Home » Artikelen geplaatst door Mart-Jan Paul
Auteursarchief: Mart-Jan Paul
Zijn er ooit duidelijke aanwijzingen gevonden voor de ark van Noach?
‘Archeologen ontcijferden een oude Babylonische kleitablet die volgens hen mogelijk aanwijzingen geeft over de locatie van de ark van Noach’, zo schreef Cvandaag eerder deze maand.1 De zoektocht naar de ark van Noach blijft onderzoekers bezighouden. In Amerikaanse kringen spreekt men van de ‘Ark-aeology’, een variant van het woord ‘archeologie’.
In het Cvandaag-artikel werd gewezen op een video van dr. Irving Finkel. Hij laat een kleitablet zien met een wereldkaart van de Babyloniërs en vertelt over een medewerkster die een ontbrekend stukje vond. Daardoor is het mogelijk de locatie van Urartu te bepalen. De combinatie met de tekst aan de achterkant van het tablet maakt duidelijk dat daar een groot schip is, waarin mensen werden gered. Finkel ziet hierin aanwijzingen voor overleveringen van de ark van Noach.
Die duiding lijkt mij juist, maar de gegevens zijn al vele jaren bekend. De berichtgeving wekt de indruk dat de ontcijfering nog maar net gelukt is, maar de video van Finkel maakt duidelijk dat het ontbrekende stukje al vele jaren terug gevonden is en dat de ontcijfering niet nieuw is.
Welke berg?
Volgens het boek Genesis is de ark in het gebergte van Ararat geland. De overeenkomst met de naam Urarta valt direct op. Binnen het gebied van Urarta ligt de berg Ararat. Daar zijn in de loop der jaren veel zoektochten verricht naar de ark. Tot nu toe tevergeefs, al zijn soms opzienbarende claims gemaakt. De Bijbel geeft aan dat de ark rustte op ‘de bergen van Ararat’ of ‘het gebergte van Ararat’ (Gen. 8:4). Het woord Ararat duidt op het gebied, en het is aannemelijk dat dit Urarta is, maar er wordt geen speciale berg of een piek in een gebergte vermeld.
De berg die tegenwoordig als Ararat bekend staat, behoort tot een gebergte met twee hoge pieken. Als hoogste berg in de regio is die vaak bedekt met sneeuw. Deze berg Ararat is 5165 meter hoog. De berg Cudi, die ook genoemd wordt als landingsplaats, ligt 325 kilometer zuidelijker van de Ararat in Zuid-Turkije. Deze berg is minder hoog, namelijk 2089 meter.
In de jaren ’80 van de afgelopen eeuw kwam er veel aandacht voor de zoektochten naar de ark, onder andere vanwege de actieve betrokkenheid van James Irwin, een NASA-astronaut. Er is echter geen enkele keer een duidelijk bewijs gevonden voor de aanwezigheid van de ark. Allerlei foto’s en satellietopnamen zijn te vaag of kunnen ook anders uitgelegd worden. Vanwege de huidige politieke situatie is het moeilijk om toestemming te krijgen voor een expeditie.
De organisatie Associates for Biblical Research heeft in 2006 een themanummer van het tijdschrift Bible and Spade gewijd aan de zoektocht naar de ark. Daarin hebben Bill Crouse en Gordon Franz een uitvoerig artikel geschreven waarin zijn bepleiten dat de berg Cudi/Kardu de landingsplaats is geweest van de ark, en niet de berg Ararat. Zij noemen tientallen historische vermeldingen en komen vanuit oude getuigenissen de aanwijzingen tegen dat restanten van de ark te zien waren in het noorden van het vroegere Assyrische rijk. Diverse Joodse targoems vermelden Qardu als landingsplaats. Flavius Josephus, de geschiedschrijver uit de tijd van het Nieuwe Testament, schrijft over een bergtop in Armenië, en hij vermeldt dat de overblijfselen nog zichtbaar zijn. Ook noemt hij de berg van de Cordyeeërs in Armenië (Oudheden 1:90-95). Het lijkt erop dat hij de berg Cudi/Kardu bedoelt. Ook Eusebius wijst hiernaar.2
In hetzelfde nummer van het genoemde tijdschrift pleit Rick Lanser voor de Ararat. Hij doet dit veel uitvoeriger in een vierdelige serie ‘The landing-place of Noah’s Ark’, te raadplegen op internet.3
Het Gilgamesj-epos en andere verhalen
De genoemde Finkel verwijst naar een Babylonisch vloedverhaal dat veel ouder is dan het gevonden tablet met kaart. Hij bedoelt het Gilgamesj-epos. Daarin staat Utnapishtims beschrijving van de zondvloed, die door de goden was bedoeld om de gehele mensheid te verdelgen. De god Ea gaf de aanwijzing een schip te bouwen. Uiteindelijk liep het schip vast op de berg Nisir. Op de zevende dag erna liet Utnapishtim een duif uitvliegen, die echter terugkeerde. Later deed hij hetzelfde met een zwaluw, die evenmin een rustplaats kon vinden. Toen hij vervolgens een raaf liet uitvliegen, keerde deze niet terug. Nadat het water was gezakt en bijna was verdwenen, werden alle vogels en andere dieren losgelaten en bracht Utnapishtim een dankoffer.
Er zijn overeenkomsten met de beschrijving in Genesis, maar ook grote verschillen, in het bijzonder het gedrag van de goden en de oorzaak van de vloed. Er zijn nog meer overleveringen van een grote vloed en redding in een groot schip gevonden. De kern van deze verhalen wijst in de richting van een historische gebeurtenissen. Bram van den Heuvel onderzoekt deze verhalen en schrijft hierover een proefschrift voor de ETF in Leuven. Hij heeft ook een website met de vele overleveringen, gerubriceerd naar regio.4
Dit artikel is met toestemming overgenomen van de website CVandaag. Het originele artikel is hier te vinden.
Voetnoten
Aarde is niet plat in de Bijbel
Het wijd verspreide idee dat de Bijbel een verouderd wereldbeeld laat zien, is onjuist, betoogt prof. dr. M. J. Paul. De Bijbel gebruikt vooral de taal van de waarneming.
Iedereen die zich bezighoudt met de voorstelling van de kosmos in het Oude Testament, komt afbeeldingen tegen van een platte aarde op pilaren in het water. Bovenin is een koepel met hemellichamen. Vandaag wil ik bij dit onderwerp stilstaan ter gelegenheid van de opening van het Logos Instituut.
Dit instituut beschouwt de Bijbel als bron van kennis over ons verleden. Het stelt vragen aan de orde over geloof en wetenschap. Een fundamentele kwestie is daarbij: spreekt de Bijbel alleen op betrouwbare wijze over geloofszaken, of ook over zaken als geschiedenis en wereldbeeld? Betreft het gezag van Gods Woord de gehele Bijbel, of moeten we onderscheid maken tussen een goede kernboodschap en een minder goede verpakking?
Het voorbeeld van de platte aarde en een harde hemelkoepel komt vaak naar voren in discussies over schepping en evolutie. Men wil ermee aangeven dat de Bijbelse beschrijvingen niet bedoeld zijn om kennis over te dragen die van belang is voor onze wetenschapsbeoefening.
Een voorbeeld hiervan is een Duitstalige afbeelding van Alexandra Schober uit 1960. Onder de bovenste hemel is de hemeloceaan met zes schatkamers (hagel, wolken, wind, regen, nevel, sneeuw). Onder de hemeloceaan bevinden zich de zon, de maan en de sterren op gelijke afstand van de aarde. Aan de zijkanten staan de zuilen waarop de hemel rust. De onderwereld is uiteraard onder de aarde, en daaronder bevindt zich de Tehom, de oervloed. De zuilen waarop de aarde rust, zijn goed zichtbaar. Waarop de zuilen zelf rusten, is onduidelijk.
Metaforen
Dergelijke tekeningen worden vanaf eind negentiende eeuw gemaakt. Critici geven echter aan dat zulke tekeningen berusten op uit hun verband gehaalde metaforen van Hebreeuwse dichters, waarbij beeldspraak te letterlijk opgevat wordt. Het was de Israëlieten uiteraard bekend dat de zon ’s morgens in het oosten opkomt en ’s avonds in het westen ondergaat. Hoe kan dat? Hoe kan de maan een cyclus van vier weken doorlopen? Omdat de Israëlieten wisten dat de zon en de maan met andere snelheden bewogen dan de sterren, zijn er maanden, seizoenen en jaren (vgl. Gen. 1:14). Bevinden de winden zich echt boven de sterren?
