Home » Filosofie

Categorie archieven: Filosofie

‘Wie een toegankelijke inleiding in de filosofie zoekt kan nu stoppen met zoeken’ – Bespreking van ‘Oriëntatie in de filosofie’

Toen ik natuurkunde studeerde, was filosofie nog een verplicht vak. Ik kreeg het aan de hand van het boek Geschiedenis van de filosofie, van Hans Joachim Störig. Destijds was dat een veelgebruikt studieboek/ Had ik toen maar het boek Oriëntatie in de filosofie van Gijsbert van den Brink gehad. Störig was nu niet bepaald het toppunt van toegankelijkheid en het boek van Van den Brink leest als een trein. We kennen Van den Brink als een auteur die enorm helder kan schrijven en vooral in een boek dat beoogt een inleiding in de filosofie te geven is dat een geweldig voordeel. Wie dus een toegankelijke inleiding in het abstracte vakgebied van de filosofie zoekt, kan nu stoppen met zoeken en het boek van Van den Brink aanschaffen.

De titel zou twee soorten opzetten kunnen suggereren: een historische en een systematische. In de eerste opzet passeren de belangrijkste filosofen in de volgorde van de tijd waarin ze hun werken schreven. De tweede opzet zou hoofdstukken bevatten met titels als: kenleer, zijnsleer, wetenschapsfilosofie, ethiek en dergelijke. Dit boek is geschreven volgens de eerste opzet. Na een terreinverkenning behandelt de auteur achtereenvolgens de antieke filosofie, de Griekse filosofie en het vroegchristelijke denken, de middeleeuwse scholastiek, de filosofie van Renaissance en Reformatie, het rationalisme van de zeventiende eeuw, de Verlichting, het idealisme en materialisme van de achttiende eeuw en de belangrijkste filosofen van de twintigste eeuw.

De uitsmijter is een hoofdstuk over de 21e eeuw, die natuurlijk nog maar betrekkelijk jong is. Een leestip: negeer het verschil tussen de kleinere en grotere letters. Op vrijwel elke pagina staan alinea’s met een kleiner lettertype om de lezer de gelegenheid te geven verkorte routes te nemen. Advies: niet doen, want je mist te veel interessants. Een enkele keer word je zelfs ‘gestraft’ voor het overslaan van die stukjes. Wie ze heeft overgeslagen, snapt het uitroepteken niet in de zin ‘In 1933 kwam Sartre via werk van zijn tijdgenoot Levinas (!) in aanraking met het werk van Husserl.’ Levinas is namelijk tot dan alleen in de kleine lettertjes voorgekomen. Gewoon alles lezen dus. Je hebt toch al betaald voor het hele boek.

Natuurlijk zijn er kanttekeningen te maken bij dit waardevolle boek. Als op pagina 90 wordt opgemerkt dat we in het bijbelboek Prediker sporen vinden van een cyclische geschiedbeschouwing, zoals ook bij de Griekse filosofen, denk ik dat we dit toch moeten zien in het licht van het gedachtenexperiment van Prediker waarbij het afschrikwekkende van een wereldbeschouwing van ‘onder de hemel’ gepresenteerd wordt. Ook in het genoemde boek Richteren is eerder sprake van een lijn dan een cirkel, want er zit een duidelijke ontwikkeling in van kwaad naar erger. Nog iets belangrijker is de keuze van de auteur om bij Immanuel Kant te spreken over zijn ‘twee’ belangrijke Kritieken (die van de zuivere rede en van de praktische rede, terwijl het toch min of meer standaard is om ook de Kritiek van het oordeelsvermogen mee te rekenen. Maar dat is natuurlijk een kwestie van keuzen maken. Het gemis van de derde kritiek wordt ruimschoots vergoed door de glasheldere manier waarop de ingewikkelde Kant is beschreven.

Het is erg fijn dat de oorspronkelijk in twee losse delen uitgegeven inleiding nu als één boek beschikbaar is. Breng Störig maar naar de lommerd en schaf dit boek aan. Dan heb je meteen een boek waarin speciaal aandacht besteed is aan het christelijke denken, en dat biedt Störig niet.

Dit artikel is met toestemming overgenomen uit De Waarheidsvriend. De volledige bronvermelding luidt: Vries, M.J. de., 2024, Boekbesprekingen, De Waarheidsvriend 112 (8): 19.

Keuze voor wereldbeeld blijft nooit zonder gevolgen

De Bijbel is helder: een christen is betrokken bij een kosmisch conflict tussen goed en kwaad. Een strijd van ideeën en wereldbeelden.

