Home » Zondvloed
Categorie archieven: Zondvloed
‘Het water steeg wel hoog’ – Lied voor de onderbouw van het basisonderwijs
Het is belangrijk om onze kinderen meer te leren over de zesdaagse schepping. Dat kan met behulp van diverse materialen, methoden en werkvormen. Veel jonge kinderen leren door te zingen! Het is daarom heel goed dat er ook liederen bestaan over de zondvloed die de chronologie van de geschiedenis in Genesis volgen. Eén zo’n lied is ‘Het water steeg wel hoog‘ Het lied is geschreven door Hanna Lam (1928-1988) en gecomponeerd door Wim ter Burg (1914-1995). ‘Het water steeg wel hoog‘ wordt in de onderbouw van veel (reformatorische) basisscholen aangeleerd en gezongen. Hieronder volgt een opname via YouTube. Onderaan de pagina wordt ook de liedtekst van het lied weergegeven. Dit lied is ook te zingen via Gezangboek.nl.1
Opname
Onderstaande opname is gemaakt in de vroegere Gereformeerde Kerken vrijgemaakt van Schildwolde.
Liedtekst
1. Het water steeg wel hoog,
maar wonder boven wonder,
ging Noach niet ten onder.
De ark alleen bleef droog,
de ark alleen bleef droog.
2. De dieren gingen mee,
de grote en de kleine,
met Noach en de zijnen.
De dieren twee aan twee,
de dieren twee aan twee.
3. Zij dreven maanden rond.
Toen ging het water zakken,
de duif vond groene takken.
De ark liep aan de grond,
de ark liep aan de grond.
4. De aarde was er weer.
En mens en dier mocht wonen,
onder de groene bomen.
In vrede met de Heer’,
In vrede met de Heer’.
5. De regenboog staat hoog,
als teken voor de volken.
Gods woorden te vertolken:
het land, het land blijft droog.
Het land, het land blijft droog.
Zie ook het lied ‘In den beginne lag de aarde verloren’ (hier).
Voetnoten
Hoe hebben vissen de zondvloed overleefd?
De hele aarde was tijdens de zondvloed met water bedekt. In de kolkende watermassa hebben zoet en zout water zich vermengd. Hoe hebben de zoetwater- en zoutwatervissen dat overleefd?
Niemand van ons is erbij geweest. We weten niet hoe zout het water was voor en tijdens de zondvloed. En waarschijnlijk hebben inderdaad veel zeedieren de zondvloed niet overleefd. We moeten dus bescheiden zijn als we antwoorden zoeken. Maar tegelijk hoeft deze vraag ons ook niet in twijfel te brengen of de zondvloed wel echt gebeurd is. Er zijn meerdere dingen die naar een antwoord wijzen.
1. De ‘fonteinen des groten afgronds’ braken open.
De zondvloed is waarschijnlijk samengegaan met grote aardbewegingen en vulkaanuitbarstingen. Dat kan ook veroorzaakt worden door de grote veranderende waterdruk op de aardkorst. Bij onderzeese uitbarstingen kunnen grote hoeveelheden zout worden opgelost in het water. Tegelijk werden ook de ‘sluizen des hemels geopend’. Dat zorgde voor veel zoet water. Mogelijk waren er ook grote ijspartijen die smolten en plaatselijk voor veel zoet water zorgden. Er kunnen dus grote verschillen zijn geweest in zoutconcentraties tussen verschillende plekken op aarde. Datzelfde geldt voor de temperatuur van het water. Op de plaatsen waar de ene vissoort kon overleven, kon de andere dat waarschijnlijk niet.
2. Veel zeedieren kunnen een grote verandering in zoutgehalte overleven.
Zeesterren bijvoorbeeld, overleven het als de zoutconcentratie zes keer zo klein wordt. Vissoorten als zalm, gestreepte zeebaars en Atlantische steur, schieten kuit in zoet water en worden volwassen in zout water. Ook paling kan in zowel zout als zoet water leven.
3. Door natuurlijke selectie zijn na de zondvloed mogelijk zoet- en zoutwater soorten ontstaan binnen vissenfamilies
Veel vissenfamilies bevatten zowel zoet- als zout water soorten. Denk aan de steur, paddenvis, beensnoek, moddersnoek, haring, zalm/forel, meerval, stekelbaars en platvis. Het zou dus goed kunnen dat ten tijde van de zondvloed veel vissoorten nog het vermogen hadden om zich aan te passen aan grote verschillen in zoutgehalte. In de loop van duizenden jaren hebben door natuurlijke selectie veel soorten deze eigenschap verloren. Ze zijn gespecialiseerd geworden in zout of zoet water.
4. Veel vissoorten kunnen gedurende hun leven ook een verandering aan in zoutgehalte.
Soms is het mogelijk om zoet en zoutwater vissen in één aquarium te houden.
Bron: Batten, D., Sarfati, J., Wieland, C., Catchpoole, D., 2009, Hoe bestaat het! 60 vragen over schepping, evolutie en de Bijbel (Utrecht: Uitgeverij De Banier).
Dit artikel is met toestemming van de redactie overgenomen uit het Daniël. De bronvermelding luidt: Walhout, W., 2023, Hoe hebben vissen de zondvloed overleefd?, Daniël 77 (9): 28.
Een wereldwijde zondvloed: echt gebeurd of overdreven?
Dit artikel werd samen met dr. Mart-Jan Paul geschreven.
Vanwege de zonden van de mensheid besluit God om een grote vloed te zenden waarin bijna iedereen omkomt. Slechts Noach en zijn gezin overleven dit oordeel. In het grote schip, de ark, worden ook de diersoorten bewaard voor uitsterven. De vloed, door ons gewoonlijk aangeduid als zondvloed [sintvloed = grote, voortdurende vloed], veroorzaakt een terugkeer van de schepping naar een situatie van onbewoonbaarheid (Gen. 1:2). Na de vloed treedt Noach als een nieuwe Adam op, bij wie God de scheppingsopdracht tot vermeerdering en vervulling van de aarde herhaalt (Gen. 9:1,7). De afwisseling in seizoenen wordt een teken van de doorgaande zegen en de zorg van God (8:22).
Er zijn veel argumenten om aan te nemen dat in Genesis een wereldwijde vloed bedoeld is. Veel geologen menen dat dit niet terug te vinden is in de geschiedenis van de aarde. Dit levert de vraag op naar onze interpretatie en toepassing van deze beschrijving.
Tremper Longman III en John Walton hebben een boek geschreven over deze vloed: The Lost World of the Flood. Daarin stellen zij dat de wijze waarop de vloed wordt beschreven cultureel bepaald is en retorisch is vormgegeven. Niet die vormgeving, maar alleen de theologische interpretatie door de Bijbel (Gods straf en beloften) is voor ons normatief (p. 11). De auteurs gebruiken de manier waarop de veroveringen door Jozua beschreven worden, om te laten zien dat de Bijbel overdrijving (‘hyperbool’) gebruikt in historische weergaven. Zij passen dit ook toe op de maten van de ark en menen dat er nooit een boot is geweest van driehonderd el lengte (p. 30-41). De auteur van Genesis beschrijft de vloed om theologische redenen als een wereldwijde gebeurtenis, maar dat betekent niet dat dit ook daadwerkelijk het geval was (p. 42-50).