De Israëlieten wisten dat het water in de Dode Zee niet te drinken was. De tekeningen verbinden al het water met elkaar, alsof het niet uitmaakt of het water zoet of zout is. Het is wonderlijk dat de geleerden onderling losstaande teksten verbinden tot een gereconstrueerd wereldbeeld, zonder rekening te houden met alledaagse waarnemingen.
Babyloniërs
Aan het eind van de 19e eeuw waren er veel kritische geleerden die veronderstelden dat de Israëlieten allerlei ideeën van de Babyloniërs overgenomen hadden. Dit heeft ook te maken met een late datering van het boek Genesis, in de tijd van de ballingschap. Die overtuiging duurde voort in de twintigste eeuw, maar langzamerhand kwam er oog voor de vele verschillen. In de vertaling van het Babylonische geschrift ”Enuma Elish” in 1890 staat dat de hemel bestaat uit een harde koepel. Vanaf 1975 is deze onjuiste vertaling losgelaten, omdat blijkt dat de Babyloniërs allerlei verschillende opvattingen over de kosmos hadden.
De Grieken en Romeinen beschouwden de aarde als een ronde bol. Op een munt staat de zoon van keizer Domitianus afgebeeld als een Jupiter gezeten op een globe, met zijn handen opgeheven naar de zeven sterren van de Grote Beer.
De gedachte aan een platte aarde is opgekomen in de negentiende eeuw. Washington Irving beschreef dat de kerkelijke autoriteiten in de vijftiende eeuw in een platte aarde geloofden. Zij zouden Columbus gewaarschuwd hebben dat zijn schip van de aarde af kon vallen, omdat de aarde plat is. Dergelijke voorstellingen zijn echter aantoonbaar onjuist, en moeten bewust geïntroduceerd zijn. De hoogtijdagen van de mythe dat de kerk in een platte aarde geloofde, waren tussen 1870 en 1920, toen darwinisten deze voorstelling gebruikten in hun strijd tegen de kerk over de evolutietheorie.
Uitspansel
Hoe moeten we de Bijbelse uitspraken dan uitleggen? Het woord ”raqia”, dat ”firmament” of ”uitspansel” betekent, is afgeleid van een werkwoord dat ”uitspreiden” betekent. Het is niet nodig om daarbij aan een vaste koepel te denken. In Genesis 1:6 is de functie van het uitspansel de wateren te scheiden. Dit kan goed opgevat worden als de scheiding tussen het water op aarde en het water in de wolken. Het uitspansel is de plaats waar de hemellichamen zichtbaar zijn en de vogels vliegen (vs. 20). De beschrijving is vanuit het gezichtspunt van de waarnemer op aarde. In vers 8 worden het uitspansel en de hemelen gelijkgesteld.
De genoemde tekeningen hebben water onder de aarde. Dit berust op het verbod om beelden te maken van wat boven in de hemel, beneden op de aarde of in de wateren onder de aarde is (Ex. 20:4). De uitdrukking ”onder de aarde”, kan opgevat worden als dat er onder de aarde een zee is. Het verband geeft echter aan dat de Israëlieten die kunnen zien. Zij mogen geen afbeeldingen maken van vogels in de lucht, of van een dier of voorwerp op de aarde, en ook niet van een dier of voorwerp in het water. De Israëlieten konden geen vis zien die onder de aarde zwom, maar wel een vis in de zee en de rivieren (zie ook Deut. 4:16-18).
Aangezien de wateren in Egypte en in het Sinaïgebied zich op een lager niveau bevinden dan het land, liggen ze ‘onder’ de aarde, in de zin van: onder het niveau van het landoppervlak. Dat kan leiden tot een vertaling als ”de wateren onder aan het land” of ”de wateren die lager liggen dan het land”. Iets eerder wordt hetzelfde voorzetsel gebruikt voor de Israëlieten bij de berg. Daar past alleen de vertaling ”onder aan de berg” en niet ”onder de berg” (Deut. 4:11).
Te statisch
Aan de tekeningen van het Israëlitische wereldbeeld liggen diverse onjuiste overtuigingen ten grondslag. Zoals de veronderstelling van de invloed van een Babylonisch wereldbeeld, een late datering van het boek Genesis en de onjuiste aanname dat de volken in de oudheid tot de middeleeuwen toe dachten dat de aarde plat was. Ook strijden de gemaakte tekeningen met alledaagse waarnemingen. De voorstellingen zijn te statisch en doen geen recht aan beeldspraak.
Uit de bespreking van de argumenten blijkt dat de Bijbel geen verouderd wereldbeeld heeft, maar vooral de taal van de waarneming gebruikt. De Bijbel is niet geschreven in onze wetenschappelijke taal, maar wel van belang voor onze wetenschapsbeoefening.
Dit artikel is een samenvatting van de lezing die prof. dr. M.J. Paul hield op het openingscongres van ‘Logos Instituut’ op zaterdag 13 februari 2016 te Utrecht. Mart-Jan heeft dit thema verder uitgewerkt in hoofdstuk 4 van zijn boek ‘Oorspronkelijk’.
Dit artikel is met toestemming overgenomen uit het Reformatorisch Dagblad. De volledige bronvermelding luidt: Paul, M.J., 2016, Aarde is niet plat in de Bijbel, Reformatorisch Dagblad Puntkomma 45 (266): 14-15 (artikel).
Bijbel en geweld – ‘Bloedboek’ shockeert met uitspraken over Oude Testament
Waarom mag de Bijbel wel op nachtkastjes in hotels liggen, en is Hitler’s ‘Mein Kampf’ verboden? Volgens de Vlaamse schrijver Dimitri Verhulst is er weinig verschil tussen beide boeken. In ‘Bloedboek’ deelt hij zijn leeservaring van het begin van de Bijbel. Op allerlei manieren zoekt hij de publiciteit om zijn visie onder de aandacht van de lezers te brengen. Dat lukt deze schrijver van het Boekenweekgeschenk van 2014 maar al te goed. Schokkende uitspraken over de God van Israël en de Bijbel doen het prima in onze maatschappij. Als iemand dan ook nog veel schunnige taal gebruikt, krijgt hij volop aandacht, tot in tv-programma’s toe.
Wie haatdragend is en geen enkele moeite doet zich te verdiepen in de achtergronden van de Bijbel kan uitspraken uit zijn verband rukken en het tegenovergestelde laten zeggen van de oorspronkelijke bedoeling. De eerste vijf Bijbelboeken zijn al duizenden jaren oud. Steeds lazen joden en christenen daarin over een God van liefde en trouw, van recht en gerechtigheid, maar Verhulst ontdekt dat Hij eigenlijk ‘een rancuneuze tiran’ is en een ‘fascist’. Volgens deze auteur is de Bijbel ‘een gruwelijk boek vol smerigheden’ en het uitroeien van de Kanaänieten is in feite ‘genocide’ en ‘racisme’.
In dit artikel ga ik niet in op de vele onwaarheden, foute interpretaties en misverstanden. De meeste christenen zullen die al gauw doorhebben. Het lijkt mij zinvoller in te gaan op één centraal thema: het doden van de Kanaänieten en het in bezit nemen van het land Kanaän. Ik kies dit onderwerp, omdat de meeste christenen het ingewikkeld vinden. Kun je de opdracht aan Israël om de Kanaänieten te doden vergelijken met de houding van Hitler en de IS-strijders?
Abraham
Wanneer Abram als vreemdeling in Kanaän verblijft, krijgt hij te horen dat zijn nageslacht dat land in blijvend bezit zal ontvangen. Later volgt de boodschap dat dit nog niet direct het geval zal zijn, want zijn nageslacht zal eerst nog lange tijd vreemdeling zijn in een ander land en zelfs onderdrukt worden. Maar het vierde geslacht zal terugkeren. Eerder is de maat van de ongerechtigheid van de Amorieten nog niet vol (Gen. 15:16). ‘Amorieten’ is hier een algemene term voor de bevolking van Kanaän. Deze uitspraak houdt in, dat de intocht van de Israëlieten ook een goddelijk oordeel over de ongerechtigheid van de bewoners is. God beoordeelt als de Schepper van hemel en aarde alle volken. De Amorieten zullen voortgaan met zondigen tot hun schuld volkomen is, zodat de door God gestelde grens bereikt wordt. In het boek Leviticus worden concreet de Molochdienst en veel seksuele onbetamelijkheden genoemd als aanleiding voor Gods strafuitoefening (Lev. 18:27-28). In Deuteronomium 18 staan allerlei vormen van occulte praktijken vermeld, waarzeggerij en het oproepen van geesten. Deze zaken zijn voor Israël volstrekt verboden: ‘Want ieder die deze dingen doet, is een gruwel voor de HEERE. En vanwege deze gruwelen drijft de HEERE, uw God, deze volken van voor uw ogen uit hun bezit (Deut. 18:12). Vanaf dat stadium kan God hen, zonder onrechtvaardig te worden, uit Kanaän verdrijven. Het land Kanaän spuwt volgens Leviticus zijn inwoners uit. De nakomelingen van Abraham ontvangen het land dus niet omdat ze er recht op hebben, maar als genadegave.
