Home » Paleoantropologie

Categorie archieven: Paleoantropologie

Urker schedels in Weet Magazine

Het was in 2010 een beladen gebeurtenis die in alle stilte plaatsvond op het kerkhof bij het Kerkje aan Zee. Niet zo verwonderlijk, aangezien het hier om een gevoelige kwestie ging. Het ging hier om de herbegrafenis van enkele Urker schedels, die 133 jaar ervoor van de begraafplaats waren gehaald en in 2010 dus alsnog hun laatste rustplaats vonden.

In het nieuwe nummer van Weet Magazine, dat in de eerste week van oktober is verschenen, staat een vijf pagina’s tellend artikel over deze schedelroof. Plaatsgenoot Tiemen Roos, tevens lid van Comité Urker schedels, wordt hierin geïnterviewd door eindredacteur Johan Démoed. Rond eind negentiende, begin twintigste eeuw waren wetenschappers erg gebrand op het verzamelen en bestuderen van menselijke schedels. Voornamelijk gemeenschappen waarvan men vermoedde dat er weinig inmenging van buitenaf was, zoals Urk, werden interessant. Zes Urker schedels belandden zo in de collecties van Leiden, Utrecht en het Duitse Göttingen. Een paar Urkers richtten, toen dit bekend werd in 2007, een comité op, dat alles op alles zette om de Urker schedels terug te krijgen. Hoe de schedels in de collecties van Leiden en Göttingen zijn beland is niet duidelijk, maar van de drie in de Utrechtse collectie is dat wél helder. Tiemen deelt het bijzondere verhaal hiervan. Verder wordt er ingegaan op het sociaal darwinisme en het gevaar hiervan, en ook komt het wonder van Urk ter sprake. Vanaf 3 oktober ligt dit nieuwe nummer van Weet Magazine in de christelijke boekhandels op Urk.

Dit artikel is met toestemming van de auteur overgenomen uit Het Urkerland. De volledige bronvermelding luidt: Redactie, 2023, Urker schedels in Weet Magazine, Het Urkerland 28 september 2023: 23 (artikel).

Dr. Todd C. Wood prominent aanwezig op de ICC – Geleerde presenteert maar liefst vijf papers, veelal over paleoantropologie en de implicaties voor het klassieke scheppingsparadigma

Langzaam, maar zeker, komt de International Conference on Creationism (ICC) dichterbij. De organisatie is nog bezig met het programma, maar dr. Todd C. Wood laat via zijn blog weten dat hij aanwezig is met maar liefst vijf papers. Ik weet dat ook andere onderzoekers zoals Paul Garner (MSc.)1, dr. Mátyás Cserhati2 en dr. Marcus Ross3 werk zullen presenteren. Terwijl we wachten op het programma werpen we een blik in de keuken van dr. Wood.4

De eerste paper draagt als titel: ‘Testing the order of the fossil record: Preliminary observations on stratigraphic-clade congruence and its implications for models of evolution and creation’. Het gaat hier om een gezamenlijke studie. Met welke andere wetenschappers deze studie gedaan is wordt niet vermeld. Mogelijk zijn Paul Garner (MSc.), dr. Kurt Wise en dr. Marcus Ross hierbij betrokken. Volgens Wood waren de resultaten ingewikkeld maar buitengewoon interessant. “We found a lot of patterns that we didn’t expect and really didn’t have a good explanation for.” Hij verwacht dat dit interessante gesprekken zal gaan opleveren.

De tweede paper draagt als titel: ‘A preliminary evaluation of ape baramins’. Wood heeft deze paper geschreven samen met een student. Welke student dat is blijft nog een verrassing? Onderzoek naar het baramin van de mensen is ook naar de mensapenbaramins kijken. Wood noemt de onderzoeksresultaten wat rommelig, maar ziet dit als een begin en hoopt dat er in de toekomst meer zal volgen.

De derde paper draagt als titel: ‘Essentialism and the human kind, or experiments in character weighting’. Deze paper begon als een reactie op critici, maar leverde ook meer interessante zaken op. De paper probeert de vraag te beantwoorden of het mogelijk is dat we mensen kunnen identificeren op basis van slechts een handjevol kenmerken. Wood geeft aan dat getest te hebben en dat deze test niet goed uitviel. De bioloog vermoedt dat hij over deze kwestie zal moeten nadenken tot hij daadwerkelijk de presentatie geeft. Hij geeft aan dat dit zijn enige ‘solo’-paper is.

De vierde paper draagt als titel: ‘Human history from Adam to Abraham: Integrating paleoanthropology with a young-age creation perspective’. Wood had veel meer te zeggen en wenste dat hij meer ruimte had gekregen. De paper is op zoek naar een creationistische consensus op het gebied van de paleoantropologie. Wood dacht met zijn medeonderzoekers na over hoe paleoantropologie verweven kan worden met een tijdlijn waarbij uitgegaan wordt van het klassieke scheppingsgeloof. Naar deze paper zie ik het meest uit, omdat deze ook relevant is voor het archeologische vraagstuk in Nederland.5

De vijfde paper draagt als titel: ‘Human baraminology in postcranial perspective’. Deze paper presenteert Wood samen met een student. Ik vermoed dat deze student Peter Brummel is. In eerder werk aangaande de baraminologie van mensen gebruikte Wood vooral schedelmateriaal. In dit onderzoek kijkt hij naar het complete skelet. Het lichaam kan ons namelijk meer vertellen dan alleen de schedel. Wood noemt het onderzoek veel werk, maar is tevreden met de resultaten die het onderzoek opleverde.

N.a.v.: Coming up at the International Conference on Creationism (http://toddcwood.blogspot.com/2023/06/coming-up-at-international-conference.html).

Voetnoten

Adam, wie ben je? – Ben je een mythisch figuur, leermodel of historisch persoon?

Dit artikel is samen met Jan van Meerten geschreven.

Adam, wie ben je? Theïstische evolutionisten komen er onderling niet uit. Was Adam een leermodel, archetype, mythologisch figuur of neolithische boer? In de zeventiende eeuw werd een theorie van pre-adamieten door Nederlandse gereformeerde theologen nog als ketters beschouwd, nu wordt er gezocht naar synthese tussen een historische Adam en universele gemeenschappelijke afstamming.

In zijn boek ‘En de aarde bracht voort’ geeft prof. dr. Gijsbert van den Brink aan een nieuwe hypothese te hebben. Samenvattend luidt die: Adam was een, door God apart gezet, clanhoofd. Deze Adam leefde ongeveer 45.000 jaar geleden ten tijde van de zogenoemde culturele revolutie. Bij deze visie plaatsen wij enkele kanttekeningen. Zelfs als we met een naturalistische bril, die prof. Van den Brink recht wil doen, naar de oplossing van de auteur kijken, dan zien wij grote problemen.

Verspreiding

Een belangrijk probleem is dat ten tijde van de Adam van prof. Van den Brink, 45.000 jaar geleden, de mensheid al verspreid zou zijn over de hele aarde. Er zouden dan al mensen hebben geleefd die geen enkele relatie hadden met Adam. Er zijn bijvoorbeeld fossiele overblijfselen van de moderne mens (Homo sapiens) in China gevonden. Deze overblijfselen hebben een vermeende ouderdom van 80.000 tot 120.000 jaar. Daarnaast veronderstellen naturalisten dat de voorouders van de Aboriginals en de Papoea’s 65.000 jaar geleden al de oversteek maakten naar het continent Australië. Nieuwe vondsten zouden volgens naturalisten zelfs aantonen dat de moderne mens zo’n 130.000 jaar geleden ook al in Amerika aanwezig was. Als de zondeval van Adam en Eva niet direct wereldwijde gevolgen had, zoals Van den Brink aangeeft, dan vallen Aboriginals, Papoea’s, Indianen en Chinezen ook niet onder de ‘vloek van de zonde’. Dan zouden door deze mensen ‘zonden’ nog steeds instinctmatig gedaan worden. Dit leidt tot absurde en racistische conclusies.

Andere mensen

Het probleem wordt echter nog groter als we andere ‘soorten’ mensen erbij betrekken. Zo leefde de Floresmens (H. floresiensis), volgens naturalisten, tot ongeveer 12.000 jaar geleden op het eiland Flores. Recent werd er weer een ‘mensensoort’ ontdekt, de zogenoemde Red Deer Cave mens. Men denkt dat deze mens tot ongeveer 11.000 jaar geleden in China leefde. De ondersoort H. erectus soloensis bewoonde, zo meent men, tot 15.000 jaar geleden het eiland Java en de Neanderthaler (H. neanderthalensis) is, binnen naturalistisch kader, zo’n 25.000 jaar geleden uitgestorven. Al deze ‘soorten’ leefden niet alleen tegelijkertijd met de Adam die Van den Brink opgeeft, maar zouden ook al ver voor de vermeende 45.000 jaar afgesplitst zijn van de menselijke familiestamboom. Sommige ‘soorten’ zouden zich met Adam’s lijn vermengd hebben, zoals de Neanderthaler en de Denisovamens (H. denisova). Hadden al deze ‘soorten’ een ziel? Zijn deze mensen ook geïnfecteerd door Adams zonde? Of bestonden er mensachtigen waarbij zonden wel werden aangerekend en mensachtigen bij wie dat niet het geval was? En had de moederbelofte (Gen. 3:15) ook betrekking op deze ‘soorten’?

Uitingen en gebruiken

In deze korte bijdrage kijken we als laatste nog naar de cultuuruitingen. In het ND van 22 juni 2017 zegt Van den Brink: ‘Hij leerde het vuur beheersen, hij ging kunst maken, hij begon met religieuze uitingen’. Deze stelling is onjuist. Binnen de wetenschapsvisie die hij zegt serieus te nemen, maakte Homo erectus al 600.000 jaar geleden gecontroleerd gebruik van vuur. Van de oudst bekende vroegmoderne mens uit Marokko (door de naturalist geschat op 300.000 jaar geleden) zijn stukjes vuursteen gevonden bij de vuurhaard. Vuur maken is, zoals men meent, een wijdverspreid fenomeen bij de moderne mensen die zo’n 125.000 jaren geleden leefden. In een grot bij Gibraltar zijn kunstuitingen van de Neanderthaler gevonden. Er zijn aanwijzingen dat Neanderthalers make-up gebruikten, kettingen maakten, hun doden begroeven, ‘medicijnen’ maakten om ziekten en pijn te bestrijden en een taal spraken. Kortom: God had prima met bijvoorbeeld de Neanderthaler een ‘relatie aan kunnen gaan’.

