‘D66 wil dat toegang tot abortus een mensenrecht wordt’, kopte het RD in november vorig jaar. En de partij is niet de enige met dit standpunt. De Franse president Macron en het Europese Parlement gingen D66 al voor. Maar ook op internationaal niveau werken diverse organisaties onder aanvoering van de verdragsorganen van de Verenigde Naties (VN) al jarenlang aan een mensenrecht op abortus.
In 2022 is de Nederlandse regelgeving over de toegang tot abortus op twee punten versoepeld: huisartsen mogen de abortuspil verstrekken en de vaste beraadtermijn is afgeschaft. Daarbij kwam nog de initiatiefmotie van D66-Kamerleden Sjoerd Sjoerdsma en Wieke Paulusma in november, waarmee ze het kabinet opriepen de toegang tot abortus te verheffen tot een mensenrecht. Ze riepen het kabinet ook op om gezamenlijk met gelijkgestemde landen te pleiten voor het vastleggen van een recht op abortus in zowel het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie (EU Handvest) als het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten.
Internationale roep om abortus als mensenrecht
Het idee om van de toegang tot abortus een mensenrecht te maken is niet nieuw. Al in 1996 vond er een bijeenkomst plaats over dit onderwerp onder leiding van het VN Bevolkingsfonds, het Bureau van de Hoge Commissaris voor de Mensenrechten en de VN Afdeling voor de Vooruitgang van de Vrouw. Tijdens deze bijeenkomst in New York bespraken de deelnemers hoe seksuele en reproductieve rechten onderdeel konden worden van het mensenrechtenrecht. Daarmee zou abortus automatisch ook onder het mensenrechtenrecht vallen, omdat voorstanders van een recht op abortus dit recht onder seksuele en reproductieve rechten scharen. Deze visie werd overigens niet gedeeld door de hele internationale gemeenschap, en dat is nog steeds zo. Maar met de bijeenkomst omzeilden de deelnemers het langdurige en moeizame internationale proces dat gepaard gaat met het erkennen van nieuwe rechten.
Om seksuele en reproductieve rechten onderdeel te maken van het mensenrechtenrecht moesten bestaande rechten uit grote verdragen, zoals Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten, opnieuw geïnterpreteerd worden. Verdragen konden daardoor ook over onderwerpen en rechten gaan die nooit door de opstellers ervan besproken waren, zoals abortus.
Als gevolg van de bijeenkomst volgden de VN-verdragsorganen – die onder meer controleren of lidstaten zich houden aan de mensenrechtenverdragen en advies geven – de visie dat de toegang tot abortus onder seksuele en reproductieve rechten valt en behoort tot de mensenrechten. Ze roepen sindsdien de lidstaten dan ook op hun abortusregelgeving daarmee in lijn te brengen, bijvoorbeeld door het versoepelen van de abortusregelgeving. En in 2018 adviseerde het Mensenrechtencomité van de VN dat zwangerschapsafbreking viel onder het recht op leven. De verdragsorganen hebben echter geen juridische bindende kracht, dus zijn lidstaten niet gehouden om de uitingen van de verdragsorganen te volgen. Maar de organen hebben wel grote politieke invloed.
Inmiddels zien ook diverse grote mensenrechtenorganisaties, zoals Human Rights Watch en Amnesty International, de toegang tot abortus als een onderdeel van mensenrechten. En uit de Richtlijnen voor abortuszorg van de WHO die vorig jaar verschenen, bleek dat ook deze organisatie streeft naar een onbelemmerde toegang tot abortus. Ook op Europees niveau klinkt de roep om het vastleggen van een abortusrecht. Zo stelde president Macron in 2022 bij de start van het voorzitterschap van Frankijk van de Europese Unie voor om abortus op te nemen in het EU Handvest. En in 2021 en 2022 nam het Europees Parlement maar liefst drie resoluties aan over het recht op abortus. In de derde resolutie riepen de Europarlementariërs ook op om abortus als mensenrecht op te nemen in het EU Handvest.
