Home » Artikelen geplaatst door Mart-Jan Paul (Pagina 2)

Auteursarchief: Mart-Jan Paul

Is Tall el-Hammam Sodom? – Dr. Mart-Jan Paul over de ligging van Sodom

De ligging van Sodom volgens dr. Steven Collins. Bron: Screenshot uit de video ‘Sodom and Gomorrah: Biblical Archaeology’.

Vraag

Ik ben erg benieuwd naar uw visie op Tall el-Hammam als Sodom, zoals betoogd door dr. Steven Collins: https://youtu.be/r-teJabFF90.

Antwoord

Beste vraagsteller,

Al heel wat jaren verdedigt Steven Collins de opvatting dat de stad Tall el-Hammam in Jordanië het vroegere Sodom was. Deze stad ligt ongeveer 13 kilometer ten noordoosten van de plaats waar het water van de Jordaan de Dode Zee instroomt.

Deze gelijkstelling lijkt mij onjuist. Genesis 10:19 wijst op een meer zuidelijke ligging van de steden. In later tijd noemt Ezechiël ook de zuidelijke ligging (Ezechiël 16:46).

De stad Zoar (waar Lot heen vluchtte) bestond tot in de middeleeuwen. Flavius Josephus, Eusebius en de Madaba map (mozaïekvloer) geven een ligging ten zuiden van de Dode Zee aan.

Collins vat het Hebreeuwse woord “kikkar” (vlakte) op als een ronde schijf en volgens hem voldoet de Jordaanvallei ten noorden van de Dode Zee daaraan. Die vlakte is echter rechthoekig. Bovendien heet die vlakte “de vlakte van de vallei van Jericho” (Deuteronomium 34:3), niet “de vlakte van de Jordaan.” Wanneer we uitgaan van de uittocht in 1446 v.Chr. en een verblijf van Israël in Egypte van 430 jaar, dan komen we uit bij een datering van Abraham in 2166-1991 v. Chr. Maar de bewoningslagen van Tall el-Hammam wijzen in de richting van de 19e tot de 15e eeuw v. Chr. De chronologie klopt dus niet.

De overblijfselen van Tall el-Hammam laten zien dat de stad groot en belangrijk was. Clyde Billington meent dat het aannemelijk is dat hier de vroegste stad Hesbon ligt, de hoofdstad van de Amoritische koning Sihon (Numeri 21:25-30; Deuteronomium 2:24), te onderscheiden van het latere, meer naar het oosten gelegen Hesbon.

Deze gastbijdrage is met toestemming van de redactie overgenomen van de website Refoweb. Het originele artikel is hier te vinden.

‘En God zag dat het goed was’ – Bijbeldebat over schepping en duurzaamheid – Dr. Mart-Jan Paul spreekt voor de PThU d.d. 4-4-2023

Hoe lees je de beschrijving van de schepping in Genesis 1 en 2? En hoe speelt dat mee in je kijk op de actuele discussie rondom duurzaamheid? Mart-Jan Paul, Matthijs de Jong en Mirjam Elbers spreken over het scheppingsverhaal. We lezen onder de video: “Is het een metafoor die ergens anders naar verwijst? Welke consequenties heeft een bepaalde uitleg voor de manier waarop je tegenover duurzaamheid staat? Wat gebeurt er als we die verschillende manieren van lezen met elkaar in gesprek brengen? Sluiten ze elkaar uit of verdiepen ze elkaar?” Dit debat over het scheppingsverhaal is georganiseerd door de Protestantse Theologische Universiteit en Stichting De Nieuwe Bijbelschool en met dank aan de eerstgenoemde geplaatst op het YouTube-kanaal. Mart-Jan Paul vertolkt vooral de visie die we met Fundamentum ook willen uitdragen.

Kunstenares maakte duizenden beeldjes van Asjera: wie is deze heidense godin?