In het tweede deel van het boek komen overeenkomsten en verschillen met andere zondvloedverhalen aan de orde. De auteurs stellen voor om Genesis 7:3 niet te vertalen met: ‘Alleen Noach bleef over’, maar met: ‘Echter, Noach bleef over’, en menen dat de tekst onduidelijk is over meer overlevenden (p. 71). De duur van de vloed is volgens velen ongeveer 365 dagen. Bedoeld is echter dat de vloed een lange tijd duurde, zonder dat wij precies weten hoe lang die tijd was (p. 71). In het Nieuwe Testament verwijst 2 Petrus 2:5 naar de prediking van Noach. Het Oude Testament zwijgt daarover en het lijkt aannemelijker dat hij niet gepreekt heeft, ook omdat de ark slechts plaats had voor acht personen (p. 73-74).
Tot zover een beknopte weergave van dit boek. De conclusies zijn aanvechtbaar. Het is waar dat de Bijbel soms de taal van de hyperbool gebruikt, maar in welke mate is dat in het boek Jozua het geval? In Jozua 13:1 staat dat er nog veel land overgebleven was om in bezit te nemen. Longman en Walton gebruiken een literaire methode voor de uitleg van Genesis 6-8, zonder de beperkingen van die benadering aan te geven. Ook Genesis 10, over de verspreiding van de volken, gaat uit van slechts acht overlevenden van heel de mensheid.
De gedetailleerde opgaven van de maten van de ark en van het tijdsverloop van de vloed wekken de sterke indruk van een nauwkeurige weergave. Longman en Walton geven onvoldoende argumenten dat hier de stijlfiguur van de overdrijving is toegepast. De auteurs bieden geen verklaring voor de bouw van een boot voor redding, terwijl in hun uitleg ook de tijdige vlucht naar een ander gebied mogelijk was. Ook ontbreekt een uitleg van het meenemen van vogels en van de uitzending daarvan. Belangrijker zijn echter de problemen die rijzen bij de uitleg van de theologische boodschap. Die boodschap is volgens de auteurs normatief, maar hoe kan dat als die zo nauw verweven is met de beschrijving van een wereldwijde vloed? Hoe kan Noach de stamvader van een nieuwe mensheid worden als er veel meer overlevenden waren? Wat is de betekenis van de seizoenen (8:22)? Wat betekent het dat nooit meer een dergelijke (regionale of wereldwijde) vloed zal plaatsvinden (9:11)? Wat is de waarde van het verbond met Noach en met alle levende wezens (9:12-17)? Longman en Walton gaan te weinig in op de overblijvende vragen naar de goddelijke boodschap.
Een verwijzing naar 2 Petrus 3:5-6, waarin staat dat de wereld overspoeld werd, ontbreekt. Longman en Walton verwijderen zich hiermee steeds verder van hun meer orthodoxe benadering in eerdere publicaties. Er zijn verschillende publicaties die honderden getuigenissen bij andere volken over een wereldwijde vloed in beeld hebben gebracht. Ook zijn er wel degelijk aanwijzingen voor de geologische implicaties van die vloed.
Wanneer kan de vloed gedateerd worden? Met de getallen in Genesis 11:11-26 kan het jaartal met behulp van de Hebreeuwse tekst op 2519 voor Christus en met de Griekse tekst op 3398 voor Christus berekend worden. Misschien is 3398 voor Christus in overeenstemming te brengen met de gangbare datering van de beschavingen van het oude Nabije Oosten. Dat lukt echter niet met 2519 voor Christus. Er zijn evenwel publicaties die meerdere zwakheden aantonen bij de gangbare datering.
Is het mogelijk geloof en wetenschap te combineren, of zijn het twee gescheiden werelden? In de bundel ‘Inzicht’ komen achttien Nederlandstalige wetenschappers aan het woord die van harte een verbinding voorstaan. Bovenstaande bijdrage van dr. H.J. Koorevaar en dr. M.J. Paul is uit het boek afkomstig. Smaakt het boekfragment naar meer? Klik hier om het boek ‘Inzicht’ te bestellen.
Dit artikel is met toestemming overgenomen van de website CVandaag. Het originele artikel is hier te vinden.
COLUMN: Wereldwijd oordeel
Zelden heb ik zoveel reactie gehad op een column als de column ‘Archeologie in Staphorst’ (OSW 10). In de column gaf ik aan dat de zondvloed een belangrijk scharnierpunt is in de (vroegste) geschiedenis.
Helaas rekenen veel historici en archeologen niet meer met de zondvloed. Ook veel christenen bagatelliseren deze wereldwijde ramp, het zou een mythe zijn of op z’n hoogst een lokale overstroming. Waarom zouden we de zondvloed zo’n belangrijke (wereldwijde) rol toekennen? Hieronder drie redenen (uiteraard zijn er meer te noemen). Allereerst omdat de Genesistekst dat zelf laat zien. Om leven op de aarde te behouden zijn er van elk basissoort een mannetje en vrouwtje nodig (Gen. 7:3). De rest komt om (Gen 7:4 en 23). Noach moet vogels opnemen in de ark (Gen. 7:3). De ‘fonteinen des groten afgronds’ breken open en de ‘sluizen des hemels’ worden geopend (Gen. 7:11). Alleen Noach en zijn gezin overleven de oordeelsramp (Gen. 7:13). Alle hoge bergen ‘onder den gansen hemel’ werden bedekt (Gen. 7:16). De wateren hadden 150 dagen de overhand op de aarde (Gen. 7:24). De duif vindt geen rust en komt terug (Gen. 8:9). In totaal heeft het gezin meer dan een jaar in de ark gezeten (Gen. 8:14). Het Noachitisch verbond wordt gesloten (Gen. 8:21-Gen. 9).
Ten tweede vanwege Gods belofte aan Noach en zijn nakomelingen. Door middel van de regenboog belooft de Heere dat Hij de aarde nooit meer op die wijze (namelijk door water) zal laten vergaan (Gen. 9:13). In Jesaja 54:9 bevestigd de Almachtige dit met een eed. Zijn belofte en deze eed zijn niet betrouwbaar als de zondvloed ‘slechts’ een lokale vloed zou zijn. Immers, ieder jaar is er wel ergens op de wereld een lokale overstroming.
Ten derde vanwege de woorden van de Heere Jezus en Zijn discipelen. De zondvloed geldt als waarschuwend voorbeeld voor de jongste dag. De Heere Jezus laat tijdens Zijn omwandeling op aarde weten dat de dagen vóór de wederkomst zullen zijn als de dagen vóór de zondvloed. (Matth. 24:37-39 en Luk. 17:26-27) Net zoals de zondvloed wereldwijde fatale gevolgen had, zo ook de wederkomst. Net zoals de zondvloed één mogelijkheid ter ontkoming van het oordeel had (ark), zo ook de wederkomst (Ark der Behoudenis). Ook de apostel Petrus ziet de zondvloed als waarschuwend voorbeeld van het naderende oordeel (2 Petr. 2:5 en 2 Petr. 3:3-7).
