Overlijdensakte van Hendrik van Meerten (1854-1864)

Overlijdensakte van Hendrik van Meerten (1854-1864) uit de Burgerlijke Stand van de Gemeente Utrecht.

Hierboven wordt de overlijdensakte van Hendrik van Meerten (1854-1864) weergegeven.1 Op 23 mei 1864 verscheen Reinier Hendriks (±1794-?) voor de Ambtenaar van de Burgerlijke Stand van de Gemeente Utrecht om aangifte te doen van het overlijden van Hendrik. Reinier was een en zeventig jaar oud en groefbidder van beroep. Hij deed de aangifte samen met Willem Hendrik Molijn (1803-1874), een en zestig jaar oud en stadsbode van beroep. Zij verklaarden dat Hendrik op 22 mei 1864 om zeven uur in de ochtend in de leeftijd van bijna tien jaar is overleden. Hij was geboren en woonachtig te Utrecht.2 Hendrik was een zoon van Hendricus van Meerten (1829-1902) en Maria Anthonia Vonk (1819-1880).3 Het echtpaar woonde aan de Springweg E155 te Utrecht.

Voetnoten

Geboorteakte van Hendrik van Meerten (1854-1864)

Geboorteakte van Hendrik van Meerten (1854-1864) uit de Burgerlijke Stand van de Gemeente Utrecht.

Hierboven wordt de geboorteakte van Hendrik van Meerten (1854-1864) weergegeven.1 Op 9 juni 1854 verscheen Hendricus van Meerten (1829-1902) voor de Ambtenaar van de Burgerlijke Stand van de Gemeente Utrecht om aangifte te doen van de geboorte van zijn zoon. Hendricus was vijf en twintig jaar oud en smid van beroep. Hij woonde te Utrecht aan de Springweg E155. Hij verklaarde dat Hendrik op 8 juni 1854 om tien uur in de ochtend is geboren. Zijn moeder was Maria Anthonia Vonk (1819-1880).2 Hendricus had twee getuigen meegebracht: (1) Hendrik van Meerten (1791-1860), drie en zestig jaar oud en smid van beroep3, en (2) Johannes Marinus Honig (1824-1905), dertig jaar oud en winkelier van beroep.4 De beide getuigen woonden te Utrecht.

Voetnoten

Huwelijksakte van Hendricus van Meerten (1829-1902) en Maria Anthonia Vonk (1819-1880)

Huwelijksakte van Hendricus van Meerten (1829-1902) en Maria Anthonia Vonk (1819-1880) zoals weergegeven in de Burgerlijke Stand van de Gemeente Utrecht.

Hierboven wordt de huwelijksakte van Hendricus van Meerten (1829-1902) en Maria Anthonia Vonk (1819-1880) weergegeven.1 Het aanstaande echtpaar verscheen op 8 juni 1853 voor de Ambtenaar van de Burgerlijke Stand van de Gemeente Utrecht om een huwelijk aan te gaan.

Hendricus van Meerten was vier en twintig jaar oud en smid van beroep. Hij is geboren en woonachtig te Utrecht.2 Hij was de meerderjarige zoon van Hendrik van Meerten (1791-1860) en Elisabeth Fukkink (1802-1865).3 Hendrik is smid van beroep en Elisabeth zonder, het echtpaar woont te Utrecht.

Maria Anthonia Vonk was vier en dertig jaar oud en zonder beroep. Zij is geboren te Zeist en woonachtig te Utrecht.4 Zij was de meerderjarige dochter van Dirk Vonk (1794-1872) en Johannetta Jacoba Kuijper (1791-1872). Dirk was kaarsenmaker van beroep en Johannetta Jacoba zonder, het echtpaar woont te Utrecht.

De afkondigingen hebben te Utrecht zonder stuiting plaatsgehad op 29 mei 1853 en 5 juni 1853. Ze hebben daarnaast aan de ambtenaar gegeven hun geboorteakten en het certificaat tot voldoening aan de militie. De ouders van de bruidegom zijn aanwezig en verklaarden toestemming te geven tot het voorgenomen huwelijk. Daarna heeft de ambtenaar het aanstaande bruidspaar de standaard vragen voorgelegd die ze met ‘Ja’ hebben beantwoord.