Theologische bezwaren

Zelfs met een naturalistische bril op is de constructie van prof. Van den Brink zéér aanvechtbaar. Er zijn echter ook theologische bezwaren te noemen. Omdat de gedachte ‘Adam als clanhoofd’ in de creationistische literatuur al verscheidene keren is besproken en verworpen, willen we hier niet te lang bij stilstaan. We stippen nog wel het volgende aan: Volgens prof. Van den Brink was het deze Adam, die voor het eerst Gods stem kon horen. Hij werd geroepen door God en daarmee was de periode van zijn onschuld voorbij. Maar waarom schetst Genesis Adam dan als aparte scheppingsdaad van God? De vroege Israëliet zou het prima hebben begrepen als God had laten opschrijven dat Adam geroepen was. Als we Genesis als één geheel nemen, iets waar tekstueel sterke aanwijzingen voor zijn, dan is het heel vreemd dat er wel van Abraham opgeschreven wordt dat hij geroepen werd en van Adam niet. Terwijl het bij beiden, volgens theïstische evolutionisten, om geroepen personen ging.

De uitleg van prof. Van den Brink geeft problemen, net als alle andere uitlegtypen die theïstisch evolutionisten hanteren voor Adam. Rest alleen nog de jonghistorische uitleg, die de Bijbelse geschiedenis wel recht doet. En door met een andere bril naar de wetenschappelijke gegevens te kijken zijn de menselijke fossielen minder problematisch dan ze voor prof. Van den Brink zijn.

Dit artikel werd geschreven in 2017.

Tweede Kamer wijst middels de voorzitter en enkele Kamerleden menselijke evolutie vanuit de dieren (‘we zijn primaten’) af

Gisteren (9 mei 2023) was er in de Tweede Kamer een debat over ‘Racisme en discriminatie in de politieorganisatie’ onder voorzitterschap van drs. Roelien J. Kamminga (VVD). Belangrijk om dit onderwerp te bespreken en daar ook een standpunt over in te nemen. Omdat wij allen van Adam en Noach afstammen kan en mag er geen racisme bestaan. Mr. Gideon F.C. van Meijeren (FvD) werd (terecht) het woord ontnomen omdat hij, in overtreding zijnde, jongeren met een donkere huidskleur een ‘zwerm negroïde primaten’ noemde.

Mr. Gideon van Meijeren tijdens het debat over racisme en discriminatie in de politieorganisatie. Bron: Screenshot door Jan van Meerten op 10 mei 2023.

Aanleiding

De aanleiding tot deze uitspraak van mr. Van Meijeren is een filmpje van een mishandeling op het station Bijlmer Arena. Hier werd op vrijdagavond 5 mei 2023 half tien een jongeman in elkaar getrapt en van het perron op het spoor geduwd door een groep jongeren van tussen de 15 en 17 jaar.1 NOS meldde gisteren (9 mei 2023) eveneens dat er zes jongens van de groep zijn opgepakt, maar dat het slachtoffer nog altijd spoorloos is.2 Dit is een poging tot doodslag (wellicht zelfs een poging tot moord) en moet flink aangepakt worden. Zodat deze jongeren het wel uit hun hoofd laten om zoiets nog een keer te doen.

Primaten

Ook mr. Van Meijeren vond dit incident tijdens het debat afkeurenswaardig en liet dat zo ook merken. Van Meijeren wees in zijn bijdrage op het incident. Hij gaf aan dat Nederland afgelopen weekend ‘werd opgeschrikt door de meest gruwelijke beelden van een grote zwerm negroïde mensen die een weerloze blanke jongen’ in elkaar sloegen. De voorzitter vroeg na deze zin of Van Meijeren zou willen oppassen met de terminologie die hij gebruikt. Van Meijeren gaf de voorzitter gelijk ‘misschien is dat in dit geval niet gepast. Het was een zwerm negroïde primaten’. De voorzitter geeft opnieuw aan dat dit echt te ver gaat en dat dit soort termen in een goed debat niet nodig zijn. Van Meijeren verwept opnieuw de actie van de genoemde jongeren door het te bestempelen als ‘te ranzig en te verwerpelijk voor woorden’. “Zij gedragen zich op deze manier als primaten.” Drs. Farid Azarkan (DENK) maakte een punt van orde door de voorzitter te verwijzen naar artikel 8.14 van de spelregels debatteren waarin staat dat de Kamerleden met respect voor elkaar en voor het onderwerp naar elkaar reageren. “Een groep mensen uitmaken voor ‘primaten’ gaat daar ver overheen.” Hij verzoekt, via de voorzitter, dat Van Meijeren zijn woorden terugneemt. Ook mr. Ingrid J.M. Michon-Derkzen (VVD) maakte een punt van orde. Zij vraagt de spreker om zich te houden aan het onderwerp van het debat. “Dit soort andere bespiegelingen zijn volstrekt buiten de orde en ook niet relevant voor het debat.” De voorzitter geeft aan het eens te zijn met de reageerders en verzoekt Van Meijeren deze woorden terug te nemen. Van Meijeren weigert dit. “Ik heb geen greintje respect voor dat walgelijke tuig. (…) Daar ga ik ook geen respect voor opbrengen. Ik neem mijn woorden niet terug.” Daarmee sloot de voorzitter de inbreng van mr. Van Meijeren af.3

Geen primaten

De voorzitter en de reageerders hebben gelijk. Hoewel mensen zich beestachtig kunnen gedragen (wat ook in deze video te zien is), zijn ze daarmee geen primaten. Mensen uitschelden voor primaten past niet in een wetenschappelijk en/of politiek debat. De mens is de kroon op Gods schepping en hoewel de mens door de zondeval alles verbruikt heeft is deze positie zó gebleven. Dankzij Gods genade en door het verzoenende werk van Christus kan een mens nog zalig worden. Dit geldt alleen voor de mensen en niet voor de dieren of de engelen. De mens is ook onderscheiden van de dieren, zelfs de primaten. Primaten zijn in de scheppingsmozaïek wel de aan de mensen meest ‘verwante’4 soorten, in de zin dat ze meer gezamenlijke overeenkomsten hebben met de mensen dan mensen met andere groepen dieren hebben. Hierdoor schuren in de scheppingsindeling de mozaïeken van de verschillende primatenbaramins tegen de mozaïek van de mensen aan.5 Dit alles maakt de mens echter nog geen primaat. Vermeende evolutionaire verwantschap is echter per definitie geen afstamming. Volgens de naturalistische evolutie van de mens hebben de mensen een gemeenschappelijke voorouder met de primaten. Veel naturalisten geven zelfs aan dat we niet alleen een gemeenschappelijke voorouder met de primaten hebben, maar zelf ook primaten zijn.6 Wanneer deze vermeende menselijke evolutie uit de dieren juist is, dan is er geen enkele grond om mr. Van Meijeren hiervoor het woord te ontnemen. Dan zijn wij primaten en heeft Van Meijeren gelijk. Toch meen ik dat de voorzitter Van Meijeren terecht het woord ontnomen heeft. Iemand uitschelden voor primaat is ongepast, omdat we géén primaten zijn maar afstammelingen van Adam en Eva. Dit blijkt uit de eerste hoofdstukken van Genesis en de bijbehorende andere teksten uit de Bijbel. Schelden past niet in een (politiek) debat, omdat het debat daar op de inhoud gevoerd moet worden. Vanuit het klassieke scheppingsgeloof bezien heeft de voorzitter dus correct gehandeld.

Voetnoten

Bouwen aan een creationistisch wereldbeeld – (Literatuur)onderzoek ter onderbouwing van een bijbelgetrouw standpunt

Creationistisch onderzoek is belangrijk voor de opbouw van een creationistisch wereldbeeld. Ik, Jan van Meerten, wil met deze website bouwen aan dit creationistische wereldbeeld. Daarvoor doe ik onder andere (literatuur)onderzoek. Hieronder de grote thema’s waarmee ik mij de afgelopen jaren heb bezig gehouden en waarvoor ik mij de komende jaren, als de Heere de gezondheid en het leven geeft, wil inzetten. Achter het dikgedrukte thema een korte omschrijving. Na de overkoepelende thema’s ook enkele thema’s die kleiner en meer doelgericht zijn opgezet. Als laatste enkele thema’s die ik al jaren als hobbythema heb en graag ook verder uitbouw.

Overkoepelde thema’s

Geschiedenis van scheppingsleer en scheppingsmodel in de periode 1800-1925. Veel sceptici geven aan dat het door hen zo genoemde creationisme ontstaan is met de activiteiten van George McCready Price en de bekende Scopes Trial (1925). De literair-historische lezing van Genesis zou een moderne uitvinding zijn van de laatste honderd jaar. Als het gaat om de scheppingsleer dan lijkt het er echter op dat de eerste 1800 jaar het grootste gedeelte van de kerk de verhalen in Genesis (in ieder geval voor het grootste gedeelte) opvatte als historische gebeurtenissen. In de 18e eeuw waren er zondvloedgeologen en theologen die uitgingen van een historische zondvloed. Sommigen zien de rede van geoloog en natuurtheoloog Adam Sedgewick in 1831 als de grafrede van de zondvloed. Is het daarna stil geworden? Met dit onderzoek naar boeken en artikelen van Nederlandse predikanten, onderwijzers, theologen en natuurwetenschappers van 1800-1925 wil ik aantonen dat het tegendeel waar is. Ik begin daarbij bij de afgescheiden en dolerende kerken (1834-einde van het onderzoeksgebied) en de kring rond het zogenoemde Reveil (1817-ca 1865), maar hoop dat later breder te kunnen trekken.