Het is daarom van fundamenteel belang, dat je mag weten geborgen te zijn in de Ark der Behoudenis (Hebr. 11:7). Ziet u de grote waarde die de Schrift aan de zondvloed hecht? Zijn wederkomst zal net zó zeker komen en absoluut alomvattende gevolgen hebben. “Bekeert u, bekeert u van uw boze wegen, want waarom zoudt gij sterven, o huis Israëls?” (Ez. 33:11).
Dit artikel verscheen eerder in het gezinsblad ‘Om Sions Wil’ en is met toestemming van de redactie hier overgenomen. De volledige bronvermelding luidt: Meerten, J.W. van, 2023, Wereldwijd oordeel, Om Sions Wil 2023 (15): 11. Hier is wat meer te lezen over ‘Om Sions Wil’.
COLUMN 2: Archeologie in Staphorst.
COLUMN 3: Wereldwijd oordeel.
COLUMN 4: Stinkende kortschild.
COLUMN 5: Rotterdam Terror Corps.
Het dolomietprobleem – ‘Letter to the Editor’ van Nederlander en Brit in CRSQ met daarop repliek van Amerikaan
(Het artikel krijgt morgenvroeg D.V. nog een fijnafstemming)
‘We weten (nog) niet goed hoe dolomiet ontstaat, maar we vermoeden in een ondiepe (sub)tropische zee’, schreef ik in een niet-gepubliceerde reisgids.2 Intussen zijn er in de creationistische literatuur twee artikelen verschenen3 van atmosferisch wetenschapper Michael Oard (MSc.). Hierin wordt ook nagedacht over het ontstaan van dolomiet. Oard, die zich na zijn ijstijdenonderzoek veel met geologie beziggehouden heeft, geeft in die artikelen aan dat de zondvloed weleens de sleutel zou kunnen zijn voor dit dolomietprobleem. Nederlander ing. Stef J. Heerema en Brit dr. John D. Matthews reageerden in het lentenummer van het blad Creation Research Society Quarterly op deze artikelen van Oard.4
‘Letter to the Editor’
In 2020 en 2022 verschenen er van de hand van atmosferisch wetenschapper Michael J. Oard (MSc.) twee artikelen over het zogenoemde dolomietprobleem in resp. Journal of Creation en Creation Research Society Quarterly.5 Vliegtuigbouwingenieur ing. Stef J. Heerema en petroloog dr. John D. Matthews reageren middels een ‘Letter to the Editor’ in CRSQ op deze twee artikelen. Volgens hen zouden te twee artikelen tegenstrijdig zijn. In het eerste artikel zou Oard de zogenoemde evaporieten verklaren vanuit stollingsgesteenten6, maar in het tweede artikel juist een hydrothermaal ontstaan opvoeren.
Volgens de auteurs zou een ‘hot water flow’ van 150 graden Celsius niet kunnen bestaan in atmosferische condities (omdat er dan een druk van vijf bar nodig is). Daarnaast vragen zij zich af hoeveel water er nodig is om de huidige hoeveelheid dolomiet te verklaren. Bovendien stellen ze de vraag hoeveel energie er nodig is en of de ark van Noach daardoor niet gekookt werd. Ze geven met behulp van een paper die te vinden is in de bronnen van Oard de antwoorden. Er is gigantisch veel water nodig wat ook nog eens op 150 graden Celsius moet blijven en er is zoveel energie mee gemoeid dat de ark van Noach gekookt werd. Bovendien geven Heerema en Matthews aan dat het in de genoemde paper gaat om protodolomiet met minder magnesium dan ‘gewone’ dolomiet. Het laat daarmee dus niet zien dat je óók dolomiet kunt verkrijgen vanuit magnesiumrijk water. Heerema en Matthews vragen zich daarom af waarom Oard, in plaats van een oplossing aan te dragen, hiermee juist een groter dolomietprobleem creëert.
Het Vulkanisch Zoutmodel (dolomiet valt immers onder de zouten) zou volgens Heerema en Matthews wél een oplossing genereren.7 Hoe dat precies te werk gaat laten de auteurs onvermeld, maar ze geven aan dat dit in ieder geval maar een fractie van de warmte-energie vrijlaat.
Reactie van Oard
Michael Oard (MSc.) reageert in dezelfde CRSQ op deze ‘Letter to the Editor’.8 Hij geeft aan dat hij kritiek op zijn werk niet uit de weg gaat, maar toch wat in verwarring was door sommige statements in de brief van Heerema en Matthews. Oard geeft aan dat hij geen steun heeft gegeven aan het idee dat de zogenoemde evaporieten ontstaan zouden zijn als stollingsgesteenten. Hij geeft aan drie verklaringen te hebben geopperd: (1) hydrothermale stromen, (2) carbonaten zijn direct geschapen door God, (3) vanuit carbonaatrijke stollingsgesteenten. Volgens Oard zou ook een combinatie van deze factoren het ontstaan kunnen verklaren.
Oard geeft aan geen U-bocht te maken als het gaat om het ontstaan van dolomiet. In de aangehaalde paper van Arvidson en Mackenzie gaat het volgens Oard om een laboratoriumexperiment die uiteraard verschilt van de situatie tijdens de zondvloed.9 Hij bestrijdt de gedachte dat er atmosferische condities nodig zijn met dat hij niet dacht aan de huidige situatie, maar aan de situatie tijdens de zondvloed. De hitte zou een meer geordende dolomiet doen laten ontstaan, dat zien we tegenwoordig ook niet. De bron van magnesium zou ook geen probleem vormen, omdat zelfs het zeewater van tegenwoordig 10 tot 100 keer zoveel magnesium bevat. De bron van het magnesium in het zondvloedwater zouden de oceanen voor de zondvloed kunnen zijn, of door hydrothermale stromen, vulkanisme, oplossing vanuit de gesteenten etc. Het ontstaan van de kalken is mogelijk door middel van de drie, door Oard, al eerder genoemde oorzaken.
Het koken van het zondvloedwater zal volgens Oard ook wel meevallen. Het gaat immers om lokaal zeer heet zondvloedwater. Bovendien moet er volgens de atmosferisch wetenschapper rekening gehouden worden met Gods beschermende hand, Die de mensen en dieren in de ark beschermde. Oard geeft aan dat hij er nog niet uit is of evaporieten ontstaan zijn als stollingsgesteenten of op een andere wijze. Evaporieten die tijdens de zogenoemde Messinian Salinity Crisis (Mioceen, Middellandse Zee) zijn ontstaan lijken, volgens Oard, het tegenovergestelde te laten zien. Oard geeft aan dat het ook kan dat dolomiet op een andere (voor ons (nog) onbekende) wijze is ontstaan. Volgens Oard moeten alle ontstaansmogelijkheden in detail onderzocht worden. Hij besluit zijn reactie met een verzoek tot meer creationistisch onderzoek naar evaporieten.10
Ten slotte
De conclusie van Oard kan ik van harte toejuichen: Er is veel meer onderzoek nodig aangaande het ontstaan van evaporieten. Het is goed dat we elkaar daarop uitdagen in de grotere creationistische tijdschriften. Heerema en Matthews zouden er goed aan doen om samen een paper voor te bereiden waarin ze de stelling dolomiet als stollingsgesteente verdedigen. Uit deze brief wordt niet duidelijk hoe hun voorstel in detail mogelijk is. Het dolomiet dat ontstaan is tijdens de zogenoemde Messinian Salinity Crisis kan als goede testcase hiervoor gebruikt worden.11 Bovendien is verder kijken ook nodig, omdat het Vulkanische Zoutmodel zeker óók niet zonder problemen is.12
Voetnoten
Heat and the Genesis Flood – Bewerkte presentatie van ing. Maarten ’t Hart
In 2016 hield ing. Maarten ’t Hart drie presentaties in Zuid-Afrika. Een gaat over het zogenoemde hitteprobleem en de zondvloed. Deze video werd geplaatst op het YouTube-kanaal GeoDetective. Met dank aan dat kanaal kunnen we de video hier delen. Deze video is in het Engels, voor wie de Engelse taal niet machtig is zijn er Nederlandse ondertitels.