Het echtpaar had vier getuigen meegebracht:

  1. Hendrikus de Graaff (±1803-?), negen en veertig jaar oud, conciërge van beroep en woonachtig te Utrecht.
  2. Johannes van Embden (±1775-1855), acht en zeventig jaar oud, bediende van beroep en woonachtig te Utrecht.
  3. Willem Hendrik Molijn (1803-1874), vijftig jaar oud, stadsbode van beroep en woonachtig te Utrecht.
  4. Jan Smit Tjabring (1808-1883), vier en veertig jaar oud, stadsbode van beroep en woonachtig te Utrecht.

Voetnoten

Overlijdensakte van Maria Anthonia Vonk (1819-1880)

Overlijdensakte van Maria Anthonia Vonk (1819-1880) uit de Burgerlijke Stand van de Gemeente Utrecht.

Hierboven wordt de overlijdensakte van Maria Anthonia Vonk (1819-1880) weergegeven.1 Op 26 juli 1880 verscheen Willem Johannes Oudegeest (1838-1929) voor de Ambtenaar van de Burgerlijke Stand van de Gemeente Utrecht. Willem Johannes was een en veertig jaar oud en groefbidder van beroep. Hij deed de aangifte samen met Johannes Veldhuizen (1835-?), vijf en veertig jaar oud en bode van beroep. Zij verklaarden dat Maria Anthonia op 24 juli 1880 om half een in de middag is overleden in de leeftijd van zestig jaar. Maria Anthonia was zonder beroep, geboren te Zeist en woonachtig te Utrecht aan de Speringweg E156.2 Ze was getrouwd met Hendricus van Meerten (1829-1902) en de dochter van wijlen de echtelieden Dirk Vonk (1794-1872) en Johannetta Jacoba Kuijper (1791-1872).

Voetnoten

Geboorteakte van Maria Anthonia Vonk (1819-1880)

Eerste blad van de geboorteakte van Maria Anthonia Vonk (1819-1880) uit de Burgerlijke Stand van de Gemeente Zeist.
Tweede blad van de geboorteakte van Maria Anthonia Vonk (1819-1880) uit de Burgerlijke Stand van de Gemeente Zeist.

Hierboven wordt de geboorteakte van Maria Anthonia Vonk (1819-1880) weergegeven.1 Op 19 mei 1819 om tien uur in de ochtend verscheen Dirk Vonk (1794-1872) voor de Ambtenaar van de Burgerlijke Stand van de Gemeente Zeist om aangifte te doen van de geboorte van zijn dochter. Dirk was vier en twintig jaar oud en kaarsenmaker van beroep. Hij woonde in de Gemeente Zeist. Hij verklaarde dat Maria Anthonia op 2 mei 1819 om vier uur in de ochtend is geboren. Haar moeder was Johannetta Jacoba Kuijper (1791-1872). Dirk had twee getuigen meegebracht: (1) Roelof Vos junior (±1786-?), drie en dertig jaar oud en daghouder van beroep, en (2) Martinus Onemus (±1780-?), negen en dertig jaar oud en kaarsenmakersknecht van beroep. De aangifte is met uitzondering van Martinus door de getuigen getekend. Martinus verklaarde zijn naam niet te kunnen schrijven.

Voetnoten

Overlijdensakte van Hendricus van Meerten (1829-1902)

Overlijdensakte van Hendricus van Meerten (1829-1902) uit de Burgerlijke Stand van de Gemeente Rhenen.

