Morgen prachtig en inhoudsvol congres ‘Bijbel & Wetenschap 2023’ – Link naar de livestream bekend! – Tussentijdse nieuwsbrief d.d. 20-10-2023

Morgen, zaterdag 21 oktober 2023 D.V., is het zover. Het congres ‘Bijbel & Wetenschap 2023’ gaat van start. Het is het derde congres in deze vorm van Fundamentum. Er zijn al 150 stoelen bezet en ook veel mensen hebben aangegeven via de livestream mee te kijken. Wilt u ook meedoen in Hardinxveld? U kunt uzelf dan (nog steeds) aanmelden via deze pagina. Met dank aan Geloofstoerusting kan ik u ook de link naar de livestream bekend maken. Morgenvroeg is deze te volgen vanaf 9.30 uur. Daarna zal elke lezing ook uitgezonden worden via de livestream. Hieronder is het programma te vinden, zodat u niets hoeft te missen. Wilt u dit congres ondersteunen met een financiële bijdrage dan kunt u hier zien welke mogelijkheden daartoe zijn. 

Programma

09:30 uur Jan van Meerten (als de gezondheid het toelaat) – Opening congres.

09:50 uur Dr. Henk van den Belt – Het Sola Scriptura van de Reformatie: Hoe werkt het en wat is de betekenis daarvan voor vandaag?

10:30 uur Vraagbeantwoording, gesteld via WhatsApp.

10:35 uur Korte Pauze.

10:40 uur Dr. Pieter J. Lalleman – De historische betrouwbaarheid van de Evangeliën.

11:20 uur Vraagbeantwoording, gesteld via WhatsApp.

11:25 uur Korte Pauze.

11:30 uur Dr. Bert-Jan Heusinkveld – Mensverbetering: Medische technologieën voor een ‘beter leven’.

12:10 uur Vraagbeantwoording, gesteld via WhatsApp.

12:15 uur Etenspauze

13:00 uur Dr. Herbert Koekkoek – Fotografische verwondering over het heelal.

13:30 uur Dr. Gerdien van Genderen-De Kloe – Water: een alledaags maar onmisbaar wonder.

14:10 uur Vraagbeantwoording, gesteld via WhatsApp.

14:15 uur Korte Pauze.

14:20 uur Dr. ir. Nico J. Overeem – Pathogenen: gemaakt om zich aan te passen?

15:00 uur Vraagbeantwoording, gesteld via WhatsApp.

15:05 uur Middagpauze.

15:30 uur Dr. ir. Jan-Hermen Dannenberg – DNA: de taal van God?

16:10 uur Vraagbeantwoording, gesteld via WhatsApp.

16:15 uur Korte Pauze.

16:20 uur Dr. ir. Roel A. Jongeneel – Economie als dankbaar en verantwoord beheer van datgene wat aan ons is toevertrouwd.

17:00 uur Vraagbeantwoording, gesteld via WhatsApp.

17:05 uur Jan van Meerten (als de gezondheid het toelaat) – Afsluiting congres.

19:30 uur Engelstalig dessert 1: Dr. Danny R. Faulkner – The current status of Creation Astronomy.

20:30 uur Engelstalig dessert 2: Dr. Kenneth Coulson – Cambrian Stromatolites and their implications for Creation Geology.


De volgende nieuwsbrief verschijnt, als de Heere leven en gezondheid geeft, op 31 oktober 2023 D.V. (Iemand laten) Aanmelden voor deze nieuwsbrief kan hier.

Kikker-complex

Kikkerkenners spreken van het groene kikker-complex. U vraagt zich natuurlijk gelijk af: wat is er zo complex aan een groene kikker? De naam betreft geen soort maar is een verzamelnaam! Het complex omvat twee soorten, de Poelkikker (of kleine groene kikker), de Meerkikker (grote groene kikker), en de Bastaardkikker (middelste groene kikker). De Bastaardkikker is ontstaan uit een kruising van Poelkikker of Meerkikker. Ik ga het niet hebben over de combinatie van kenmerken waaraan deze drie van elkaar te onderscheiden zijn. ‘k Vind het verhaal al ingewikkeld genoeg en ik zie dieren graag vliegen.

Vanwaar dan dit stukje? Wel, al grasmaaiend kwam ik in het gazongras de minikikker van de foto tegen. Waarschijnlijk afkomstig uit de vijver van de buren. De grootte van de kikker viel me op. Wat een mini: een Poelkikker! Een grote liniaal gehaald. Het grasgroene diertje met donkere pigmentvlekken bleef er even naast zitten. Met ingetrokken achterpoten slechts 2,5 cm lang. En dan alleen zo rondsjouwend in het gazongras op zoek naar voedsel. Een hele ervaring als je zo jong al op eigen poten moet staan en gaan.

De Poelkikker (lengte tot 8,5 cm) komt alleen voor in Europa. Is een echte ‘zonner’ en overwintert op het land. De Meerkikker overwintert meestal in het water. Op de warme dagen rond 10 september hoorde ik zo nu en dan nog kikkergekwaak. Ik ben een kikkerleek: afkomstig van een Poelkikker of? Ach eenvoudig is al gek genoeg. Gewoon een najaarsgroet van een groene kikker.

Dit artikel is met toestemming van de auteur overgenomen uit Het GemeenteNieuws. De volledige bronvermelding luidt: Kooij, H. van der, 2023, Kikker-complex, Het GemeenteNieuws 22 (38): 7.