„Voorts, mijn broeders, wordt krachtig in de Heere, en in de sterkte Zijner macht. Doet aan de gehele wapenrusting Gods, opdat gij kunt staan tegen de listige omleidingen des duivels” (Efeze 6: 10-11). Uiteraard gaat het hier niet om een vorm van fysiek geweld! Jezus heeft ons gezegd onze menselijke vijanden lief te hebben. Maar de Bijbel vertelt ons duidelijk dat we verwikkeld zijn in een kosmisch conflict.

God, de eeuwige Schepper van alle dingen, is de bron van alle goedheid, gerechtigheid, waarheid en schoonheid. Maar Hij heeft een vijand: de duivel. Onze Heere Jezus Christus zegt dat de duivel de „vader der leugen” is (Johannes 8:44). De Bijbel waarschuwt ons op te passen voor zijn listige verleidingen. De duivel haat de beelddragers van God. Hij wil ons vernietigen door ons leugens voor te houden: er is geen God, geen absolute moraliteit en geen ultieme waarheid. Deze ontkenning van de waarheid wordt verpakt als ‘goed nieuws’ – een nepevangelie van schijnvrijheid en schijnvervulling voor het soevereine zelf.

Een architect, techneut, kok of bouwvakker weet al snel of iets werkt of niet. Het gerecht is smaakvol of oneetbaar; het dak lekt of houdt de regen buiten. Maar bij ideeën zijn de gevolgen niet zo direct duidelijk. Denkers kunnen onnoemelijk veel schade aanrichten, maar worden zelden ter verantwoording geroepen. Maar zoals onze Heere Jezus zei: „Aan de vruchten kent u de boom” (Mattheüs 7:16). Daarom zal ik een paar van de leugens schetsen die ons vandaag de dag worden verteld.

Leugen 1: geen God en geen oordeel

Ongeloof is van alle tijden, maar eeuwenlang was het geloof in God als Schepper deel van het heersende wereldbeeld van onze cultuur. Echter, tegen het einde van achttiende eeuw kwam hierin verandering. Sommige filosofen van de verlichting, zoals Voltaire, betwistten het vertrouwen in de autoriteit van de Bijbel. Zij meenden dat we vooral op de menselijke rede moesten vertrouwen om onze problemen op te lossen. In 1841 publiceerde de Duitse filosoof Ludwig Feuerbach een boek met de titel ”Het wezen van het christendom”. Hij beargumenteerde dat God een menselijke projectie is. De idee van God dient als een soort goddelijk troostkleed (”comfort blanket”) om ons door de moeilijkheden van het leven heen te helpen. De mens schiep dus god, omdat we dat nodig zouden hebben.

Leugen 2: geen absolute moraal

Geloof in God was altijd het fundament onder het geloof in een objectieve waarheid en moraal. Zonder God zou er geen basis voor deze dingen zijn. Zodra we de luiken gesloten hebben en de gedachte van een transcendente God ”daarbuiten” achter ons hebben gelaten, blijven we over met de miljarden mensen hier op aarde. En al die mensen hebben zo hun eigen perspectief. Mijn waarheid, jouw waarheid. Mijn moraal, jouw moraal. Wie oordeelt er tussen ons? Er is niemand ”daarbuiten” om het ons te vertellen.

Leugen 3: geen ultieme waarheid

De Franse filosoof en auteur Michael Foucault stelde dat mensen met macht en privilege waarheidsclaims construeren om aan de macht te blijven. Waarheid zelf wordt zo een cultureel construct. Zijn erfenis is de idee dat kennis een truc is om zij die bevoorrecht zijn, aan de macht te houden. We kunnen dus nooit zeker weten of waarheidsclaims waar of onwaar zijn.Deze manier van denken plaatst elke vorm van autoriteit in het verdachtenbankje. Radicale activisten in de twintigste eeuw benadrukten dat het hele systeem verrot is en alle gezagsstructuren omvergeworpen moeten worden.

Bitter

Deze drie leugens hebben catastrofale gevolgen gehad voor onze samenleving. Vrijheid zonder grenzen leidt niet tot een soort paradijs, maar tot een dystopie, een afschrikwekkende toekomst. Slechte ideeën dragen bittere vruchten. Als we daarentegen kijken naar de levens van mensen die wereldwijd door de eeuwen heen voor Christus hebben geleefd, zien we dat zij ernaar streefden de Bijbelse opdracht te gehoorzamen door niet alleen familie en vrienden, maar ook buren, vreemden en zelfs vijanden lief te hebben. Goede ideeën dragen goede vruchten.