Kunstenares Marieke Ploeg heeft 3000 beeldjes van de godin Asjera gemaakt en in Maarssen tentoongesteld. Ze vraagt hiermee aandacht voor de vrouwelijke verschijningsvorm van de God van Israël. Volgens haar werd Asjera enkele millennia terug vereerd als de wederhelft van Jahweh. Na de verwoesting van de tempel (586 voor Christus) was er voor haar geen plaats meer in de steeds patriarchaler wordende samenleving.

Op de website van de kunstenares staat te lezen: “Ooit werd God aanbeden als echtpaar. In de oude tempel van Jeruzalem stonden ze zij aan zij, Jahweh en Asjera, een mannelijke en een vrouwelijke verschijningsvorm van God.” Volgens haar veranderde de situatie tijdens de Babylonische ballingschap: “De identiteit van het volk wordt verstevigd en de verhalen in lijn gebracht met de heersende machtsstructuren. Er is in het oude testament nog maar ruimte voor één God, en die God is een man. Deze jaloerse God duldt geen anderen naast zich, zèlfs niet zijn vrouwelijke wederhelft. Hij laat Asjera’s beelden stukslaan, haar heilige palen afbreken en veroordeelt haar verering als afgoderij.”1 De kunstenares stelt zich als doel om de vrouwelijke helft van God weer zichtbaar te maken.

De Kanaänitische godsdienst

Levensboom van Ašerah. Bron: Wikipedia.

Over de actie van de kunstenares valt veel te zeggen, op zijn minst dat haar toelichting veel historische onjuistheden bevat.

Het Oude Testament verschaft inlichtingen over de godsdienst van de Kanaänieten, maar dat gebeurt heel fragmentarisch, omdat de nadruk ligt op de verschillen met de godsdienst van Israël. Vanuit buitenbijbelse teksten en archeologische vondsten hebben we aanvullende informatie. Vooral een grote bibliotheek van kleitabletten, in 1929 gevonden in Ugarit, een havenstad aan de Syrische kust, biedt veel inzage in de Kanaänitische godsdienst rond 1200 voor Christus.

In de Ugaritische teksten is Asjera de echtgenote van de god El. Ze wordt omschreven als ‘vrouwelijke schepper en verwekster van de goden’. Alle goden krijgen de benaming van ‘zonen van Asjera’. Soms wordt ze omschreven als Qudshu (‘heilige’). In het Oude Testament wordt ze echter niet als partner van El, maar als gezellin van de god Baäl genoemd (Richteren 3:7; 1 Koningen 18:19; 2 Koningen 23:4). Tevens komen we daar Astarte als partner van Baäl tegen (Richteren 2:13; 10:6). Blijkbaar vallen Asjera en Astarte inmiddels vaak samen en worden ze niet langer onderscheiden.

In veel gevallen duidt het woord Asjera in het Oude Testament een symbool aan, zoals een boom, een boomstronk of een houten afbeelding als verwijzing naar de godin (zie 2 Koningen 23:6-7). In ieder geval is Asjera een godin die in de Kanaänitische godsdienst vereerd werd.

Het Oude Testament maakt duidelijk dat de verering van de Kanaänitische goden grote aantrekkingskracht had op de Israëlieten. Daarom staan er zoveel waarschuwingen tegen die verering in de Bijbel. Die staan al in het boek Deuteronomium, daterend nog voor de intocht in het beloofde land. De Israëlieten krijgen daar de opdracht de heidense heiligdommen te vernietigen. Ze mogen naast een plaatselijk altaar voor de God van Israël geen Asjera(paal) plaatsen (Deut. 16:21). Dit Bijbelboek stamt uit de tijd van Mozes, circa 1400 voor Christus. Ook in de boeken Jozua en Richteren wordt duidelijk dat de Israëlieten zich niet mogen inlaten met de Kanaänitische goden.