Noach
Het is ook nuttig om nog iets verder terug te gaan in de geschiedenis. Noach spreekt een vervloeking uit over Kanaän, zoon van Cham (Gen. 9:25-27). In het volgende hoofdstuk staat een vrij uitgebreide beschrijving wie de nakomelingen van Kanaän zijn en waar zij zijn gaan wonen (10:15-19). De beschrijving van de grenzen is niet zomaar geplaatst in dit overzicht van volken. De Israëlieten mogen weten: dat land wordt afgenomen en aan ons gegeven. De belofte aan Abram heeft alles te maken met die vroegere gebeurtenissen. Niet één keer wordt in de Bijbel gezegd, dat ‘die volken minderwaardig zijn’, of dat ze ‘toevallig de verkeerde god aanbidden’.
Israël zelf
Wat Israël de inwoners van Kanaän aan moest doen, was eenmalig. De Israëlieten worden nadrukkelijk gewaarschuwd om niet te zondigen, want als ze dit toch doen, worden zij verdreven uit het land (Lev. 26:33-39; Deut. 28:63-68). In een terugblik op de ondergang van het Tienstammenrijk en Samaria komt dit ook naar voren (2 Kon. 17:7-23). Israël staat niet boven de wet en zal zelf ook gestraft worden wanneer het dezelfde zonden bedrijft. In Deuteronomium 13:15-16 wordt de zwaarste vorm van vernietiging geëist ten opzichte van een afvallige Israëlitische stad.
Godsdienstige achtergronden
Om dit eenmalige bevel tot uitroeiing van de Kanaänieten te begrijpen, kunnen we niet uitgaan van relaties tussen mensen of volken onderling, maar alleen van Gods oordeel over de zonden van volken. De Israëlieten mogen niet zelf bepalen welke volken zij sparen en welke niet. Het strafgericht over de Kanaänieten staat vermeld in de genoemde teksten. De Edomieten en Moabieten moeten echter gespaard blijven. Hoewel soms het motief van afzondering gebruikt wordt, zodat de volken geen verleiding kunnen uitoefenen, is dit niet de enige reden. De praktijken van de heidense volken in Kanaän worden een gruwel genoemd waarover het oordeel van God komt. Voor de uitvoer van dit oordeel gebruikt Hij het volk Israël. Voor ons druist dit doden van de Kanaänieten in tegen het volkenrecht, maar Gods opdracht overstijgt dat. Israël heeft nooit een opdracht gekregen tot genocide. Het Oude Testament kent veel geweld, maar het wordt nooit verheerlijkt. Hoeveel rechtvaardige oorlogen David ook gevoerd heeft, hij mag de tempel niet bouwen, omdat hij een man is van de strijd, van het bloed (1 Kron. 22:8). Deze beoordeling is ongekend in de wereld van het oude Nabije Oosten.
Hedendaags geweld
Terugkomende op Verhulst: hij trekt de lijn door naar de joden en de Endlösung vandaag, maar daarmee draait hij de zaken compleet om: na Hitler en andere antisemieten zijn er nu Arabische leiders die openlijk verkondigen dat Israël van de aardbodem moet worden uitgewist. Van welke kant dreigt genocide? Waarom durft Verhulst de Bijbel aan te vallen? Joden en christenen zullen hem niet doden vanwege zijn lasterlijke uitspraken. Maar wat zou er gebeuren als hij een dergelijk boek over de Koran zou schrijven?
Het Nieuwe Testament
Verhulst heeft voor Jezus meer respect dan voor de schrijvers van de eerste Bijbelboeken, omdat die geen bloed heeft laten vloeien. Toch spreekt ook het Nieuwe Testament over Gods heiligheid en zijn toorn over de zonde. De straf kan uitgesteld worden, maar het eindgericht komt en dan zal God afrekenen met alle goddeloosheid. Het boek Openbaring geeft veel voorbeelden van straffen, al worden ze daar niet door medemensen, maar door engelen voltrokken. Daarom kunnen we geen grote tegenstelling maken tussen Oude en Nieuwe Testament als het gaat over Gods gericht over de zonde.
Waarom zou Jezus zich zo positief uitgelaten hebben over de eerste Bijbelboeken? Hij was bereid Zijn eigen bloed te laten vergieten aan het kruis. Juist omdat in de boeken van Mozes staat dat een bloedig offer nodig is om vergeving te ontvangen. In die zin kan de Bijbel een ‘Bloedboek’ genoemd worden. Bloedstorting was nodig om schuldige mensen met God te verzoenen. De Heiland was bereid het offer van Zijn leven te brengen, om zo een nieuwe hemel en aarde mogelijk te maken. Dan wordt de vrede, de sjaloom, werkelijkheid.
Dit artikel is met toestemming overgenomen uit De Waarheidsvriend. De volledige bronvermelding luidt: Paul, M.J., 2015, Bijbel en geweld. ‘Bloedboek’ shockeert met uitspraken over Oude Testament, De Waarheidsvriend 103 (47): 12-13.
Verwarring over Genesis (2) Stamt de mens van dieren af?
Steeds vaker wordt door christenen geaccepteerd dat mensen van dieren afstammen. Er zouden op allerlei plaatsen vormen van mensen of ‘mensachtigen’ ontstaan zijn.
Bioloog en wetenschapsjournalist René Fransen schrijft: ‘Het zou kunnen zijn dat ook Adam en Eva apart zijn gezet uit de vroege steentijdcultuur, om een ontmoeting te hebben met God. Op die manier zou de homo sapiens, de denkende mens, veranderen in de Homo divinus, de goddelijke mens.’ De tuin waarin zij leefden, de Hof van Eden, zou volgens hem een bijzondere plaats zijn, waar regelmatig een ontmoeting met God plaatsvond.
Adam en Eva zijn in deze benadering de eersten van een nieuwe klasse mensen geweest. Hun zondeval betreft niet slechts hun lichamelijk nakomelingen, maar de gehele mensheid. De fout van een koning of gezinshoofd kan immers gevolgen hebben voor het hele volk of het hele gezin (Sterrenstof, hfst.10).
In deze beschouwing worden Genesis 1 tot en met 3 erg vrij geïnterpreteerd. Met name de afstamming van de mens van een dier lijkt mij in onoverkomelijke tegenspraak met Genesis 2:7. God formeerde de mens uit de aardbodem en blies een afzonderlijke levensadem in de neus. Zo werd de mens tot een levend wezen. Ook al heeft God Zich aangepast aan ons taalgebruik en beeldend gesproken in deze hoofdstukken, er staat niet: God nam een rib van een dier (bijvoorbeeld een soort aap) en bouwde daaruit de mens. Het is duidelijk dat God de mens in een afzonderlijke scheppingshandeling maakte en daarbij ‘stof ’ gebruikte. Op deze punten komt de evolutietheorie in strijd met de weergave in Genesis. En als we een afzonderlijke scheppingsdaad aannemen bij de mens, waarom kan dat dan ook niet bij planten en dieren het geval zijn?
Ds. G. Boer
In hervormd-gereformeerde kring heeft ds. G. Boer een halve eeuw geleden zijn boek ‘Ik ben de Alpha’ gepubliceerd (1964). Hij geeft daarin aan dat de wetenschap gerust mag doorgaan om de geheimen van het heelal te ontsluieren. De geologie en paleontologie mogen hun hart ophalen, mits de beoefenaars maar klein genoeg zijn om God in Zijn werk groot te maken. Boer moet echter niets hebben van de mening dat planten overgegaan zijn in dieren of dieren in mensen. ‘De evolutietheorie, dat is die leer die alles uit één oercel laat ontwikkelen, is daarom goddeloos, omdat zij het schepsel prijst boven de Schepper.’ Het is zeker mogelijk dat God ontwikkelingsprocessen gebruikte, maar het is volgens hem altijd nog een onbewezen veronderstelling dat de mens via de weg van ontwikkeling van het dier zou afstammen.
Nieuwe Testament
In de evangeliën blijkt dat Jezus Adam en Eva als het eerste mensenpaar beschouwde (Matth. 19:3-6; Mark. 10:3-9) en dat wordt gedateerd als ‘het begin van de schepping’. In het boek Handelingen wijst de apostel Paulus op de God Die de wereld gemaakt heeft. ‘Hij maakte uit één bloed heel het menselijke geslacht om op heel de aardbodem te wonen’ (17:26).