Visie Gereformeerde Gezindte op schepping of evolutie vanaf 1925. Zelf aangesloten bij de Gereformeerde Gemeente doe ik graag onderzoek naar de visie van de Gereformeerde Gezindte in de breedste zin van het woord op schepping en evolutie. Deze periode start in 1925, omdat in het vorige onderzoek genoemde periode dan eindigt. Onder de Gereformeerde Gezindte versta ik de volgende kerken en groeperingen: Gereformeerde Bond binnen de Protestantse Kerk in Nederland, Hersteld Hervormde Kerk, Voortgezette Gereformeerde Kerken in Nederland, Gereformeerde Kerken vrijgemaakt, Nederlands Gereformeerde Kerken, Gereformeerde Kerken Nederland, de Gereformeerde Kerken (hersteld), Christelijke Gereformeerde Kerken, Gereformeerde Gemeente, Gereformeerde Gemeente in Nederland, Gereformeerde Gemeente in Nederland buiten verband, Oud Gereformeerde Gemeenten in Nederland en diverse vrije gereformeerde kerken en evangelisaties.

Geologie van de Benelux. Creationisten uit Nederland, België en Luxemburg (Benelux) hebben de afgelopen jaren relatief weinig aandacht besteed aan de geologie van de Benelux. Rond de millenniumwisseling was er een expositie over ijstijden op Urk, drs. Tom Zoutewelle van Creaton organiseert jaarlijks excursies naar de Ardennen, drs. Hans Hoogerduijn heeft als het gaat om de Ardennen in privésfeer artikelen geschreven, ing. Stef Heerema schreef en sprak over de zoutlagen in Noord-Nederland en ijstijdverschijnselen en ing. Cok van der Louw schreef in het verleden een brochure over de zondvloed in Nederland en deed wat veldwerk. Het is hard nodig dat er meer veldwerk en literatuurstudie wordt gedaan door creationisten naar de ondergrond van de Benelux. Graag zou ik samen met een groep studenten en academici werken aan veldwerk, literatuurstudie en publicaties over de ondergrond van de Benelux in creationistisch perspectief.

Geologie van Hongarije. Creationisten hebben erbarmelijk weinig nagedacht over de geologie van Hongarije. Samen met Lorens Knap van Hongarije Holidays heb ik een vijfdaagse geologie-excursie naar Hongarije georganiseerd. We hebben daar vulkanische afzettingen, zand- en kalksteenformaties en grotten bekeken. Ik hoop de geologische locaties verder in kaart te brengen, (literatuur)onderzoek te doen en de geologische en paleontologische zaken te beschouwen binnen een creationistisch wereldbeeld.

Onderbouwing zondvloed/post-zondvloed-grens. De zondvloed/post-zondvloedgrens is een discussiepunt onder creationisten. Sommige creationisten beweren dat de geologische kolom van ná het Precambrium ná de zondvloed is afgezet. Andere creationisten denken dat de zondvloedgrens om en nabij het Perm ligt of iets lager, in het Devoon. Weer andere creationisten geven aan dat de grens om en nabij Krijt/Paleogeen ligt. Nog weer andere creationisten denken dat de grens in de buurt van de Mioceen/Plioceen-grens ligt. En als laatste zijn er creationisten die aangeven dat de zondvloedgrens boven de zogenoemde ‘ijstijdafzettingen’ ligt. Ik ben mijn hele creationistische leven hier al over na aan het denken en mijn voorkeur gaat momenteel uit naar de Krijt/Paleogeen-grens als interessante werkhypothese. Hiervoor wordt door verschillende academische creationisten onderbouwing gegeven. Maar zijn die argumenten overtuigend genoeg? De tijd zal het leren.

Scheppings-, paradijs- en zondvloedverhalen. Bij aloude volkeren zijn talloze schepping-, paradijs- en zondvloedverhalen te vinden. Het is goed om deze verhalen in kaart te brengen en te kijken hoe ze aan elkaar verwant zijn. Veel oudtestamentici kijken daarbij slechts naar het Midden-Oosten, maar mijn doel is om dit gegeven wereldwijd te bezien!

Menselijke evolutie. In de afgelopen honderdvijftig jaar zijn er verschillende mensachtigen gevonden. De vraag rijst op groot de menselijke variatie is onder de mensachtigen. Creationisten schrijven al net zo lang als de vondsten over deze vondsten. Sommige creationisten zijn zeer stellig, anderen meer voorzichtig. Hoeveel evolutie kan de menselijke ‘soort’ aan en hoe groot was de variatie in het verleden?

Versmalde thema’s

Mount St. Helens. In 1980 blies de vulkaan Mount St. Helens zijn top eraf. Dat leidde tot allerlei geologisch interessante verschijnselen. Creationisten hebben deze verschijnselen in kaart gebracht en daar over gepubliceerd. Ik ben deze publicaties aan het verzamelen en wil dat samenvatten in een groot verhaal zodat we in Nederland ook mee kunnen genieten van dit creationistische onderzoek. Replieken op dat onderzoek moeten worden weersproken en zo nodig weerlegd zodat dit een icoon kan blijven van het catastrofisme.

St. Joris en de draak. Dankzij een sponsor ben ik in 2018 op bezoek geweest bij het Creation Museum van Answers in Genesis. De video’s die in het Creation Museum getoond worden zijn in een collectie dvd’s uitgegeven: The Creation Museum Collection. Eén dvd in deze collectie gaat over draken en beeldt aan het begin de legende van St. Joris en de draak uit. Er is kritiek gekomen op het gebruik van deze legende door creationisten. De draak in het verhaal zou in de oorspronkelijke verhalen niet voorkomen. Joris zou in dat geval nooit met een draak gestreden hebben. De draak is later toegevoegd. Indien dat het geval is, kunnen wij het verhaal niet gebruiken ten gunste van de vanuit ons wereldbeeld opkomende gedachte dat mensen en dinosauriërs samen geleefd hebben. Daarom wil ik onderzoek doen naar de herkomst en de receptiegeschiedenis van deze legende door de eeuwen heen.

De planetologie van ons zonnestelsel. Ons zonnestelsel heeft mij al vanaf mijn vroegste jaren gefascineerd. Hoe kan het zo zijn dat slechts op aarde leven voorkomt? Is dit zonnestelsel werkelijk zo oud als naturalistische wetenschappers beweren? Hoe zijn de geologische verschijnselen op manen en planeten in ons zonnestelsel ontstaan? Met dit afgebakende, maar uitgebreide onderzoek, wil ik mij daarmee bezig houden.

RATE-project. Binnen dit versmalde thema wil ik op zoek naar materialen rondom het zogenoemde RATE-project. Er is door de jaren heen veel materiaal over geschreven, vervolgonderzoek gedaan etc. Ik zou dat vervolgonderzoek graag willen samenvatten in een artikel, een ander artikel wijden aan het (voor)traject en in een laatste artikel alle kritieken bundelen.

Walvissen van de Pisco-formatie. Een van de paradepaardjes van creationistisch onderzoek vind ik de walvissen van de Pisco-formatie. Binnen dit versmalde thema wil ik het onderzoek samenvatten, werken aan een of meerdere artikelen over dit onderzoek en zo het in Nederland bekendmaken.

Hobbythema’s

Genealogie van het geslacht Van Meerten. Ik ben al jaren bezig met de genealogie van het geslacht Van Meerten. Veel materiaal heb ik in uitgeprinte of (digitaal) offline vorm. Ik zou deze genealogie graag voor een breed publiek bekendmaken zodat mijn familieleden of ‘geslachts’genoten mee kunnen denken en mee kunnen genieten.

Betuwse streekgeschiedenis. De eerste Van Meerten die in de bronnen voorkomt (zo rond 1100) is gevestigd in de Betuwe. Ik zou graag meewerken aan de Betuwse streekgeschiedenis tot aan 1900 om zo een beeld te krijgen van het leefgebied waarin mijn voorgeslacht woonde.

Dit artikel verscheen in 2019 op de oude website van ‘Oorsprong’ en is hier licht aangepast overgenomen. Omdat mijn gezondheid door hartfalen dagelijks broos is en ik veel bedlegerig ben lukt het niet om daadwerkelijk veldwerk te doen en zal het voorlopig bij literatuuronderzoek blijven. Gebed gevraagd of de Heere de middelen wil zegenen! Dit is een werkdocument en kan aangepast worden!

Mysterieuze Denisovamens herrijst (niet) uit DNA

Dit artikel is geschreven samen met dr. Peter Borger.

Vrijwel alle media berichtten er vorige maand over: een groep wetenschappers was erin geslaagd het uiterlijk van een uitgestorven prehistorische mens te reconstrueren. Het ging om de Denisovamens, een tijdgenoot van de neanderthaler.

Ingang van de bekende grot waar resten van de Denisovamens in gevonden zijn. Bron: Wikipedia.

Is dat nu zo bijzonder; zulke reconstructies komen toch geregeld in de media? Opmerkelijk genoeg was deze reconstructie niet gemaakt op basis van botten of een schedel. Het uiterlijk van de Denisovamens werd gereconstrueerd uit een DNA-monster, dat uit een fossiel vingerkootje van een pink was geïsoleerd, zo blijkt uit de publicatie in vaktijdschrift Cell.1

Het team onder leiding van de Israëlische wetenschappers David Gokhman en Liran Carmel van de Hebreeuwse Universiteit in Jeruzalem beschrijft in het artikel hoe het skelet van de Denisovamens er op 56 kenmerkende punten uit moeten hebben gezien. Dat gaat dan van de dikte van hun tandglazuur tot de omvang van de ribbenkast. De Volkskrant beschreef het als een „sciencefictionachtige herrijzenis van een geheimzinnige oermens.”

De vraag is echter of de wetenschap in staat is om het uiterlijk van uitgestorven oermensen te achterhalen op basis van DNA-sequenties – de volgorde van de DNA-letters. Is hier mogelijk sprake van een overdreven vertrouwen in de wetenschap dat door de seculiere media gretig wordt bevestigd?