Hierboven wordt de overlijdensakte van Hendricus van Meerten (1829-1902) weergegeven.1 Op 11 augustus 1902 verscheen Jan Gerrit van Crevel (1860-1906) voor de Ambtenaar van Burgerlijke Stand van de Gemeente Rhenen. Jan Gerrit was twee en veertig jaar oud en vleeshouwer van beroep. Hij deed de aangifte Willem Pieter Room (±1866-?), zes en dertig jaar oud en ? van beroep. Zij verklaarden dat Hendricus op 10 augustus 1902 om tien uur in de ochtend is overleden in de leeftijd van drie en zeventig jaar. Hendricus was godsdienstonderwijzer van beroep, hij was geboren te Utrecht en wonende te Rhenen.2 Hij was weduwnaar van Maria Vonk en de zoon van wijlen de echtelieden Hendrik van Meerten (1791-1860), die ijzersmid van beroep was, en Elisabeth Fukking (1802-1865), die zonder beroep was.3 Het ouderlijk echtpaar heeft gewoond te Utrecht.

Voetnoten

Geboorteakte van Hendricus van Meerten (1829-1902)

Geboorteakte van Hendricus van Meerten (1829-1902) uit de Burgerlijke Stand van de Gemeente Utrecht.

Hierboven wordt de geboorteakte van Hendricus van Meerten (1829-1902) weergegeven.1 Op 17 januari 1829 om half elf in de ochtend verscheen Hendrik van Meerten (1791-1860) voor de Ambtenaar van de Burgerlijke stand van de Gemeente Utrecht. De ambtenaar van dienst was wethouder mr. Samuël Cornelis van Musschenbroek (1766-1839). Hendrik was zeven en dertig jaar oud en smid van beroep. Hij woonde te Utrecht aan de Vrouw Juttestraat Wijk A no. 340. Hij verklaarde dat Hendricus op 15 januari 1829 om negen uur in de ochtend is geboren. Zijn moeder was Elisabeth Fukkink (1802-1865), vijf en twintig jaar oud en zonder beroep.2 Hendrik deed de aangifte samen met (1) Gijsbertus Johannes van Maarschalkerweerd (1795-1866), drie en dertig jaar oud, schoenmaker van beroep en eveneens wonende in de Vrouw Juttestraat, en (2) Wilhelmus Henricus Wopmands (±1802-?), zeven en twintig jaar oud, stoffenverver van beroep en woonachtig te Utrecht. De tweede getuige verklaarde niet te kunnen tekenen omdat hij niet kan schrijven.

Voetnoten

‘Professor, bestaat God?’ ‘Nee, mijn jongen, de wereld is God’ – Een pantheïstische hoogleraar in Nederland

“Professor, bestaat God?” Twee intelligente oogjes kijken naar een man die daar staat met zijn lange mantel. De jongen kijkt vol afwachting naar het peinzende gezicht van de professor en denkt bij zichzelf: “deze geleerde man is de professor, die weet toch alles?”.

We zouden het op deze manier kunnen voorstellen. Zo is het echter niet gegaan. In 2014 bestond de Rijksuniversiteit Groningen 400 jaar. Daarom mochten jong en oud vragen stellen voor de serie ‘400 vragen aan de RUG’. Eén vraag kwam van een jongen van zeven jaar, met de naam Anco. De RUG was verlegen met het antwoord, want de vraag stond lang open. Anco vroeg namelijk: ‘Bestaat God – kan de universiteit dat uitzoeken?’ Uiteindelijk besloot één hoogleraar deze vraag verder uit te werken en het antwoord drievoudig de werkelijkheid in te lanceren: persoonlijk aan Anco, in een lezing voor breed publiek en in een boekje. Dat boekje ligt nu voor mij ter recensie.

Het boekje ‘Professor, bestaat God?’ werd in 2017 uitgegeven bij Amsterdam University Press.1 Het is een klein, handzaam boekje die de snelle lezer binnen een uur uit gelezen krijgt. Het boekje is gedegen uitgegeven, complimenten aan de uitgever. De auteur is prof. dr. Peter Barthel, een astrofysicus met een indrukwekkende CV.2 De hoogleraar is, zoals hij dat zelf noemt, “kritisch lid van de Protestantse Kerk in Nederland”. Hoewel de uitgave netjes verzorgd is stelt het antwoord van de hoogleraar teleur. Anco wordt met een kluitje in het riet gestuurd.