Hetzelfde valt te lezen bij profeten uit de tijd van de koningen. Het betekent dat ruim voor de ballingschap (in de 6e eeuw v.Chr.) deze Kanaänitische godsdienst al afgewezen werd. Het is echt een verkeerde voorstelling van zaken om grote koerswijzigingen in de tijd van de ballingschap aan te nemen. De verering van Asjera heeft nooit een officiële plaats ingenomen in de godsdienst van Israël. En het is een geheel ongefundeerde bewering dat er ooit een beeld van haar in de tempel in Jeruzalem was.

Daar komt nog bij dat er ook een afbeelding van de God van Israël in de tempel in Jeruzalem gestaan zou hebben (“In de oude tempel van Jeruzalem stonden ze zij aan zij, Jahweh en Asjera”). Dit druist geheel in tegen het afbeeldingsverbod in de Bijbel. Het was de Israëlieten niet toegestaan een afbeelding van hun God te maken (zie de Tien Geboden). In de tabernakel en later in de tempel stond de ark van het verbond op de heiligste plaats.

Archeologische vondsten

De polemiek in de Bijbel geeft wel aan dat in de praktijk allerlei Israëlieten Baäl en Asjera vereerden. Dat blijkt ook uit archeologische vondsten. Er zijn zelfs enige teksten gevonden die JHWH, de God van Israël en Asjera met elkaar verbinden, bijvoorbeeld in Kuntilled ‘Ajrud. Het betekent dat Asjera door sommigen beschouwd kan zijn als de echtgenote van JHWH. Wanneer allerlei goden en godinnen gelijkgeschakeld werden, hoeft het niet te verbazen dat er ook zulke opvattingen waren. Deze vondsten geven aan dat het verzet van de profeten gericht was tegen bestaande praktijken. Maar er is geen enkele aanwijzing dat dit ooit de officiële opvatting geweest is.

Het is een wonderlijke opvatting dat in de tijd van de ballingschap, met allerlei gebrek aan middelen, ineens de eeuwenoude geschriften van Israël herzien zouden worden. En dat die herziene geschriften ook nog aanvaard zouden worden in allerlei verspreid wonende groepen, zowel in Babel als in Jeruzalem en omgeving. Die herziening zou niet alleen betrekking hebben op de kern van het geloof, maar ook de patriarchale inrichting van de maatschappij. De patriarchale benadering treffen we echter in alle Bijbelboeken van het Oude Testament aan, en is bij Abraham, Izak en Jakob al waarneembaar.

Monotheïsme

Een volgend punt is het monotheïsme. In de wetenschappelijke wereld is het gangbaar om aan te nemen dat er eerst een veelgodendom was en dat pas later de verering van één god opkwam. Een recent boek als Godenschemering van Daniël De Waele gaat ook daarvan uit. Er zijn echter veel argumenten om aan te nemen dat er eerst één Schepper vereerd werd en dat daarna andere godsdiensten ontstaan zijn. Dat heb ik nader uitgewerkt in het hoofdstuk ‘De ene Schepper en de vele goden’ in de bundel Inzicht. Wetenschap voor Gods aangezicht (2023).2

De conclusie is dat de kunstenares een onjuiste voorstelling van zaken geeft over de godsdienst van Israël. Ze meent terug te keren naar een vroegere vorm daarvan, maar helaas propageert ze de verering van een heidense godin. Het is triest dat het Bijbels museum daaraan meewerkt.3

Dit artikel is met toestemming overgenomen van de website CVandaag. Het originele artikel is hier te vinden.

Voetnoten

‘Pal voor Gods heilige schepping’ – Dr. Mart-Jan Paul bespreekt gelijknamig boek voor ‘Het Zoeklicht’

De auteur schrijft in het ‘Voorwoord’ dat het evolutiemodel onder “niet-gelovigen” vrijwel algemeen geaccepteerd is. Hij vindt het zorgelijk dat ook onder gelovigen steeds meer mensen het evolutiemodel geloofwaardig achten. Zij combineren dat met het geloof in God en nemen daarom een door God geleide evolutie aan. Er kleven echter veel bezwaren aan dat standpunt. De auteur wil in dit boek dit theïstische evolutiemodel ontmaskeren.