McGrath is erudiet, vriendelijk én denkt dat de evolutietheorie waar is – Bespreking van ‘Darwinism and the Divine: Evolutionary Thought and Natural Theology’

Kort geleden las ik een boek, geschreven door Alister E. McGrath genaamd Darwinism and the Divine: Evolutionary Thought and Natural Theology. Ik had hier hoge verwachtingen van want ik heb enkele Nederlandstalige boeken van hem gelezen en die waren indrukwekkend. McGrath staat bekend als een zeer intelligent en bekwaam verdediger van de Christelijke waarheid. Hij heeft zowel een natuurwetenschappelijke als een theologische graad en hij is in staat om atheïsten als Dawkins met gemak de mond te snoeren. Inmiddels is hij met pensioen, maar hij is nog productief, erudiet en vriendelijk. McGrath is daarnaast een kenner van C.S. Lewis. Wat mij bevreemdt, is dat hij denkt dat de evolutietheorie waar is. Hij is geen creationist en ook geen aanhanger van de Intelligent Design gedachte. Dat roept vragen op. Welke redenen zou hij hebben om deze positie in te nemen? En snijden die redenen hout? Om deze vragen te beantwoorden heb ik dit boek gelezen.

Het boek is goed geschreven, bevat veel informatie en heeft een uitgebreid notenapparaat. McGrath heeft veel nieuws te vertellen. Het boek handelt over de vraag hoe de evolutietheorie zich verhoudt tot natuurlijke theologie. Natuurlijke theologie is het verschijnsel dat theologen op grond van waarnemingen in de natuur uitspraken doen over God. Natuurlijke theologie heeft zeer oude papieren. We komen het tegen in de Griekse oudheid, maar ook in de Bijbel en in de vroeg-Christelijke kerk. In de 18e eeuw, net als in de eeuwen ervoor was het algemeen aanvaard dat de natuur sporen droeg van een goddelijke oorsprong. Dit was het algemeen aanvaarde raamwerk. In 1802 resulteerde dat in de publicatie van het beroemdste boek hierover van William Paley, Natural Theology. Van hem is het beroemde verhaal afkomstig waarbij je wordt gevraagd je voor te stellen dat je op de heide loopt en je ziet naast het pad een steen en een horloge liggen. Van het horloge denk je dan onmiddellijk dat het ontworpen is, designed, en van de steen denk je dat niet. Dit voorbeeld wordt bij Paley uitgeplozen en de auteur geeft ettelijke voorbeelden van design in de biologie. De beschrijvingen zijn gedetailleerd en spreken voor zich: levende wezens zijn ontworpen door een almachtig en goed Opperwezen. Paley’s boek was beroemd en werd door velen gelezen. Het werd aanbevolen als leerstof op de universiteiten. Darwin kende het boek en waardeerde de voorbeelden, hoewel hij de conclusie niet deelde.

Niet zo positief over Paley

McGrath is niet zo positief over Paley. Er was bij Paley sprake van een aantal zaken, die zijn geloofwaardigheid voor de mensen aantastten. Hoewel, mensen dat in 1802 nog niet zo beseften, zorgden die zaken er ten tijde van Charles Darwin voor dat de notie van ontwerp in de biologie spoedig verdween.

Ten eerste was er voorafgaand aan die periode al een ontwikkeling geweest waarin de verwijzing vanuit de natuur naar het Opperwezen niet zozeer samenhing met de complexiteit van de natuur, maar juist van eenvoud en aanwezigheid van vaste wetmatigheden. Het Engeland van die tijd was Protestants getoonzet. Protestanten hebben sinds de reformatie een sterke drang om zich af te zetten tegen het Rooms Katholicisme. De Rooms Katholieke kerk hechtte in de middeleeuwen voor apologetiek veel waarde aan allerlei wonderen die bijvoorbeeld werden gerelateerd aan relikwieën of aan heiligenverering. Bij Protestanten was er een sterke neiging om het bestaan van wonderen te wantrouwen of die dan toch in ieder geval zo veel mogelijk te beperken. Bijvoorbeeld tot alleen die in de Bijbel genoemd worden, of betreffende de heilsgeschiedenis opgeschreven zijn. Er was ook een neiging om te zeggen dat wonderen eigenlijk geen ander karakter hebben dan natuurlijke alledaagse verschijnselen. Newton zei dat het enig verschil tussen een wonder en een natuurlijk verschijnsel de frequentie van voorkomen was. Ik moet eerlijk zeggen dat ik die neiging zelf herken. Het leidde er ook toe dat ontwerp vooral werd gezien in de prachtige samenhang en eenvoud van de natuurwetten. Wat kan leiden tot een Deïstische benadering.

Ten tweede was de benadering van Paley achterhaald. Hij toonde aan hoe bijzonder goed en uitgebalanceerd levende wezens in elkaar steken, hoe alle onderdelen samen meewerken aan het overleven van het dier en hoe functie en structuur op elkaar ingrepen. Hij gebruikte hiervoor het woord “contrivance”. Hij meende dat alleen al het tonen van de complexiteit er voor zou zorgen dat men wel begreep dat dergelijke structuren door een alwijze God zouden moeten zijn geconstrueerd. Hij meende dat ontwerp direct zichtbaar was. Maar dat is volgens McGrath niet zo. Men kan ontwerp niet waarnemen. Men kan slechts op grond van waarnemingen en een bepaalde theorie tot een bepaalde conclusie komen, namelijk dat er sprake is van ontwerp. Ten tijde van Palye was men al tot het besef gekomen dat waarnemingen van zichzelf niet betrouwbaar zijn. In de rechtspraak van die tijd is sprake geweest van een omwenteling. Werd vooraf een verdachte eenvoudig schuldig of onschuldig verklaard op grond van enkele waarnemingen, die als direct bewijs werden gezien, men ging zich realiseren, dat waarnemingen gekleurd kunnen zijn en dat men zowel alle feiten, als ook een samenhangend theoretisch model moest hebben. Daarmee begon het tijdperk van advocaten, die op allerlei manieren proberen om waarnemingen in een gunstig of ongunstig daglicht te plaatsen. Men raakte ook in de wetenschap bewust, dat elke waarneming een theoriegeladen waarneming is, geïnterpreteerd binnen een eigen raamwerk. Daarom voldeed de opzet van Paley niet meer. Hij toonde wel aan hoe buitengewoon complex en mooi de biologie in elkaar stak, maar hij gaf niet aan waarom dit op een Ontwerper zou wijzen.

