiteen lopen.

Waar mijns inziens de schoen wringt is dat je de uitkomsten van je metingen, noem het feiten, zult moeten interpreteren in een bepaald denkkader of vanuit bepaalde vooronderstellingen. Daar ga ik uitgebreid op in in hoofdstuk 8 van mijn boek.

Het gebruikte denkkader is van belang bij vrijwel alle voorbeelden die je aanhaalt. Bijvoorbeeld: ‘Soorten komen niet uit de lucht vallen, ze passen in een groot (maar soms incompleet) schema. En je ziet dat bij totaal verschillende soorten een zelfde type aanpassing ontstaat, zoals de torpedo-vorm voor vissen en zeezoogdieren, of het antivries dat dieren die leven rond de beide polen aanmaken. Wanneer we naar het DNA van mensen en niet-menselijke primaten kijken dan blijkt de onderlinge verwantschap op basis van genen maar ook op basis van DNA buiten de genen goed overeen te komen. Dit zijn feiten, geen aannames.

Dat klopt, maar als je ze gaat interpreteren concludeer je hieruit vanuit een evolutionair denkkader een evolutionaire verwantschap. Vanuit een Bijbels denkkader zou een creationist tot andere conclusie komen, bijvoorbeeld een gemeenschappelijk bouwplan, of adaptatie van genetisch rijk geschapen soorten aan een polaire omgeving, enzovoort.

Je schrijft ook: ‘Metingen op aarde komen goed overeen met metingen van kosmische leeftijden (sterren, sterrenhopen enzovoorts).’ Dat is aantoonbaar onjuist. De James Webb-telescoop ontdekte onverwacht zogeheten zware, grote sterrenstelsel uiterst ver weg.1 De snelheden waarmee de sterren en sterrenstelsels bewegen varieert ook onverwacht veel.2 Zelfs de ster- en planeetvormingshypotheses staan op zijn kop. En dat is verklaarbaar: wij moeten het doen met waarnemingen aan sterren in het hier en nu. Vanuit de lambda-CDM bigbangkosmologie redeneren astronomen naar een naturalistische theorie van sterrengeboorten en planeetvorming. Maar geen enkel feit weerspreekt dat de sterren op de vierde dag zijn geschapen en nu onderworpen zijn aan de gevolgen van de zondeval.

Je schrijft: ‘Wetenschap werkt, maar moet altijd kritisch worden bevraagd.’ Nou, hierin kunnen we elkaar denk ik goed vinden. Maar als het gaat om de oorsprongsvraag, zou de wetenschap zoals gezegd eigenlijk een goddelijk scheppingswonder moeten verklaren. En dat kan de methodisch naturalistische wetenschap per definitie niet.

Ik ben ook niet overtuigd van de evolutionaire wetmatigheden die je noemde. Deze ‘wetmatigheden’ zijn immers niet universeel zoals de wetten van Newton en Einstein? Ze zijn er voor hun waarde immers afhankelijk van of je denkkader is gekleurd door de vooronderstelling van de universele gemeenschappelijke afstamming van de soorten?

Verder ga je in op mijn slotvraag: ‘Maar wat is nu mijn belangrijkste kenbron? (…) Maar ik geloof niet dat de Bijbel een historisch juiste beschrijving van de schepping heeft gegeven, een conclusie die ik trek na afweging van wat er in de Bijbel over is geschreven, hoe theologen en Bijbelwetenschappers daarover denken én wat grote aantallen natuurwetenschappers (inclusief een behoorlijk aantal christenen) over het verleden van onze planeet, de biodiversiteit en onze eigen afstamming hebben ontdekt.

Inderdaad heb je hiermee je positie duidelijk gemaakt. Uiteindelijk bepaalt de wetenschap dus hoe je Genesis 1 leest. Je zult het mij niet kwalijk nemen dat ik voor mij een andere conclusie trek in het spoor van andere theologen dan die jij volgt. Om een hedendaagse te noemen: Jakob van Bruggen schrijft in zijn boek Het kompas van het christendom op pagina 78: ‘Er staat heel wat in de Bijbel, waarvan we niet zeggen dat het de kern of hoofdbedoeling vormt, maar dat er wel in meekomt en ook waar is.’ De Kamper theoloog stelt met een beroep op het gezag van de Bijbel dat Gods Woord altijd het laatste woord heeft. ‘Een wetenschap die in strijd komt met de Bijbelse gegevens blijkt fout of voor correctie vatbaar te zijn.

Nu jouw slotvraag: ‘Wel ben ik benieuwd wat jij nu precies overtuigend vindt aan de resultaten van ‘creation science’. Je noemt allerlei voorbeelden in je boek, maar zowat ieder ‘bewijs’ voor een jonge aarde of de onmogelijkheid van evolutie dat je noemt is al vele malen ontkracht. Het voldoet echt niet als wetenschap.

Ik heb al aangegeven dat ik de wetenschap, of die creationistisch is of niet, niet nodig heb om mijn positie te bepalen ten aanzien van de historiciteit in tijd en plaats van Genesis 1-11. Daarvoor heb ik genoeg aan het Schrift met Schrift vergelijken, waarbij andere Bijbelgedeelten de juiste uitleg van Genesis 1-11 geven, zoals de Heilige Geest Die Zelf heeft bedoelt.

Daarnaast zou ik graag willen weten welke voorbeelden ik in mijn boek heb genoemd, die inmiddels door de wetenschap zijn ontkracht. Je verzoek is me nu te algemeen. Kun je de voorbeelden die je op het oog hebt voor me op een rijtje zetten, want ik weet werkelijk niet welke je bedoelt. Te meer, omdat ik juist in het algemeen naar de gangbare wetenschappelijke literatuur verwijs. Dan kunnen we daar in onze laatste brieven wellicht op ingaan.

Gode bevolen,

Bart

Noot van de redactie: De tweede brief van dr. René Fransen is op de website van CVandaag (hier) te vinden. Het overzicht van deze briefwisseling is hier te vinden.

Dit artikel is met toestemming overgenomen van de website CVandaag. Het originele artikel is hier te vinden.

Voetnoten

  1. https://www.nature.com/articles/s41550-023-01937-7 en https://www.nature.com/articles/s41586-023-05786-2.
  2. https://iopscience.iop.org/article/10.3847/2041-8213/ad1ddd.