WIE WAS DE DENISOVAMENS?
Het in- en uitschakelen van genen door methylatie van het DNA wordt door omgevingsfactoren beïnvloed en is overerfbaar. Dat feit stelt de vermeende evolutie van de mens in een geheel nieuw perspectief. Want welke eigenschappen zijn nu terug te voeren op DNA-mutaties –dus evolutie– en welke zijn veroorzaakt door omkeerbare epigenetische veranderingen?

Het vingerkootje van de Denisovamens. Bron: Wikipedia.

Het brede, lage voorhoofd van Denisovamensen wordt volgens dit onderzoek epigenetisch verklaard. Op de keper beschouwd is dat geen evolutie, maar variatie door epigenetische herprogrammering van het DNA. Deze oermensen waren dus gewoon mensen – homo sapiens. Dat is ook het beeld dat oprijst als we het DNA van de Denisovamens vergelijken met de rest van het geslacht homo. DNA-kenmerken van deze mens komen in beperkte mate voor bij inwoners van Melanesië en de Australische Aboriginals; ze zijn schaars bij inwoners van Oost-Azië, Amerikaanse indianen en Polynesiërs. Europeanen of Afrikanen bezitten geen DNA-kenmerken die afkomstig zouden zijn van de Denisovamens.

Als we de schaarse fossiele vondsten daarbij optellen –drie tanden, een vingerkootje van een pink, een teenbotje en een stuk kaak– dan is de stamboom van de Denisovamens in nevelen gehuld. Zeker is dat de Denisovamens een tijdgenoot was van de mens. Een epigenitische variant van het geslacht homo ligt voor de hand.

Analyseren

De wetenschappers die dergelijk onderzoek uitvoeren zijn bio-informatici. Ze gebruiken computers om de grote hoeveelheden biologische gegevens te analyseren. Daarbij maken ze gebruik van statistiek om bepaalde vragen te beantwoorden. Dat is nodig omdat de hoeveelheid genetische informatie van organismen enorm is.

De genetische informatie van elk mens bestaat uit 6 miljard bouwstenen, opgeslagen in 46 chromosomen. Een klein deel daarvan, ongeveer 2 procent, draagt de informatie voor de onderdelen en werktuigen die de cellen bouwen en laten functioneren. Het zijn de genen die coderen voor eiwitten.

Het overgrote deel van de genetische informatie op het DNA fungeert echter als besturingssysteem. Net als bij een computer moeten de programma’s in het DNA worden aan- en uitgezet. Elke cel heeft zijn eigen eiwitten nodig en de hoeveelheid ervan moet heel precies worden gedoseerd. Het zou funest zijn als eiwitten willekeurig zouden worden aangemaakt. Vandaar dat het grootste deel van het genoom zich bezighoudt met regelwerkzaamheden. Dit aan- en uitzetten van genetische informatie bepaalt hoe een organisme eruitziet.

De rol van bio-informatici beperkt zich niet tot het uitlezen en interpreteren van DNA. Ze repareren het onvolledige DNA uit de botten en plaatsen het in een biologische context, want het DNA van oermensen bestaat uit fragmenten waarvan veel van de oorspronkelijke informatie verloren is gegaan.

Het DNA in botten heeft een gemeten halfwaardetijd van ongeveer 600 jaar: na 600 jaar is de helft van het DNA verdwenen. Het verandert na het intreden van de dood op heel specifieke plaatsen en hiervoor moet gecorrigeerd worden. Met statistische en andere methoden wordt geprobeerd de oorspronkelijke volgorde van de DNA-letters te achterhalen. De stukjes DNA die uit de Denisovamens werden gehaald ondergingen deze hele reparatie- en interpretatiemethode. Dit gerepareerde DNA werd vervolgens gebruikt om het uiterlijk van deze oermens te reconstrueren. Ook hierbij moeten bio-informatici oppassen, want ook dan spelen statistiek en interpretatie een grote rol.

Besturingsprogramma

Elke cel van het lichaam bezit hetzelfde aantal genen. Dat zijn er ongeveer 40.000, waarvan iets meer dan de helft voor eiwitten codeert. Maar wat moet je met al die genen, als je ze niet op de juiste plaats en juiste moment tot expressie kunt brengen? Een gen is pas zinvol als het zijn functie uitvoert op precies de juiste plaats, op precies het juiste moment, en in precies de juiste mate.

Per celtype zijn misschien maar een paar duizend genen echt nodig. Wat doet de cel dan met de rest? Die schakelt hij uit. In de cel gebeurt dat door zogeheten epigenetische instructies. Deze instructies beïnvloeden de volgorde van de DNA-letters van de genen zelf niet, maar maken sommige delen van het DNA ontoegankelijk. Zulke epigenetische instructies worden door de biowetenschappers DNA-methylaties genoemd. In het menselijk DNA zijn 26 miljoen plekken bekend waar zulke methylaties kunnen worden uitgevoerd (zie ”Aan- en uitzetten van DNA”).

Het methylatiepatroon in een vingerkootje is anders dan dat in een schedel. Wat zeggen methylatiepatronen uit een fossiel vingerkootje dan over de vorm van de schedel? Gokhman en Carmel beweren dat zij voor 34 kenmerken van de schedel specifieke informatie hebben. Ze baseren die op een onlinedatabase die alle informatie bevat over gemuteerde genen en hoe die bij de mens botafwijkingen veroorzaken. Het blijft de vraag hoe ze zo met zekerheid iets kunnen zeggen over het uiterlijk van de Denisovamens.

Zeker is dat wetenschappers op dit moment grote moeite hebben om epigenomen –waarin aan- en uitgeschakelde stukjes DNA een rol spelen– van moderne organismen te interpreteren. Zelfs van organismen waarvan we het hele epigenoom kennen kunnen we het uiterlijk niet voorspellen. De biologische betekenis van de epigenetische verschillen tussen uitgestorven mensen en moderne mensen achterhalen, is dus nog veel moeilijker. Daarbij komt dat er methylgroepen verdwijnen nadat het organisme is gestorven. Dat proberen de bio-informatici met statistische methoden te corrigeren.

Met de huidige kennis van het genoom is het dus onmogelijk om aan de hand van de door Gokhman en Carmel gevonden methylaties iets zinvols te zeggen over het uiterlijk van de Denisovamens. Er zijn immers wel 26 miljoen methylaties in het DNA mogelijk. Laat staan dat ze weten hoe deze methylaties de expressie van duizenden eiwitten hebben beïnvloed. Wat de populaire media publiceren over het uiterlijk van de Denisovamens is dus vooral sciencefiction.

AAN- EN UITZETTEN VAN DNA
Het genoom van de mens is een bouwplan dat alle uiterlijke kenmerken van een organisme impliciet beschrijft. Impliciet, omdat het uiterlijk pas zichtbaar wordt door een groot aantal andere factoren, waaronder DNA-methylaties.

Hoe werkt methylatie van het DNA? Een methylgroep is een klein molecuul bestaande uit één koolstofatoom met daaraan vast drie waterstofjes; scheikundig is een methylgroep dus -CH3. Cellen beschikken over DNA-methyl-transferases, enzymen die zo’n methylgroepje aan het DNA kunnen hangen. Ze doen dit alleen op daarvoor bestemde plaatsen in een gen.

Door de aankoppeling van een methylgroep wordt dat gen afgesloten. Al naar gelang waar de methylgroep zich bevindt, blokkeert deze meer of minder het aflezen van het gen. Alle genen die niet nodig zijn in een bepaalde cel of in een bepaald orgaan worden op deze manier gedoseerd afgesloten of uitgezet. De methylgroep kan ook weer worden verwijderd. Dit gebeurt door andere enzymen, de DNA-demethylases. Het gen kan dan weer worden afgelezen.

Dr. Peter Borger schreef al eerder een artikel over het Neanderthalergenoom voor deze website.

Dit artikel is met toestemming van de auteurs overgenomen uit Reformatorisch Dagblad. De volledige bronvermelding luidt: Borger, P., Zoutewelle, A., 2019, Mysterieuze Denisovamens herrijst uit DNA, Reformatorisch Dagblad Maandag 49 (173): 4-5 (artikel).

Twee biologen positief over ‘Big Man’-artikel plus een negatieve reactie van Bart Klink

In 2020 schreef Klaas Roos (MA) het artikel ‘Big Man zorgt voor Big Problems: Over hoe een fossiel de evolutionist met lege handen laat staan’ voor Weet Magazine.1 Het tijdschrift maakte er ook een persbericht van.2 Dit leidde tot kritiek van onder andere drs. ing. Bart Klink. Het duurde even, maar Roos reageerde vorige week op deze kritiek.3 Twee biologen zijn positief en Bart Klink reageerde via social media op zijn geheel eigen wijze. Klink gaf aan dat hij binnenkort zijn reactie op het artikel zal publiceren op zijn website.

Positieve biologen

Toen het artikel verscheen kregen we via social media twee positieve reacties van biologen met onderwijservaring, ook op het gebied van de evolutietheorie en menselijke evolutie.
Ir. Dick de Vries schreef:

“Bewonderenswaardig [is] de manier waarop Klaas Roos zijn antwoorden geeft. Hier hebben mensen wat aan. Ik heb zelf geen geduld meer voor dit. Als iemand atheïst is, dan zal hij meestal daarin volharden. Toch kan ook een atheïst zich bekeren.”

Drs. Henk Murris schreef:

“Prima argumentatie en vooronderstellingen blootleggend, die misleidend zijn voor een goed verstaan van paleontologische vondsten van ‘mensachtigen’.”

Uiteraard maakt dit het artikel van Klaas Roos niet onfeilbaar, maar het is mooi om te zien dat mensen met een academische achtergrond wat aan de gepubliceerde artikelen op ‘Oorsprong’ hebben.

Reactie van Bart Klink

Het lag in de lijn der verwachting dat drs. ing. Bart Klink, aan wie de kritiek van Roos gericht is, niet zo positief is als die van de twee biologen. Hij reageerde ook via social media op het artikel en gaf aan binnenkort te reageren op het volledige stuk middels een artikel op zijn website.