De auteur, die onder pseudoniem schrijft, is geen bioloog, geoloog of astronoom. Als christen richt hij zich op de Bijbel om te laten zien welke boodschap daar staat over het ontstaan van de hemel en de aarde. De conclusie is dat er op zeer veel punten botsingen zijn met de evolutietheorie. Dit boek richt zich ook op de gevolgen: wat betekent aanvaarding van een miljoenen jaren durend wreed proces voor de geloofsopvattingen van christenen en de kerk?

Het boek is ingedeeld in vijf hoofddelen: 1) Verleiding; 2) Schepping volgens de Bijbel; 3) Zondeval en zondvloed; 4) Oude en Nieuwe Testament over schepping en zondvloed; 5) Slotbeschouwingen. Het boek eindigt met een indringende oproep: “Lieve mensen, geliefd door je Schepper, buig niet voor dat beeld [nl. de evolutietheorie]. Buig je voor de God van hemel en aarde, Die ons heeft gemaakt naar Zijn Beeld en Gelijkenis. Verwerp met kracht de gedachte dat Jezus afstamt van de apen. Belijd uw zonden als u in uw gedachten, in woord of werk, geloof hebt gehecht aan de evolutietheorie en keer om! Lieve mensen, mijn hart breekt als ik zie hoevelen vallen voor de verlokking van de evolutietheorie.” Vanuit deze houding is ook de titel te begrijpen: Pal voor Gods heilige schepping.

Zelf houd ik mij al vele jaren bezig met de uitleg van het boek Genesis en met de verhouding tussen geloof en wetenschap, speciaal in relatie tot de evolutietheorie. In mijn boek Oorspronkelijk. Overwegingen bij schepping en evolutie bespreek ik deze zaken. Onze conclusies komen voor een groot deel overeen. Het boek is duidelijk en toegankelijk geschreven. Aan het eind van het boek staat de belangrijkste literatuur die geraadpleegd is. De bronverwijzingen in de hoofdstukken zijn gering in aantal. Meermalen verwijst de auteur naar de Hebreeuwse grondtekst, wat ook past bij de Hebreeuwse naam die hij gebruikt.

Het valt op, dat Yochanan Lev zich bij dit complexe onderwerp beperkt tot de uitleg van de Bijbel. Dat is een bewuste keuze, omdat hij niet deskundig is op de vele andere wetenschapsterreinen die te maken hebben met de evolutietheorie. Op zich is deze beperking goed te verdedigen en wil hij christenen wijzen op de vele consequenties van een veranderende visie op het Schriftgezag. Dat is terecht! Ik heb echter in de afgelopen jaren veel christenen gesproken die terugschrikken voor de consequenties, maar toch echt van mening zijn dat de gangbare wetenschap zoveel argumenten aandraagt voor de evolutietheorie, dat we die wel moeten aanvaarden. Ze leven dan liever met “ik weet het niet meer” dan met een duidelijke overtuiging. Ik vermoed dat deze christenen na het lezen van het huidige boek wel schrikken van de vele knelpunten, maar nog niet helemaal overtuigd zullen zijn. Naar mijn mening is het ook nodig om de huidige wetenschapsvisie te bespreken en te laten zien hoeveel onbewezen aannames er zijn bij de evolutietheorie. Er zijn zelfs veel wetenschappelijke waarnemingen die regelrecht botsen met de veronderstelde onderlinge afstamming en miljarden jaren. Een aanvullende verwijzing naar literatuur op dat gebied zou de lezer kunnen helpen. Een ander punt is dat de auteur zeer veel Bijbelteksten aanhaalt en die van een korte uitleg voorziet. In bijna alle gevallen ben ik het met hem eens, maar wie de boeken van theïstische evolutionisten leest, komt veel andere verklaringen tegen. Wie een tegenstander bestrijdt, doet er goed aan niet alleen standpunten te bestrijden, maar ook in te gaan op de argumenten van die ander. En vooral op diens motivatie: wat beweegt die ander om dit standpunt in te nemen? Deze onderliggende zaken komen naar mijn mening te weinig aan de orde in dit boek. Het betekent dat deze publicatie vooral geschikt is voor hen die dezelfde grondhouding hebben tegenover de Bijbel. In dat geval is er een overvloed aan argumenten om de evolutietheorie af te wijzen. De oproep van de auteur is het waard om zorgvuldig beluisterd te worden!