Goddelijke liefde is zichzelf gevende liefde. Daarom moeten we zeker zijn van wat het Bijbelse wereldbeeld ons biedt. Het biedt het enige vaste fundament voor menselijke waardigheid. We zijn allemaal geschapen naar Gods beeld. Het biedt het enige vaste fundament voor echte vrijheid. Geen overheid heeft de macht om ons te vertellen wat we moeten denken. We zullen ons allen eens moeten verantwoorden voor onze Schepper. Het biedt het enige vaste fundament voor de moraal. De volmaakt rechtvaardige en deugdzame God heeft ons een geweten gegeven, een bewustzijn van Zijn morele wet. Het biedt de enige zekere weg naar menselijke bloei. Familie, werk en overheid zijn allemaal beïnvloed door de zonde, maar zijn ons door God tevens gegeven tot ons welzijn.

Barmhartig

Kortom, we leven in een kosmische strijd. De duivel is de vader van de leugen en wil Gods beelddragers vernietigen. We moeten standvastig zijn in onze tegenstand tegen de vader der leugen en onze weerstand tegen de leugens die hij verspreidt. Maar we moeten, zoals Christus, mededogen hebben met hen die door die leugens zijn misleid en beschadigd. We moeten hen liefhebben en voor hen bidden. Als we de leugens ontmaskeren, doen we dat met zachtmoedigheid en respect. Steeds meer gezinnen vallen uiteen en velen kampen met vervreemding en eenzaamheid. Daarentegen moet de kerk, het lichaam van Christus, juist liefde, zorg, compassie en aandacht bieden.

Velen zitten vast in pessimisme en wanhoop. Ze hebben weinig hoop voor dit leven en geen uitzicht over de dood heen. Maar wij hebben een zekere hoop. Wij hebben goed nieuws voor alle mensen en de hele schepping. We hebben de glorie en waarheid van Gods Woord te verkondigen. We moeten het vrije aanbod van het Evangelie delen. En dat alles in het rotsvaste vertrouwen dat Christus Koning is.

Dit artikel is met toestemming van de auteur overgenomen uit het Reformatorisch Dagblad. De volledige bronvermelding luidt: James, S., 2024, Keuze voor wereldbeeld blijft nooit zonder gevolgen, Reformatorisch Dagblad 54 (72): 28-29 (artikel). Het artikel is ook verschenen op de website van Stichting Bijbels Beraad M/V (artikel).

Bevat het pauselijk citaat over onfeilbaarheid van de Schrift een synchronische contingentie?

Noot van de redactie: Gisteren reageerde mr. Peter Kerstholt op een artikel van dr. Piet de Vries over de onfeilbaarheid van de Schrift. Hij meent een synchronisch contingentie te zien in het aangehaalde citaat. We geven zijn reactie hieronder weer.

Wie het citaat in het artikel De onfeilbaarheid van de Schrift – Een klassiek christelijk en gereformeerd uitgangspunt van dr. P. de Vries gepubliceerd d.d. 2 juli 2024 goed leest komt tot de conclusie dat er een contradictio in terminis (innerlijke tegenspraak) in zit. Het betreft de passage: Het is onmogelijk dat het voorkomen van een vergissing kan samengaan met de inspiratie van de Schrift.1

Het voorkomen of niet maken van een vergissing gaat namelijk juist samen met de inspiratie van de Schrift. Het bezigen van de woorden onmogelijk en kan in deze zin uit het citaat wijzen op een redenering, synchronische contingentie genaamd, van de denker Duns Scotus. Duns Scotus stelt in zijn Lectura I dat proposities met elkaar te rijmen zijn die in de moderne wiskunde elkaar uitsluiten.2 Het blijkt dat Scotus van twee verschillende beweringen één maakt door ze tegelijkertijd te veronderstellen. Maar in werkelijkheid zijn de beweringen aan elkaar tegengesteld en niet eens tegelijkertijd te denken. Daarom is de redenering of gedachte van synchronische contingentie niet waar.

Voetnoten

Orthodoxe christenen de schaamte voorbij – Bespreking van ‘God bewijzen’

Er zijn tal van signalen in onze cultuur dat orthodoxe christenen de schaamte voorbij zijn. Er was nogal wat valse schaamte onder christenen voor ‘de’ antichristelijke wetenschap, zodat zij zich in een hoek lieten drukken en niet verder kwamen dan wat aarzelende woorden ter verdediging van het christelijk geloof. Dit tij begint te keren.

Stefan Paas en Rik Peels zijn voorbeelden van zelfbewuste christenen die de uitdaging met wetenschappelijke pretenties tegen het christelijke geloof graag aangaan. Ze doen dat heel knap. In een toegankelijke schrijfstijl weten ze een enorm arsenaal aan kennis te presenteren, terwijl de subtiele zinswendingen laten zien dat men het academische discours beheerst en de wetenschappelijke nuance niet uit het oog verliest. Wat dit betreft, niets dan lof.