Mesodma, een biostratigrafische uitdaging voor een K/Pg-zondvloedgrens
Mesodma. Een boombewonend zoogdiertje zo groot al een muis. Als omnivoor een overlevende van de grootste ramp aller tijden (de zondvloed). Mesodma zorgt bij sommige creationisten voor hoofdbrekens. Het is namelijk een zoogdier dat, volgens sommige creationisten, aan boord van de ark zat en precies naar dezelfde plaats terugkeerde waar het voor de zondvloed leefde. Dat is wel heel toevallig!
Mesodma
Onlangs ontving ik het in het Nederlands vertaalde boek ‘Fossils and the Flood’ van de paleobioloog Paul Garner (MSc.).13 Wat ik waardeer aan dit boek is dat Garner ook onbekendere soorten weergeeft, zoals Mesodma en Alphadon. Dit waren kleine zoogdieren die volgens Garner leefden in het leefgebied (bioom) van de dinosauriërs. Paul Garner verdedigt de K/Pg-grens als de grens tussen de zondvloed en de tijd ná de zondvloed (in het vervolg zondvloedgrens genoemd). Iets wat ik beschouw als een interessante werkhypothese. Alphadon (behorend tot de familie Alphadontidae) lijkt goed te passen binnen deze werkhypothese. We vinden volgens PaleoBiology Database (PBDB) dit soort in het Mesozoïcum van Noord-Amerika (en mogelijk in Portugal).14 In het Paleogeen (Eoceen) vinden we dit soort alleen in Algerije. Alphadon leefde voor de zondvloed dus in een andere streek dan ná de zondvloed. Fossielen van Mesodma zijn echter een flinke uitdaging voor creationisten die de K/Pg-zondvloedgrens als werkhypothese hanteren.
Biostratigrafie
We zouden niet verwachten dat soorten precies naar de plaats migreerden waar ze voor de zondvloed geleefd hebben. We zouden een biostratigrafisch gat verwachten tussen de Noord- Amerikaanse soorten in het Krijt en de Noord-Amerikaanse soorten in het Paleoceen.15 Zeker als we rekening houden met de theorie van Catastrophic Plate Tectonics waarbij hele continenten verschoven zijn naar andere breedtegraden en dat ecosystemen op die continenten (daardoor) drastisch veranderd zijn.16 Door verdedigers van de K/Pg-zondvloedgrens wordt dit overigens erkend. Dr. Marcus Ross deed onderzoek naar de biostratigrafische verspreiding van diersoorten in relatie tot de gepostuleerde zondvloedgrenzen.17 Hij gaf in 2019 een lezing hierover voor The Creation Summit van The Master’s University.18 Hierin verklaarde hij dat zijn voorkeur voor de K/Pg-zondvloedgrens niet perfect is, maar wel een betere kandidaat dan de, door sommige creationisten, gepostuleerde Plioceen/Pleistoceen-zondvloedgrens. Voor Noord-Amerika zag hij, in de biostratigrafische verspreiding van de placentale zoogdieren en de multituberculate zoogdieren (Mesodma), ook uitdagingen voor de K/Pg-zondvloedgrens. Deze eerlijkheid verhelpt het probleem helaas niet.
De uitdaging
Wat is de uitdaging voor creationisten inzake het zoogdiertje Mesodma? Mesodma behoort tot de familie Neoplagiaulacidae. Het betreft een familie uitgestorven multituberculate zoogdieren. Deze familie is vooral te vinden in aardlagen van het Boven-Krijt tot en met het Paleogeen (Oligoceen). Creationisten hebben nog geen baraminologisch onderzoek gedaan of deze door naturalisten geclassificeerde familie ook daadwerkelijk één holobaramin is. Dat zou nodig zijn om de uitdaging van Mesodma op te lossen. De familie Neoplagiaulacidae is namelijk breder verspreid over de wereld. Fossielen van Mesodma worden slechts gevonden in Noord-Amerika (zowel in het Krijt als in het Paleogeen). We zien in de afbeeldingen hierboven dat de fossielen van Mesodma veelal op dezelfde plaats worden gevonden. Dat geldt zowel voor het Krijt als het Paleogeen. Is dit soort na de zondvloed naar precies dezelfde plaats teruggekeerd? Dat lijkt onwaarschijnlijk. Moet de zondvloedgrens dan niet wat hoger of lager liggen? Dan zal dit biostratigrafische probleem zich hoogstwaarschijnlijk voordoen bij andere soorten. Hoe dit op te lossen?
Oplossing?
We hebben gezien dat de biostratigrafische verspreiding van Mesodma een natuurwetenschappelijke uitdaging vormt voor de K/Pg-zondvloedgrens. Hoe kunnen creationisten dit oplossen?
- Het probleem laten staan (in de ijskast). We zouden kunnen zeggen dat alle zondvloedgrenzen problemen hebben en dat er veel aanwijzingen zijn voor deze specifieke zondvloedgrens. We parkeren Mesodma in de ijskast en laten het zo lang liggen totdat er een gelegenheid voordoet dat de biostratigrafische verspreiding van Mesodma wél verklaard kan worden. We hebben immers nog niet alle puzzelstukjes.
- Fossielen van Mesodma op andere plaatsen ter wereld vinden. We gaan bijvoorbeeld in Paleogene aardlagen van Europa, Afrika en Azië op zoek naar fossielen van Mesodma. We laten het probleem niet passief in de ijskast staan, maar gaan actief op zoek. Immers, als Mesodma op veel meer plaatsen gevonden wordt dan in Noord-Amerika alleen is dat een aanwijzing dat Mesodma na de zondvloed niet slechts naar Noord-Amerika migreerde maar zich over de hele wereld verspreidde.