Dit artikel is met toestemming overgenomen van de website van Het Zoeklicht. Het originele artikel is hier te vinden.

Jona drie dagen levend in de vis? – Antwoord van dr. Paul op deze vraag

Vraag

Vaak wordt verteld dat Jona drie dagen en nachten in de buik van de (wal)vis heeft gezeten en dan komt de bekende kritiek naar voren dat dat helemaal niet kan, waarbij anderen weer reageren met “bij God is alles mogelijk”. De standaardopmerkingen van beide zijden. Maar de tekst zegt toch helemaal nergens dat Jona al die drie dagen levend was? In Jona 2:2 zegt Jona zelf “Uit de schoot van het graf riep ik om hulp.” Het woord voor graf is in de oorspronkelijke tekst sheol, of in de Septuagint hades. Wat het dodenrijk is.

Dit lijkt mij toch juist te zeggen dat hij gestorven is en door God dus weer terug uit het dodenrijk gehaald is, wat de verwijzing van de Heere Jezus naar Jona alleen maar logischer maakt. In plaats van de Heere Jezus’ woorden allegorisch te moeten lezen kun je ze dus eigenlijk letterlijk lezen.

Ook heb ik wel eens gehoord dat drie dagen en nachten een joods idioom zou zijn geweest, maar daar heb ik me nog niet echt in verdiept wat daar de grondslag voor is. Kunt u mij daar ook meer over vertellen?

Jonas en de walvis‘. Een schilderij van Pieter Lastman (1583-1633) uit 1621.

Antwoord

Beste vraagsteller,

Je schrijft ‘(wal)vis’, maar er zijn allerlei argumenten om aan te nemen dat het geen walvis was. Het boek Jona spreekt slechts over “een grote vis” (Jona 1:17). In de Griekse vertaling (Septuagint) en in Mattheüs 12:40 is sprake van kētos, dat vaak een grote vis of zeemonster betreft (met name in klassieke teksten). Er is wel gesuggereerd dat een potvis bedoeld is, of een ichthyosaurus, of een ander reeds uitgestorven zeedier. We weten het niet. Als God een grote vis ‘aanwees’, kan Hij overigens ook een wonder verricht hebben dat uitstijgt boven de gewone verschijnselen.

Was Jona dood of levend in de vis? Diverse vertalingen geven aan dat Jona “in het graf” was, maar je wijst er terecht op dat de oorspronkelijke tekst sheol / sjeool heeft. En de Septuagint vertaalt met hades. In beide gevallen kun je beter ‘dodenrijk’ dan ‘graf’ vertalen. Dit hoeft geen letterlijke dood geweest te zijn. Wanneer gelovige Israëlieten ziekte, pijn en nood ervaren en daarmee ook Gods toorn of afwezigheid ondervinden, kunnen ze het woord sjeool gebruiken. De Israëliet beschouwde de dood als iets dat uit twee stadia bestond: het eerste stadium wordt gekarakteriseerd door grote nood en de toorn van God, maar met de mogelijkheid van herstel; het tweede stadium als een permanente, onomkeerbare situatie (vgl. Ps. 40:3 ; 88:4-8). Wij gebruiken alleen voor het tweede stadium de aanduiding dood. Zie verder het artikel “Leven na de dood” in Studiebijbel Oude Testament (of dit artikel). Op grond hiervan hoeft Jona niet letterlijk gestorven te zijn, zoals sommige auteurs aannemen. Van belang is ook dat Jona in de vis bad en daar geloften aflegde.