En een geestelijke spade dieper: ik hoop van harte dat dit boek bijdraagt aan een zelfbewustere houding onder christenen enerzijds en dat anderzijds niet-christenen zich nog eens achter de oren krabben over hun vanzelfsprekende ongeloof. Het is duidelijk dat de auteurs juist ook de ongelovige mede-Nederlander op het oog hebben. De uitgave bij de Balans spreekt boekdelen. Het is tegelijk tekenend voor de passie van Paas en Peels.

Na deze positieve inzet, wordt het tijd om iets over de inhoud te vertellen. Het boek bestaat uit vijf hoofdstukken. Het eerste hoofdstuk is tegelijk kenmerkend voor de grondtoon van het geheel. De schrijvers beginnen niet met de bezwaren tegen het christelijk geloof, om vanuit een verdedigingshouding over het geloof te schrijven, maar ze presenteren het christelijke geloof als een reële optie en als de normaalste zaak van de wereld. Evenals kunst, muziek, seksualiteit en taal behoort religie tot de menselijke realiteit. De rollen worden gewoon omgedraaid: Degene die God ontkent, heeft iets uit te leggen. Dit betekent ook dat niet het christelijk geloof, maar het atheïsme een product is van indoctrinatie. In deze inzet verraadt zich het hoge ‘Plantinga-gehalte’ van dit boek. De filosofische inzichten van Alvin Plantinga worden als het ware omgesmolten in pasmunt.

Het volgende hoofdstuk gaat in deze lijn verder als het verdedigt dat we niet overal een wetenschappelijke verklaring voor te hoeven hebben om zonder bewijs te geloven. In dit hoofdstuk blijkt onderhuids vooral een discussie met Dawkins die stelt dat je in de gekste dingen kunt geloven als je zonder bewijs dingen aanvaardt. Nadat de tegenwerpingen ontrafeld zijn en de ongelijksoortigheid van het geloof in een vliegende theepot en God is aangewezen, concluderen de schrijvers dat er intellectueel niets mis is met religieus geloof.

In het derde hoofdstuk laten de schrijvers argumenten tegen het bestaan van God de revue passeren. In dit langste hoofdstuk uit het boek komen argumenten langs als: wij geloven gewoon in één god minder, als je in Jakarta geboren was, was je moslim geweest, alles kan wetenschappelijk verklaard worden, gebedsexperimenten laten zien dat God niet bestaat, God zou nooit zoveel lijden toelaten, ed.

In het volgende hoofdstuk worden we in een hypothetische gedachtegang meegenomen naar een wereld zonder God. De grondstelling van de auteurs is dat ongelovigen in de Westerse wereld eigenlijk nog steeds het christelijke kapitaal aan het verteren zijn en daarop parasiteren. Als het ongeloof evenwel echt op eigen benen komt te staan, is er geen toekomst voor de moraal. Na de dood van God is er geen moreel leven meer te verwachten.

Het laatste hoofdstuk behandelt bekende argumenten voor het bestaan van God, zoals het kosmologische godsbewijs, de finetuning van het heelal, de wonderen en het ontologische godsbewijs.

Is er ook kritiek te leveren? De titel vind ik niet gelukkig. Terwijl de auteurs betogen dat ze niet willen spreken over bewijzen van God, klinkt dit wel in de hoofdtitel door. Dat zou nog vanuit een ‘marketing-perspectief’ te verdedigen zijn, maar de ondertitel doet net alsof argumenten voor en tegen het geloof als gelijkwaardig naast elkaar staan, terwijl dit bepaald niet zo is.

Ik vraag me ook af of de ‘Free Will Defense’ voor het kwaad heel sterk is aangezien er in het eschaton geen kwaad kan zijn, terwijl er toch de hoogste mate van vrijheid zal zijn.

Er wordt verwezen naar een onderzoek van de biografieën van bekende atheïsten. Het blijkt dat in het merendeel sprake was van een afwezige vader of een verstoorde vaderbinding. Ik kan mij voorstellen dat een rasechte atheïst zo’n verwijzing als retoriek kwalificeert, hoewel het de vraag is of dit terecht is. Overigens heeft dit boek veel meer gewicht dan de goedkope retoriek van Dawkins.

N.a.v.: Paas, S., Peels, R., 2013, God bewijzen: argumenten voor en tegen geloven (Amsterdam: Balans)

Dit artikel is met toestemming van de auteur overgenomen uit Theologia Reformata. De volledige bronvermelding luidt: Vlastuin, W. van, 2014, God bewijzen. Argumenten voor en tegen geloven, Theologia Reformata 57 (1): 103-105.

Een Dialoog tussen Christenen (Chris Verhagen en Carel de Lange) en Atheïsten (Bart Klink en Brandon Pakker)

Afgelopen weekend (?) was er een debat tussen de christenen (Chris Verhagen en Carel de Lange) en atheïsten (Bart Klink en Brandon Pakker). Dit debat is met dank aan ‘Geloof en Rede‘ en wordt hieronder gedeeld.