- Baraminologisch onderzoek. Volgens naturalisten behoort Mesodma tot de familie Neoplagiaulacidae. Zoals gezegd hebben creationisten nog nauwelijks baraminologisch onderzoek gedaan naar Neoplagiaulacidae. De meeste baramins (‘naar hun aard’) liggen op het niveau van familie, dus het ligt voor de hand dat dit hier ook geldt. We zien via PaleoBiology DataBase (PBDB) dat soorten uit de familie Neoplagiaulacidae over de wereld verspreid voorkomen tot en met het Oligoceen (Noord-Amerika, Europa en Azië). Waarbij deze familie in het Krijt slechts uit Noord-Amerika bekend is. De familie heeft zich dan na de zondvloed beter over de wereld kunnen verspreiden dan vóór de zondvloed. We moeten dan alleen nog verklaren dat de typespecifieke kenmerken van Mesodma uit het Krijt ook terugkomen in Mesodma uit het Paleogeen.
- Reworking. Mesodma wordt in Noord-Amerika vooral gevonden in de eerste laag ná de K/Pg-zondvloedgrens (het Paleoceen). Omdat het om een betrekkelijk klein fossiel gaat, waarbij vaak ook nog eens slechts de tanden worden gevonden, zou hier sprake kunnen zijn van reworking. Mesodma heeft dan zelf de zondvloed niet overleefd. De fossielen zijn losgeraakt uit de Krijtafzettingen en opnieuw afgezet in het Paleoceen. Omdat naturalisten ook geïnteresseerd zijn in het vraagstuk welke soorten de meteorietinslag aan het einde van het Krijt hebben overleefd kunnen zij creationisten hierbij helpen en omgekeerd. Als het om reworking gaat dan zijn het fossielen uit het Krijt en was Mesodma in het Paleoceen uitgestorven. Probleem is dat het dan wel om héél veel fossielen gaat waarvoor reworking geldt. Intensief onderzoek is nodig!
- Verhogen of verlagen van de zondvloedgrens. Er zijn creationisten die het probleem inzake Mesodma zullen aandragen als één van de redenen voor het verlagen of verhogen van de zondvloedgrens. Ze zullen zeggen: ‘Zie je wel, naast een waslijst aan problemen voor deze zondvloedgrens is Mesodma er opnieuw één. Verlagen of verhogen die zondvloedgrens!’ De uitdaging is echter dat wáár je de zondvloedgrens ook plaatst, je tegen geologische of paleontologische problemen aan zult lopen. Biostratigrafie geeft problemen zowel voor de Plioceen/Pleistoceen-zondvloedgrens als voor de Perm/Trias-zondvloedgrens. Verhogen of verlagen heeft dus voor wat betreft biostratigrafie weinig zin.
- God-of-the-gaps. Er zijn creationisten die deze biostratigrafische uitdagingen wegverklaren met een beroep op het directe handelen van God. De Heere heeft de soorten dan direct geleid naar de plaats waar ze voor de zondvloed leefden. Het probleem valt dán voor alle zondvloedgrenzen weg en dr. Ross heeft nutteloos werk verricht om voor twee voorgestelde zondvloedgrenzen dit in kaart te brengen. Tegenwerping is echter dat voor een direct handelen van God bij de biogeografische verspreiding van soorten, in Genesis geen aanwijzingen zijn. De soorten kwamen volgens de openbaring in Genesis wel op Goddelijke aanwijzing naar de ark. De biogeografische verspreiding van de soorten ná de ark volgt echter Gods gewone weg (namelijk via de door Hem gestelde ‘natuurwetten’). Soorten krijgen de opdracht zich te verspreiden over de aarde, uiteraard in Zijn voorzienigheid. Niets wijst er echter op dat de Heere ook directe gebieden aanwees voor de soorten. Het zou kunnen, maar het is niet geopenbaard of aangetoond en daarmee ad hoc.
- Toeval. Het geldt alleen voor Mesodma dat deze precies terugkeerden naar het leefgebied waar ze voor de zondvloed leefden. We hebben gezien dat dit voor bijvoorbeeld voor Alphadon niet geldt. Het is onder samenloop van omstandigheden dat dit zo gebeurde, iets wat wij vanuit menselijk perspectief toeval zouden noemen. Helaas geldt dit probleem niet slechts voor Mesodma, maar volgens dr. Marcus Ross voor 15% van de genera (in Noord-Amerika). Dat is wel heel toevallig!
Ten slotte
We hebben gezien dat Mesodma een uitdaging vormt voor hen die een K/Pg-zondvloedgrens verdedigen. Mesodma is een wat creationisten classificeren als grensoverschrijdend soort. Sommige creationisten zullen deze uitdaging bagatelliseren. Anderen zullen actief op zoek gaan naar een verklaring of passief het probleem laten staan. Zelf ben ik er voorstander van om allereerst de uitdaging in kaart te brengen. Hoe groot is de uitdaging en wat zijn de mogelijke oplossingsrichtingen? Daarna zouden die oplossingsrichtingen stuk voor stuk en in-depth verder uitgewerkt moeten worden.19 Creationistische experts zouden hierbij niet over één nacht ijs moeten gaan. Waarom? Tot eer van de Schepper en tot heil van de naaste! Soli Deo Gloria!
Voetnoten
Global Flood and Flood Geology – Dr. Leonard Brand sprak op het congres ‘Geloof jij het?’ (2013)
Op 5 september 2013 sprak dr. Leonard Brand in Assen voor de congressenserie ‘Geloof jij het?‘ (2013). De titel van zijn eerste lezing was ‘Global Flood and Flood Geology‘. De eerste lezing van dr. Leonard Brand is hier te bekijken. Met dank aan Geloofstoerusting is deze video opgenomen en kunnen wij die hieronder delen.
Een uitbarsting op Lanzarote – Bespreking ‘Uitbarsting op Lanzarote’
“Algauw slingert de weg zich bij een vulkaanwand op. Even later rijden ze midden in een enorme krater. De weg maakt een lus over de bodem, zodat ze de hoog oprijzende wanden van alle kanten kunnen bekijken. En dan begint de tocht naar boven. Pas hier ziet Steven hoe hoog de bergen zijn. Na iedere bocht worden ze getrakteerd op adembenemende vergezichten. En dan ineens geeft ma een gilletje van schrik. De bus maakt een draai waarbij de voorkant van de bus over een ravijn zwaait. Door de vooruit en het raam in de deur kijkt ze in een enorme diepte. Vader knijpt haar even in haar knie…”
Bij uitgeverij Columbus (onderdeel van Royal Jongbloed) verscheen in 2017 een boek van de kinderboekenschrijver Bert Wiersema. Het is zijn zestigste boek. Wiersema is een uitstekende kinderboekenschrijver die je al snel meeneemt in het verhaal. Zelfs als volwassene was het boek de moeite waard om te lezen. Ik kon de verleiding niet weerstaan om het boek in een keer uit te lezen. Met ontsnapte gevangenen, snelle sportauto’s en achtervolgende motorbendes weet Wiersema de spanning er goed in te bouwen.