De tijdsduur van het verblijf in de vis is drie dagen en nachten. Dit hoeft niet te wijzen op drie volledige etmalen, omdat in een inclusieve telling delen van dagen ook gerekend worden als een volledige dag. Zie de voorbeelden in 1 Samuël 30:12-13 en Esther 4:16 in vergelijking met Esther 5:1. Dit is ook van belang voor de drie dagen en nachten in Mattheüs 12:40. Elders in hetzelfde evangelie staat dat Jezus “op de derde dag” wordt opgewekt (Mattheüs 16:21; 17:23; 20:19). Het is overigens bij de interpretatie van ‘dodenrijk’ ook mogelijk dat de nacht van lijden in Gethsémané meegeteld is.

Het gaat bij de gebruikelijke uitleg niet om allegorisch lezen, want dat betreft een ‘gewone’ beschrijving die niet langer letterlijk opgevat wordt, maar een geestelijke betekenis krijgt zonder dat daar directe aanwijzingen voor zijn. Jona gebruikt zelf het woord sjeool. En Jezus verwijst letterlijk naar Jona. Daarbij maakt Hij een vergelijking: de buik van de vis en het hart van de aarde.

Wanneer sommige Schriftgeleerden en Farizeeën een spectaculair teken willen zien, kondigt Jezus naar de toekomstige gebeurtenissen met Goede Vrijdag en Pasen aan. Na het diepe lijden en de dood zal Hij opstaan. Dat overstijgt alle natuurlijke mogelijkheden, maar vormt de kern van het christelijk geloof. “Want als wij geloven dat Jezus gestorven en opgestaan is, zal ook God op dezelfde wijze hen die in Jezus ontslapen zijn, terugbrengen met Hem” (1 Thessalonicenzen 4:14).

Deze gastbijdrage is met toestemming van de redactie overgenomen van de website Refoweb. Het originele artikel is hier te vinden.

Kunnen christenen evolutie combineren met God? – Dr. Mart-Jan Paul werd bevraagd door CIP

Mart-Jan Paul denkt na over de vraag of christenen de evolutietheorie kunnen combineren met de God van de Bijbel. Prof. dr. Mart-Jan Paul beantwoordt verschillende vragen van Rik Bokelman (CIP). Dit interview is opgenomen en met dank aan CIP hieronder terug te kijken.

De Dode Zeerollen en de canon van het Oude Testament – Dr. Mart-Jan Paul sprak op het congres ‘Geloof jij het?’ (2013)

Op 31 augustus 2013 sprak dr. Mart-Jan Paul in Assen voor de congressenserie ‘Geloof jij het?‘ (2013). De titel van zijn lezing was ‘De Dode Zeerollen en de canon van het Oude Testament‘. Met dank aan Geloofstoerusting is deze video opgenomen en kunnen wij die hieronder delen.

Als de aarde stilstaat – Dr. Mart-Jan Paul werd bevraagd door CIP

Mart-Jan Paul vertelt hoe we het bijbelgedeelte over een stilstaande aarde moeten interpreteren als christenen. Prof. dr. Mart-Jan Paul beantwoordt verschillende vragen van Rik Bokelman (CIP). Dit interview is opgenomen en met dank aan CIP hieronder terug te kijken.

Is de aarde echt in zes dagen geschapen? – Dr. Mart-Jan Paul werd bevraagd door CIP

Is de aarde echt in zes dagen geschapen? Prof. dr. Mart-Jan Paul denkt van wel en heeft weinig begrip voor christenen die de evolutietheorie moeiteloos omarmen. Prof. dr. Mart-Jan Paul beantwoordt verschillende vragen van Rik Bokelman (CIP). Dit interview is opgenomen en met dank aan CIP hieronder terug te kijken.

Zet thema slavernij niet in om Bijbelse richtlijnen te negeren

Het onderwerp slavernij kunnen we niet zomaar gebruiken als breekijzer om bij andere onderwerpen Bijbelse voorschriften terzijde te schuiven. Die vragen een eigen benadering, in onderworpenheid aan de Schrift.