Strijd met doel mensenrechten: beschermen van menselijke waardigheid
Waar de voorstanders van een mensenrecht op abortus – zoals Sjoerdsma en Paulusma – echter aan voorbij gaan, is dat het doel van mensenrechten het beschermen is van de menselijke waardigheid. Zo noemt het EU Handvest in het artikel 1 de menselijke waardigheid “onschendbaar” en iets dat “geëerbiedigd en beschermd” moet worden. Ook bepaalt dit Handvest dat “eenieder” recht op leven heeft. Abortus als mensenrecht opnemen in nota bene datzelfde document, is in mijn ogen daarmee in strijd: er is tenslotte niets waardigs aan het doden van een ander kwetsbaar mens dat zichzelf niet kan verdedigen.
Maar juridisch gezien is een en ander niet allemaal zo duidelijk: valt de ongeborene onder het Handvest? Verwijst “eenieder” ook naar een ongeboren mens? En valt een ongeborene onder het recht op leven? Daarover bestaat geen juridische consensus. En ook niet iedereen erkent een ongeborene als volwaardig mens met een recht op leven. Het antwoord op deze vragen ligt ook meer in het morele of natuurrechtelijke en wetenschappelijke domein dan in het juridische.
Ongeborene vindt beschermwaardigheid in Internationaal en Europees recht
Toch zijn het internationaal recht en de mensenrechten meer in het voordeel van onze ongeboren medemens. Binnen het internationaal en Europees recht vindt men namelijk erkenning van de menselijkheid en de beschermwaardigheid van de ongeborene. Zo bepaalt het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten dat de doodstraf niet mag worden uitgevoerd op zwangere vrouwen. Men koos destijds voor deze bepaling juist vanuit humanitaire overwegingen en met oog voor het belang van het ongeboren kind.
Ook het Verdrag inzake de rechten van het kind en het Oviedo Biogeneeskundeverdrag erkennen de menselijkheid van de ongeborene. Verder bieden de Verdragen van Genève een bijzondere bescherming aan zwangere vrouwen en oordeelde het Europees Hof voor de rechten van de Mens dat de embryo en foetus behoren tot het menselijk ras en dat ze bescherming verdienen uit naam van de menselijke waardigheid. Het Hof van Justitie van de Europese Unie erkende verder in zijn rechtspraak de menselijkheid en de waardigheid van de ongeborene vanaf het moment van conceptie.
En zo vreemd is dit allemaal niet: ook als een mens nog niet geboren is, maakt het deel uit van de menselijke soort. In de geest van het mensenrechtenrecht, die de waardigheid van de mens moet beschermen, kan men in mijn ogen de ongeborene hiervan niet volledig uitsluiten. Laat staan een mensenrecht creëren gericht op het doden ervan.
Geen consensus in Internationale Gemeenschap
Daarbij komt nog dat er binnen de internationale gemeenschap geen consensus bestaat over het bestaan van een recht op abortus. Dit blijkt onder meer uit de Geneva Consensus Declaration die inmiddels door meer dan dertig landen is ondertekend. De ondertekenaars verklaren vóór vrouwenrechten te zijn, maar bevestigen dat er geen internationaal recht op abortus bestaat. Het gebrek aan consensus blijkt ook uit twee belangrijke internationale afspraken over vrouwenrechten: de Programme of Action en de Beijing Declaration and Platform for Action. Hierin is afgesproken dat landen zelf hun abortuswetgeving mogen bepalen.
Tot slot: abortus is natuurlijk geen louter juridisch vraagstuk, maar vooral een ethisch vraagstuk waarop ons recht gebaseerd wordt. En of we ongeboren mensen rechten toekennen of niet, we mogen de wetenschap niet negeren dat het altijd gaat om een mens. En vanuit dat uitgangspunt dienen we in mijn ogen het (internationaal) recht toe te passen.
Dit artikel is met toestemming overgenomen uit het Leef Magazine. De volledige bronvermelding luidt: Hengst, M.T., 2023, Wet afbreking zwangerschap: abortus géén recht, Leef 39 (1): 19-21 (artikel).