Een derde punt waarom Paley volgens McGrath geen pluspunten verdiende is, dat hij weinig origineel is geweest. Hij heeft een heel groot deel van zijn voorbeelden overgenomen van een Nederlandse wetenschapper. Namelijk Bernad Nieuwentijt die bijna honderd jaar ervoor een Nederlands boek schreef getiteld: Het regt gebruik der werelt beschouwingen, ter overtuiginge van ongodisten en ongelovigen. Het boek van Nieuwentijt werd in veel talen vertaald en maakte veel opgang. In Nederland is hij echter vrijwel compleet vergeten. In Engeland was zijn werk meer bekend en breed gewaardeerd. Paley deed eigenlijk niet veel anders dan een zelfde soort werk schrijven en verder uitbreiden.

Ten vierde was het uitgangspunt en de conclusie van Paley een buitengewoon stabiel maar ook statisch wereldbeeld. Organismen waren onveranderd sinds de schepping. Er was geen verandering en alle structuren waren perfect toegerust zoals ze indertijd door de Schepper waren ontworpen. Hooguit waren er in de tijd enkele imperfecties ontstaan. Maar soorten waren onveranderlijk. Ook waren er geen soorten uitgestorven. Dat we nu fossielen aantreffen waarvan we geen hedendaagse vertegenwoordigers van kennen, zou gewoonweg komen omdat we de hele wereld nog niet hebben doorvorst. Ze zouden echter nog steeds leven. Ik weet niet of McGrath van Paley een stroman maakt. Ten tijde van Darwin was men in wetenschappelijke kringen al overtuigd geraakt dat de aarde miljoenen jaren oud moest zijn en dat er wezens op aarde hadden geleefd die nu niet meer leven en dat nu levende wezens er in het verleden niet waren.

Darwin en teleologie

Toen Darwin op het toneel verscheen, leek het werk van Paley de norm te zijn, maar er waren al verschillende ontwikkelingen gaande die het werk van Darwin in vruchtbare aarde deden vallen. Toen Darwin zijn theorie in zijn boek On the origin of species in 1859 ontvouwde, was zijn theorie nog behoorlijk speculatief. Er waren veel problemen, maar hij had het vertrouwen dat deze problemen in de tijd zouden worden opgelost. Nu kan men als criterium van een goede theorie hebben, dat deze het vermogen heeft om controleerbare voorspellingen te doen, die bij controle bewaarheid worden. Een ander criterium is, of een theorie in staat is tot het creëren van een compleet raamwerk waardoor allerlei feiten die anders losliggend zouden zijn tot een geheel worden samen gevoegd. McGrath noemt die feiten als losliggende parels en een goede theorie is dan de draad die de losse parels samenvoegt tot een parelketting. Zo positioneerde Darwin zijn theorie en zo heeft het er ook toe geleid dat de gemeenschap de evolutietheorie ging accepteren. Er zijn volgens McGrath vier “feiten” die zich voordien voordeden als onverklaarde losse zaken, en die door Darwins theorie eenvoudig, elegant en overtuigend verklaard werden: 1) het bestaan van rudimentaire organen, 2) dat veel soorten zijn uitgestorven, 3) dat diersoorten op eilanden verschillen van die op het vaste land en onderling ook van elkaar, 4) dat organismen zijn aangepast aan de situatie waarin zij leven. Paley zag daarin een situatie waarin God de soorten zo geschapen had maar Darwin kon verklaren hoe het zo ontstaan was. Paley’s beeld was statisch, dat van Darwin dynamisch.

Maar hoe zit het sinds Darwin met teleologie? Ook Darwins taalgebruik is teleologisch getoonzet. Ook hij schrijft steeds over de verbeteringen die plaats vinden als er door selectie veranderingen plaats vinden. Die teleologie is echter niets meer dan gericht op de overleving van het dier. Dit is het enige en ultieme doel van evolutie. Ondanks dat meende Asa Gray, dat Darwin de natuurlijke theologie heeft gered, en dat Darwins theorie elegant laat zien hoe God in de biologie werkt, net zoals Newtons theorie elegant Gods ontwerp in de natuurkundige wetten laat zien. Daar waren anderen weer mordicus op tegen.