Petrus noemt de opvatting ‘Want vanaf de dag dat de vaderen ontslapen zijn, blijven alle dingen zoals van het begin van de schepping’ (2 Petr. 3:4). Dit gedeelte gaat uit van een gelijktijdigheid van schepping en mensheid. In Openbaring 22:2 en 3 is sprake van een rivier van Water des levens en van de Boom des levens. ‘En geen enkele vervloeking zal er meer zijn.’ Hier wordt duidelijk dat de paradijselijke situatie hersteld zal worden.
Laat het begin van Genesis om allerlei redenen omstreden zijn, voor christenen behoren deze nieuwtestamentische gedeelten gezag te hebben, niet slechts als een latere interpretatie, maar vooral als een gezaghebbend getuigenis.
Evolutieleer
Wat mij in de recente discussies herhaaldelijk opvalt, is dat onderdelen van de evolutieleer ingepast moeten worden in het christelijke denken. Voor alle duidelijkheid: het evolutionisme als levensbeschouwing wordt door christenauteurs afgewezen en God wordt als Schepper beleden. Bij hen die het begin van Genesis anders willen lezen dan op de klassieke wijze, is vaak een bepaalde teleurstelling in het creationisme te merken (ten minste voor zover men daar kennis van heeft genomen) en die richting wordt vaak op een simplistische manier weggeschreven.
Het is waar dat vanuit creationistische hoek in het verleden onhoudbare uitspraken gedaan zijn, maar de vraag is dan wel: hoe houdbaar is de evolutietheorie? Dat bedoel ik vooral wetenschapstheoretisch: wat zijn legitieme uitspraken in de wetenschap en wat niet? Hoe houdbaar zijn de vooronderstellingen en de resultaten?
Van creationistische kant zijn er vele tientallen bezwaren aangebracht tegen de evolutie. Maar niet alleen van die zijde. Een voorbeeld is Rob van de Weghe. Hij was ongelovig en stond negatief tegenover het christelijk geloof. Op veertigjarige leeftijd had hij zoveel verdiend, dat hij zich kon terugtrekken uit het zakenleven. Nadat hij noodgedwongen een keer een kerkdienst bijwoont, besluit hij de waarheidsclaims van het christelijk geloof te onderzoeken en hij vermoedt dat hij die in korte tijd wel onderuit kan halen.
Toch raakt hij steeds meer onder de indruk van de argumenten vóór het christelijk geloof en op den duur verwerpt hij ook de evolutietheorie. In zijn apologetische boek ‘Gefundeerd geloof. Zinnige argumenten om christen te zijn’ (2008) schrijft hij: ‘Het proces van de evolutie en ook de handeling van de schepping kunnen niet worden geobserveerd of herhaald en daardoor blijven beide modellen onbewezen. (…) Dus, evolutie – net als schepping – is slechts een model dat wordt gebruikt om datgene wat wij waarnemen in de wereld, zoals wij die kennen, uit te leggen. Het is geen feit, geen natuurlijke wet, het is niet eens een wetenschappelijke theorie, maar gewoon een model!’
Wolkenkrabber
Ook de Wageningse hoogleraar Han Zuilhof gaf in zijn inaugurele oratie ‘Alles is altijd ingewikkelder’ (april 2008) stevige kritiek op de evolutietheorie. Hij schetst drie problemen waar hij als organisch chemicus tegenaan loopt: het ontstaan van chiraliteit (louter linksof rechtsdraaiende moleculen), het langdurig behoud van chiraliteit en het gebruik ervan in de zogenaamde RNA-wereld. Hij maakt duidelijk dat de theorieën over het ontstaan van het leven verbijsterend onwaarschijnlijk zijn. In beeldspraak: ‘Het gebouw staat niet op een degelijk fundament, in de wolkenkrabber van de evolutieleer is de begane grond nog geen begaanbare grond. Hier is sprake van een significant probleem, zeker omdat de evolutietheorie zo’n grote rol speelt in de hedendaagse wetenschap. ( …) in de wolkenkrabber van de evolutietheorie kan ik vanaf de eerste verdieping eigenlijk alleen maar toeschouwer zijn. Als je eenmaal binnen bent, bieden al die hoge verdiepingen prachtige vergezichten, maar je kunt er momenteel als wetenschapper niet fatsoenlijk binnen komen.’
Bij velen die schepping en evolutie willen combineren, is een oprechte behoefte om zo min mogelijk struikelblokken voor christelijke wetenschappers op te werpen. Heeft de kerk niet eerder Galilei afgewezen? Voordat we die weg gaan, is het echter wel nodig onderscheid te maken tussen waarnemingen en projecties. Charles Darwin is niet op de evolutietheorie gekomen door waarneming, maar vooral door de publicaties van zijn grootvader Erasmus Darwin, geschriften die mede ingegeven waren door een sterk antichristelijke houding. De waarnemingen door de kleinzoon over de variaties binnen de soorten geven onvoldoende reden om over te gaan op een ontwikkeling van de ene naar de andere soort.
Consequenties
Het is goed te beseffen dat de aanname van een theïstische evolutie tot een andere opvatting over inspiratie van de Bijbel leidt. Waar komt Genesis 1 vandaan? Heeft God Zich zo geopenbaard aan mensen? Dan moeten we het accepteren zoals het tot ons komt, al roept het bericht bij ons veel vragen op, zoals trouwens alle eeuwen van de kerkgeschiedenis al het geval geweest is. De andere mogelijkheid is om het hoofdstuk te beschouwen als het product van menselijk nadenken over de schepping, al of niet met behulp van Gods Geest.
De kerk der eeuwen heeft steeds gekozen voor de eerste benadering. Als we kiezen voor een menselijke beschrijving of een kaderopvatting, heeft dat duidelijk gevolgen voor de inspiratieleer. Dat is ook het geval met de Godsleer: dan is God niet meer Degene Die alles goed geschapen heeft, maar Degene Die door dood en verderf in een lange reeks van talrijke mislukkingen op den duur nieuwe soorten heeft gemaakt. De opvattingen over de schepping, zoals in Genesis 1 tot en met 3 beschreven, vormen een fundament. Wie het fundament verandert, zal moeten beseffen dat het hierop gebouwde huis nooit hetzelfde kan blijven.
De methode om deze hoofdstukken en andere Bijbelgedeelten als een elastiek uit te rekken totdat er enige onderdelen van de evolutiezienswijze in passen, blijft een moeilijke en zeer omstreden werkwijze.
Een andere manier van werken is het accepteren wat er staat, als Gods openbaring, en tevens het aanvaarden van onze beperktheid, dat wij geen oplossing hebben voor allerlei lastige vragen en moeilijke details in die hoofdstukken. We mogen geen evolutionistische of creationistische theorieën inlezen in deze hoofdstukken. Het blijven teksten die ons voorstellingsvermogen te boven gaan.
Maar vanuit de compositie van het boek Genesis is wel duidelijk dat God deze wereld niet al te lang geleden geschapen heeft, in een situatie die ‘goed’ was, dat Adam en Eva de eerste mensen waren, van wie het gehele menselijke geslacht afstamt, en dat door toedoen van deze eerste mensen de schepping in een vervallen positie kwam.
Dit geloof is ook door de kerk der eeuwen beleden, vaak in oppositie tot andere opvattingen. Dat geloof is ook de basis voor het uitzicht dat niet door een geleidelijke evolutie, maar door Gods directe ingrijpen, een nieuwe hemel en aarde zullen ontstaan.
Dit artikel is met toestemming van de auteur overgenomen uit De Waarheidsvriend. De volledige bronvermelding luidt: Paul, M.J., 2009, Verwarring over Genesis [2] Stamt de mens van dieren af?, De Waarheidsvriend 97 (12): 8-9.
Verwarring over Genesis (1) Manier van Lezen
Geloof in evolutie lijkt tegenwoordig goed samen te gaan met het geloof in God als Schepper. Maar hoeveel ruimte moeten de natuurwetenschappen krijgen om te bepalen hoe christenen Genesis 1 tot en met 3 lezen?
Dr. René Fransen beargumenteert in zijn recente boek Gevormd uit sterrenstof dat de evolutietheorie zulke sterke papieren heeft, dat we die theorie als christenen maar het beste kunnen accepteren. Dat kan volgens hem gelukkig samengaan met het geloof in God als Schepper. We komen dan uit bij een door God geleide evolutie. Dit standpunt wordt de laatste tijd steeds vaker gepropageerd in christelijke kring. In twee artikelen wil ik hierop ingaan, waarbij verschillende leeswijzen van het begin van de Bijbel de revue passeren.