Geografie en geologie
Wiersema geeft naast spanning de jongeren ook veel mee over de geografie van Lanzarote (zie kader hieronder voor uitleg over Lanzarote). Het hoofdverhaal in het boek kan aangeduid worden met ‘op zoek naar olie’. De ontsnapte gevangenen en de motorbende zijn namelijk niet voor niets op het eiland, maar om er rijker van te worden. Er wordt gesproken over een olieveld bij Lanzarote waar niet geboord mag worden van milieuorganisaties. De jongere weet na het lezen van het boek dat de samenstelling van olie niet overal hetzelfde is: “Als ik een druppel olie analyseer, kan ik met enige moeite wel nagaan waar die olie gevonden werd. Toen ik de olie in Marokko analyseerde, bleek die precies dezelfde samenstelling te hebben als de Libische olie.” Vulkanen zijn volgens het boek het kenmerk van Lanzarote: “Minder dan twee eeuwen geleden barstte er een vulkaan uit op Lanzarote, las hij. In de vuurbergen, Timanfaya, is de grond nog steeds zo heet dat een pak hooi er vanzelf in de brand vliegt.” Je kunt deze vulkanen vanuit de lucht herkennen. De hoofdpersonen van het verhaal lopen, rennen en kruipen door dit vulkaanlandschap. Doordat het zo beschrijvend wordt opgeschreven lijkt het er net op alsof je er naast loopt. De auteur wijst ook op Jameos del Agua, een door vulkaanstromen ontstaan grottenstelsel met een groot ondergronds meer. Op Lanzarote wordt ook zout gewonnen uit zeewater. Dat gebeurt bij Salinas de Janubio (de zoutpannen van Lanzarote). Volgens de schrijver staan deze zoutbaden droog en de fabriek wordt niet meer gebruikt omdat het niet meer rendabel zou zijn. Er wordt echter nog een vijfde van het oorspronkelijke gebied actief gebruikt. Het zout wordt bijvoorbeeld gebruikt voor het conserveren van vis en als chloorvervanging in zwembaden. Een klein deel wordt als tafelzout verkocht.20 Naast de geografie krijgen de jongeren ook nog een beetje biologie. Als de hoofdpersonen in de cactussentuin lopen krijgen ze daar cactusles. Er valt nog veel meer te vertellen over de geografie, maar lees daarvoor het boek zelf. Zo krijg je een beeld van het vulkanische eiland en is de verleiding groot om daar eens zelf een kijkje te gaan nemen.
Lanzarote is een van de eilanden van de Canarische Eilanden. Hoewel het op dezelfde geografische hoogte als Afrika ligt behoort het bij Spanje. Het eiland is 62 kilometer lang en 21 kilometer breed. De hoofdstad is Arrecife. Op het eiland wonen rond de 145.000 inwoners. Lanzarote is een populaire vakantiebestemming. Volgens de naturalistische geologie is het eiland meer dan 15 miljoen jaar geleden ontstaan. Creationisten laten deze naturalistische tijdschaal los. Ze hebben nauwelijks tot geen onderzoek gedaan naar het ontstaan van de Canarische Eilanden in het algemeen of Lanzarote in het bijzonder. Vermoedelijk zullen de meesten van hen het ontstaan van Lanzarote na de zondvloed plaatsen. Zij zullen voor wat betreft het snel ontstaan van vulkanische eilanden hierbij denken aan de snelle vorming van het eiland Surtsey bij IJsland.21 Op de foto hierboven is de krater van El Golfo te zien. Dit is overigens een deel van de krater omdat een ander deel door de zee verzwolgen is.
Wanneer een christelijke kinderboekenschrijver over vulkanen schrijft kan het haast niet zo zijn dat hij de zondvloed overslaat.22 Zo ook Wiersema: “Zijn aardrijkskundeleraar heeft weleens verteld dat vulkanen een belangrijke rol gespeeld kunnen hebben bij het ontstaan van de zondvloed.” En verderop op blz. 130: “Dan duikt de bus als het ware de rond in. De lagen zijn nu van opzij te zien. Soms zijn de gele fosfor en zwavel te zien in de lagen en aan de oppervlakte. Steven kijkt uit over het veld. Het maakt een diepe indruk op hem. Wat heeft de God de wereld toch bijzonder gemaakt. In de Bijbel staat dat God de aarde goed vond, toen Hij die had geschapen. Hij heeft ook wel eens gelezen dat in de tijd van Noach de overstroming van de wereld is veroorzaakt door vulkanen. Wat een kracht moet zo’n uitbarsting hebben. En wat zullen de mensen bang geweest zijn, die hier in de zeventiende eeuw in dorpen woonden.23 Allemaal in korte tijd gestorven. Hij vindt het wel moeilijk te begrijpen al dat natuurgeweld op aarde. Hij voelt zich ineens klein, en hoe verder hij de vuurbergen in komt, hoe sterker dat gevoel wordt.” Vulkanen krijgen van de auteur een belangrijke rol in de zondvloed toebedeeld. Dat is ook niet verwonderlijk. De Bijbel spreekt namelijk over de fonteinen van de grote diepte die openbraken. Dit openbreken zal onvermijdelijk samengegaan zijn met vulkanische activiteit. De rol van vulkanen, aardbevingen en plaattektoniek tijdens de zondvloed wordt door sommige creationisten beschreven in de theorie van Catastrophic Plate Tectonics.24 Wat een krachten hebben er een rol gespeeld bij de zondvloed (al is Lanzarote waarschijnlijk ná de zondvloed ontstaan, zie kader)! Fijn dat Wiersema in zijn boek aandacht heeft voor de zondvloed.
Duurzaamheid
Wiersema heeft ook oog voor duurzaamheid in zijn boek. Een van de hoofdpersonen, Jefta, is betrokken bij een duurzaamheidsproject. De auteur bespreekt technieken van molens die ’s nachts water uit de lucht halen (wel 25 liter per nacht) en andere duurzame projecten. Maar ook hoe energie opgeslagen kan worden, zonder dat er veel verloren gaat. Goed dat Wiersema jongeren hierin wat meegeeft als het gaat om rentmeesterschap.
Uiteraard gaat het in dit boek niet alleen over geografie of duurzaamheid. Bert Wiersema heeft een mooi en spannend boek geschreven met een verhaal over een bende die het anders zo rustige Lanzarote teisteren. Als kind was ik ‘verslaafd’ aan de boeken van Wiersema. Ook dit boek neemt je al snel mee in het verhaal. Ik wil de auteur van harte feliciteren met zijn zestigste boek. In tegenstelling tot veel seculiere leesboeken ontbreken in dit zestigste boek de noties van zorg voor de schepping, verwondering over de Schepper en de effecten van de zondvloed op het landschap niet. Het is daarmee een verantwoord boek voor onze jongeren. Een aanrader!
Deze bespreking is in 2017 geschreven en daarna licht gewijzigd.
Deze bespreking is onderdeel van het project ‘Onderwijzen en opvoeden voor de toekomst – Leren over onze vroegste geschiedenis in 2022’. Dit opvoedings- en onderwijsproject is onderdeel van het jaarplan ‘Fundamentum 2022’. Het boek is hier opgenomen in de lijst van gelezen kinder- en jeugdboeken.
Voetnoten
Was de zondvloed een wereldwijde catastrofe? – Samenvatting van de lezing van dr. Stefan Drüecke op Kreatikon 2021
Was de zondvloed een wereldwijde catastrofe of ‘slechts’ een lokale overstroming? Dat is al zeker sinds de opkomst van de moderne geologie een vraag voor christenen. Op deze vraag worden door christenen diverse antwoorden gegeven. Van mythe, via literaire overdrijving (hyperbool) tot een literair-historisch ‘verslag’ van een werkelijke gebeurtenis. Hoe moeten wij hierover denken?