Antwoord

Wat is het antwoord van de hoogleraar op de vraag ‘Bestaat God?’, van de zevenjarige Anco? Hij schrijft: ‘Nee, God bestaat niet als een persoon die in de hemel woont, de wereld bestuurt en voor jou zorgt. Het goede en het mooie in deze wereld – dat is wat ik God zou willen noemen. God bestaat in hoe jij en ik leven. Als mensen voor elkaar willen zorgen, dan zie je dáár iets van God.’ De hoogleraar hangt dus een vorm van pantheïsme aan. Pantheïsten geloven namelijk niet in een persoonlijke God maar stelt de wereld en al het bestaande gelijk met God. Daarnaast maakt de auteur een karikatuur van God als ‘man (met een baard)’. Hij komt tot de conclusie dat er geen ‘werkelijkheid boven ons of buiten ons’ is ‘die zelfstandig deze wereld bestuurt, en zo nodig daar ingrijpt op al dan niet miraculeuze wijze’. We kunnen dus, aldus de professor ‘vaststellen – of noem het bewijzen – dat de Almachtige God niet ‘werkt’, want dan zouden zijn volgelingen beter af zijn dan niet-gelovigen.’ Maar Zijn volgelingen zijn ook beter af. Ik moet hier denken aan Asaf. Hij zat in het donker en vroeg zich ook af of ongelovigen beter af zijn dan gelovigen. Maar in geloofsvertrouwen eindigt hij Psalm 73: ‘Ik zal dan geduriglijk bij U zijn’. Dat is de hoop van een gelovige, maar welke hoop heeft een pantheïst? In het hoofdstukje letter en geest komt de pantheïstische visie van de auteur nog sterker naar voren. Het hoofdstuk is samen te vatten in één zin: ‘De bezielende geest van deze wereld: dat is dus wat ik God zou willen noemen.’ Daarom handelt volgens de geleerde ook een atheïst die het goede doet in de geest van God.

Oud heelal

De hoogleraar gelooft dat het heelal oud is. Op blz. 20 spreekt hij bijvoorbeeld over een sterrenstelsel van 50 miljoen jaar oud. Vanuit de aanname dat een afstand 50 miljoen lichtjaar gelijk ook een ouderdom geeft van 50 miljoen jaar. Op blz. 30 schrijft hij: ‘Het heelal bestaat 13,8 miljard jaar, de aarde 4,6 miljard jaar.’ In het vervolg bespreekt hij kort de naturalistische Grote Geschiedenis. Hiermee laat de hoogleraar zien dat hij onverkort de naturalistische natuurfilosofie aanhangt. Van grote problemen binnen de Big Bang theorie en mogelijke alternatieven wordt geen woord gerept.

Vals dilemma

Op blz. 36 schrijft de professor over het scheppingsverhaal. Volgens hem is het scheppingsverhaal geen natuurwetenschappelijke reportage. En daar heeft hij volkomen gelijk in. Een schepping in zes dagen is echter wel een geloofszekerheid die ook werkelijk zó heeft plaatsgevonden. Hoe de schepping in die zes dagen op atomisch niveau tot stand kwam dat verhaalt Genesis ons niet. Maar dát de aarde in zes dagen geschapen wordt ons wel zwart-op-wit door God geopenbaard. Volgens de hoogleraar gaat het in het scheppingsverhaal er niet om ‘hoe’ God de hemel en de aarde gemaakt heeft maar ‘waartoe’. Hij schrijft daarnaast: ‘De Bijbelse verhalen hebben een diepere achtergrond en boodschap.’ Hij creëert hier, net als veel andere theïstische (deïstische en pantheïstische) evolutionisten een vals dilemma tussen ‘hoe’ en ‘waartoe’ die in de tekst zelf niet aanwezig is. De creationistische opvatting is veel rijker. Zij zien in het scheppingsverhaal ‘hoe’ en ‘waartoe’ God de wereld gemaakt heeft. Het verhaal is werkelijk gebeurd (historie) én heeft een diepere achtergrond en boodschap. Volgens de professor is ‘het letterlijk nemen van de Bijbel iets wat de laatste tijd weer in de mode komt’. Niemand neemt de Bijbel letterlijk, maar als de hoogleraar hiermee wil zeggen: ‘het als historisch waar aanvaarden van de verhalen’ dan is zijn zin niet helemaal correct. Door alle eeuwen heen zien gelovigen Genesis als een historische gebeurtenis met een rijke geestelijke betekenis.3