Manieren van lezen
Prof. dr. Willem Ouweneel onderscheidt in zijn boek De schepping van God heel wat manieren van lezen. Ik noem de meest bekende.
1. Jonge-aardelitteralisme: De ‘letterlijke’ opvatting van Genesis 1, dat de wereld tot ons kwam in zes dagen van 24 uur, is lange tijd, vanaf de latere kerkvaders tot in de achttiende eeuw, de gangbare opvatting van christenen geweest. Daarbij wordt aangenomen dat de aarde ongeveer 6000 jaar oud is. Een deel van het recente creationisme gaat hiervan uit, al dateert men ook wel vroeger. Opvallend is dat Ouweneel kiest voor de aanduiding ‘litteralisme’. Volgens hem is de klassieke opvatting geen ‘letterlijk lezen’, maar een te ver doorgevoerd letterlijk lezen, letterlijker dan de auteur bedoeld heeft.
2. Oude-aardlitteralisme: dezelfde opvatting als de vorige, maar met dit verschil, dat Genesis 1:1 veel verder terug ligt en kan wijzen op gebeurtenissen van miljarden jaren geleden. Bij vers 2 of 3 zijn we echter op strikt historische bodem en gaat het over gebeurtenissen van 6000 of 10.000 jaar geleden.
Reconstructionisme
3. Verwant met de vorige opvatting is het reconstructionisme, ook wel restitutietheorie of gaptheorie genoemd: de aarde werd (in plaats van ‘was’) woest en ledig, namelijk door een gevallen engel, de satan. Na een bestaan van miljoenen jaren was er een zesdaagse scheppingsweek en schiep God de mens zoals wij die nu kennen. In de voorafgaande ‘leemte’ kunnen de astronomische, geologische en paleontologische vondsten geplaatst worden.
Een belangrijk bezwaar tegen deze opvatting is dat de Hebreeuwse woorden tohoe wabohoe geen ‘chaos’ betekenen, maar ‘leegheid’. Net zoals de pottenbakker, wanneer hij een mooie vaas wil maken, eerst een klomp klei pakt en die op een pottenbakkerswiel plaatst om die te kneden zoals hij het wil, zo maakte de Schepper eerst voor Zichzelf het ruwe materiaal van het universum om het daarna te ordenen en leven te geven. Ook het woord tehom voor de waterdiepte heeft geen relatie met demonische, vijandige machten, zoals lange tijd gedacht is.
Literair
4. Dag-tijdperktheorie: dagen worden gezien als aanduidingen van tijdperken. Dit gebeurt immers ook in de boeken Daniël en Openbaring: de dagen symboliseren jaren. Ook geldt één dag voor de Heere als duizend jaar (2 Petr. 3:8). Als bezwaar tegen deze opvatting geldt: wat voor God het geval is, is dat nog niet voor ons. Verder is een scheppingsperiode van 6000 jaar voor niemand een oplossing. Ook is het in dat geval vreemd dat de dagen beschreven worden met een avond en een morgen. In de Tien Geboden wordt een relatie gelegd tussen de scheppingsdagen en de menselijke zevendaagse week. De dagen in Genesis 1 en Exodus 20:11 zijn dus vergelijkbaar. Het is op zichzelf mogelijk dat de dagen in Genesis 1 korter of langer waren dan onze dagen (‘24 uur’ is te precies), maar er zijn zonder meer vergelijkbare dagen bedoeld. Ook corresponderen deze dagen niet met de geologische tijdvakken. Zo verschenen volgens het gangbare evolutiemodel de hogere planten niet voor het laagste dierlijke leven, en was er geen later tijdperk waarin de hemellichamen verschenen.
5. Kadertheorie: Er zijn acht scheppingsdaden van God en de auteur van Genesis heeft deze een literaire vorm (kader) gegeven door ze te verdelen over zes dagen, waaraan de zevende dag als rustdag is toegevoegd. Ook bestaan er opvallende parallellen tussen de eerste en de vierde, de tweede en de vijfde, de vierde en de zesde dag. Dit suggereert dat Genesis 1 een bewuste literaire compositie is en niet letterlijk-historisch gelezen moet worden. Ook zijn er verschillen in chronologie tussen Genesis 1 en 2 die een strikt letterlijk verstaan in de weg staan. Deze benadering is in toenemende mate populair in christelijk Nederland en wordt meermalen gecombineerd met het zogeheten theïstisch evolutionisme, de leer dat God de wereld geschapen heeft door middel van een evolutieproces.
Twee sleutels
De laatste tijd wordt veel aandacht gegeven aan het literaire, kunstzinnige karakter van deze hoofdstukken. De vraag kan gesteld worden wat het literaire genre is. Verhalend proza? Poëzie? Een tussenvorm? Profetische taal of een bijzondere vorm van wijsheidsliteratuur? Het is goed dat deze vragen gesteld worden, want het is waar dat Genesis 1 vaak op een te vanzelfsprekende manier gelezen is. In 2008 is – eindelijk – een bundel opstellen over Genesis gepubliceerd waarin creationistische auteurs grondig ingaan op dergelijke vragen: Coming to Grips with Genesis, onder redactie van Terry Mortenson en Thane H. Ury. Daarin bespreekt Steven Boyd drie karakteristieken van deze tekst: een magistrale literaire compositie, een fundamentele theologische verhandeling en een historisch verslag. Over de eerste twee typeringen zijn de meeste exegeten het wel eens, over de derde bestaat veel minder overeenstemming. Herhaaldelijk is in recente beschouwingen de waarschuwing te lezen dat we Genesis niet natuurkundig mogen lezen, of rationalistisch, of als een wetenschappelijk verslag. Dit is terecht, maar de vraag wordt dan steeds belangrijker hoe we deze hoofdstukken wél moeten opvatten. Het lijkt mij dat er twee belangrijke sleutels zijn: de eerste is hoe de eerste hoofdstukken passen in het geheel van het boek Genesis, en de tweede hoe vroegere, niet-westerse auteurs ze gelezen hebben.
Boodschap van Genesis
Het boek Genesis kan omschreven worden als de vroege geschiedenis van de mensheid, van de schepping tot het ontstaan van het volk Israël. De Schepper van hemel en aarde blijkt Dezelfde te zijn als die het volk Israël tot aanzijn roept. Laat de goden van de andere volken plaatselijke heersers zijn, het is de God van hemel en aarde Die naar Israël omziet! Deze beschrijving is bedoeld om God te loven te prijzen. In Genesis staat geen objectieve, wetenschappelijke en afstandelijk beschouwde geschiedenis. De beschreven gebeurtenissen zijn tot onderwijs, vermaning en bemoediging. Het is waar dat er in de weergave van de schepping enige polemische elementen zitten (monotheïsme, tegen verering van zon en maan), maar dat is niet het hoofddoel, net zo min als dat het hoofddoel van het gehele boek is.
Het gebeurt nogal eens dat lezers onderscheid maken tussen de ‘oergeschiedenis’ in Genesis 1 tot en met 11 en de meer gewone geschiedenis in Genesis 12 tot en met 50, of tussen Genesis 1:1 tot en met 2:4a en de rest van het boek. Toch is dat vanuit de compositie van Genesis moeilijk te verdedigen. Voor de auteur van Genesis was er vermoedelijk geen onderscheid in historiciteit en genre tussen de eerste en de laatste hoofdstukken. Het is overal God Die werkt in schepping en geschiedenis.
Goed
In Genesis 1 beziet God zesmaal wat Hij gemaakt heeft en noemt het ‘goed’, om te eindigen met ‘en zie, het was zeer goed’ (1:31). De oorspronkelijke goedheid van de schepping kunnen we ook opmaken uit de contrasten in de volgende hoofdstukken. Daar verschijnen woorden als: dood, vijandschap, smart, vervloeking, dorens en distels. In de hedendaagse dogmatische bezinning gaan velen echter uit van een evolutietheorie waarbij het kwade en gebrekkige steeds in de schepping aanwezig zijn geweest. Dan is er veel minder duidelijk een breekpunt geweest tussen ‘goed’ en ‘niet meer goed’. Wanneer in een dergelijke bezinning theologen een poging doen om de kernpunten van Genesis 1 tot en met 3 te formuleren die onopgeefbaar zijn voor het christelijk geloof, hoort daar gewoonlijk niet bij dat de dood pas zijn intrede heeft gedaan na de zondeval. Dat is ook begrijpelijk, want wie de evolutietheorie (tot op zekere hoogte) accepteert, moet uitgaan van een vroegere geschiedenis van strijd om te overleven en de aanwezigheid van de dood. Maar wat houdt dan de vervloeking in die door God is uitgesproken over de aarde, zodat die dorens en distels zou voortbrengen? Die waren er volgens de evolutietheorie toch al miljoenen jaren eerder? Ook Romeinen 8:20 is een struikelblok in deze benadering. Het lijden van de schepping wordt daar niet vanaf de begintijd genoemd, maar als iets dat later is gekomen. De schepping is op den duur aan de zinloosheid onderworpen en ziet uit naar het openbaar worden van de kinderen Gods, naar de tijd dat zij bevrijd zal worden van de vergankelijkheid.