Chris Verhagen (Christelijke Apologeet) en ik gingen in gesprek met Bart Klink (www.deatheist.nl) en Brandon Pakker over het christendom en het atheïsme. We hebben verschillende onderwerpen behandeld en de onderliggende vraag was: Welk wereldbeeld is het meest redelijk?

Is er tussen alle onzekerheid nog zekerheid te vinden? – Bespreking ‘De toekomst is geen vreemde’

We beleven een tijd vol onzekerheden. De opwarming van de aarde en de klimaatverandering, de groei van de wereldbevolking en de uitputting van natuurlijke hulpbronnen, de aanhoudende oorlog in ons werelddeel met zijn politieke en economische gevolgen, het boezemt veel mensen onzekerheid en angst in.

Het is daarom zonder meer sympathiek te noemen dat dr. René van Woudenberg, hoogleraar Epistemologie en metafysica aan de Vrije Universiteit te Amsterdam, een boekje publiceerde, waarin hij probeert duidelijk te maken dat er te midden van alle onzekerheden toch nog zekerheden te vinden zijn. Zoals de ondertitel van het boekje zegt: Waarom er meer zeker is dan wij denken. Nu zijn de zekerheden die Van Woudenberg ons aanreikt, zekerheden van een logische aard. Zijn boekje is een typisch filosofische vingeroefening rond het begrip zekerheid. Het gaat na wat zekerheid wél is en wat niet. Het merkt op dat er gradatie is in zekerheid: van sommige dingen zijn we zekerder dan van andere. En het richt zich vooral op de vraag of we ook zeker kunnen zijn van dingen die in de toekomst liggen. Een vraag die door Van Woudenberg bevestigend wordt beantwoord.

Als hij deze toekomstige zekerheiden nader analyseert, onderscheidt hij daarin drie klassen. Zo bestaan er toekomstige zekerheden (1) die volkomen zeker zijn. Dit zijn van een wiskundige en logische aard. Ook in de toekomst zal twee maal twee vier zijn. Daarnaast zijn er zekerheden (2) die samenhangen met natuurlijke wetmatigheden en patronen, die niet noodzakelijk van aard zijn, maar waarvan we wel mogen verwachten dat die ook in de toekomst stand zullen houden. Dit loopt van het feit dat water bevriest bij nul graden Celsius tot aan het bijbels spreekwoord dat zegt, dat wie onheil zaait, onheil zal oogsten.

Ten slotte gaat Van Woudenberg uitgebreid in op de zekerheid die (3) beloften kunnen geven. De zekerheid van beloften die mensen elkaar doen, is geen volkomen zekerheid, ze is eerder een waagstuk. Maar wanneer bij het doen van beloftes aan een aantal voorwaarden wordt voldaan, kan dit een middel zijn waardoor wij mensen elkaar een belangrijk stuk zekerheid bieden.

Het aardige is dat Van Woudenberg juist in het hoofdstuk over beloftes ook wijst op God. Een klein citaat: ‘De toekomstige zekerheid die een belofte kan bieden, is sterker naarmate degene die de belofte doet, in staat geacht kan worden de belofte gestand te doen. Het uiterste is hier een belofte, waarvan we goede reden hebben om te denken, dat een almachtige en algoede persoon haar heeft gedaan.’ Kortom, een belofte biedt zekerheid als diegene die de belofte doet die waar kan maken. God kan dat. Daarom zijn Zijn beloftes zo’n groot geschenk, voor een onzeker mens, in een onzekere wereld. Het is misschien juist dit laatste waar je als christelijke lezer van dit liefdevol geschreven boekje toch graag nog iets meer over had willen lezen. Wat is de kracht van ‘de dingen die onder ons volkomen zekerheid hebben’? Ligt hierin niet een rust, een hoop en een verwachting die alle onzekerheid op zijn minst relativeert?

Dit artikel is met toestemming overgenomen uit De Waarheidsvriend. De volledige bronvermelding luidt: Kreuk, M., 2023, Boekbespreking, De Waarheidsvriend 111 (47): 13.