Karikatuur

De hoogleraar maakt een karikatuur van orthodoxe gelovigen. Hij stelt samen met sommige atheïsten dat ‘orthodoxe gelovigen van allerlei snit (…) weigeren hun verstand te gebruiken en daarmee in de Middeleeuwen zijn blijven steken.’ Orthodox geloof staat niet gelijk met blind geloof. Onder de orthodoxe gelovigen zijn zeer veel verstandige mensen. Wetenschappers die prima onderzoek doen naar hoe Gods werkelijkheid in elkaar steekt. Dat ze andere vooronderstellingen hanteren dan de naturalist maakt hen nog niet onverstandig.

Pluspunten

Zijn er dan helemaal geen pluspunten te noemen waar creationisten iets van zouden kunnen leren? Zeker! Zo geeft de hoogleraar aan dat sterrenkundigen en ruimtevaarders een sterke verwondering ervaren als ze naar het heelal kijken. Deze verwondering vinden we ook terug bij David in Psalm 19. Die verwondering kennen creationisten ook als zij naar de sterren kijken. Een ander pluspunt is dat hij het bestaan van Jezus als historisch figuur uiterst aannemelijk vindt (blz. 32). De auteur verwijst dan naar Tacitus en Flavius Josephus. De hoogleraar noemt ‘de ratio tot norm uitroepen’ kortzichtig, verwijst naar een boeddhistische monnik met een mooie uitspraak over naastenliefde4 en houdt zelf ook een warm pleidooi voor naastenliefde. Het siert de hoogleraar dat hij die naastenliefde kracht bij zet: ‘De auteuropbrengst van Professor, bestaat God? gaat overigens naar het Groningse Eric Bleumink Fonds voor talentvolle studenten en onderzoekers uit ontwikkelingslanden’.

Er valt veel meer te zeggen over het boekje, maar dan zou de recensie dezelfde omvang krijgen als het boekje. We zien bijvoorbeeld bij de hoogleraar dat hij een positivistische wetenschapsvisie heeft (naturalistische wetenschap zou objectief zijn), een karikaturale visie heeft op ID (als God-of-the-Gaps), ongenuanceerdheden over Galileï opschrijft (conflict kerk en wetenschap) en meent dat Pantheïsme een positieve invloed op de kerkgang heeft. Het Pantheïsme is een religieuze verarming, een ontkenning van het Godsbestaan en een verwaarlozing van Gods Woord. God openbaart Zich in Zijn Woord als persoonlijke God, er zijn talloze teksten in de Bijbel die daarop wijzen. Kunnen die allemaal in de prullenbak? Dan houden we van de Bijbel niets meer over. Wat is dan nog de meerwaarde van het geloof? Veel mensen die in aanraking komen met deze ‘vrijzinnigheid’ trekken inderdaad die conclusie en verlaten de kerk om nooit meer terug te keren. Het is niet voor niets dat vergrijzing het grote probleem is van de vrijzinnige kerkgenootschappen.5 Diverse onderzoeken tonen aan dat hoe meer een kerkgenootschap Gods Woord serieus neemt hoe meer groei er is binnen dat kerkgenootschap. Dat is overigens geen mensenwerk. Paulus schrijft in zijn brief aan de gemeenteleden aan Efeze: “Want uit genade zijt gij zalig geworden door het geloof; en dat niet uit u, het is Gods gave; Niet uit de werken, opdat niemand roeme” (SV). Ik had daarom ook liever gezien dat de RUG een ander persoon aangewezen zou hebben om deze vraag te beantwoorden6, want er zijn genoeg ‘fingerprints’ in de schepping die wijzen op het bestaan van een persoonlijk God.7 En dat sluit dan weer zeer goed aan bij de Nederlandse Geloofsbelijdenis artikel 2.

Dit artikel schreef ik in 2017 en heb ik licht gewijzigd ook hier online geplaatst.