Nieuwe Testament
We komen hier op het terrein van het Nieuwe Testament. Welk gezag hebben uitspraken van de Heere Jezus en de apostel Paulus over het begin van de wereld? Het is mogelijk deze opvattingen te relativeren en aan te nemen dat zij ‘kinderen van hun tijd’ waren, maar hier ontstaat wel een spanning met iets dat boven al gesignaleerd is: we mogen Genesis niet westers en rationalistisch lezen, maar moeten die op een Oosterse manier opvatten.
Akkoord, en daarom raadplegen we het Nieuwe Testament, geschreven door Joodse gelovigen, ver voor onze wetenschappelijke tijd. Blijkbaar vatten de auteurs daar het begin van Genesis veel letterlijker op dan veel christenen in onze tijd willen doen. Is de houding van Jezus en de apostelen dan ook litteralisme?
Dit artikel is met toestemming van de auteur overgenomen uit De Waarheidsvriend. De volledige bronvermelding luidt: Paul, M.J., 2009, Verwarring over Genesis [1] Manier van lezen, De Waarheidsvriend 97 (11): 6-7.
Sommige christenen wijzen op vondst ark des verbonds: terecht?
Steeds weer doen verhalen over sensationele archeologische vondsten in Israël de ronde. Dit gebeurt vooral op internet. Maar hoe kun je die verhalen toetsen? Een vuistregel is om de volgende twee zaken na te gaan: 1) Hoe deskundig en betrouwbaar is de verteller? 2) Hoe kunnen de aangevoerde gegevens en argumenten gecontroleerd worden?
Die vragen zijn ook van belang bij de beoordeling van een oud bericht dat onlangs weer gepubliceerd werd op Revive.nl: “Video gaat opnieuw viral: Archeoloog vindt ark des verbonds met, wat blijkt, het nog steeds levende bloed van Jezus!”5
Volgens het bericht heeft een archeoloog genaamd Ron Wyatt bewijs gevonden voor het feit dat Jezus heeft bestaan. Hij verklaarde op 6 januari 1982 dat hij de ark des verbonds had gevonden. Wat het extra interessant maakte was dat hij een enorme spleet zag boven de grot waar de ark was ontdekt. En het leek alsof er een opgedroogde, zwarte substantie over het verzoendeksel van de ark was gemorst. Toen ze terugkeerden naar het laboratorium om het te testen, ontdekten ze dat het uniek bloed was met 24 chromosomen. En extra bijzonder: Op de een of andere manier leefde het nog! Toen hij terugkeerde naar de plaats waar hij de ark had ontdekt, ontdekte hij dat deze precies onder de plek was begraven waar Christus was gekruisigd. Het wijst erop dat dit het bloed zou kunnen zijn dat naar beneden droop toen de aarde openbarstte tijdens de kruisiging. Tot zover het sensationele bericht.
Betrouwbaarheid verteller
Om dit nieuwsbericht op waarde te schatten, is het van belang de twee genoemde criteria te hanteren. Laat ik beginnen met de vraag hoe betrouwbaar de verteller is. Wie op onderzoek uitgaat, komt er achter dat de Amerikaanse christen Ron Wyatt (1933-1999) een verpleegkundige en hulp-anesthesist was die vaak naar het Midden-Oosten gereisd is. Hij heeft ongelooflijk veel bijzondere vondsten gedaan. In bepaalde kringen in Amerika, voornamelijk onder zevendedagsadventisten, is hij een held. Daarbuiten is er onder christenen voornamelijk lichte scepsis tot volledig afwijzing van zijn claims van opmerkelijke vondsten. In kringen van serieuze wetenschappers, ook christen-wetenschappers, wordt het meeste van Rons werk goed beargumenteerd afgewezen.
Een voorbeeld bij de vraag naar controle is de Schelfzee/Rietzee in het boek Exodus. Meestal wordt aangenomen dat die dichtbij Egypte lag, zoals de Golf van Suez of de Bittermeren. Er zijn echter ook argumenten om aan te nemen dat de Golf van Akaba bedoeld is en dat de berg Sinaï in Midian lag (en niet in het schiereiland Sinaï, waar de berg meestal gesitueerd wordt). Ron Wyatt koos voor de Golf van Akaba, en hij verzon een ondiepte van 300 meter op de plaats van de doortocht van de Israëlieten, maar die is er niet. Ron beweerde daar ook een oude granieten kolom te hebben gezien met Fenicisch of oud-Hebreeuws schrift. Hij beheerste die talen echter niet. Controle is niet mogelijk, want er zijn geen foto’s beschikbaar.
Een tweede voorbeeld is de zoektocht naar de ark van Noach. Wyatt heeft dit grote schip ook kunnen lokaliseren, maar geen enkele wetenschapper gelooft hem.
De ark van het verbond
Nu de ark van het verbond. Het korte bericht en de bijbehorende video bevatten geen materiaal dat gecontroleerd kan worden. Wij zouden wel eens willen weten welke ruimte onder Golgotha ontdekt is, hoe hij daar gekomen is en ook hoe hij weet dat die plaats exact onder het kruis van Jezus was. De ontdekking van de Ark van het Verbond zou natuurlijk direct gemeld moeten worden aan de Oudheidkundige dienst in Israël, maar dat is niet gebeurd. Overigens verleent deze dienst alleen maar toestemming tot opgraving aan erkende archeologen. Maar het verhaal gaat dat deze dienst de vondst geheim wilde houden. Ook van deze ark zijn geen duidelijke opnamen beschikbaar.
De ark van het verbond stond in de tabernakel en in de eerste tempel, maar is waarschijnlijk door de Babyloniërs weggevoerd en niet meer teruggekomen. Volgens Flavius Josephus was het Heilige der heiligen in de tweede tempel leeg, en stond er dus geen ark meer (Joodse Oorlog 5.219). Er zijn tal van verhalen in omloop wat er met de ark gebeurd is. Zo heeft 2 Makkabeeën 2:4-8 het bericht dat de ark in opdracht van de profeet Jeremia verstopt is in de berg Nebo. Andere verhalen geven aan dat de ark naar Ethiopië vervoerd is of verstopt is in de tempelberg. Voor Ron Wyatt is het echter duidelijk dat de ark zich in de heuvel Golgotha bevindt. Maar bij gebrek aan bewijs moeten we helaas de conclusie trekken dat hij deze vondst waarschijnlijk verzonnen heeft.
‘Bloed van Jezus’
Volgens het nieuwsbericht heeft Ron het opgedroogde bloed laten onderzoeken in een laboratorium. De medewerkers hebben daarna opgebeld met de mededeling dat dit menselijke bloed 24 chromosomen bevat. Ron legde zelf later uit: “Weet je, iedereen heeft er 46; 23 van je moeder, 23 van je vader. Dit bloed had 23 chromosomen van moederszijde en slechts één Y-chromosoom. Daarnaast zeiden ze dat het bloed leeft.” Elders blijkt dat Ron die samenstelling ziet als een bewijs van de bijzondere geboorte van Jezus, zonder toedoen van een man.
Dit wonderlijke verhaal roept de vraag op welk laboratorium het bloed onderzocht heeft en waar de schriftelijke uitslag is. Maar helaas, Ron vertelde alleen dat het laboratorium ergens in Israël stond. Ook is er geen schriftelijke verklaring, want Ron werd slechts gebeld voor de uitslag. Op deze manier is controle onmogelijk en blijft de lezer van dit verhaal zitten met de vraag wat er echt en wat er gefantaseerd is.
Het aantal chromosomen is afwijkend. Volgens Ron is dat een bewijs van Jezus’ bijzondere afkomst. Wie zich verdiept in het onderzoek naar chromosomen merkt al gauw dat er bij celdeling afwijkende aantallen chromosomen gevormd kunnen worden. Deze genetische afwijkingen zijn nagenoeg altijd schadelijk. Ron houdt zich echter niet bezig met de vraag wat de negatieve consequenties zijn van een afwijkend aantal chromosomen.