Dr. Kinneging houdt lezing over de tijdgeest in Katwijk – Hoogleraar op 25 november 2023 D.V. in de Triumfatorkerk

In Katwijk aan Zee wordt op 25 november 2023 D.V. een interkerkelijke bezinningsochtend gehouden. Prof. dr. Andreas A.M. Kinneging geeft een lezing over de tijdgeest. Kinneging is Nederlands hoogleraar rechtsfilosofie aan de Universiteit Leiden. Hij is bekend geworden met zijn vuistdikke boek ‘De onzichtbare maat: Archeologie van goed en kwaad’ en het boek met de aansprekende titel ‘Je mag zeggen wat je denkt. Als je maar hetzelfde denkt als iedereen’.1

Praktische informatie

De bezinningsochtend start om tien uur en duurt tot twaalf uur. De zaal is open om half tien. De organisatie geeft aan dat iedereen hartelijk welkom is op deze ochtend. De toegang is vrij, wel wordt er een collecte gehouden. Het opgehaalde bedrag is bestemd voor het werk van ds. Peter Hazenoot op Aruba. Hazenoot is afkomstig uit Katwijk en is sinds 2016 als predikant verbonden aan twee gemeentes op Aruba, bovendien zet hij zich samen met zijn vrouw in voor praktische hulpverlening aan verslaafden, prostituees en daklozen van Aruba en verzorgt hij radio-uitzendingen voor een lokaal-christelijke omroep. De bijeenkomst met Kinneging hoopt plaats te vinden in de Triumfatorkerk, Piet Heinlaan 7, te Katwijk. De organisatie is in handen van een plaatselijke Evangelisatiecommissie met medewerking van verschillende Katwijkse kerken.

Inhoudelijke toelichting

Bij de uitnodiging is, door de Evangelisatiecommissie, ook een inhoudelijke toelichting op de lezing gevoegd. Hieronder willen we de tekst daarvan weergeven.

“We krijgen er allen mee te maken: de tijdgeest. Met als belangrijk kenmerk dat de rechten van het individu boven het belang van de gemeenschap worden geplaatst (individualisme). Met deze trek van de Westerse cultuur krijgen wij als burgers van Nederland en dus ook van Europa allen te maken, zij beïnvloeden ons denken en niet in het minst wordt onze overheid in haar beleid door dit denken beïnvloed. De vraag is nu in hoeverre de overheid haar denkwijze gebaseerd op de rechten van het individu mag opleggen aan bijv. kerken, scholen en gezinnen, die de Bijbelse waarden en normen tot uitgangspunt nemen. Mag de overheid in een dergelijke situatie ingrijpen in een aantal belangrijke grondrechten, zoals vrijheid van godsdienst, vrijheid van onderwijs en vrijheid van vereniging? Daarnaast kan worden afgevraagd welke bescherming de Grondwet biedt aan minderheidsgroeperingen in de Nederlandse samenleving c.q. de Europese gemeenschap. Prof. dr. Andreas Kinneging, hoogleraar rechtsfilosofie aan de Universiteit Leiden, heeft vorig jaar al gewaarschuwd dat “als de kerken niets doen, de Bijbel in Nederland binnen 10 jaar een verboden boek dreigt te worden.” Tijdens zijn studie van schrijvers uit de oudheid (kerkvaders, filosofen, enz.), ontdekte Kinneging tot zijn eigen verbazing dat wat dezen schreven veel meer waarde heeft dan het gedachtengoed van moderne denkers. In het bijzonder raakte hij doordrongen van het belang van deugden, zoals rechtvaardigheid, moed, matigheid, voorzichtigheid, geduld, eerlijkheid, loyaliteit, enz., bedacht in de Klassieke Oudheid en bewaard gebleven in het (katholieke) christendom. Deze deugden zijn van groot belang voor de morele opvoeding van kinderen. En die opvoeding is weer van wezenlijk belang, omdat de mens nu eenmaal uit krom hout is gesneden. Of zoals de protestanten zeggen: geneigd is tot alle kwaad. De belangrijkste kritiek van Kinneging op het denken van de Verlichting (1685 – 1815) is dan ook dat daarin het kwade in de mens wordt genegeerd, een denken dat ook de huidige Westerse cultuur sterk beïnvloedt.”

Voetnoten

Tegenstellingen #5 Wat is jouw mening? – Een serie met mr. Kees van der Staaij en dr. ir. Erik van Engelen

Deze video is opgenomen samen met mr. Kees van der Staaij.

Daniël Online heeft een serie video’s op genomen over de onrust die er heerst in Nederland rond klimaatverandering, godsdienstvrijheid en de betrouwbaarheid van de Bijbel. Willemijn Kok en Hesther Stijnen gaan hierover in gesprek met politicus mr. Kees van der Staaij en wetenschapper dr. ir. Erik van Engelen. Met dank aan Daniël Online kunnen we deze video ook hieronder delen.

Pure natuurwetenschap haalt verwondering over schepping weg

In de discussie over schepping en evolutieleer moeten ook de geesteswetenschappen een rol krijgen, stelt dr. J. Veldman.

In de discussie rond schepping en evolutieleer heb ik reacties van historici en filosofen uit onze achterban gemist. Opvallend was dat vrijwel alleen scribenten met een bèta-achtergrond in het RD over de kwestie discussieerden. Hier zit dan ook het probleem. Er zou een filosofische discussie gevoerd moeten worden over wat we over de aardse werkelijkheid kunnen zeggen.

