Home » Geologie » Snellings zeven sterkste geologische argumenten voor een wereldwijde zondvloed

Snellings zeven sterkste geologische argumenten voor een wereldwijde zondvloed

Afgelopen week viel Answers magazine op de mat. Answers is het populair-wetenschappelijke tijdschrift van Answers in Genesis1, een internationale creationistische organisatie met twee musea in Amerika (Creation Museum2 en Ark Encounter3). Het coverartikel van Answers is deze keer van de geoloog dr. Andrew A. Snelling.4 Snelling beschrijft zeven geologische argumenten die volgens hem het sterkst wijzen op een wereldwijde zondvloed zoals die beschreven wordt in Genesis. In dit artikel vatten we zijn argumenten in het kort samen.5

De Grand Canyon en de Colorado River. Een gebied waar de geoloog dr. Andrew Snelling veel onderzoek deed. Bron: Wikipedia.

Dr. Andrew Snelling begint zijn artikel met de stelling dat de Bijbel duidelijk een wereldwijde zondvloed beschrijft. Dit in tegenstelling tot sommige bijbelgeleerden die óf de zondvloedgeschiedenis compleet ter zijde schuiven óf de zondvloed zien als lokale gebeurtenis. Een dergelijke wereldwijde zondvloed moet sporen achtergelaten hebben op (of in) het aardoppervlak. Volgens dr. Snelling is dat ook precies wat we zien. De zeven sterkste geologische argumenten van dr. Snelling vóór een wereldwijde zondvloed met een korte uitleg.