Voetnoten

Parenteel van Hendrik van Meerten (1791-1860) en Elisabeth Fukkink (1802-1865)

Hendrik van Meerten werd op 12 maart 1791 geboren te Ingen1 als zoon van Cornelis van Meerten (±1768-1806) en Maria van Ingen (?-1802). Het parenteel van zijn ouders is hier te vinden. Hij is overleden op 4 februari 1860 te Utrecht.2 Hij trouwde op 6 mei 1820 te Driebergen3 met Elisabeth Fukkink. Elisabeth Fukkink werd op 6 juni 1802 te Driebergen4 geboren als dochter van Gerrit Fukkink (1751-1834) en Elisabeth van Lutzenburg (1763-1843). Elisabeth Fukkink is overleden op 27 juli 1865 te Utrecht.5

Kinderen

Uit dit huwelijk werden de volgende kinderen geboren:

    1. Maria van Meerten. Zij werd geboren op 28 oktober 1820 te De Bilt6 en overleed op 17 februari 1860 te Utrecht.7 Zij trouwde op 9 mei 1849 te Utrecht8 met Jan Carel Knierim, geboren op 15 juni 1821 te Amsterdam9 en overleden op 14 april 1899 te Utrecht.10 Hij was een zoon van Johan Marten Knierim (±1790-?) en Maria Sebes (1792-?). Het parenteel van dit echtpaar is hier te vinden. Nadat Maria overleden was is hij op 17 juli 1861 te Utrecht in het huwelijk getreden met Elisabeth Alida Schrader (1831-1914).
    2. Elisabeth van Meerten. Zij werd geboren op 5 februari 1823 te Utrecht11 en overleed op 9 november 1823 te Utrecht.12
    3. Elisabeth van Meerten. Zij werd geboren op 28 oktober 1824 te Utrecht13 en overleed op 11 november 1873 te Utrecht.14 Zij trouwde op 5 november 1851 te Utrecht15 met Johannes Marinus Honig, geboren op 2 november 1824 te Utrecht16 en overleden op 9 mei 1905 te Utrecht.17 Hij was een zoon van Johannes Honig (1796-1862) en Maria Dirksen (±1795-1850). Het parenteel van dit echtpaar is hier te vinden. Nadat Elisabeth overleden was is hij op 28 maart 1889 te Utrecht in het huwelijk getreden met Henriette Anny Marie barones Taets van Amerongen (1836-1908).
    4. Hendricus van Meerten. Hij werd geboren op 15 januari 1829 te Utrecht18 en overleed op 10 augustus 1902 te Rhenen.19 Hij trouwde op 8 juni 1853 te Utrecht20 met Maria Anthonia Vonk, geboren op 2 mei 1819 te Zeist21 en overleden op 24 juli 1880 te Utrecht.22 Zij was een dochter van Dirk Vonk (1794-1872) en Johannetta Jacoba Kuijper (1791-1872). Het parenteel van dit echtpaar is hier te vinden.
    5. Cornelia van Meerten. Zij werd geboren op 24 april 1830 te Utrecht23 en overleed op 15 september 1901 te Driebergen.24 Zij trouwde op 27 april 1881 te Utrecht25 met Dirk van Stavel, geboren op 4 oktober 1825 te Woerden26 en overleden op 12 april 1904 te Driebergen.27 Hij was een zoon van Albert Jan van Stavel (1793-1870) en Aafje van der Kas (1789-1870). Het parenteel van dit echtpaar is hier te vinden. Voordat Dirk getrouwd was met Cornelia was hij op 14 september 1857 in het huwelijk getreden met Anna Maria Dill (1834-1880).
    6. Gerrit van Meerten. Hij werd geboren op 30 november 1832 te Utrecht28 en overleed op 3 november 1833 te Utrecht.29
    7. Gerrit van Meerten. Hij werd geboren op 7 oktober 1835 te Utrecht30 en overleed op 27 februari 1875 te Amsterdam.31 Hij trouwde op 1 december 1858 te Utrecht32 met Gerarda Johanna Frijlink, geboren op 5 maart 1834 te Utrecht33 en overleden op 4 mei 1911 te Utrecht.34 Zij was een dochter van Pieter Anthonie Frijlink (1797-1853) en Hendrikje de Kruijf (1792-1868). Het parenteel van dit echtpaar is hier te vinden.
    8. Hendrik van Meerten. Hij werd geboren op 10 juni 1837 te Utrecht35 en overleed op 5 juli 1837 te Utrecht.36
    9. Hendrik van Meerten. Hij werd geboren op 22 juni 1840 te Utrecht37 en overleed op 7 maart 1878 te Utrecht.38 Hij trouwde op 2 augustus 1871 te Utrecht39 met Catharina Elisabeth ter Hoeve, geboren 8 januari 1848 te Winterswijk40 en overleden op 17 augustus 1926 te Utrecht.41 Zij was een dochter van Abraham ter Hoeve (1816-1858) en Hanna Berendina Kobus (1820-1863). Het parenteel van dit echtpaar is hier te vinden.