Toch was er uiteindelijk geen sprake meer van dat men in God geloofde omdat men ontwerp in de biologie zag. De leus werd dat men ontwerp in de biologie zag, omdat men in God geloofde. Het echte diepe ontwerp, de elegante bron van teleologie, lag er niet in dat men geloofde dat God de soorten ontworpen had, maar dat God een werkelijkheid had gecreëerd die zichzelf kon ontwikkelen. Wat is er grootser dan dat God wezens schiep die zichzelf konden scheppen? Voor McGrath is het spontaan ontstaan van leven en het ontwikkelen van leven vanuit eenvoudige levensvormen tot de mens niet aan vragen onderhevig. Hij neemt het gewoonweg aan. Hij gebruikt hiervoor de term emergence. In het Nederlands vaak overgenomen als emergentie. Emergentie betekent dat bepaalde stoffen onder bepaalde omstandigheden en op een bepaald niveau compleet andere eigenschappen vertonen dan onder andere omstandigheden. Die eigenschappen zijn niet te voorspellen vanuit de andere situatie. Zo zijn in een voorbeeld van McGrath de eigenschappen van bladgoud niet te voorspellen uit de eigenschappen van de goudatomen, terwijl de eigenschappen van bladgoud wel ergens in de eigenschappen van de goudatomen vastliggen. Dit is waar, maar nu past hij emergentie toe op het ontstaan van leven en op het ontstaan van complexe structuren. Hierbij maakt hij naar mijn idee een denkfout. Weliswaar heeft materiaal onder andere omstandigheden (zoals in een levend organisme) compleet andere, nieuwe eigenschappen, er is in de biologie geen mechanisme dat tot emergentie leidt. Emergentie kan ook niet voorspeld worden, alleen achteraf vastgesteld. Er kan dus geen natuurlijke teleologie naar emergentie zijn. Met het gebruik van het woord emergentie, blijft het steeds zo, dat men een onverklaarbaar wonder beschrijft.

Lijden van dieren

Voor de evolutietheorie was er een probleem met het lijden van dieren. McGrath beschrijft dat dit probleem met de evolutietheorie veel nijpender is geworden dan voorheen. Ten eerste wordt dan verondersteld dat er immens veel meer dierenleed heeft plaatsgevonden dan men vroeger dacht. Ten tweede is de ernst van dierenleed veel aangrijpender, doordat mens en dier steeds meer op een zelfde voetstuk zijn komen te staan. Voor het vraagstuk van het lijden in de geschiedenis van de aarde, uitgaande van de waarheid van de evolutietheorie, hebben moderne christenen oplossingen gezocht. Dat zijn oplossingen zoals te suggereren dat God meelijdt met de scheppen. Of dat God Zichzelf in de schepping ontledigt, gekoppeld aan de term kenosis. Of dat God lijden nodig had om deze wereld, die de best mogelijke is, te scheppen. Of de troostvolle gedachte dat er eenmaal ook dieren in de hemel zullen zijn. Dit soort gedachten worden door McGrath kort besproken en hij beschouwt ze als diepe gedachten die voortkomen uit een diepere doordenking van wat de Drie-eenheid van God feitelijk inhoudt.

Ontwerp of design

Na het Darwinisme ziet McGrath ontwerp of design niet zozeer aanwezig in levende wezens als wel in de bouwstenen waaruit levende wezens zijn opgebouwd. Hij steunt op het fine tuning argument. Het gegeven dat een heel set natuurkundige constanten een dermate op het leven gerichte waarde heeft, dat hier wel ontwerp achter schuil moet gaan. Een van die factoren is de evenwichtige verdeling van de beschikbaarheid van zuurstof en koolstof. Dat deze balans zo precies uitkomt als ideaal is voor het ontstaan en onderhouden van leven is bijzonder. Maar als de condities eenmaal goed zijn, dan ontstaat en ontwikkelt leven zich, volgens McGrath, vanzelf.

McGrath beschouwt de theologie en de natuurlijke theologie in Engeland in de dagen rond Darwin als een kokervisie. Men had een specifieke blik ontwikkeld, en men dacht dat men in alle orthodoxe kringen zo over God en schepping dacht. Volgens McGrath hadden Thomas van Aquino met zijn eerste en tweede oorzaken en Augustinus met zijn idee van rationes seminales een scheppingsleer die veel beter aansloot bij de evolutietheorie dan die van de orthodoxe theologen van Darwins dagen. Hij filosofeert dat, als Augustinus en Thomas bekender waren geweest in de 19e eeuw, er wellicht geen clash was geweest van het Darwinisme met de theologie.

Aan het eind van het boek gaat McGrath in op het vraagstuk of de evolutietheorie ook niet het ontstaan en de ontwikkeling van religie zou kunnen verklaren. Volgens hardcore atheïsten zoals Dawkins en Dennet is godsdienst een evolutionair bijproduct die eventueel de overleving van de mens in het verleden heeft bevorderd maar nu vooral hinderlijk is. McGrath beargumenteert dat het misschien zo zou kunnen zijn, maar dat religie dan toch terecht kan zijn. Ook gebruikt hij het argument weer naar atheïsten terug door te stellen dat evolutie niet leidt tot ware overtuigingen, niet van religie maar ook niet van wetenschap. Dan hebben atheïsten ook geen poot om op te staan. Het Darwinisme is een zuur dat religie wegvreet, maar ook rationaliteit oplost. Het opmerkelijke is dat McGrath hiermee ook zichzelf kwetsbaar maakt. Hij is immers ook een Darwinist. Ook voor hem geldt, dat als hij werkelijk denkt dat overtuigingen door evolutie zijn ontstaan, er voor hem geen basis is om te denken dat zijn overtuigingen waarheidsgetrouw zijn. Hij kan niet atheïsten ervan beschuldigen in een lekke boot te zitten, als hij in hetzelfde schuitje zit.

Teleurgesteld

Ik moet zeggen dat ik in dit boek van McGrath teleurgesteld ben. Als dit dan het beste is wat theïstische evolutie aan visie kan leveren, dan is dat bitter weinig. Een echt diepe coherente samenhang tussen christelijk geloof en biologie vinden we niet. Van werkelijke verwondering over de daden van God in de biologie lijkt geen sprake meer te zijn. Het woord teleologie is misschien gebleven, maar de inhoud is veranderd. Terwijl we niet aan een woord, maar aan een inhoud gehecht zijn. Er is geen oogmerk van de eer van God, er is struggle for life. Een aantal specifieke punten van teleurstelling zijn me na het lezen bijgebleven.