Ron Wyatt heeft jarenlang gereisd en is met groot aantal fantastische verhalen thuisgekomen. Er is echter niet één wetenschappelijke organisatie die met hem samenwerkte (ook niet uit orthodox-christelijke hoek) en in de gelegenheid gesteld werd zijn bevindingen te onderzoeken. Ook zijn de resultaten alleen maar wereldkundig gemaakt in vage nieuwsberichten en video’s met onduidelijke beelden. Dit maakt de beweringen ongeloofwaardig. Toch heeft de avonturier nog steeds aanhangers. Wie meer wil weten over hem kan terecht op de Nederlandstalige of Engelstalige site van Wikipedia. Daar staan allerlei voor- en tegenstanders vermeld.
Dit artikel is met toestemming overgenomen van de website CVandaag. Het originele artikel is hier te vinden.
Voetnoten
Belangrijke vondst uit tijd van David
Een Hebreeuwse tekst uit de tijd van David is ontcijferd (RD 8-1-2010). Volgens prof. dr. M. J. Paul gaat het hier om een belangrijke vondst.
Prof. G. Galil uit Haifa heeft een vertaling gepubliceerd van een vijfregelige inscriptie, die opgegraven is in Khirbet Qeiyafa. De tekst is niet helemaal volledig, daarom staan de aanvullingen tussen haken. De vertaling: “U zult [dit] niet doen, maar dien de [Heere]. / Spreek recht over de sla[af] en de wed[uwe]. Spreek recht over de we[es] / [en] de vreemdeling. [Pl]eit voor het kind, pleit voor de ar[me en] / de weduwe. Herstel de positie [van de arme] in de handen van de koning. / Bescherm de arme en de slaaf, [onder]steun de vreemdeling.”
Khirbet Qeiyafa is een klein vestingstadje in Juda, ten zuidwesten van Jeruzalem, om de grens te bewaken tegen de Filistijnen. Het gevecht tussen David en Goliath vond plaats in de naastgelegen vallei. De muur en de poorten zijn gebouwd uit grote stenen (sommige wegen wel 10 ton). Een dergelijke stad is een aanwijzing van een sterk rijk met grote militaire macht.
Op grond van diverse dateringsmethoden dateren de opgravers de stad in de 10e eeuw voor Christus, de tijd van koning David. Er zijn echter heel wat discussies of het rijk van David wel zo sterk geweest kan zijn en prof. I. Finkelstein van Tel Aviv meent dat de stad ook wel Filistijns geweest kan zijn. De gevonden tekst bevat echter typisch Hebreeuwse woorden en is daarom een krachtige aanwijzing dat de stad bij Israël behoorde.
Alfabet
De tweede conclusie is dat de Israëlieten in de tijd van David al konden schrijven. Dit is voor veel Bijbellezers vanzelfsprekend, maar dat geldt niet voor alle Bijbelwetenschappers en archeologen in het Midden-Oosten. In “Wie schreef de Bijbel?” (Kampen, 2009) stelt prof. Karel van der Toorn bijvoorbeeld dat de Bijbel een verzameling documenten is die in de schrijverswerkplaats van de tempel zijn ontstaan. Eerst was de mondelinge overlevering gezaghebbend en pas later kregen geschreven teksten de status van openbaring. De meeste Bijbelteksten zijn volgens hem daarom pas heel laat ontstaan.
Deze bewering is gebaseerd op een grondig onderzoek van de schrijverspraktijken in Babylonië. Het is echter de vraag of de training van schrijvers in tempels en aan het hof van Babel wel te vergelijken is met die van schrijvers in Israël. Er is een veel zwaardere training nodig om het moeilijke spijkerschrift met honderden verschillende tekens voor lettergrepen te beheersen dan het relatief eenvoudige Hebreeuwse alfabetische schrift met slechts 22 tekens.
De vondst van de genoemde tekst in een vestingstadje toont aan dat daar ook ten minste één schrijver werkzaam was. Overigens kan hier ook verwezen worden naar een vondst van een steen met het Hebreeuwse alfabet erop enkele jaren geleden in Tel Zayit.
Ten derde is de inhoud van de tekst van belang: hij lijkt op diverse teksten uit de Bijbel, maar komt daarmee niet letterlijk overeen. De regels vormen een oproep goed om te gaan met de sociaal zwakkeren, een oproep die op deze wijze niet bekend is bij de buurvolken. Bewogenheid met wees, weduwe en vreemdeling is een bekend thema in de wetgeving van Israël, bijvoorbeeld in Exodus 22:21-24 en 23:3-9 en Deuteronomium 24:17-22 en 27:19.
Bijbelwetenschappers dateren deze teksten vaak uit de tijd van de koningen, na de scheuring van het rijk ten tijde van Rehabeam en Jerobeam. Het boek Deuteronomium zou pas uit de tijd van koning Josia zijn. Uiteraard kunnen op basis van een enkele sociale tekst geen conclusies getrokken worden over de datering van Bijbelboeken, maar een belangrijk inhoudelijk thema is nu bekend uit de tijd van David.
Potscherf
Overigens is de opsomming van weduwe, wees en vreemdeling gebruikelijk in de Bijbelteksten, en ook vinden we meer dan eens een oproep om knechten of slaven met barmhartigheid te behandelen, maar hier wordt ook de positie van kinderen genoemd.
Het blijft onduidelijk wie de tekst heeft geschreven en welk doel deze diende. Een oproep tot sociale gerechtigheid zou goed passen bij een profeet, maar ook een instructie voor rechters of de oudsten van de stad bij het rechtspreken is denkbaar. Omdat de regels op een potscherf zijn geschreven, betreft het mogelijk een schrijfoefening voor een definitieve tekst of een samenvatting van een toespraak.
In de tekst wordt een beroep gedaan om zwakken te geven in de handen van de koning, met de bedoeling dat hij hen zal helpen. Dit komt overeen met Psalm 72:4, waar de wens staat dat de koning recht zal verschaffen aan de ellendigen van het volk en mensen in nood zal verlossen.
Om allerlei redenen is de vondst in Qeiyafa dus van belang. Ik ben benieuwd of de interpretatie van de moeilijk leesbare tekst door prof. Galil breed geaccepteerd zal worden.
Dit artikel is met toestemming van de auteur overgenomen uit het Reformatorisch Dagblad. De volledige bronvermelding luidt: Paul, M.J., 2010, Belangrijke vondst uit tijd van David. Hebreeuwse inscriptie toont Bijbels thema van mededogen met sociaal zwakkeren, Reformatorisch Dagblad 39 (237): 11.
Is Tall el-Hammam Sodom? – Dr. Mart-Jan Paul over de ligging van Sodom
Vraag
Ik ben erg benieuwd naar uw visie op Tall el-Hammam als Sodom, zoals betoogd door dr. Steven Collins: https://youtu.be/r-teJabFF90.
Antwoord
Beste vraagsteller,
Al heel wat jaren verdedigt Steven Collins de opvatting dat de stad Tall el-Hammam in Jordanië het vroegere Sodom was. Deze stad ligt ongeveer 13 kilometer ten noordoosten van de plaats waar het water van de Jordaan de Dode Zee instroomt.
Deze gelijkstelling lijkt mij onjuist. Genesis 10:19 wijst op een meer zuidelijke ligging van de steden. In later tijd noemt Ezechiël ook de zuidelijke ligging (Ezechiël 16:46).
De stad Zoar (waar Lot heen vluchtte) bestond tot in de middeleeuwen. Flavius Josephus, Eusebius en de Madaba map (mozaïekvloer) geven een ligging ten zuiden van de Dode Zee aan.
Collins vat het Hebreeuwse woord “kikkar” (vlakte) op als een ronde schijf en volgens hem voldoet de Jordaanvallei ten noorden van de Dode Zee daaraan. Die vlakte is echter rechthoekig. Bovendien heet die vlakte “de vlakte van de vallei van Jericho” (Deuteronomium 34:3), niet “de vlakte van de Jordaan.” Wanneer we uitgaan van de uittocht in 1446 v.Chr. en een verblijf van Israël in Egypte van 430 jaar, dan komen we uit bij een datering van Abraham in 2166-1991 v. Chr. Maar de bewoningslagen van Tall el-Hammam wijzen in de richting van de 19e tot de 15e eeuw v. Chr. De chronologie klopt dus niet.
De overblijfselen van Tall el-Hammam laten zien dat de stad groot en belangrijk was. Clyde Billington meent dat het aannemelijk is dat hier de vroegste stad Hesbon ligt, de hoofdstad van de Amoritische koning Sihon (Numeri 21:25-30; Deuteronomium 2:24), te onderscheiden van het latere, meer naar het oosten gelegen Hesbon.
