Home » Evolutietheorie » Grootste deel DNA is functioneel

Grootste deel DNA is functioneel

Het grootste deel van het DNA wordt vertaald naar RNA en meer dan 80 procent van het DNA is functioneel, reageert dr. Peter Borger op René Fransen (RD 23-5).

In zijn reactie in het RD van 23-5 op mijn artikel ”Bouwen van levende cel op voorhand mislukt” (RD 22-5) maakt opponent René Fransen een aantal ernstige fouten en misinterpretaties, waardoor er een verkeerd beeld van de huidige stand van de biologie ontstaat.

Ten eerste is het niet waar dat er chemische systemen zijn ontworpen die als levend kunnen worden gezien. Verre van dat. Zulke ontworpen chemische systemen veranderen inderdaad, maar ze evolueren niet tot complexere systemen. Ze verliezen overbodige complexiteit en worden juist simpeler – zoals ik al in mijn boek voorspelde. Ze kunnen ook niet evolueren, want het zijn niet reproducerende systemen. Fransen stelt zo de realiteit anders voor dan de feiten werkelijk zijn.

Daarna stelt hij dat het bij „biologische informatie“ om een metafoor zou gaan. Maar feit is dat DNA zelf, als sequentie, wel degelijk volgeladen is met informatie: genen, regulators, mutators, stabilisators, et cetera. Het is code, geprogrammeerd om een levende cel mee te bouwen, om te adapteren en om nieuwe soorten te vormen.

Fransen ontkent dat het DNA werkelijk een informatieopslag en verwerkingssysteem is, vergelijkbaar met een computer. Dat er geen informatie in het DNA zit, is de opvatting die met name door de atheïstische gemeenschap wordt gehuldigd, omdat informatie een Schepper impliceert. Maar we hebben echt te maken met gecodeerde informatie, en niet met metafoor als we over informatie in het DNA praten. Wat we observeren aan en om het DNA heeft alle kenmerken van programmeertaal, inclusief syntax (symbolenvolgorde), semantiek (betekenis), pragmatiek (actie-uitlokkend) and apobetiek (doelgerichtheid). Informatie dus.

Ik ben dagelijks met deze informatie bezig: miRNA, piRNA, lincRNA, regulatie van genexpressie en RNA editing. De meest simpele levende cel, die zichzelf autonoom kan reproduceren, heeft daarvoor naar schatting 2000 genen nodig… Dat is heel veel informatie. Ik trek dus niet te snel conclusies over de cel. Dat doen Fransen en Dekker, want ze gaan voorbij aan deze informatie.

Vervolgens schrijft Fransen dat ik niet op de hoogte zou zijn met genetische mechanismen die tot een informatietoename leiden. Het tegendeel is waar, ik ben daar volledig van op de hoogte en beschreef ze uitvoerig in mijn boek. Ze nemen een belangrijke plaats in binnen het scheppings-model om adaptaties en soortenvorming te begrijpen.

Wat Fransen niet inziet, is dat een duplicaat geen nieuwe informatie oplevert. Of wou Fransen beweren dat hij een nieuw boek kan schrijven (Sterrenstof, deel 2) door een volgeschreven A4 tweehonderd keer te vermenigvuldigen met een kopieerapparaat? Een kopie is geen nieuwe informatie.

Fransen volgt de Darwinistische opinie dat er uit zulke duplicaten nieuwe genen ontstonden, maar ook dat is zeer twijfelachtig. Met name omdat er geen associatie bestaat tussen gedupliceerde genen en genetische redundantie (zoals ik in mijn boek betoogde).

In mijn kritiek op Dekkers cel, schreef ik overigens “werkelijk nieuwe informatie”, zoals bijvoorbeeld de miRNA genen die ik in mijn boek noemde. De verschillende schepselen verschillen door zulke unieke nieuwe informatie.