Ten eerste is dit de kritiekloze opstelling ten opzichte van de evolutietheorie. Waar Paley wordt bekritiseerd, omdat deze zich van inzichten van theoriegeladen waarneming niet bewust was, vinden we in het boek geen informatie over of dit dan met de evolutietheorie van Darwin ook niet het geval is.

Ten tweede wordt er een dermate statisch beeld van het creationisme neergezet dat het na verloop van tijd wat ongelovig gaat worden. Dan zouden de vogelsoorten op de Galapagoseilanden nog afkomstig zijn uit het paradijs. McGrath zou toch hebben kunnen weergeven dat er wellicht bredere creationistische denkbeelden waren, die op hun beurt beter konden wedijveren met de evolutietheorie.

Ten derde komt het inconsistent over dat er bij McGrath geen openheid is ten opzichte van Intelligent Design. Deze beweging wordt stelselmatig genegeerd, maar McGrath doet wel een sterke aanbeveling voor het idee van fine tuning in het heelal. McGrath schrijft in zeker opzicht een historische studie, maar omdat deze ook onze tijd omvat, was bespreking van ID op zijn plaats geweest. Ik vermoed dat hij hier geen weerwoord tegen heeft. Dit zien we ook bij Nederlandse theïstisch evolutionisten.

Ten vierde is er geen uitwerking van de problemen die er zijn, als we christendom willen verenigen met evolutietheorie. Zaken zoals hoe de evolutietheorie interfereert met schepping, zondeval, verlossing en heerlijkmaking zoals beschreven in de Bijbel komen niet aan bod.

Ten vijfde gebruikt McGrath teksten van Augustinus op een wijze zoals Augustinus deze niet bedoeld heeft. Augustinus staat een letterlijke lezing van Genesis met een leeftijd van de aarde van, in zijn tijd, zesduizend jaar, Echter, omdat Augustinus leest dat er staat; “en de aarde bracht voort” en daaruit betoogt dat op een scheppingsdag God bepaalde elementen schiep, die vervolgens zich in de aarde ontwikkelden. Deze gedachte van Augustinus gebruikt McGrath voor een ontwikkeling over miljarden jaren.

Ik waardeer McGrath zeer voor het goede werk dat hij doet in het verdedigen van het christendom. Ook merk ik in het boek dat hij kritiek heeft op erg speculatieve oplossingen voor het theïstisch evolutionisme, zoals dat van Polkinghorne en Teihard de Chardin. Het is daarom jammer, dat hij zijn buitengewoon grote gaven niet inzet vóór Intelligent Design. Op deze manier zou hij aan het universele Darwinistische zuur ontkomen.

AI kans of bedreiging voor bezielend onderwijs?

Terwijl kunstmatige intelligentie behoort tot de oude, sterfelijke wereld, komt christelijk onderwijs op vanuit de nieuwe schepping. Als we onze jongeren vormen, vormen wij hun ziel in dit licht.

Elke 18 tot 24 maanden verdubbelt de rekencapaciteit van de chips in onze computers en smartphones. Deze buitengewoon krachtige groei tart elke verbeelding. Als we ons proberen voor te stellen hoe deze rekenkracht zich ontwikkelt, kan een enkele chip in 2050 meer rekenkracht hebben dan de hele wereldbevolking bij elkaar.

De eerste contouren van de gevolgen hiervan tekenen zich reeds af. Een zelfsturende auto is veiliger dan een auto met een menselijke bestuurder. In Eindhoven is men bijna zo ver dat een kunstmatig voetbalteam beter voetbalt dan een menselijk team. In Israël is men heel ver met het op elkaar afstemmen van alle wapensystemen onder controle van AI (artificial intelligence, kunstmatige intelligentie), omdat de mens de rekenkracht niet heeft om het overzicht te bewaren.

Ook in de medische wetenschap zijn de vooruitzichten veelbelovend: robots die operaties uitvoeren, zeldzame syndromen weten te detecteren en veel nauwkeuriger tumoren herkennen. En wat te denken van de mogelijkheden van Musks Neuralink: prothesen die aangestuurd kunnen worden, magnetische velden die depressies effectief tegengaan of implantaten in onze hersens om onze kennis op te waarderen.

AI raakt ook onze geestelijke vermogens. De robot kan al jaren beter schaken dan de mens. De Bijbel vertalen lukt beter met behulp van AI. Wie op internet naar een filmpje van robot Sophia zoekt, ziet deze staatsburger van Saoedi-Arabië in gesprek met een lichtelijk zenuwachtige interviewer van de BBC.

Individuele afstemming

De vraag is wat AI voor het onderwijs betekent. Er zijn tal van positieve overwegingen te geven. AI betekent dat we het onderwijs veel beter kunnen personaliseren. In plaats van ”one size fits all” (iedereen hetzelfde onderwijs) kunnen we het leerproces afstemmen op de individuele leerling. Daarmee doen we recht aan persoonlijke talenten.

Bovendien zijn we ook in staat om het onderwijs beter te laten aansluiten bij de menselijke geest. Het huidige onderwijs behoort meer bij de moderniteit dan bij de postmoderniteit. Kennisverwerving staat nu centraal. Ook de strakke lestijden horen meer bij de moderniteit dan bij de huidige situatie. Dat geldt ook voor het afnemen van toetsen. Die worden bovendien gestuurd door een systeem van wantrouwen. In plaats dat we sturen op de kracht van leerlingen sturen we op hun zwakten.