Drs. ing. Bart Klink schreef, nadat hij verwees naar zijn artikel via de website ‘De Atheïst’4:

“Zijn reactie staat of valt met het antwoord op de vraag hoe we apen van mensen kunnen onderscheiden bij fossielen. Creationisten hebben veel moeite met dit onderscheid en komen er onderling niet uit, terwijl ze wel menen dat er zo’n (duidelijk) onderscheid is. Dat is dus nogal een probleem en ik besteed daar uitgebreid aandacht aan in mijn artikel. Opmerkelijk genoeg gaat Roos daar totaal niet op in. Hij stelt meermaals simpelweg dat het fossiel ‘Big Man’ een mens is, zonder ooit te definiëren wat een mens is en hoe we kunnen bepalen of een fossiel in deze categorie behoort. Dit is een cruciaal gebrek als het gaat om het bespreken van overgangsvormen, want dan moeten we weten of iets uitsluitend een aap óf mens is (creationisme) of dat er ook nog iets bestaat met kenmerken van beide (evolutie).

Dit probleem komt ook steeds op bij Roos’ bespreking van de literatuur. Als daar gesproken wordt over ‘human like’ (‘looking’, ‘similar’, enz.) eigenschappen, betekent dat niet dat het een eigenschap is van moderne mensen (Homo sapiens), maar dat het *lijkt* op H. sapiens, zonder dat volledig te zijn, zoals je mag verwachten van een overgangsvorm. Ook zie je soms dat *bepaalde* delen van het fossiel heel modern zijn (niet te onderscheiden van H. sapiens), maar andere delen van hetzelfde fossiel juist primitief zijn. Dit wordt mozaïekevolutie genoemd en komt veel voor bij overgangsvormen. Dat sommige delen van het skelet van Big Man niet van die van ons te onderscheiden zijn, maakt het fossiel dus niet een mens, zoals Roos lijkt te denken. Dat zou alleen gelden als dit voor (vrijwel) het gehele skelet geldt, maar daarvoor moet je dus alle primitieve delen negeren.

De anatomie van H. sapiens en de variatie daarbinnen is goed bekend. Als (een deel van) het skelet van een fossiel daarbuiten valt, maar in de buurt zit, is het ‘human-like’, maar niet ‘human’. Dat onderscheid lijkt Roos te missen.

Zijn reactie gaat nog op meer punten de mist in (al in de tweede zin!), maar dat zal ik later nog uitgebreider laten zien in een artikel met verdere onderbouwing. Big man is zeker geen probleemfossiel!”

Bart Klink vervalt in een algemene generalisatie over creationisten. Verder is het niet zo opmerkelijk dat Roos niet op het hele artikel in gaat. Zijn artikel ging immers over ‘Big Man’ en niet over de volledige paleoantropologie. Dat creationisten vaak worstelen met de classificering van bepaalde fossielen is niet zo vreemd, we hebben de werkelijkheid immers niet in onze broekzak, de puzzelstukjes zijn weinig en de werkelijkheid is complex. Bovendien spelen bepaalde vooronderstellingen en vooringenomenheden een rol. Om de complete paleoantropologie te bespreken zijn ten minste vijf volumes van duizend pagina’s nodig en bovendien reageert Klink in zijn oorspronkelijke kritiek niet alleen op Roos en kan hij kritiek dat niet aan hem gericht is negeren en zich focussen op ‘Big Man’. Bovendien zien we dat Klink op basis van kenmerken (van één van beiden) een vals dilemma creëert tussen het door hem zo genoemde creationisme en evolutie. Alsof het zó essentialistisch ligt. Dit essentialisme komt ook tot uitdrukking als hij het artikel van Roos verder bespreekt op ‘human like’ etc. Klink vecht hier een stroman aan. Roos is in ieder geval veel voorzichtiger dan Klink hem hier essentialistisch neerzet. Het lijkt er daarom op dat Klink vecht tegen zijn eigen beeld van creationisten. Bovendien impliceert de term ‘overgangsvorm’ een sterke bias en is het beter om te spreken over ‘mozaïekvormen’. Dan vervalt gelijk de kracht van het argument, want veel creationisten erkennen mozaïekvormen en hebben er geen enkele moeite mee dat een fossiel kenmerken bevat die vanuit meerdere groepen afkomstig zijn. Ook de term ‘primitief’ laat een sterke bias zien omdat het een soort scala naturae impliceert. Zelfs als je Universele Gemeenschappelijke Afstamming wil accepteren dan is dergelijke opklimming van complexiteit en perfectie niet in overeenstemming met de werkelijkheid. Om welke ‘primitieve’ kenmerken het zou gaan, daar is Klink niet duidelijk in. We zien dat Klink ‘mens’ slechts ziet als variatie binnen de H. sapiens en deze ‘claim’ daarna plaatst op Roos. De meeste creationisten denken dat, al zijn de ‘grenzen’ natuurwetenschappelijk diffuus, onduidelijk en onderhevig aan discussie, in ieder geval H. erectus, H. neanderthalensis, H. georgicus en H. heidelbergensis ook tot afstammelingen van Adam gerekend kunnen worden. Dat maakt de menselijke variatie veel groter dan Klink hier veronderstelt én vecht Klink opnieuw tegen een stroman. De conclusie van Klink volgt ten slotte niet uit zijn kritiek en ik hoop dat hij daarom toch beter zijn best zal doen in zijn te schrijven artikel, uiteraard met vele referenties zodat de claims te controleren zijn.

Voetnoten

Top-10 van meest bekeken YouTube-video’s van Biblical Creation Trust (2023)

Biblical Creation Trust is een creationistische organisatie in Verenigd Koninkrijk (VK). Deze organisatie heeft ook een eigen YouTube-kanaal. In 2021 publiceerden wij via deze website een top-10 van meest bekeken video’s.1 We zijn nu twee jaar verder, welke video’s zijn nu het meest populair. Het valt op dat in de top-5 drie video’s staan die voor een Nederlandstalig congres uitgesproken zijn. Het YouTube-kanaal van Biblical Creation Trust is hier te vinden.

Hieronder een top-10 in chronologische volgorde naar het aantal weergaven. De weergaven zijn bijgehouden tot 15-2-2023.

Top-10 naar het aantal weergaven

  1. Geological evidence of a worldwide flood met 5.316 weergaven (8).2
  2. Facing the hard problems in creation geology met 4.134 weergaven (1).3
  3. Dinosaurs: New insights from creationist research met 2.516 weergaven (-).4
  4. A case study of the Coconino Sandstone met 1.619 weergaven (-).5
  5. What are some evidences of the Flood in Great Britain and Northern Ireland? Part 1 met 1.609 weergaven (6).6
  6. Ape men, ancestors and Adam met 1.513 weergaven (-).
  7. What are some evidences of the Flood in Great Britain and Northern Ireland? Part 2 met 1.457 weergaven (10).7
  8. Creation Moments 1: Crato Formation Fossil Fishes met 1.417 weergaven (3).
  9. Earthquakes in a scientific and biblical context met 1.083 weergaven (-).8
  10. Creation Moments 3: Wren’s Nest, Dudley met 1.082 weergaven (9).

Voetnoten

‘Big Man’ blijft probleemfossiel

In dit stuk wil ik ingaan op de kritiek van atheïst Bart Klink op een artikel dat ik in 2020 schreef voor Weet Magazine. Het artikel ging over een fossiel (‘Big Man’ genoemd) dat in Ethiopië is gevonden, en dat gezien wordt als het fossiel van een aapachtige. Ik betoogde dat het niet gaat om een aapachtige, maar om een mens. Dat zou een probleem zijn voor de evolutietheorie, omdat het fossiel in veel te oude aardlagen gevonden is om van een mens te kunnen zijn. Klink bekritiseerde mijn artikel. Hieronder wil ik laten zien dat de kritiek van Bart Klink niet terecht is, en dat Big Man een problematisch fossiel blijft voor evolutionisten.

“Dit artikel gaat over een fossiel (‘Big Man’ genoemd) dat in Ethiopië is gevonden, en dat gezien wordt als het fossiel van een aapachtige.” Foto: Reliëfkaart van Ethiopië. Bron: Wikipedia.

Vooraf twee korte opmerkingen. Ten eerste: voor de lezers die niet bekend zijn met de vondst, is het goed om het oorspronkelijke Weet-artikel1 en het kritische stuk van Bart Klink2 goed door te lezen. Anders is het onderstaande misschien lastig te volgen. Ten tweede: wetenschappers gebruiken in hun papers niet de naam ‘Big Man’, maar noemen het fossiel wat droogjes KSD-VP-1/1. De losse delen van KSD-VP-1/1 krijgen een apart lettertje erbij. Het rechter bovenbeen van Big Man heet bijvoorbeeld KSD-VP-1/1b. In het onderstaande stuk zal ik grotendeels de wetenschappelijke benaming aanhouden, omdat er een aantal citaten staan waarin die naam ook gebruikt wordt.

Bart Klink

Bart Klink studeerde volgens de biografie op zijn website Bewegingstechnologie en Bewegingswetenschappen, en is al jaren een bekende stem in het schepping-evolutiedebat in Nederland. In zijn blogartikel levert Klink kritiek op hoe Nederlandse creationisten tegen menselijke evolutie aankijken, en hij wijdt ook een paar pagina’s aan het Weet-artikel over Big Man. Verder reageerde hij op het artikel in twee Facebook-posts, maar alle belangrijke punten die hij daarin noemt, komen ook terug in het stuk op zijn website. Vandaar dat ik hier enkel inga op het stuk op zijn website.

Kwade opzet?

Verschillende keren noemt Klink het Weet-artikel misleidend, en hij zegt dat ik selectief omga met de literatuur. Hij lijkt uit te gaan van kwade intenties van mijn kant. Zo’n houding lijkt me niet heel constructief. Als ik in het Weet-artikel geen eerlijk plaatje hebt geschetst van de vondst (wat mijns inziens niet het geval is), is dat geen kwade opzet geweest. Allemaal zijn we mensen die vatbaar zijn voor confirmation bias en andere psychologische valkuilen. Dat geldt niet alleen voor mij, maar zeker ook voor Klink, omdat hij, zoals ik zal laten zien, regelmatig alleen citaten gebruikt die zijn visie ondersteunen. Het is goed om elkaar te corrigeren als er niet goed met de literatuur wordt omgesprongen, maar laten we daarbij wel uitgaan van de eerlijke houding van de ander.