Darwinisten, zoals Fransen en Dekker, hebben voor “werkelijk nieuwe informatie” geen enkele verklaring, want er zijn geen vooroudergenen. Zulke unieke informatie valt als het ware uit de lucht en zet de vermeende universele gemeenschappelijke afstamming van organismen op losse schroeven.

Verlies van informatie

Fransen stelt dat de theorie die ik in mijn boek opstelde, onbewezen is. Mijn theorie is net zo onbewezen als die van Darwin. Mijn theorie is echter plausibel en biologisch onderbouwd omdat het uitgaat van informatie. Dit in tegenstelling tot het Darwinisme, waarbij deze informatie geleidelijk zou moeten ontstaan door een opstapeling van foutjes. Hoe ontstond het eerste gen? En het tweede? Het derde? Er is geen theorie die een toename van informatie behandelt. Biologische systemen hebben juist de neiging informatie te verliezen.

Als we verschillende schepselen vergelijken, zien we dat ze gekenmerkt worden door nieuwe genetische informatie. Zo zien we bijvoorbeeld nieuwe miRNA genen in de mens, die we niet in de chimpansee aantreffen. Er bestaat dus werkelijk nieuwe unieke soortspecifieke informatie. Fransen zit hier dus fout.

Fransen schrijft dat de functieloosheid van het overgrote deel van het DNA op observatie baseert. Ook hier zit hij fout. Het klopt dat slechts van een klein gedeelte van het DNA voor eiwitten codeert. Wat de rest doet, wisten we lange tijd niet. Maar het is niet op waarnemingen gebaseerd om te spreken van functieloosheid. Op basis van waarnemingen kun je sowieso nooit een non-existentie aantonen, omdat iets dat niet bestaat (hier: functieloosheid) niet waarneembaar is.

Het grootste deel van het DNA was dus tot voor kort onbekende code, maar het Encode projects (de opvolger van het „human genome project“ (HUGO)) toonde dat het overgrote deel van het genoom functioneel is en als RNA wordt afgeschreven.

Encode laat zien dat het genoom werkt als een computer. Waar de computer een hard-drive, een rewritable memory (RAM) en een beeldscherm heeft, daar heeft de cel DNA (voor data opslag), RNA (voor informatie processing) en eiwit als read-out. Het overgrote deel van het genoom wordt gebruikt voor informatieverwerkende RNAs (miRNAs, piRNAs, lncRNA, etcetera). Het verhaal dat het grootste deel van het genoom geen functie zou hebben is een theoretisch evolutionistisch bedenksel uit de vorige eeuw en baseert op het feit dat mutaties vrijwel altijd schadelijk zijn.

Het idee was dat een grotendeels functieloos genoom veel meer mutaties kan tolereren. Dit theoretische concept werd in 2012 weerlegd door Encode, een consortium van honderden wetenschappers, die het genoom op een geheel nieuwe wijze benaderen. Zij toonden dat het grootste deel van het genoom (meer dan 80%) wel degelijk functioneel is. Het hoeft geen betoog dat de Encode biologen het Darwinistische establishment daarmee geen plezier hebben gedaan.

Met name de atheïsten onder hen willen de Encode bevindingen niet waar hebben, omdat een genoom dat voor het grootste deel functioneel is, evolutie weerlegt. Of zoals Dan Graur (atheïst en Encode scepticus) zei: „if Encode is right then evolution is wrong”.

Tegen beter weten in blijft Fransen de onhoudbare theorieën van de Darwinisten verdedigen. Dat is jammer, want er zijn wel degelijk wetenschappelijke alternatieven, die niet alleen de biologische evolutie includeren, maar ook Genesis en God als Schepper in ere houden. Een van die benaderingen is lezen in mijn boek ”Terug naar de Oorsprong”.

Op de bijdrage van hierboven heeft dr. René Fransen, via de website van het Reformatorisch Dagblad, opnieuw gereageerd.

Dit artikel is met toestemming van de auteur overgenomen van de website van het Reformatorisch Dagblad. Het originele artikel is hier te vinden.