Kunnen we anno 2022, door de slagkracht van de moderne geologie, nog geloof hechten aan een wereldwijde zondvloed? In lezingen over dit onderwerp benadruk ik vaak dat het overtuigd zijn van het bestaan van een wereldwijde zondvloed allereerst een geloofszaak is. ‘Door het geloof verstaan wij…’. Een wereldwijde zondvloed is niet zozeer een naturalistisch-natuurwetenschappelijk feit, maar allereerst en allermeest een geloofszaak. Vorig jaar hield de chemicus dr. Stefan Drüeke25 op het congres Kreatikon 2021 een lezing over deze aloude vraag. Was de zondvloed een wereldwijde catastrofe? In het onderstaande artikel willen we de lezing samenvatten. Voor wie het Duits machtig is heb ik onderaan deze pagina de opname van de lezing weergegeven.
Inleiding
Dr. Stefan Drüeke is, als directeur van het Bibelmuseum in Wuppertal, een bekende creationist in Duitsland.26 Drüeke start de lezing met het lezen van een tekst uit 1 Petrus 3:20. Het gaat over de dag dat Noach in de ark gaat en de toenmalige (eerste) wereld vergaat door het water van de zondvloed. In de inleiding geeft de geleerde een overzicht wat ons te wachten staat in zijn voordracht. Allereerst wil hij stilstaan bij een enquête van Answers in Genesis onder jongvolwassene christenen van 20 tot 29 jaar. Ten tweede wil Drüeke uitgebreid stilstaan bij wat de Bijbel zegt over de zondvloed. Ten derde waarom er tegenwoordig van deze Bijbelse zondvloedgeschiedenis wordt afgeweken en als laatste of er ook geologische ‘bewijzen’ zijn voor een wereldwijde zondvloed. Ieder aandachtspunt wordt hieronder in een tussenkopje samengevat. In de lezing wil de chemicus vooral stilstaan bij de vraag of de zondvloed een wereldwijde of een lokale overstroming was.
Enquête
Als inleiding op zijn lezing over het wereldwijde of lokale karakter van de zondvloed bespreekt dr. Stefan Drüeke de resultaten van een enquête, gehouden door Answers in Genesis, over de Bijbel en het zondvloedbericht.27 De eerste vraag is of de Bijbel fouten bevat. Van de jongvolwassene christenen tussen de 20 en 29 jaar beantwoordt 61% deze vraag met ‘Nee’, 27% met ‘Ja’ en 12% weet het niet of is er niet zeker van of de Bijbel fouten bevat. Wanneer die 27% wordt bevraagd wat die fouten dan zijn. 36% geeft aan dat het gaat om overschrijffouten die erin zijn geslopen gedurende de geschiedenis van het kopiëren van de Bijbelse overlevering. 34% geeft aan dat de Bijbel fout is als het gaat om de leeftijd van de aarde. 11% geeft aan moeite te hebben met onze vroegste geschiedenis zoals verwoord in Genesis 1-11. 8% denkt dat de Bijbel zichzelf op veel punten tegenspreekt. Drüeke geeft in een intermezzo aan dat het hier niet gaat om tegenstrijdigheden, maar om moeilijke zaken die na intensieve Bijbelstudie opgelost kunnen worden.28 7% twijfelt aan het zondvloedverhaal en denkt dat het niet gaat om een wereldwijde overstroming. 3% trekt het bestaan van de hel in twijfel. De enquete wordt nog verder gespecificeerd als het gaat om de zondvloed. De vraag of de geschiedenis van de ark van Noach en de zondvloed een mythe wordt door 51% van de bevraagden met ‘Ja’ beantwoord en 49% met ‘Nee’. We moeten ons bezinnen op de vraag hoe het komt dat zoveel christenen twijfelen aan de historiciteit van het zondvloedverhaal. Het ligt volgens Drüeke aan de ouders van de kinderen en wat de kinderen van deze ouders over de zondvloed aangeleerd krijgen. Zo krijgen kinderen bijvoorbeeld een badkuipmodel van de ark van Noach voorgesteld, met bovendeks staande blij kijkende dieren, in kinderbijbels en andere vertelboeken van de Bijbelse geschiedenis. Het is niet vreemd dat kinderen met die beelden in hun achterhoofd denken dat de geschiedenis van de zondvloed vergelijkbaar is met een leuk sprookje. We kunnen volgens Drüeke beter aansluiten bij de realiteit, de ark weergeven zoals deze in de Bijbel staat en de ernst van de zondvloed onder ogen komen. Dan zullen (later) ook verschillende vragen verdwijnen.
Wat zegt de Bijbel?
Ongeveer 250 jaar geleden waren en vrijwel geen theologen die het wereldwijde karakter van de zondvloed in twijfel trokken. Drüeke staat ten tweede stil bij wat de Bijbel zegt over een wereldwijde zondvloed. Volgens de chemicus is het in Genesis 7 vers 19-23 duidelijk dat het gaat om een wereldwijde zondvloed. Alle hoge bergen onder de ‘ganse hemel’ werden bedekt met het zondvloedwater. In de Bijbel betekent ‘alle’ niet altijd de volledige wereld. Maar in dit geval wordt het uit de context duidelijk dat het de auteur van Genesis gaat om het benadrukken van het wereldwijde karakter van de zondvloed. Bijvoorbeeld door het wereldwijde karakter nog eens extra te benadrukken. De mensheid was waarschijnlijk ook over de hele wereld uitgestrekt zodat de zondvloed als oordeel alleen zin had als deze wereldwijd was.
Als het om een lokale overstroming zou gaan dan zouden de dieren wegvluchten. Drüeke verwijst naar de tsunami die Azië trof in 2004. Het viel natuurvorsers toen op dat de regio vol lag met lijken van mensen die omgekomen waren, maar nauwelijks tot geen kadavers gevonden werden van hazen, konijnen, olifanten, luipaarden en andere wilde dieren. Het lijkt erop dat dieren een zesde zintuig hebben en deze ramp van te voren hebben aangevoeld. Als het om een lokale overstroming ging dan zouden dieren weggevlucht zijn naar een veiliger oord.29
Noach moest ook de vogels meenemen, zo lezen we in Genesis 6 vers 19-20 en Genesis 7 vers 21. Dit heeft geen nut als de zondvloed een lokale zondvloed zou zijn geweest. In de tekst wordt benadrukt dat de vogels door in de ark te zijn in leven konden blijven. De vogels zouden de eerste beesten geweest zijn die het zondvloedwater ontvlucht hadden als het een lokale overstroming betrof. Wegvliegen naar een veiliger oord zou dan voldoende zijn geweest. Een ander argument voor een wereldwijde zondvloed is de grootte van de ark van Noach. Als het een lokale overstroming zou betreffen, dan zou een veel kleinere boot volstaan.