De laatste jaren krijgt de hermeneutiek een sleutelpositie in de toepassing van Bijbelgedeelten. Die wetenschap bepaalt wat wel en wat niet voor ons van toepassing is. Daarbij wordt vaak onze houding tegenover slavernij aangehaald. Omdat wij nu anders dan vroeger met slavernij omgaan, zou het ook geoorloofd zijn om af te wijken van Paulus’ voorschriften over de verhoudingen tussen mannen en vrouwen. Dr. Sam Janse verdedigde op deze manier de benaderingen in de ”Wetenschapsbijbel” (RD 25-11).

Ruim twintig jaar geleden publiceerde William J. Webb het boek ”Slaves, Women and Homosexuals: Exploring the Hermeneutics of Cultural Analysis”. Hij bepleit daarin de bovengenoemde benadering en trekt de lijnen ook door naar een bepaalde aanvaarding van homoseksualiteit.

In dit artikel richt ik mij op slavernij zoals de Bijbel die beschrijft en zoals die in de afgelopen eeuwen in praktijk gebracht is. Aan het eind kom ik terug op het hermeneutische beroep op de slavernij.

Goedgepraat

Op 1 juli 1863, bijna 160 jaar geleden, is de slavernij in Nederland afgeschaft. Dat ging niet gemakkelijk, want velen vonden de zogenoemde negers minderwaardige mensen. Diverse plantagehouders in Suriname verzetten zich tegen de verkondiging van het Evangelie aan hen: „Laten wij de bekering preken aan diegenen die met ons één vel (huidkleur) zijn, en niet aan de zwarte en rode Chamskinderen, die toch vervloekt zijn.” Met uit het verband gerukte Bijbelteksten werden veel zaken goedgepraat.

In Afrika, voor de kust van Ghana, ligt het fort Elmina. Boven in het fort bevindt zich nog de kerkzaal. Twee verdiepingen lager zaten de slaven, als beesten opeengepakt in de kelders. Boven de deur staat een Bijbeltekst in het Nederlands: „Zion is des Heeren ruste, dit is syn woonplaetse in eeuwigheyd” (Psalm 132:13-14).

Hier is gepreekt en gezongen. Maar onder de kerkzaal, in een ruimte van slechts tien bij vijf meter, zaten honderdvijftig slaven opgehoopt! Van de slaven overleefde 10 procent het niet. Iedere dag werden de dode slaven in de zee gegooid. Tijdens de reizen per schip kwam nog eens 20 procent van de slaven om het leven.

Nederland heeft ruim een half miljoen slaven verscheept, vooral uit Afrika naar Amerika, met name naar Suriname. Als klein land waren we verantwoordelijk voor 5 procent van de wereldhandel in slaven. Het is goed dat de Nederlandse regering in onze tijd het leed van de slavernij erkent.

Barmhartigheid

In de afgelopen eeuwen van de westerse geschiedenis is Cham vaak gezien als de stamvader van de bevolking van Afrika. Hierin is een rechtvaardiging van de slavernij en van de discriminatie van de donkere rassen gezocht. De westerlingen mochten actief helpen met de vervulling van Noachs vervloeking (Genesis 9).

We moeten echter beseffen dat niet Cham vervloekt werd, maar zijn zoon Kanaän. Dit was voor Israël van belang bij de intocht in het land Kanaän, genoemd naar deze zoon van Cham (zie de grenzen in Genesis 10). De bewering dat de zwarte huidskleur een gevolg is van de vloek op Cham en zijn nakomelingen is nergens in de Bijbel te vinden. De nakomelingen van Kanaän waren waarschijnlijk middelbruin, zoals blijkt uit afbeeldingen. Ze waren niet donkerder van kleur dan de Israëlieten of de Filistijnen. Ook blijkt uit het overzicht van volken in Genesis 10 dat de afstammingslijnen niet samenvallen met huidskleuren.