Deze gastbijdrage is met toestemming van de redactie overgenomen van de website Refoweb. Het originele artikel is hier te vinden.
‘En God zag dat het goed was’ – Bijbeldebat over schepping en duurzaamheid – Dr. Mart-Jan Paul spreekt voor de PThU d.d. 4-4-2023
Hoe lees je de beschrijving van de schepping in Genesis 1 en 2? En hoe speelt dat mee in je kijk op de actuele discussie rondom duurzaamheid? Mart-Jan Paul, Matthijs de Jong en Mirjam Elbers spreken over het scheppingsverhaal. We lezen onder de video: “Is het een metafoor die ergens anders naar verwijst? Welke consequenties heeft een bepaalde uitleg voor de manier waarop je tegenover duurzaamheid staat? Wat gebeurt er als we die verschillende manieren van lezen met elkaar in gesprek brengen? Sluiten ze elkaar uit of verdiepen ze elkaar?” Dit debat over het scheppingsverhaal is georganiseerd door de Protestantse Theologische Universiteit en Stichting De Nieuwe Bijbelschool en met dank aan de eerstgenoemde geplaatst op het YouTube-kanaal. Mart-Jan Paul vertolkt vooral de visie die we met Fundamentum ook willen uitdragen.
Kunstenares maakte duizenden beeldjes van Asjera: wie is deze heidense godin?
Kunstenares Marieke Ploeg heeft 3000 beeldjes van de godin Asjera gemaakt en in Maarssen tentoongesteld. Ze vraagt hiermee aandacht voor de vrouwelijke verschijningsvorm van de God van Israël. Volgens haar werd Asjera enkele millennia terug vereerd als de wederhelft van Jahweh. Na de verwoesting van de tempel (586 voor Christus) was er voor haar geen plaats meer in de steeds patriarchaler wordende samenleving.
Op de website van de kunstenares staat te lezen: “Ooit werd God aanbeden als echtpaar. In de oude tempel van Jeruzalem stonden ze zij aan zij, Jahweh en Asjera, een mannelijke en een vrouwelijke verschijningsvorm van God.” Volgens haar veranderde de situatie tijdens de Babylonische ballingschap: “De identiteit van het volk wordt verstevigd en de verhalen in lijn gebracht met de heersende machtsstructuren. Er is in het oude testament nog maar ruimte voor één God, en die God is een man. Deze jaloerse God duldt geen anderen naast zich, zèlfs niet zijn vrouwelijke wederhelft. Hij laat Asjera’s beelden stukslaan, haar heilige palen afbreken en veroordeelt haar verering als afgoderij.”6 De kunstenares stelt zich als doel om de vrouwelijke helft van God weer zichtbaar te maken.
De Kanaänitische godsdienst
Over de actie van de kunstenares valt veel te zeggen, op zijn minst dat haar toelichting veel historische onjuistheden bevat.
Het Oude Testament verschaft inlichtingen over de godsdienst van de Kanaänieten, maar dat gebeurt heel fragmentarisch, omdat de nadruk ligt op de verschillen met de godsdienst van Israël. Vanuit buitenbijbelse teksten en archeologische vondsten hebben we aanvullende informatie. Vooral een grote bibliotheek van kleitabletten, in 1929 gevonden in Ugarit, een havenstad aan de Syrische kust, biedt veel inzage in de Kanaänitische godsdienst rond 1200 voor Christus.
In de Ugaritische teksten is Asjera de echtgenote van de god El. Ze wordt omschreven als ‘vrouwelijke schepper en verwekster van de goden’. Alle goden krijgen de benaming van ‘zonen van Asjera’. Soms wordt ze omschreven als Qudshu (‘heilige’). In het Oude Testament wordt ze echter niet als partner van El, maar als gezellin van de god Baäl genoemd (Richteren 3:7; 1 Koningen 18:19; 2 Koningen 23:4). Tevens komen we daar Astarte als partner van Baäl tegen (Richteren 2:13; 10:6). Blijkbaar vallen Asjera en Astarte inmiddels vaak samen en worden ze niet langer onderscheiden.
In veel gevallen duidt het woord Asjera in het Oude Testament een symbool aan, zoals een boom, een boomstronk of een houten afbeelding als verwijzing naar de godin (zie 2 Koningen 23:6-7). In ieder geval is Asjera een godin die in de Kanaänitische godsdienst vereerd werd.
Het Oude Testament maakt duidelijk dat de verering van de Kanaänitische goden grote aantrekkingskracht had op de Israëlieten. Daarom staan er zoveel waarschuwingen tegen die verering in de Bijbel. Die staan al in het boek Deuteronomium, daterend nog voor de intocht in het beloofde land. De Israëlieten krijgen daar de opdracht de heidense heiligdommen te vernietigen. Ze mogen naast een plaatselijk altaar voor de God van Israël geen Asjera(paal) plaatsen (Deut. 16:21). Dit Bijbelboek stamt uit de tijd van Mozes, circa 1400 voor Christus. Ook in de boeken Jozua en Richteren wordt duidelijk dat de Israëlieten zich niet mogen inlaten met de Kanaänitische goden.
Hetzelfde valt te lezen bij profeten uit de tijd van de koningen. Het betekent dat ruim voor de ballingschap (in de 6e eeuw v.Chr.) deze Kanaänitische godsdienst al afgewezen werd. Het is echt een verkeerde voorstelling van zaken om grote koerswijzigingen in de tijd van de ballingschap aan te nemen. De verering van Asjera heeft nooit een officiële plaats ingenomen in de godsdienst van Israël. En het is een geheel ongefundeerde bewering dat er ooit een beeld van haar in de tempel in Jeruzalem was.
Daar komt nog bij dat er ook een afbeelding van de God van Israël in de tempel in Jeruzalem gestaan zou hebben (“In de oude tempel van Jeruzalem stonden ze zij aan zij, Jahweh en Asjera”). Dit druist geheel in tegen het afbeeldingsverbod in de Bijbel. Het was de Israëlieten niet toegestaan een afbeelding van hun God te maken (zie de Tien Geboden). In de tabernakel en later in de tempel stond de ark van het verbond op de heiligste plaats.
Archeologische vondsten
De polemiek in de Bijbel geeft wel aan dat in de praktijk allerlei Israëlieten Baäl en Asjera vereerden. Dat blijkt ook uit archeologische vondsten. Er zijn zelfs enige teksten gevonden die JHWH, de God van Israël en Asjera met elkaar verbinden, bijvoorbeeld in Kuntilled ‘Ajrud. Het betekent dat Asjera door sommigen beschouwd kan zijn als de echtgenote van JHWH. Wanneer allerlei goden en godinnen gelijkgeschakeld werden, hoeft het niet te verbazen dat er ook zulke opvattingen waren. Deze vondsten geven aan dat het verzet van de profeten gericht was tegen bestaande praktijken. Maar er is geen enkele aanwijzing dat dit ooit de officiële opvatting geweest is.
Het is een wonderlijke opvatting dat in de tijd van de ballingschap, met allerlei gebrek aan middelen, ineens de eeuwenoude geschriften van Israël herzien zouden worden. En dat die herziene geschriften ook nog aanvaard zouden worden in allerlei verspreid wonende groepen, zowel in Babel als in Jeruzalem en omgeving. Die herziening zou niet alleen betrekking hebben op de kern van het geloof, maar ook de patriarchale inrichting van de maatschappij. De patriarchale benadering treffen we echter in alle Bijbelboeken van het Oude Testament aan, en is bij Abraham, Izak en Jakob al waarneembaar.
Monotheïsme
Een volgend punt is het monotheïsme. In de wetenschappelijke wereld is het gangbaar om aan te nemen dat er eerst een veelgodendom was en dat pas later de verering van één god opkwam. Een recent boek als Godenschemering van Daniël De Waele gaat ook daarvan uit. Er zijn echter veel argumenten om aan te nemen dat er eerst één Schepper vereerd werd en dat daarna andere godsdiensten ontstaan zijn. Dat heb ik nader uitgewerkt in het hoofdstuk ‘De ene Schepper en de vele goden’ in de bundel Inzicht. Wetenschap voor Gods aangezicht (2023).7
De conclusie is dat de kunstenares een onjuiste voorstelling van zaken geeft over de godsdienst van Israël. Ze meent terug te keren naar een vroegere vorm daarvan, maar helaas propageert ze de verering van een heidense godin. Het is triest dat het Bijbels museum daaraan meewerkt.8
Dit artikel is met toestemming overgenomen van de website CVandaag. Het originele artikel is hier te vinden.