Zou AI geen geweldige mogelijkheid bieden om hierin een slag te maken? AI kan het onderwijs veel uitdagender maken. Bovendien kan inzicht veel interactiever, en dus effectiever, worden verworven. Het is toch geweldig als onze leerlingen kunstmatig (met ”virtual reality”) het oude Rome kunnen beleven, een ruimtereis kunnen meemaken of de ontbossing in het Amazonegebied van nabij kunnen bekijken? Zo zullen we in ons onderwijs niet alleen de intelligentie aanspreken, maar ook de verbeelding, de toegenegenheid en het verlangen. De betrokkenheid van de leerlingen zal toenemen.

En dan hebben we het nog niet over het schrijnende tekort aan onderwijsgevenden. Bovendien zijn robots altijd goed in vorm. Ze kunnen updates van de nieuwste pedagogische inzichten ontvangen. En… de digitale docent is 24/7 beschikbaar.

Kritische stemmen

Moeten we AI zien als de uitvinding van de boekdrukkunst, of als internet, dat zowel een „stap ten hemel als een stap ter hel” (dichter en historicus Da Costa) was? Is AI in zichzelf neutraal en hangt het enkel af van het gebruik dat we ervan maken? Vanuit onze calvinistische traditie zijn we geneigd om positief te denken over de gaven van de Geest in de schepping. We kunnen er ook aan denken dat het gebruik van de schepping goed is, mits het geheiligd wordt door het Woord en het gebed (1 Timotheüs 4:4-5).

Er zijn ook stemmen die veel kritischer zijn. Die vergelijken AI niet met techniek in het algemeen, maar met een specifieke ontwikkeling, zoals de ontwikkeling van een atoombom. Dat gaat veel verder dan de vraag hoe we moeten omgaan met werkstukken die via ChatGPT gemaakt zijn. Niemand minder dan de wis- en natuurkundige Stephen Hawking noemde AI het einde van de wereld. We kunnen het ons voorstellen: stel dat Poetin als eerste de beschikking zou krijgen over superintelligentie?

Betekent AI een opwaardering van de mens tot ”cyborg”, een symbiose van mens en computer? Betekent AI ook dat we de inhoud van onze geest in de cloud kunnen kopiëren om het in een ander lichaam over te planten? Komt onsterfelijkheid zo in ons blikveld?

Zonder ziel

Het wereldbeeld achter AI gaat terug op de filosoof Descartes, die dacht vanuit de ”ghost in the machine” (de geest in de machine van het lichaam). Nu gaan we een stap verder en materialiseren we zelfs de geest. Historicus en futuroloog Noah Harari bracht deze visie tot uitdrukking in zijn overtuiging dat de werkelijkheid teruggaat op data.

Als we zo over de mens denken, kan de robot wel eens de vervanger worden van de leerkracht. Misschien toont de robot wel meer empathie dan de leerkracht voor de groep. Maar heeft de robot ook liefde? Heeft de robot een ziel?

Al verduizendvoudigt de rekenkracht van AI, het is zonder ziel. En daarom zonder echte toegenegenheid, pijn, genot en verlangen. AI is zonder lichamelijkheid, wijsheid en moraliteit. Uiteindelijk is een robot niet echt intelligent. Onze ziel is een groter geheim dan het aflopen van algoritmen.

Dit betekent dat AI nooit be-ziel-ing kan brengen. Intuïtief voelen we dit allemaal wel aan. Op een conferentie van ”Brave New World” (naar een gelijknamig boek van Aldous Huxley) werd aan 150 mensen de vraag gesteld: „Als je geliefde sterft, houd je dan net zoveel van zijn/haar perfecte kopie?” 80 procent antwoordde ontkennend.

Onze geest gaat niet op in data maar is een mysterie: „Groot is dat vermogen, dat mijn geheugen is, geweldig groot mijn God! Een weidse, onbegrensde ruimte is het! Wie is er tot op zijn grond gekomen? En dit vermogen is een vermogen van mijn geest en behoort tot mijn natuur, en ikzelf vat niet alles wat ik ben. De geest is dus te beperkt om zichzelf te vatten. Maar waar zou het dan zijn, datgene wat hij van zichzelf niet vat? Zou het dan soms buiten hem zijn en niet in hem? Hoe komt het dan dat hij het niet vat? Verbazing bevangt mij daarover, diepe verbazing; verbijstering grijpt mij aan” (Augustinus).

Echte wereld

Voor christelijk onderwijs betekent dit een herwaardering van onze ziel. We hebben onze ziel te zeer geïsoleerd voor een abstracte bekering, die losstaat van het dagelijkse leven. Wat wij in het onderwijs doen, heeft niet alleen betrekking op de oude wereld, omdat alles staat in het licht van de echte en eeuwige wereld. Terwijl AI behoort tot de oude, sterfelijke wereld, komt christelijk onderwijs op vanuit de nieuwe schepping (2 Korinthe 5:17). Als we onze jongeren vormen, vormen wij hun ziel in dit licht.

Zonder deze vorming zijn docenten vervangbaar door een robot… Onze hele persoonlijkheid en alle deugden doen mee in de vorming van onze leerlingen. Bidt een robot voor de leerling? Gods Geest werkt via de menselijke interactie van ziel tot ziel, zoals McCheyne treffend vertolkte: „Spreek voor de eeuwigheid, ontwikkel in de eerste plaats uw eigen geest. Eén woord dat u spreekt als uw geest zuiver is en uw hart van Gods Geest is vervuld, weegt op tegen tienduizend woorden gesproken in ongeloof en zonde.”

Dit artikel is met toestemming van de auteur overgenomen uit het Reformatorisch Dagblad. De volledige bronvermelding luidt: Vlastuin, W. van, 2023, AI kans of bedreiging voor bezielend onderwijs?, Reformatorisch Dagblad 53 (154): 34-35 (artikel).