  1. Zeedieren hoog in de bergen. Fossielen zijn voor de geoloog het beste argument voor een wereldwijde zondvloed. Vooral de locatie waar veel fossielen worden gevonden. Zeeleven (zoals schelpen, koralen, vissen etc.) vinden we vaak niet als fossiel op de zeebodem maar vaak wel in sedimentaire lagen op de continenten. Zo vinden we ammonieten (nautilusachtige uitgestorven zeedieren) hoog in de Himalaya. Dit gebergte was er nog niet vóór de zondvloed maar werd volgens de geoloog gevormd aan het einde van de zondvloed.
  2. Gigantische massagraven van (uitgestorven) planten en dieren over de hele wereld. Over de hele wereld vinden we gigantische kerkhoven met miljoenen fossielen. Als voorbeeld noemt de geoloog de miljarden Nautiloidea die in de Redwall Limestone (Grand Canyon) begraven liggen. Een ander voorbeeld komt uit Europa waar in Montceau-les-Mines honderdduizenden zeedieren begraven liggen met amfibieën, schorpioenen, duizendpoten, insecten en reptielen.6 Deze zeedieren zijn samen begraven met de op het continent levende landdieren. Voor Snelling ziet hier een sterke aanwijzing in voor een wereldwijde zondvloed.
  3. Prachtig gepreserveerde fossielen. Als derde aanwijzing voor een wereldwijde zondvloed wijst de geoloog op de prachtig bewaard gebleven fossielen. Zo noemt Snelling vissen die heel goed bewaard gebleven zijn en wijst hij op trilobieten. Deze beesten zijn zo goed bewaard gebleven dat we de ogen tot in detail kunnen bestuderen. Er worden inktvissen gevonden met de inkt nog in de inktbuidel en een levendbarende Ichtyosauriër (een soort zeereptielen) met het jong nog in het geboortekanaal. Alleen een wereldwijde zondvloed zou deze beesten snel en in zo’n gave toestand kunnen begraven.
  4. Verspreiding van sedimenten over grote oppervlakten. We zien dat aardlagen op continenten zich uitstrekken over gigantische oppervlakten. Als voorbeeld kunnen we de krijtlagen nemen in ons Limburg. Deze kalk strekt zich uit over een gigantische oppervlakte, van Engeland tot Polen, van Frankrijk tot en met Denemarken en van Kazachstan via Israël tot Egypte. Dezelfde aardlagen vinden we ook aan de andere kant van de oceaan van Nebraska tot Alabama en van Arkansas tot Colorado. Alleen een zondvloed waarbij het oceaanwater tot boven de continenten uitsteekt kan deze uitgestrektheid verklaren.
  5. Verschijnselen in de sedimentaire aardlagen. Het is moeilijk voor te stellen dat dergelijke gigantische aardlagen ontstaan. Maar volgens Snelling kunnen diverse verschijnselen in sedimentaire aardlagen wel een indicatie geven. Zo zien we gigantische stenen in de Tapeats Sandstone, een van de onderste aardlagen van de Grand Canyon. Deze gigantische stenen zouden daar zijn gekomen door gewelddadige stromen en massale erosie. Deze gigantische krachten worden ook waargenomen in het Midden-Oosten en Noord-Afrika. Huidige sedimentaire processen zijn niet toereikend om dit te verklaren. Bij verschijnselen in de Coconino Sandstone (ook Grand Canyon) moeten we eerder denken aan onderwaterduinen dan aan woestijnzand.7 Deze grote hoeveelheid zand is verplaatst met een snelheid van 4,8 tot 8 kilometer per uur en zorgde voor zandduinen van wel 18 meter hoog. Met deze snelheid zou de hele Coconino Sandstone in een paar dagen zijn afgezet.
  6. Geen erosie en verwering tussen de aardlagen. Wanneer aardlagen miljoenen jaren bloot liggen dan zouden we sterke verwering en erosie zien. Volgens de geoloog is dit niet het geval. Alleen aan de onderkant van sommige aardlagen zien we sporen en dan alleen van snelle erosie. In de meeste gevallen zijn de grenzen tussen de aardlagen plat en zonder tekenen van miljoenen jaren plaatsgevonden verwering en erosie. Snelling verwijst onder andere naar het contact tussen de Hermit Formation en de hierboven genoemde Coconino Sandstone. Het ontbreken van miljoenen jaren tussen de aardlagen is een aanwijzing dat deze aardlagen snel achter elkaar zijn afgezet.
  7. Geplooide aardlagen. Het laatste argument van Snelling is het plooien van aardlagen. Volgens de geoloog zouden we, wanneer harde aardlagen plooien, dit terug moeten zien in de gesteentestructuur. Dit is niet het geval. Snelling concludeert daarom dat deze plooien zijn ontstaan toen deze sedimentaire lagen nat en zacht waren. Het verstenen van de aardlagen (lithificatie) kan overigens onder huidige geologische omstandigheden in uren tot maanden na afzetting plaatsvinden, afhankelijk van de geologische conditie waarin deze lagen zijn afgezet. Snelling deed zelf onderzoek naar deze plooien en noemt als voorbeeld de plooi in de Tapeats Sandstone (in Carbon Canyon) waar een pakket aardlagen maar liefst 90 graden gebogen is.8 De standaardverklaring is dat hitte en druk deze aardlagen zo geplooid hebben. Dit zou echter meetbare veranderingen in textuur en mineralen van het gesteente bewerkstelligen. Dit is volgens de geoloog niet het geval.
Krijtrotsen aan de kust van Normandië. Voor dr. Snelling is de uitgestrektheid van dit gesteente een aanwijzing voor de wereldwijde zondvloed. Bron: Pixabay.

Conclusie: Al deze aanwijzingen zijn voor dr. Snelling zo overduidelijk dat er voor hem geen twijfel meer bestaat dat de zondvloed wereldwijd is geweest en dat deze wereldwijde zondvloed geologische sporen heeft achtergelaten. Ten slotte wijst hij op God de Schepper, op de verzoening die te verkrijgen is in Jezus Christus en Zijn wederkomst. Bent u gere(e)d?

Voetnoten

  1. https://answersingenesis.org/.
  2. https://creationmuseum.org/.
  3. https://arkencounter.com/.
  4. Het gaat om dit nummer: https://answersingenesis.org/answers/magazine/v16-n3/.
  5. Het betreft hier een samenvatting zonder persoonlijk oordeel of persoonlijke inbreng.
  6. Zie bijvoorbeeld: Perrier, V., Charbonnier, S., 2014, The Montceau-les-Mines Lagerstätte(Late Carboniferous, France), Comptes Rendus Palevol 13 (5): 353-367. Dit wetenschappelijke artikel is te verkrijgen via Science Direct: https://www.sciencedirect.com/science/article/pii/S1631068314000505.
  7. Te denken valt aan het creationistische onderzoeksproject onder leiding van dr. John Whitmore: https://digitalcommons.cedarville.edu/icc_proceedings/vol8/iss1/30/.
  8. Snelling publiceerde dit werk in Answers Research Journal: https://answersresearchjournal.org/petrology-tapeats-sandstone-tonto-group/.