Kritiek

De kritiek van Klink loopt soms wat door elkaar, en hij herhaalt hier en daar wat punten. Daarom heb ik het per onderwerp hieronder weergegeven. De citaten staan in het oorspronkelijke stuk van Klink dus niet per se in de volgorde waarin ik ze behandel. Klinks citaten zijn telkens in cursief weergegeven.3

Volgens het stuk op de Logos-site zou dit een problematisch fossiel zijn, en bovendien gewoon van een mens. Dit is opmerkelijk omdat Van Heugten [eigenaar van Waaromschepping en medewerker van Weet Magazine, KR] een ander fossiel van dezelfde soort (Lucy, (…)) nog als aap classificeerde.

Naar mijn weten beschouwen alle creationisten Lucy als een aap, inclusief ikzelf. Sommigen denken weliswaar dat Lucy rechtop liep,4 maar ook zij zijn het erover eens dat het een aap was. Dat betekent natuurlijk niet dat alle andere A. Afarensis-resten ook van (uitgestorven) apen zijn. Het is best mogelijk dat sommige van die resten onterecht aan Lucy’s soort worden toegeschreven, en eigenlijk van mensen afkomstig zijn.5 Dat is mogelijk ook wat er aan de hand is met Big Man. Het is dus helemaal niet gek dat Van Heugten Lucy als aap ziet, terwijl ik beweer dat Big Man waarschijnlijk een mens is.

Waarom is dit fossiel volgens creationisten een probleem? “Het is veel te menselijk en veel te oud om in het evolutieverhaal te passen” en “lang niet alle [fossiele] vondsten passen mooi in dat plaatje [van menselijke evolutie]”. Zij hebben blijkbaar nog steeds het simpele plaatje voor zich van zuiver anagenese: één rechte lijn van aapachtige voorouder naar moderne mens. Geen enkele moderne evolutiebioloog heeft dit ‘plaatje’ nog voor zich bij de menselijke evolutie. De evolutionaire geschiedenis van de mens is complex, met verschillende doodlopende takken en tegelijk levende soorten. Het is lastig om de exacte relaties van de verschillende soorten tot elkaar te bepalen (zie noot 3) en daar is ook de nodige discussie over onder wetenschappers. Voor de grote lijn in de menselijke evolutie zijn de precieze relaties ook niet nodig, die is al een tijd duidelijk en daar verandert deze vondst niets aan.

Nergens in het Weet-artikel beweer ik dat evolutionisten geloven in een anagenetisch model voor het ontstaan van de mens, ook niet in de woorden die Klink citeert. Sterker nog, ik benoem letterlijk dat “binnen het geslacht van de Australopithecinen (…) allerlei soorten [bestonden]. De meeste daarvan waren evolutionair gezien doodlopende wegen, maar een ervan wordt beschouwd als een belangrijke evolutionaire schakel, omdat daaruit het geslacht Homo zou ontstaan.” Natuurlijk zijn er allerlei nuances mogelijk. Er is verschil van mening onder wetenschappers uit welk Australopithecussoort het geslacht Homo voortkwam, en misschien zal men wel moeten concluderen dat uit geen enkele soort was die momenteel bekend is. Maar voor zulke nuances is in een populairwetenschappelijk artikel maar beperkte ruimte. Uiteindelijk is het geslacht Homo volgens evolutionisten toch voortgekomen uit de Australopithecinen, en de soort die daarbij in veel modellen een sleutelrol inneemt, is A. afarensis.

Dat de vondst van Big Man niets zou veranderen aan de grote lijn van de menselijke evolutie, klopt alleen als je het fossiel als A. afarensis classificeert. Als Big Man echter een mens was, liepen er kennelijk 3,6 miljoen jaar geleden al mensen rond, en moet wel degelijk het huidige plaatje van de menselijke evolutie op zijn kop.

Seksuele dimorfie

In het oorspronkelijke Weet-artikel betoog ik dat Big Man op veel punten verschilt van Australopithecus afarensis. Volgens Klink zou je die verschillen kunnen verklaren met een beroep op seksuele dimorfie:

Ze wijzen erop dat Big Man 1,50 meter lang was, een halve meter langer dan Lucy. Lucy was waarschijnlijk een vrouw, Big Man een man. Grote verschillen tussen geslachten (seksuele dimorfie) komen bij bepaalde soorten voor. Bij gorilla’s is dit verschil bijvoorbeeld ook erg groot. Zeker gezien het ontbreken van de schedel en tanden is het lastig te zeggen of beide fossielen van dezelfde seksueel dimorfe soort zijn, of misschien toch van twee verschillende soorten.

Niet alleen Klink grijpt seksuele dimorfie aan als verklaring voor de verschillen tussen Lucy en Big Man, ook de onderzoekers die KSD-VP-1/1 beschrijven, doen dat (o.a. in Lovejoy et al., 2016:1666). De mensachtige kenmerken van Big Man waren het gevolg van zijn grootte, zeggen zij. Die stelling is echter nergens op gebaseerd. Je kunt zoiets zeggen als je andere mannelijke A. afarensis-fossielen hebt die net zo groot zijn als Big Man. Die kun je als vergelijkingsmateriaal gebruiken. Zulke fossielen zijn er echter niet, naar mijn weten.

De gorilla’s brengen Klink ook niet veel verder. De dieren zijn inderdaad sterk seksueel dimorf: mannetjes zijn zo’n 2,37 maal zwaarder dan vrouwtjes . Je kunt die er echter niet zomaar aan hun haren bij slepen. Ze staan evolutionair immers veel verder bij de mens vandaan dan A. afarensis. Als je kijkt naar soorten die volgens evolutionisten dichter bij de mens staan dan de gorilla (chimpansees en bonobo’s), zie je dat de seksuele dimorfie veel meer overeenkomt met die van de mens. Bij chimps en bonobo’s zijn mannetjes respectievelijk 1,29 en 1,36 keer zwaarder dan vrouwtjes, en bij de mens is die ratio 1,15. Je zou dus verwachten dat de laatste gemeenschappelijke voorouder van mens en chimpansee een seksuele dimorfie had die ook in die orde van grootte ligt, en dat A. afarensis, die nog dichter bij de mens zou moeten staan dan chimpansees, dus zéker een mensachtige seksuele dimorfie had. Dat is echter niet het geval. Seksuele dimorfie bij de gorilla is in deze kwestie dus niet te gebruiken.

Verschillen tussen Big Man en A. afarensis

Klink schrijft:

Dan komt de centrale claim: het skelet van Big Man “lijkt grotendeels op dat van een mens”. Dat is opmerkelijk, want de onderzoekers schrijven in hun artikel namelijk dat veel eigenschappen kenmerkend voor Australopithecus zijn, het geslacht dat door de meeste creationisten wordt gezien als aap. Dit vermeldt Weet alleen niet, ze vermelden slechts wat in hun straatje past.

Dat Big Man eigenschappen gemeen heeft met Australopithecinen, is niet zo vreemd, omdat Australopithecinen ook veel eigenschappen gemeen hebben met mensen. Dat staat ook wel degelijk in het Weet-artikel: “Big Mans opperarmbeen (het bot in de bovenarm), de ellepijp (een van de twee botten uit de onderarm) en het dijbeen lijken zowel veel op die van Lucy (al zijn ze een stuk groter) als op die van moderne mensen.” Andere delen van het fossiel zijn echter veel menselijker dan A. afarensis. Dat is niet wat ik zelf beweer, maar wat de wetenschappers beweren die het fossiel beschrijven! Bart Klink zou de betreffende literatuur nog eens goed moeten nalezen. Verderop in dit artikel haal ik diverse citaten aan van de onderzoekers die mijn punt ondersteunen.

Het bekken

In het Weet-artikel schreef ik over het bekken: “Het laatste bot dat de onderzoekers grondig bestudeerden, was het bekken. Ook van dit bot moest men concluderen dat het er menselijk uitzag. Het was in elk geval een stuk menselijker dan dat van Lucy.”

Klinkt schrijft hierover het volgende:

Het Weet-artikel claimt ook dat “het bekken van Big Man een stuk menselijker [is] dan die van Lucy.” De onderzoekers (Haile-Selassie et al., 2010) beweren echter het tegenovergestelde: “The pelvis [bekken] exhibits a “classic” Australopithecus pattern”. (…) In de gedetailleerde studie van Owen Lovejoy et al. in het boek (Haile-Selassie & Su, 2015) blijkt uit tabel 8.5 dat er een hoop overeenkomsten zijn tussen zowel Lucy als Homo (dit geslacht is overigens breder dan alleen moderne mensen (Homo sapiens)). Deze auteurs concluderen: “Almost every aspect of the pelvis of KSD-VP-1/1 exhibits the same fundamental adaptations to upright walking as are found in Homo. As would be expected, however, there are several minor elements that still appear more primitive and which have likely been modified by selection over the course of evolution in Australopithecus to Homo.” Wederom een mix dus.

Dat de auteurs over het bekken van Big Man zeggen dat het een ‘klassiek Australopithecus-patroon’ vertoont, klopt. Dat is echter niet het hele verhaal. Klink lijkt niet goed op de hoogte te zijn van wat er in de papers gezegd wordt. Lovejoy et al. (2016) hebben het bekken proberen te reconstrueren, en volgens hen vertoont het een “…remarkable similarity to even modern human pelves, considering its great age” en wijzen ze op “…the otherwise very human aspect of the overall pelvis” (p.166). Verder zeggen ze letterlijk dat het bekken van KSD-VP-1/1 menselijker oogt dan het bekken van Lucy.