Overige informatie over dit echtpaar

Dit parenteel wordt momenteel verder aangevuld en compleet gemaakt.

Voetnoten

Tyrannosaurus Stan brengt meer dan 31 miljoen dollar op

In 1987 werd in de staat South Dakota een vrij compleet exemplaar van een Tyrannosaurus rex gevonden. In de zomer van datzelfde jaar begon amateur-paleontoloog Stan Sacrison, samen met zijn tweelingbroer Steve, aan de opgraving van deze reusachtige carnivoor. In 2020 werd het beest geveild en verkocht voor 31,8 miljoen dollar (omgerekend 27 miljoen euro).

Replica van Tyrannosaurus Stan in het Natuurhistorisch Museum in Brussel. Bron: Wikipedia.

Een aantal jaren was Stan, vernoemd naar de vinder, het compleetste skelet van een tyrannosaurus die ooit gevonden is: 63% van de skeletelementen zijn bewaard gebleven. In 1990 werd een completer skelet gevonden: Sue. Stan moest het daarmee afleggen tegenover zijn soortgenoot.1 In 1997 werd Sue verkocht voor een recordbedrag van 8,36 miljoen dollar.2 In 2020 bleek Stan hierin echter Sue’s meerdere. Het bedrag is nieuw record voor een fossiel: 31,8 miljoen dollar.

Het skelet van Stan (63% compleet). De rode delen ontbreken. Bron: Wikipedia.

Tyrannosaurus Stan is 12 meter lang, 4 meter hoog en woog vermoedelijk acht ton (8000 kg). Stan is een mannetje van ongeveer 20 jaar oud. Onderzoekers menen dat er op de schedel van Stan sporen te zien zijn van een gevecht met soortgenoten. De meeste creationisten gaan ervan uit dat Stan leefde vóór de zondvloed3 en omgekomen is tijdens deze gigantische natuurramp.4 Dit in tegenstelling tot naturalisten die menen dat dit beest zo’n 67 miljoen jaar geleden is omgekomen en dát zeker niet ten gevolge van een wereldwijde zondvloed.

Waarom wordt er zoveel geld uitgegeven voor een fossiele Tyrannosaurus? Omdat er wereldwijd, sinds 1902, maar een vijftigtal exemplaren zijn gevonden van deze icoon onder de dinosauriërs. Volgens een nieuwssite zou de veiling er gekomen zijn ‘als gevolg van een geschil tussen de beheerders van het instituut5. Volgens NOS werd het skelet verkocht door het commerciële opgravingsbedrijf dat Stan de afgelopen decennia bezat.6 Veilinghuis Christie’s schatte het bedrag lager in, 6 tot 7 miljoen dollar. Maar een drietal bieders gingen verder dan deze schatting. Het is niet bekend of deze dure dino zal belanden in de huiskamer van een rijkaard of in een museum. Een replica van Stan is sinds 2007 te vinden in het Natuurhistorisch Museum van Brussel.7

Dit artikel schreef ik in 2020 en is licht aangepast hier op deze website geplaatst.

Voetnoten