COLUMN: Stinkende kortschild

Het bestuderen van Gods schepping leidt tot verwondering. Daarvoor hoef je niet eerst wetenschapper te worden of naar het buitenland te vliegen. In de achtertuin of langs de weg is zoveel moois te zien. De gevolgen van de zondeval zijn ook zichtbaar, insecten die elkaar opeten enzovoort. Het wordt dan een wonder dat de Heere nog enige lichtpuntjes in Zijn schepping heeft overgelaten en de mens vanwege zijn diepe val niet voor eeuwig weggevaagd heeft.

Afgelopen zomer kregen wij een vakantiehuis aangeboden in Ouddorp. Op een dag hoorde ik bij de buitendeur mijn dochter roepen: ‘Papa, kom eens kijken, een beest, een tor’. Ik liep naar de plaats waar het geroep vandaan kwam. Inderdaad liep er op de grond een bijzonder beest. Toen we met ons hoofd er te dichtbij kwamen, hief het beest haar achterlijfje omhoog als een schorpioen. We vormden kennelijk een té grote bedreiging. ‘Papa, hoe heet dat diertje?’ ‘Ik zou het niet weten, een soort oorwurm?’ Ik haastte mij naar binnen om de telefoon te pakken, maakte een aantal foto’s en voerde die, als eerste waarneming, in de zojuist geïnstalleerde waarnemingenapp ObsIdentify. Met deze app (die ik getipt kreeg van een vriend) kun je zelf waarnemingen doen en de wetenschap verder helpen. Ik las dat het vrijwel zeker een stinkende kortschild was.

Een stinkende kortschild (Ocypus olens) is een kever. Bij bedreiging wordt inderdaad het achterlijfje omhooggehouden. Ik lees op Wikipedia dat er, wanneer dit niet genoeg indruk maakt, een melkwitte vloeistof wordt afgescheiden. Hier heeft het beest ook zijn wetenschappelijke naam aan te danken. Olens betekent namelijk ‘geurig/stinkend’. In aanraking komen met het achterlijfje is niet het meest pijnlijke. We kunnen beter uitkijken voor zijn bovenkaken, want daarmee kan de kever een stevige beet geven. De stinkende kortschild is voor de moestuin nuttig, want het beestje eet slakken en aan planten knagende insectenlarven. Helaas staan ook regenwormen op het menu, die zijn dan wel weer bevorderlijk voor de moestuingroei. Het is wonderlijk dat de Heere, ondanks de zondeval, Zijn schepping nog in evenwicht wil houden. Maar het is ook verdrietig dat om de zonde van de mensheid het ganse schepsel zucht (Rom. 8).

Sinds de installatie van deze app heb ik al veel geleerd over Nederlandse planten en dieren. Ik ben meer te weten gekomen over het goudoogje, de pluimvoetbij, de oogstreeprandwants, de gegroefde lapsnuitkever en de gele rietklimmer. Een kennis, die ik de vondsten liet zien, sprak met verbazing: ‘Ik wist niet dat er zoveel insecten op dit kleine stukje grond te vinden zijn’. Laten we navolging geven aan het artikel van Arjan Verwoert (OSW 17): verken met een groepje Zijn schepping! Dat is leerzaam en tot verheerlijking van Zijn Naam.

Dit artikel verscheen eerder in het gezinsblad ‘Om Sions Wil’ en is met toestemming van de redactie hier overgenomen. De volledige bronvermelding luidt: Meerten, J.W. van, 2023, Stinkende kortschild, Om Sions Wil 2023 (20): 11. Hier is wat meer te lezen over ‘Om Sions Wil’.

ANDERE COLUMNS UIT 'OM SIONS WIL' JAARGANG 2023

‘En God zag dat het goed was’ – Bijbeldebat over schepping en duurzaamheid – Dr. Mart-Jan Paul spreekt voor de PThU d.d. 4-4-2023

Hoe lees je de beschrijving van de schepping in Genesis 1 en 2? En hoe speelt dat mee in je kijk op de actuele discussie rondom duurzaamheid? Mart-Jan Paul, Matthijs de Jong en Mirjam Elbers spreken over het scheppingsverhaal. We lezen onder de video: “Is het een metafoor die ergens anders naar verwijst? Welke consequenties heeft een bepaalde uitleg voor de manier waarop je tegenover duurzaamheid staat? Wat gebeurt er als we die verschillende manieren van lezen met elkaar in gesprek brengen? Sluiten ze elkaar uit of verdiepen ze elkaar?” Dit debat over het scheppingsverhaal is georganiseerd door de Protestantse Theologische Universiteit en Stichting De Nieuwe Bijbelschool en met dank aan de eerstgenoemde geplaatst op het YouTube-kanaal. Mart-Jan Paul vertolkt vooral de visie die we met Fundamentum ook willen uitdragen.

Omkleden!

De eerste Smienten zijn in onze regio al weer te zien. Of deze vroege vogels in ons land hebben gebroed, of hier overzomerd hebben, of vroege trekkers zijn, is niet te zeggen. Het opvallende aan deze Smienten is het verenkleed van de mannetjes, de woerden. Ze hebben namelijk nog niet geruid naar hun broedkleed en hebben nog vrijwel geheel hun eclipskleed. Hierdoor lijken ze behoorlijk op de vrouwtjessmienten!

Op de foto, van 2 oktober 2020, ziet u vijf smienten. Van het drietal rechts draagt de middelste duidelijk het eclipskleed: lijkt op adult vrouwtje, maar meer bruinachtig rossig getint. (Mannetje in bruiloftskleed: grijs met wit lichaam, borst grijsachtig roze en prachtige roomgele kruin).