In general, it is worth noting that KSD-VP-1/1d [het bekken van Big Man, KR] has a more “modern human-looking” overall form than does A.L. 288-1 [het bekken van Lucy, KR]. (Lovejoy et al., 2016:166)

Zoals ik hierboven ook al aangaf, schijven de auteurs die verschillen vervolgens toe aan het verschil in grootte en geslacht tussen Big Man en Lucy. Dat is echter niet te controleren zolang er geen vondsten zijn om dat te staven. Tot nu toe zijn er geen andere mannelijke A. afarensis-fossielen gevonden met de afmetingen van Big Man. Samengevat is mijn claim dat Big Mans bekken er menselijk uitzag, en sowieso menselijker was dan dat van Lucy, dus niet misleidend, maar rechtstreeks afkomstig uit de onderzoeksartikelen.

Nekwervels

In het Weet-artikel schreef ik dat de nekwervels van Big Man het meest lijken op die van mensen, terwijl die van A. afarensis lijken op die van hedendaagse mensapen. Klink reageert hierop:

Ook dit is misleidend. De hier aangehaalde onderzoeker (zie het hoofdstuk van Marc Meyer in Haile-Selassie & Su (2015)) komt tot de conclusie dat dit fossiel goed rechtop kon lopen, maar niet zoals mensen: “Although the suite of characteristics in the KSD-VP-1/1 [=Big man] centra is consistent with human-like orthograde posture and head carriage, the mosaic of derived anatomy with transitional nuchal musculature and inchoate stage of nuchal ligament development would be consistent with the locomotor pattern seen in primates during bouts of bipedal running where the whole-body aerial phase of humans seems absent. The relatively small and often pathological thoracic and lumbar centra typical of Au. afarensis appear to corroborate the hypothesis that they were ill suited for high-peak vertical loads incurred with human-like, dynamic long-distance bipedal locomotion.”

Er is helemaal niets misleidend aan mijn oorspronkelijke claims. Wederom is het Klink die zelf niet het volledige plaatje schetst. Dat de nekwervels van Big Man het meest lijken op die van mensen, haal ik letterlijk uit het onderzoeksartikel van Meyer (2016)7. Bovendien lijkt Klink mijn punt niet helemaal te snappen. Ik zei in dit gedeelte namelijk niets over de manier van lopen van Big Man, maar over de menselijkheid van de nekwervels. En dat die menselijk waren, dat is wel duidelijk. Het blijkt onder andere uit het volgende.

  • Volgens Meyer vertoont één van de nekwervels van Big Man een bepaalde afwijking die alleen bij mensen voorkomt, en die veroorzaakt wordt door de verticale houding waarin mensen zich voortbewegen. De onderzoeker schrijft hierover: “Because the KSD-VP-1/1 pattern of caudal pathology with a peak expression at the C6 level matches the pattern exclusive to anatomically modern humans (and Neandertals), this implies that KSD-VP-1/1 shared a common loading regime and cervical posture with modern humans.” (Meyer, 2016:97).
  • Meyer probeerde een nekwervel van Big Man te reconstrueren met een chimpanzee-nekwervel als model. Dat bleek een onnatuurlijk geheel op te leveren, terwijl een reconstructie op basis van een menselijke nekwervel juist een kloppende reconstructie opleverde (Meyer, 2016:102).
  • Meyer schrijft: “The statistical analyses employed here underscore morphological observations pointing to the similarity of KSD-VP-1/1 cervical vertebrae to those of modern humans and illustrate systematic differences with those of the African great apes.” (Meyer, 2016:103).

Als je het paper van Meyer leest, zie je duidelijk dat de wervels van Lucy sterk lijken op die van hedendaagse mensapen, terwijl de wervels van KSD-VP-1/1 juist lijken op die van de mens. Let op! Ik zeg niet dat de wervels volgens Meyer afkomstig zijn van een mens, maar slechts dat ze sterk lijken op die van een mens. Meyer volgt de indeling van Big Man bij de soort A. afarensis, net als de andere auteurs die het fossiel hebben bestudeerd. Ik vraag me echter af of ze bij die classificatie zouden blijven als het fossiel in aardlagen van 1,5mya was gevonden in plaats van 3,6mya. Er speelt waarschijnlijk een sterke evolutionaire vooronderstelling mee. Big Man mág namelijk helemaal geen mens zijn, want dat zou een schok voor de paleoantropologie betekenen. Ook zou het betekenen dat Lucy haar rol als belangrijkste vermeende overgangsfossiel tussen aap en mens verliest, en dat er een nieuwe kandidaat gevonden zal moeten worden uit de periode van 5 tot 4 miljoen jaar geleden.

Om verder te gaan met de nekwervels: in het paper van Meyer staan afbeeldingen van de nekwervels van KSD-VP-1/1. Die wervels vergelijkt hij telkens met die van de mens, chimpansee en gorilla. Op de afbeeldingen valt telkens op hoe sterk de wervels van KSD-VP-1/1 lijken op die van de mens.8 Meyer gaat zelfs zo ver om te zeggen:

“The analyses here show that despite their antiquity, the size and shape of the subaxial KSD-VP-1/1 neural canals match those of modern humans, implying that KSD-VP-1/1 possessed a fully human-like spinal cord” (p. 103).

Hij bevestigt dit nogmaals in een ander artikel, waarin hij schrijft9:

“Despite expectations of a smaller spinal canal as is the case in other australopiths, spinal canal cross-sectional areas in KSD-VP-1/1 are similar to those of modern humans, and one-third larger than the mean neural canal area of chimpanzees. (…) “While more discoveries are needed to elucidate this, it is apparent that this large male A. afarensis possessed a human spinal cord in terms of size and shape despite a brain in this taxon one-third the size of H. sapiens.” (Meyer, 2016b:3).

Duidelijker kun je het niet hebben, lijkt me.

Schouderblad

Een ander stuk van Big Man dat menselijk lijkt, is het schouderblad. In het Weet-artikel schreef ik over het schouderblad: “Het schouderblad van Big Man komt op een paar punten overeen met dat van apen, maar lijkt over het algemeen het meest op dat van een mens. Dat is vreemd, want men ging er voorheen juist van uit dat het schouderblad van A. afarensis een stuk aapachtiger was dan dat van mensen.” Klink reageert hierop als volgt:

Ook dit is onjuist, want wederom zien we een mix van primitieve en afgeleide kenmerken, zoals je mag verwachten van een overgangsvorm. De auteur die het hoofdstuk over de schouder schreef in het boek (Haile-Selassie & Su, 2015) en de meest gedetailleerde analyse gemaakt heeft (Stephanie Melillo), concludeert dit: “The scapula exhibits spine and glenoid orientation that is intermediate between human and non-human apes and an expanded infraspinous fossa, which is unique to humans. The clavicle exhibits a superior curve in the coronal plane that is distinct from modern humans but also present in some Pleistocene hominins. Muscle attachment locations show notable similarity to humans. The same features are present in other clavicle and scapula fossils attributed to Australopithecus. A number of features that are common in later Pleistocene hominins, but not in modern humans, are also present in KSD-VP-1/1.”

Tot relatief kort geleden was er eigenlijk amper wat bekend over de schouder van A. afarensis. Dat veranderde toen in 2000 de resten van een Australopithecus-jong, het Dikika-kind, werden gevonden. Daar zat een vrij compleet schouderblad bij, dat nog het meest op dat van een gorilla leek (Melillo, 2016:115)10. Het schouderblad van Big Man is nog completer en breidt daarmee het fossiele verslag van de A. afarensis-schouder enorm uit. Het eerste paper hierover is van Haile-Selassie (2010), die schreef (p.12124)11:

Overall, current data therefore suggest that Australopithecus morphology in some ways was shared with Gorilla [a larger supraspinous fossa (as in DIK-1-1) (27) and a more superiorly oriented glenoid], but in others was decidedly more Homo-like, i.e., a scapular architecture whose total morphological pattern was unique and remarkably distant from that of Pan.

Haile-Selassie laat een X-ray-afbeelding zien waarin duidelijk te zien is dat het schouderblad van Big Man sterk op dat van een mens lijkt. Zie onderstaande afbeelding. Linksboven is van een modern mens, rechtsboven van Big Man, linksonder van een gorilla, en rechtsonder van een chimpansee.

De menselijkheid van het schouderblad wordt onderstreept door Cofran (2010) op zijn blog12. Hij bespreekt het paper van Haile-Selassie, en zegt:

Now, KSD-VP-1 provides a remarkably complete scapula of an adult afarensis (…). In contrast to the specimens described above [namelijk het Lucy- en Dikika-fossiel ,KR], KSD-VP-1 is very human-like. To the naked eye, and as borne out by principle components analysis of scapular angles, this thing is very human-like.

Het mag duidelijk zijn dat in het populairwetenschappelijke artikel maar beperkt de ruimte was om aandacht te geven aan elk onderdeel van het fossiel. Weet-artikelen mogen zelden meer dan 5 pagina’s lang zijn, en die grens was al snel bereikt. Daarom wijdde ik aan elk onderdeel van het fossiel slechts een paar regels. Dat ik het echter heb samengevat als dat het schouderblad op een paar dingen overeenkomt met dat van apen, maar over het algemeen een menselijke indruk maakt, lijkt me een eerlijke samenvatting van wat wetenschappers erover zeggen. In ieder geval ligt het schouderblad van KSD-VP-1/1 dichter aan tegen de menselijke waarden dan de eerder bekende (delen van) fossiele schouderbladen van A. afarensis, namelijk die van het Dikika-kind en Lucy.

Borstkas

Klink gaat in zijn kritiek niet in op wat ik schreef over de borstkas van KSD-VP-1/1. Als je de onderzoeken leest, blijkt opnieuw het verschil met eerdere ideeën over de borstkas van Australopithecinen, en de menselijkheid van de borstkas van KSD-VP-1/1. De ontdekker van het fossiel, Haile-Selassie, schrijft bijvoorbeeld13:

“The preserved elements of the KSD-VP-1/1 thorax comprise a number of ribs, including the second rib, and suggest that Au. afarensis had a human-like thoracic cage with a broad upper thorax and a deeply invaginated thoracic vertebral column. This is in stark contrast to previous reconstructions of early hominin thoracic shape (e.g., Schmid 1983, 1989, 1991) and also different from what has been inferred for Au. sediba where the thorax is described as mosaic with an ape-like upper thoracic shape combined with a more derived human-like shape to the lower thorax (Schmid et al. 2013).” (Haile-Selassie, 2016:10)

Ook nieuwere onderzoeken benadrukken de menselijkheid van de borstkas van Big Man en de verschillen met de borstkas van Lucy. Meyer et al. (2019) schrijven14:

“Interestingly, current reconstructions of thoraces in small-bodied hominins, such as the Australopithecus afarensis A.L. 288-1, may feature a smaller, more apelike pulmonary thorax (upper thorax), while its larger-bodied conspecific KSD-VP-1/1 is suggested to be more human-like, with a relatively expanded upper thorax.”