De discussie wordt nu gevoerd volgens verschillende regels (wetenschapsmodellen), langs elkaar heen. Het ene wetenschapsmodel, het natuurwetenschappelijke, rekent voornamelijk met getal, maat, dimensie en strikt logische opeenvolgingen of gevolgtrekkingen. Het ordent met behulp van modelvoorstellingen. De vraag naar een ordelijke opbouw van de natuur (zoals het evolutiemodel) past daarin.

Ik heb bijvoorbeeld gelezen: „Stel nu eens dat…” Dit heet hypothesevorming. Een andere auteur zegt: „Scheppingsdagen, dús 6 x 24 uur…” Dit is een natuurwetenschappelijke vooronderstelling (getal en maat), direct al aan het begin van een betoog. Zo spreekt de Bijbel zelf niet.

Wanneer je dan vervolgens met die aanname (met dát gereedschap) de Heilige Schrift vastpakt, moet het wel fout aflopen. Gods Woord spreekt zo helemaal niet tot ons. Het probleem zit dus in de wijze waarop wij onze vooronderstellingen in de Heilige Schrift stoppen, en dan van een ander verlangen dat hij die er zo uithaalt.

‘Ladekastje’

Omdat het natuurwetenschappelijke gereedschap (model) sinds de 17e eeuw op bepaalde gebieden zulke indrukwekkende resultaten heeft geboekt, heeft bij de westerse mens de gedachte postgevat dat álles wel natuurwetenschappelijk verklaard kan worden. Ons hele onderwijs is ervan doortrokken. Mijn eigen leraren en later mijn collega’s heb ik dit zelf ook vaak met verve horen verkondigen. Men heeft vele christenjongeren bij hun eerste schreden binnen de universiteit vanwege dit ene wetenschapsmodel in verlegenheid gebracht.

Zo’n model werkt als een zelfontworpen ‘ladekastje’ met vele laatjes. Daarin kun je je hele verzameling (feiten, getallen, vondsten, formules) netjes opbergen. Je kunt ook alles terugvinden. De laatjes krijgen op die manier als vanzelf een logische orde en betrouwbaarheid: het werkt. Maar wat nu te doen met de nog lege laatjes en met de stroom nieuwe feiten?

Verwondering

Het geesteswetenschappelijke model benadert de werkelijkheid en ook Gods Woord totaal anders. Dit model wordt vooral gehanteerd door historici, filosofen, theologen en lieden die zich met kunsttheorie bezighouden. Zij hanteren een ander ‘gereedschap’.

Binnen dit model is eerst vastgesteld dat de werkelijkheid zodanig grootse en onbegrijpelijke dimensies heeft dat we er als wetenschappers maar een fractie van kunnen beschrijven en begrijpen. Dat gebeurt in de genoemde vakgebieden vanuit het historische bronnenonderzoek, met behulp van de vertelling en de kunst- en cultuurproducten van mensen, maar ook met andere menselijke vermogens tot kritisch onderzoek: de empathie en de identificatie. Zo worden op een andere manier het verleden, de bedoelingen en de mentaliteit van mensen en samenlevingen zichtbaar gemaakt, naderbij gebracht en onderzocht. De geesteswetenschappelijke onderzoeker is zich er meer van bewust dat hij zelf ook een factor is in de beeldvorming, in de redenering die hij opzet en in de uitkomsten waarmee hij voor de dag komt.

Een van de belangrijkste uitkomsten is dus dat de werkelijkheid (Gods werkelijkheid) veel complexer is dan dat die gevangen zou kunnen worden in getallen, formules of wetmatigheden. Voor een wetenschapper volgens het natuurwetenschappelijke model is dit alles echter te vaag en te soft.

Dit kan wel zo zijn, maar veel zaken kunnen we niet preciezer omschrijven. Bijvoorbeeld: de schepping is wonderbaarlijk, God is ondoorgrondelijk, zelfs de menselijke liefde behoudt haar geheim. Wanneer we dus over de schepping spreken en beginnen met een natuurwetenschappelijke aanpak, halen we de verwondering direct al uit onze beschouwingen weg. Dan moeten we ons er niet over verbazen wanneer we aan het einde iets wezenlijks zijn kwijtgeraakt.

Twee thema’s

Het komt mij voor dat in de huidige discussie over schepping en evolutieleer de christelijke deelnemers met alle macht proberen de wetenschappelijke gegevens, feiten en modelvorming met de Bijbelse gegevens (zoals zij die interpreteren) in één plat vlak te ordenen. Dat dit niet lukt, is intussen uit de artikelen wel duidelijk geworden. Moeten we die ongelijksoortige gegevens dan toch op hun plaats wringen en wat niet past ter zijde schuiven, hetzij de wetenschappelijke gegevens, hetzij de betrouwbaarheid van de Bijbel?

