Home » Scheppingsparadigma » Predikanten, theologen en andere christenen uit de 18e eeuw en onze vroegste geschiedenis (1) – Theodorus van der Groe (1705-1785), Gods grote genade en goedertierenheid over ons land

Predikanten, theologen en andere christenen uit de 18e eeuw en onze vroegste geschiedenis (1) – Theodorus van der Groe (1705-1785), Gods grote genade en goedertierenheid over ons land

Gods grote genade en goedertierenheid over ons land’. Dit jaar verscheen bij uitgeverij De Schatkamer onder deze titel een hertaling van een biddagpreek van Theodorus van der Groe (1705-1785).1 Hieronder bestuderen we de preek op wat deze predikant zegt over onze vroegste geschiedenis. We doen dat in de chronologische volgorde zoals we die ook weergegeven vinden in Genesis 1-11.

De schepping

De predikant schrijft op bladzijde 8 dat de hele wereld, ‘met alles wat erin of erop is’ Gods land is. Het is ook ‘goed’, ‘omdat Hij door Zijn grondeloze macht alles uit niet geschapen heeft én nog dagelijks onderhoudt en regeert’. De Groe onderstreept dit door te verwijzen naar Psalm 24:12.3

Middelen tot zaligheid en bekering van zondaren

De Groe geeft aan dat ‘de Heere onze God, de barmhartige hemelse Vader’ van het begin van de wereld af ‘gewoon’ is ‘allerlei middelen te gebruiken tot zaligheid en bekering van zondaren. Want Hij is een genadige en barmhartige God, en Zijn liefde tot de mensen en tot hun eeuwige behoudenis is groot’.4

Aarde gegeven aan de mensen

God geeft ‘in Zijn algemene voorzienigheid aan alle mensen en volkeren van de aardbodem wel hun eigen land om te bewonen’. Volgens de predikant komt dit omdat ‘Zijn goedheid en barmhartigheid (…) in het algemeen’ gaan ‘over al Zijn schepselen’. Ter onderstreping van deze gedachte verwijst De Groe naar Handelingen 17:265.6

Zondvloed als metafoor

De Groe gebruikt de zondvloed als metafoor. God is Zijn land gunstig ‘als Hij dat met Zijn machtige en genadige hand bewaart voor de verdervende vloed van allerlei zonde en goddeloosheid’. Als de Heere Zijn gunst van een land wegneemt neemt deze ‘verdervende vloed’ snel de overhand. Gelukkig laat de Heere nog ‘door middel van vrome bestuurders en geestelijken tegen des lands zonden onophoudelijk en met alle macht (…) ijveren’. Dit zijn in de ogen van de predikant als het ware sterke dijken en dammen, ‘opdat zij het ganse land niet als een zondvloed verderven en overstromen’. Het gaat hierbij dus niet om water maar om zonde en slechtigheden die een land als een zondvloed kunnen verderven en overstromen.

Samenvattend: De Groe gelooft dat deze wereld met alles wat erin of erop is door God uit niet geschapen is. Dat Gods sinds het begin van deze wereld gewoon is om allerlei middelen te gebruiken tot zaligheid en bekering van zondaren. Dat deze aarde aan de mensen gegeven is om te bewonen. De predikant gebruikt de zondvloed als metafoor voor zonden die een land kunnen verderven en overstromen.

Voetnoten

  1. Groe, T. van der, 2021, Gods grote genade en goedertierenheid over ons land (Rumpt: De Schatkamer). Met dank aan dr. ir. J.A. Bunt en P.A. Bunt voor het in de nieuwe spelling overzetten van deze preek.
  2. Psalm 24:1 (SV): ‘Een psalm van David. De aarde is des HEEREN, mitsgaders haar volheid, de wereld, en die daarin wonen.
  3. De Groe 2021, blz. 8.
  4. De Groe 2021, blz. 3.
  5. Handelingen 17:26 (SV): ‘En heeft uit een bloede het ganse geslacht der mensen gemaakt, om op den gehelen aardbodem te wonen, bescheiden hebbende de tijden te voren geordineerd, en de bepalingen van hun woning;
  6. De Groe 2021, blz. 9.