Wat nu te verstaan onder een eclipskleed? Veel vogels kennen een zomerkleed en een winterkleed. Een winterkleed is dikker, vaak ook grauwer van kleur. Het zomerkleed is dunner en in de regel mooier met het oog op de paartijd. Het zomerkleed is dus eigenlijk een bruiloftskleed. Het winterkleed wordt door volledige rui na de broedtijd gevormd. De vogels kunnen dan een korte tijd niet vliegen. Door het inwisselen van de opvallende veren voor een verenkleed als dat van de vrouwtjes, zijn de mannetjes in deze kwetsbare periode net zo goed gecamoufleerd als de vrouwtjes. Wonderlijk dat omkleden! Het eclipskleed is dus het winterkleed, dat alleen gedragen wordt in het najaar. In de loop van oktober krijgen de mannetjes namelijk steeds meer hun fel gekleurde veren terug en dragen ze dat verenpak de rest van het hele jaar.

Dit artikel is met toestemming van de auteur overgenomen uit Het GemeenteNieuws. De volledige bronvermelding luidt: Kooij, H. van der, 2023, Omkleden!, Het GemeenteNieuws 22 (40): 14 (artikel).

Advertentie ‘Bijbel & Wetenschap 2023’ zaterdag 21 oktober 2023 D.V.

Begin deze maand viel Weet Magazine op de mat. In dit drieëntachtigste nummer is een advertentie geplaatst van het congres. Hieronder is de advertentie te vinden en hier kunt u uzelf aanmelden.

‘Niettemin biedt dit boek een schat aan informatie dat met groot enthousiasme wordt opgediend’ – Bespreking ‘Vergeten Rijkdom’

Daniël de Waele, docent Nieuwe Testament aan het Hoger Instituut voor Protestantse Godsdienstwetenschappen te Brussel, ontpopt zich als een productief schrijver. Twee jaar geleden brak hij bij een breed publiek door met zijn veel geprezen handboek Ontluikend christendom, waarin hij de ontwikkeling van het christendom in haar Joodse en Grieks-Romeinse context beschrijft. Sindsdien heeft hij alweer twee nieuwe boeken geschreven.

In Vergeten rijkdom behandelt hij de veelkleurige literatuur van Israël uit de periode van de zesde eeuw voor Christus tot de eerste eeuw na Christus, waarbij het accent ligt op literatuur die buiten de bijbelse canon valt en daardoor minder bekend (‘vergeten’) is.

De Waele begint met inleidende hoofdstukken over de historische achtergrond, over technische aspecten van het schrijven, wie schreven er, in welke taal, op welke manier en met welk materiaal, en over de ontstaansgeschiedenis en de verschillende vertalingen en versies van de Tenach (het Oude Testament). De boeken van het Nieuwe Testament laat hij buiten beschouwing, omdat hij daarover al eerder een boek had geschreven. Dan volgen hoofdstukken over verschillende soorten buiten-bijbelse literatuur: pseudepigrafische literatuur, de Dode Zeerollen, rabbijnse literatuur en Griekstalige literatuur uit de diaspora.

De pseudepigrafische literatuur is het meest omvangrijk. Deze geschriften werden gepubliceerd onder pseudoniem van gezaghebbende bijbelse personen als Abraham, Jozef en Mozes en gaan vaak in op allerlei vragen die door het lezen van de Tenach worden opgeroepen, maar daarin niet of nauwelijks worden behandeld. Wat gebeurde er met Adam en Eva toen ze uit het paradijs werden verdreven? Welke hemelse gezichten kreeg Henoch? Wie waren de godenzonen die seksuele omgang hadden met de dochters van de mensen? Wat deed Jaël nog meer, nadat zij Sisera gedood had? Ook de theodiceevraag (over de relatie tussen God en het kwaad) komt veelvuldig aan de orde. Hierbij wordt ook apocalyptische literatuur uit die periode behandeld (hoewel niet alle apocalyptische boeken pseudepigrafisch zijn) die van belang is om de apocalyptische geschriften uit de Bijbel (delen van Ezechiël, Daniël en de Openbaring aan Johannes) beter te begrijpen.

De Waele is ook in dit boek weer een uitstekende docent en een boeiende verteller. Hij weet steeds een gevarieerde selectie te maken van teksten die representatief zijn voor de verschillende genres en thema’s en die met treffende voorbeelden te illustreren. Daarbij plaatst hij de literatuur steeds in de context van religieuze en culturele ontwikkelingen in het Middellandse Zeegebied en het Oude Nabije Oosten. Onnauwkeurigheden zijn bij een handboek met zo’n brede opzet helaas onvermijdelijk. Om te zeggen dat de koningen David en Salomo wel literaire maar geen archeologische sporen hebben nagelaten (blz. 103), is na de ontdekkingen van de afgelopen decennia, onder meer de Tel Dan stele, de Mesha stele en opgravingen in Khirbet Qeiyafa, niet meer vol te houden.

Niettemin biedt dit boek een schat aan informatie dat met groot enthousiasme wordt opgediend. Het is net als zijn vorige boek fraai uitgegeven, gebonden, voorzien van een verklarende woordenlijst en literatuurverwijzingen voor verdere studie. Dit toegankelijke overzicht van de buiten-bijbelse Joodse literatuur uit die periode kan een goede dienst bewijzen om de bijbelse boeken in hun literaire context te lezen.

Dit artikel is met toestemming overgenomen uit De Waarheidsvriend. De volledige bronvermelding luidt: Heikoop, D.M. van, 2023, Boekbespreking, De Waarheidsvriend 111 (38): 18.

Dr. M. Klaassen: “Het blijft niet zoals het is” – In gesprek met Florian

Een jaar geleden ging Florian Pronk in gesprek met predikant en theoloog dr. Maarten Klaassen. Hieronder is het interview te bekijken of te beluisteren.