Dat is streven naar een simpele, eendimensionale oplossing. Het natuurwetenschappelijke model en het geesteswetenschappelijke model hebben raakvlakken. Meer niet. Het wereldbeeld dat we ons vormen, is de werkelijkheid zelf niet. Het is ook niet een- maar multidimensionaal. Het vraagstuk ”schepping óf evolutie” gaat dus over twee thema’s, die met behulp van twee verschillende soorten gereedschap moeten worden onderzocht en beschreven. Er zijn wel raakpunten maar ze zijn niet tot elkaar herleidbaar. Ze passen niet in één puzzel die we ”werkelijkheid” noemen.

Dit artikel is met toestemming van de auteur overgenomen uit het Reformatorisch Dagblad. De volledige bronvermelding luidt: Veldman, J., 2017, Pure natuurwetenschap haalt verwondering over schepping weg, Reformatorisch Dagblad Puntkomma 47 (137): 16-17 (artikel).

‘Als je langzaam leest, komt de rijkdom ervan het best tot zijn recht’ – Bespreking van ‘Kracht ten goede’

De tekst van Griffioen wordt ingeleid door een Voorwoord door René van Woudenberg, hoogleraar Filosofie aan de VU in Amsterdam, de universiteit waar Griffioen jaren eveneens hoogleraar Filosofie was. Van Woudenberg beschrijft in dit voorwoord zijn eigen leeservaring met het boek van Griffioen. Hij beschrijft het boek als een ‘oerwoud’. Er wordt een enorme verscheidenheid aan onderwerpen besproken, maar het is niet eenvoudig om er structuur in te ontdekken. Je moet het daarom langzaam lezen. Dan komt de rijkdom ervan het best tot zijn recht.

Als je het voorwoord vooraf leest, is het bijna ontmoedigend omdat duidelijk wordt dat het inspanning vraagt om het boek te begrijpen. Lees je het achteraf, dan is het juist bemoedigend: het lag niet aan mij dat ik er moeite mee had om mijn weg erin te vinden. Zo is het gewoon bedoeld.

Het helpt al als je enigszins bekend bent met de belangrijkste begrippen uit de reformatorische wijsbegeerte, het vakgebied dat Griffioen doceerde. Het begrip ‘structuur’ geeft aan dat er in de werkelijkheid niet louter veranderlijkheid is. De werkelijkheid bevat bepaalde regelmatigheden die niet van de tijd afhangen. Dit inzicht biedt tegenwicht tegen filosofieën die bewerken dat alles tijdgebonden en vloeibaar is. Vroeger spraken we wel van scheppingsordeningen maar die term is wat belast geworden door het misbruik dat ervan gemaakt is om bepaalde praktijken te rechtvaardigen (zoals het apartheidsbeleid in Zuid-Afrika). Er is echter ook goed gebruik van deze notie mogelijk en dat is wat Griffioen voorstaat. Juist doordat ontwikkelingen in de tijd door bepaalde structuren geleid worden, kan de tijd een ‘kracht ten goede’ worden.

Een tweede belangrijk begrip in de reformatorische wijsbegeerte is ‘richting’. Dat heeft te maken met wat ons drijft in onze reis door de tijd. Het derde begrip dat in Griffioens boek centraal staat, is: ‘identiteit’: wie ben ik?

Wat het boek mede boeiend maakt, is dat er her en der doorkijkjes geboden worden in de Chinese cultuur en denkwereld, waar Griffioen zich een groot deel van zijn loopbaan in verdiept heeft. En het mooiste aan het boek is toch het christelijk perspectief van hoop dat door het hele boek heen straalt. De werkelijkheid zit vol zin en mogelijkheden om die voor het aangezicht van God in de tijd te ontplooien. Het boek heeft nadrukkelijk iets autobiografisch. Begrijpelijk dat het afsluit met een beschrijving van Griffioens loopbaan en ontwikkeling in denken. De auteur is inmiddels de tachtig jaar gepasseerd en het lijkt er wat op dat dit een zwanenzang is. Hoe dan ook, het lezen ervan is een avontuur met een goede afloop. Onderweg is er ontzettend veel te zien, zo veel dat het soms verwarrend werkt. Maar zoals Van Woudenberg in het voorwoord schrijft, een collega citerend: goede filosofie gaat langzaam. Wie het geduld op kan brengen om langzaam dit boek te lezen wordt rijkelijk beloond.

Het boek is hier te bestellen via de website van KokBoekencentrum.

Dit artikel is met toestemming overgenomen uit De Waarheidsvriend. De volledige bronvermelding luidt: Vries, M.J. de., 2023, Boekbesprekingen, De Waarheidsvriend 111 (14): 17.