In de tijd van het Oude Testament konden overwonnen vijanden tot slaven gemaakt worden. Zelfs bij deze vorm van slavernij was het voor Israël belangrijk om barmhartig te zijn. Wanneer een Israëliet met een slavin wilde trouwen, kreeg ze een maand lang de gelegenheid om te rouwen over haar vroegere situatie. De man mocht haar in geen geval voor geld verkopen en moest haar eventueel in vrijheid laten gaan (Deuteronomium 21). Het was ook mogelijk dat slaven voor geld gekocht werden.

Ook in die situatie werden de Israëlieten opgeroepen tot barmhartigheid. Bepaalde wetten, zoals de sabbatsrust, waren ook van toepassing op de slaven.

Het Oude Testament noemt ook de mogelijkheid van schuldslavernij. Als een Israëliet verarmd raakte, kon hij zich verkopen aan een volksgenoot. In dat geval was er een dienstverband van zes jaar, gevolgd door een vrijlating in het zevende jaar. Mozes schrijft voor dat de eigenaar aan de vrijgelaten schuldslaaf royale geschenken moet meegeven. Dat gebeurt tegen de achtergrond van Israëls verlossing uit de slavernij van Egypte. In plaats van weg te gaan, is het ook mogelijk dat de schuldslaaf liever bij zijn meester blijft, ongetwijfeld vanwege de goede behandeling (Deuteronomium 15).

Het is onmogelijk hier in te gaan op de vele Bijbelgedeelten over slavernij van buitenlanders en van Israëlieten, maar het valt op dat er steeds sprake is van bescherming van de slaven. Wanneer een eigenaar zijn slaaf of slavin verwondt, zodat deze een oog of een tand kwijtraakt, moet hij daarna de slaaf of slavin vrij laten gaan (Exodus 21).

Het verschil met de behandeling van slaven in ons eigen koloniale verleden is groot. We weten van roofexpedities om slaven te vinden. Gezinnen werden uit elkaar gerukt en velen stierven tijdens de tochten. Eenmaal in dienst van een plantagehandelaar werden velen mishandeld. Tegen die achtergrond is het te begrijpen dat mensen bezwaar gingen maken. William Wilberforce heeft als christen een belangrijke rol vervuld in de afschaffing van de slavernij.

Boeiend om te lezen is dat ds. G.C. Udemans al in 1638 bepleitte dat slaven in het zevende jaar vrijgelaten werden, net als in Israël gebeurde. Hij bepleitte ook het geven van catechisatie aan slaven. Hij zag hen dus als medeschepselen.

Richtlijnen

Tot slot een opmerking over hermeneutiek. Inderdaad gaan wij nu anders om met slavernij dan in de tijd van de Bijbel. In de koloniale tijd zijn Bijbelteksten verkeerd uitgelegd en ook misbruikt om de onmenselijke behandeling van slaven te rechtvaardigen. Het lijkt mij dat vooral de misstanden de roep om afschaffing van de slavernij hebben bevorderd.

De Bijbel beschrijft bij slavernij de bestaande verhoudingen en geeft richtlijnen hoe daarmee om te gaan. Voor ons betekent een goede hermeneutiek ook dat we het verschil in benaderingen van slavernij in de geschiedenis voor ogen houden. Dan kunnen we niet zomaar dit onderwerp gebruiken als een breekijzer om bij andere onderwerpen Bijbelse voorschriften terzijde te schuiven. Die onderwerpen vragen een eigen benadering, in onderworpenheid aan de Schrift. Daarbij is veel wijsheid nodig om de verbinding te maken tussen Gods geopenbaarde wil en de cultuur waarin wij leven.

Red.: Zie ook hier de bijdrage van dr. Wim Fieret over slavernij.

Dit artikel is met toestemming van de auteurs overgenomen uit het Reformatorisch Dagblad. De volledige bronvermelding luidt: Paul, M.J., 2022, Zet thema slavernij niet in om Bijbelse richtlijnen te negeren, Reformatorisch Dagblad 52 (216): 22-23 (artikel).