Volgens het zondvloedverhaal werd zelfs de hoogste berg met het zondvloedwater bedekt (Genesis 7 vers 19-20). Drüeke: ‘Als je na het lezen van deze tekst(en) nog steeds in een lokale overstroming gelooft dan moet je een geweldig groot geloof hebben’. Hij laat een plaatje van de zondvloed zien, met een ark drijvend op het zondvloedwater (zie de screenshot hierboven). Uiteraard zou zo’n plaatje voor God mogelijk zijn (denk maar aan de Exodus én de doortocht door de Jordaan), maar de tekst zegt daar niets over. Dat is echter wel het gevolg van het betwijfelen van deze tekst(en).
Ook de tijdsduur van de zondvloed is een aanwijzing voor Drüeke om uit te gaan van een wereldwijde zondvloed. Het plaatje hieronder dat de chemicus in zijn lezing laat zien is een geïdealiseerd plaatje. We weten natuurlijk niet of het water van dag 40 tot 150 op hetzelfde niveau gebleven is of dat er sprake was van een schommeling van de ‘zondvloedspiegel’. De hele wereld was daarmee minstens 110 dagen volledig onder water en het had ten minste 40 dagen geduurd voordat er genoeg water op de aarde was om alles te overstromen. Daarna heeft het nog van de 150e tot de 371e dag geduurd voordat het water van de aarde was verdwenen. Bij een lokale overstroming zou het water veel sneller verdwenen zijn. Drüeke laat als voetnoot bij deze geschiedenis weten dat hij niet geloofd dat we de ark ooit terug zullen vinden. De Heere zou niet willen dat deze boot verafgodiseerd zou worden, zoals ook met de koperen slang gebeurd is. De ark zou daardoor meer aandacht en aanbidding krijgen dan God zelf. We weten overigens ook niet precies waar de ark geland is. Wanneer het een lokale overstroming betrof zou de ark niet geland zijn op een hoge berg in het gebergte van Ararat.
Het Noachitische verbond is voor de geleerde ook een aanwijzing dat het om een wereldwijde zondvloed gaat. Hij citeert daarvoor Genesis 9 vers 11-16. De Heere maakt hier met Noach de afspraak dat er nooit meer zo’n vloed zal plaatsvinden op de aarde. Er zijn echter ontelbaar veel lokale overstromingen. Drüeke geeft een lijstje met allerlei overstromingen in het laatste decennium. Als het bij de zondvloed gaat om een lokale overstroming dan maakt men van God een leugenaar. Maar als het om een wereldwijde zondvloed gaat dan heeft de Heere Zich volkomen aan Zijn Woord gehouden. Het is daarmee, volgens Drüeke, ook gevaarlijk als we niet accepteren wat de Bijbel ook op deze punten zegt. We krijgen dan ook moeite met veel andere zaken die in de Bijbel voorkomen. Het Oude Testament laat duidelijk zien dat het wel moet gaan om een wereldomvattende zondvloed. Het is daarom meer dan logisch dat bijna alle theologen tot 250 jaar geleden uitgingen van een wereldwijde overstroming, ze hebben namelijk de teksten uit Genesis ook historisch gelezen. Wat is ons eerste richtsnoer: de Bijbel of de natuurwetenschap?30 Als laatste punt kijkt Drüeke naar wat het Nieuwe Testament zegt over de zondvloed. Hij verwijst als eerste naar de woorden van de Heere Jezus (Mattheüs 24 en Lukas 17). Jezus vergelijkt hier de dagen voor de zondvloed met de dagen voor Zijn wederkomst. Zoals de wederkomst van de Heere Jezus een wereldomspannend oordeel inhoudt, zo was dat ook bij het oordeel van de zondvloed. Drüeke citeert ook uit Hebreeën 11 vers 7 en 2 Petrus 3 vers 3-7. Hieruit blijkt ook duidelijk dat het gaat om een wereldwijde overstroming. Daarmee verwijzen zowel het Oude Testament en het Nieuwe Testament naar een wereldwijde overstroming. Dit Woord van God moeten we als eerste bron nemen en uiterst serieus behandelen.
Waarom er wordt afgeweken van de zondvloedgeschiedenis
De spotters uit de hierboven genoemde Petrusbrief zijn geen domoren. Het gaat volgens Drüeke om sommige wetenschappers die door de ‘onveranderlijkheid’ van de natuur de wederkomst ontkennen. Alles kan natuurwetenschappelijk uitgelegd worden en dat gaat millennia door. Het gaat hier niet om domme mensen en we moeten met hun argumenten niet lacherig omgaan. Veel van hun argumenten zijn goed. We moeten ook niet menen dat wij, als het om de schepping en onze vroegste geschiedenis gaat, alles kunnen bewijzen en verklaren. De geleerde geeft aan dat er wel veel meer aanwijzingen zijn voor de schepping dan voor evolutie (in de zin van Universele Gemeenschappelijke Afstamming). Maar een sluitend bewijs voor dit alles kan Drüeke niet geven. Vertrouwen we op God en Zijn Woord, dan moet er een schepping zijn geweest en een Schepper die alles gemaakt heeft. Hebreeën 11 zegt niet dat we door natuurwetenschap of bewijzen verstaan dan de wereld gemaakt is, maar door het geloof. We kunnen niet alle vragen die over de oergeschiedenis gaan beantwoorden. Er zijn namelijk ook veel moeilijkheden die tot ons komen vanuit de natuur, waarin geen duidelijke aanwijzing voor de schepping te zien zijn. Drüeke is er volledig van overtuigd dat er een Schepper is die de wereld geschapen heeft, maar het gaat hier om een scheppingsgeloof en niet om sluitende bewijsvoering. Waarom geloven er vandaag zoveel mensen in evolutie over miljarden jaren (geen verandering in mechanisme)? Petrus gaat niet met zulke mensen in discussie maar geeft aan dat deze mensen het ten diepste (wezenlijk) niet begrepen hebben en het ook niet willen zien. Wat hebben ze niet begrepen? Dat de wereld uit het water ontstaan is en dat de eerste wereld ook door het water vergaan is.
Tegenwoordig wordt door veel theologen het wereldwijde karakter van de zondvloed in twijfel getrokken. Drüeke verwijst met een citaat naar Franz Delitzsch. In dit citaat geeft Delitzsch aan dat een wereldwijde zondvloed die alle hoge bergen bedekt heeft fysisch, geologisch en atmosferisch ondenkbaar is. Dus niet ondenkbaar omdat de tekst dat zo voorstelt, maar omdat het natuurwetenschappelijke problemen met zich meebrengt. Men stelt de wetenschap boven de Bijbel, maar dan kunnen we ook aan andere dingen twijfelen zoals de maagdelijke geboorte. Het is dan dom om christen te zijn en christenen zijn dan, met de woorden van Paulus, de ellendigste van alle mensen. Als we de Bijbel schikken naar natuurwetenschappelijke inzichten dan houden we nog weinig zekerheid over.
Wordt vervolgd (gebleven bij 39:34).
De Duitstalige lezing van dr. Drüeke
Het lukt vanwege de instellingen van de het kanaal niet om deze video in te sluiten. Daarom hieronder de link naar de lezing van dr. Stefan Drüeke.
https://www.youtube.com/watch?v=dftStYSIYOU