Stephen B. Chapman, hoofddocent Oude Testament aan Duke Divinity School, publiceerde in 2000 bij Mohr Siebeck te Tübingen een studie over de canonvorming van het Oude Testament. Twintig jaar later verscheen van deze studie een herdruk voorzien van een postscript bij Baker Academic.
Als het gaat om canon en canonvorming is heel belangrijk dat begrippen goed gedefinieerd worden omschreven. Wanneer oudtestamentici stellen dat men pas van canonvorming na de Babylonische ballingschap kan spreken, komt dit omdat men pas van canoniek wil spreken als de canon wordt gesloten. Terecht bepleit Chapman een bredere definitie. Een geschrift is canoniek als het goddelijk gezag ervan wordt erkend en aanvaard. Bij deze benadering begint canonvorming al vóór de ballingschap.
Heel invloedrijk is de opvatting van H.E. Ryle geweest dat na de ballingschap eerst de Pentateuch canoniek werd, vervolgens de Profeten en tenslotte de Geschriften. Chapman is niet de enige die daarbij vraagtekens zet. Hij laat zien dat al vóór de ballingschap het gezag van Mozes en van de Profeten met elkaar was verbonden en het één er niet was zonder het ander. Als de grenzen van de canon zich beginnen te sluiten, is er nog geen sprake van een driedeling tussen de Wet, de Profeten en de Geschriften, maar van een tweedeling van Wet en Profeten.
De boeken die later bij de Geschriften werden gerekend, werden oorspronkelijk als profetische geschriften gezien. Heel belangrijk is in dit verband het boek Kronieken. In het boek Kronieken staan Wet en Profeten op hetzelfde niveau. Dit Bijbelboek tekent profeten als verkondigers van de mozaïsche Wet en laat het profetisch karakter van de Wet zien. Als het boek Kronieken wordt geschreven, is de canonvorming al ver gevorderd.
Ik wijs in dit verband op de zienswijze van Hendrik J. Koorevaar. Naar zijn overtuiging is Kronieken geschreven met de uitdrukkelijke bedoeling de canon af te sluiten. Zover gaat Chapman niet. Dat houdt mede verband met het feit dat Chapman het boek Daniël in de tweede eeuw vóór Christus dateert en Koorevaar in overeenstemming met het zelfgetuigenis van Daniël in de zesde eeuw.
Wanneer Chapman stelt dat de Wet nooit zonder de Profeten heeft gefunctioneerd, hangt dat samen met het feit dat de schriftelijke neerslag van de Wet naar zijn overtuiging pas in de koningentijd plaatsvindt. Het boek Deuteronomium is dan het archimedisch punt. Chapman meent wel dat een groot deel van de inhoud van dit boek ouder is dan de regering van Josia. Dat neemt niet weg dat ook bij de benadering van Chapman meerdere oudtestamentische gegevens die in het Oude Testament als historische gebeurtenissen worden gepresenteerd als literaire fictie moeten worden gezien. De substantie van het boek gaat niet terug tot de tijd van vóór de intocht.
Dat laatste wil ik wel bepleiten zonder te ontkennen dat er sprake is geweest van het bijvoegen van toelichtende passages. Ik denk aan de dood van Mozes en van update in taal. Daniel I. Block meent dat Deuteronomium al in de tijd van David zijn definitieve gestalte kreeg. Afgaande op Ex. 24:4 schreef Mozes al rond de theofanie aan de Sinaï woorden van de HEERE op. Dan zullen we moeten denken aan het zogenaamde Boek van het verbond dat wetgeving gaf voor lokale heiligdommen. De wetgeving in Deuteronomium heeft oog op één centraal heiligdom dat komen zal, terwijl de offerwetgeving in Exodus-Numeri bedoeld is voor de tabernakel.
Concreet betekent dit dat fundamenteel en chronologisch de Wet voorafgaat aan de Profeten zonder dat daarmee het gezag van de Profeten minder is dan de Wet. Duidelijk is, zoals Chapman stelt, dat het slot van Deuteronomium Mozes met de Profeten verbindt en op de eminente plaats van Mozes wijst. Het slot van Maleachi is meer dan alleen een slot van dit boek. Dit slot maakt duidelijk dat de profetie verleden tijd wordt en men nu alleen nog heeft uit te kijken naar de grote dag van de HEERE, zoals die én door Mozes én door de Profeten is voorzegd.
N.a.v. Stephen B. Chapman, The Law and the Prophets. A Study in Old Testament Canon Formation, with a new postcript (Grand Rapids: Baker Academic, 2020), hardcover 430 pp.
Deze gastbijdrage is met toestemming overgenomen van de website van dr. P. de Vries. Het originele artikel is hier te vinden.