Overige opmerkingen

Verder zijn er nog wat overige opmerkingen van Klink die niet per se betrekking hebben op één onderdeel van het fossiel.

Tot slot: zeer belangrijke delen van dit fossiel ontbreken: de schedel, tanden, handen en voeten. Hierdoor mist belangrijke informatie en is de precieze classificatie onzeker. Als ook de schedel bekend was geweest (hoogstwaarschijnlijk met een zeer kleine inhoud), hadden creationisten waarschijnlijk gezegd dat het een aap was, zoals ze ook bij de meeste andere Australopithecus-fossielen doen. (…)

Dat veel belangrijke delen van Big Man niet gevonden zijn, is inderdaad jammer, maar maakt het ook onverstandig om daarover beweringen te doen. Dat de schedel van Big Man “hoogstwaarschijnlijk (…) een zeer kleine inhoud” zou hebben, is dan ook pure speculatie, en berust alleen op de vooronderstelling dat Big Man een soortgenoot van Lucy zou zijn.

Big Man was hoogstwaarschijnlijk een vrij typische Australopithecus, net als Lucy, zij het een stuk groter.

Als er één ding uit de vondst van Big Man blijkt, is dat het geen “vrij typische” Australopithecus was. Dat zie je ook terug in persberichten (zoals die van National Geographic15), en blijkt duidelijk uit de verschillen tussen Big Man en Lucy die ik in het Weet-artikel en hierboven beschreef. Het grappige is dat Bart Klink zelf ook wel toe lijkt te geven dat er wel degelijk zulke verschillen zijn. Hij schrijft namelijk even verderop in zijn commentaar: “Daarnaast is nog niet zeker of Lucy en dit fossiel wel tot dezelfde soort behoren. Schedel en gebit zouden hier meer over kunnen zeggen, maar die ontbreken helaas.”

Wetenschap neemt verkeerde afslag

Als mijn vermoeden klopt dat Big Man een mens was, en geen A. afarensis, legt deze hele zaak een belangrijk probleem bloot binnen de paleoantropologie, en dat is dat één foute classificatie een hele discipline op een dwaalspoor kan brengen. Als je een menselijk fossiel vindt in aardlagen waar ook Australopithecinen in voorkomen, zou de logische conclusie moeten zijn: “Blijkbaar leefden mensen en Australopithecinen tegelijkertijd”. De onderzoekers redeneren echter de andere kant op: “O, blijkbaar waren Australopithecinen al veel menselijker dan we dachten”. Hetzelfde zag je met de vondst van de Laetoli-voetstappen; moderne menselijke voetstappen in aardlagen van 3,7 miljoen jaar oud16. In plaats van te denken: “Hé, menselijke voetstappen in 3,7 miljoen jaar oude aardlagen? Blijkbaar leefden er toen al mensen!”, redeneren de wetenschappers: “Hé, blijkbaar hadden die Australopithecinen al volmaakt menselijke voeten!”

Het gevolg is dat Big Man inmiddels al in allerlei andere papers terecht is gekomen als A. afarensis. Daarmee worden de grenzen van de soort A. afarensis zo opgerekt, dat ook toekomstige vondsten van te oude menselijke resten onder A. afarensis kunnen worden geschoven. Wordt er volgend jaar een menselijke nekwervel gevonden in een aardlaag van 4 miljoen jaar oud? Dan kunnen wetenschappers zeggen: “O, dat is gewoon van een Australopithecus, want we weten van Big Man dat Australopithecinen zulke menselijke nekwervels hadden.” Op die manier houd je natuurlijk je eigen verhaal in stand.

Conclusie

Hopelijk heb ik in bovenstaande een duidelijker onderbouwing kunnen geven waarom ik denk dat de botten van KSD-VP-1/1 resten van een mens zijn, en niet van een Australopithecus. Als die bewering klopt, vormt ze een probleem voor de huidige ideeën over de evolutie van de mens. Evolutionisten zullen een andere overgangsvorm moeten zoeken dan Lucy, in een eerdere tijdsperiode. Daar zijn naar mijn weten lang niet zulke geschikte kandidaten te vinden als A. afarensis. Vanuit creationistisch oogpunt is de vondst niet problematisch, omdat mens en aap tegelijkertijd geschapen zijn, en je dus kunt verwachten dat je ze in dezelfde aardlagen tegenkomt. Kortom: Big Man blijft een probleemfossiel.

Dit artikel liever in pdf-formaat lezen? Dan kunt u het artikel hier downloaden.

Van Klaas Roos sprak ook op een congres in 2021 over het spraakvermogen en menselijke evolutie. Deze lezing is opgenomen en hier terug te kijken. Het persbericht naar aanleiding van zijn Weet-artikel over ‘Big Man’ is hier te vinden.

PERSBERICHT: Probleemfossiel zaagt aan stamboom van menselijke evolutie

WADDINXVEEN, 10 augustus 2020 – In 2005 stuitte Yohannes Haile-Selassie, een wereldberoemd wetenschapper, in het stoffige woestijnzand van Ethiopië op de resten van een menselijk ogend fossiel. Hij gaf zijn vondst de naam ‘Big Man’. Nu, vijftien jaar later, blijkt Big Man een probleemfossiel te zijn: het is veel te menselijk en veel te oud om in het evolutieverhaal te passen.

Fossiele botvondsten waarvan beweerd wordt dat ze de evolutionaire geschiedenis van aap naar mens laten zien, zijn er genoeg. Maar lang niet alle vondsten passen mooi in dat plaatje. Big Man is er daar een van. Het fossiel werd gevonden in de Afar-driehoek in Ethiopië, en werd met seculiere dateringsmethoden gedateerd op 3,6 miljoen jaar. Haile-Selassie deelde het fossiel in bij dezelfde soort als het beroemde fossiel ‘Lucy’ (Australopithecus afarensis). Veel seculiere wetenschappers zien Lucy als een evolutionaire overgangsvorm tussen de vermeende aapachtige voorouders en moderne mensen.

Lucy in de prullenbak

Het christelijke populairwetenschappelijke tijdschrift Weet Magazine betoogt in zijn nieuwste uitgave echter wat anders: ‘Ondanks dat Big Man is geclassificeerd als A. afarensis, lijkt het fossiel op veel punten helemaal niet op dat van Lucy. Sterker nog, het lijkt grotendeels op dat van een mens. En dat is voor evolutionisten een groot probleem’. Het fossiel is met zijn 3,6 miljoen jaar – volgens de evolutionaire tijdschaal althans – namelijk zo’n 400.000 jaar ouder dan Lucy, en ruim een miljoen jaar ouder dan de eerste fossielen van het geslacht Homo, waartoe mensen behoren. Als Big Man werkelijk een mens was, kunnen Lucy en andere veronderstelde tussenvormen tussen aapachtige voorouders en moderne mens dus de prullenbak in, en zullen evolutionistische wetenschappers met een nieuwe vooroudersoort op de proppen moeten komen.

Menselijke eigenschappen

Om die stelling kracht bij te zetten, somt Weet Magazine allerlei menselijke eigenschappen van het fossiel op. Zo was Big Man 1,50 meter lang; dat is een halve meter langer dan Lucy. Bovendien was hij was minstens dubbel zo zwaar, en lijken de ruggengraat, ribben, en het bekken van Big Man een stuk menselijker dan die van Lucy. ‘Als je objectief naar het fossiel kijkt, heeft het meer weg van een mens dan van Lucy’, aldus het christelijke magazine.

Big problem

Voor Bijbelgetrouwe christenen, die de miljoenen jaren oude datering verwerpen, is de vondst geen probleem. Zij kunnen de botten toewijzen aan een mens die na de zondvloed in een omgeving leefde waar ook uitgestorven apensoorten leefden. Voor evolutionisten vormt Big Man echter een ‘big problem’: het ondermijnt de status van de huidige veronderstelde tussenvormen en legt zo de bijl aan de wortels van de menselijke evolutiestamboom.

Online

Hieronder ziet u welke (online) media en of andere kanalen aandacht hebben besteed aan dit bericht:

(1) Weet Magazine: https://weet-magazine.nl/artikelen/persberichten/probleemfossiel-zaagt-aan-stamboom-van-menselijke-evolutie/.
(2) Logos Instituut 1: https://logos.nl/probleemfossiel-zaagt-aan-stamboom-van-menselijke-evolutie-populairwetenschappelijk-tijdschrift-weet-belicht-probleem-voor-evolutietheorie/.
(3) Logos Instituut 2: https://logos.nl/big-man-blijft-probleemfossiel/.
(4) De Atheïst 1: http://deatheist.nl/index.php/artikelen/668-creationisten-en-menselijke-evolutie.
(5) De Atheïst 2: http://www.deatheist.nl/index.php/artikelen/685-big-man-is-geen-probleemfossiel-een-repliek-aan-roos.
(6) CVandaag: https://cvandaag.nl/80814-probleemfossiel-zaagt-aan-stamboom-van-menselijke-evolutie?viacip=true.
(7) Newsletter Collector: https://newslettercollector.nl/newsletter/anne-en-arnan-wonen-in-een-busje-we-geloven-dat-god-dit-van-ons-vraagt/.
(8) Fundamentum 1: https://oorsprong.info/persbericht-probleemfossiel-zaagt-aan-stamboom-van-menselijke-evolutie/.
(9) Fundamentum 2: https://oorsprong.info/big-man-blijft-probleemfossiel/.
(10) ChristelijkNieuws: https://www.christelijknieuws.nl/news/11938/Probleemfossiel-zaagt-aan-stamboom-van-menselijke-evolutie.