Home » Filosofie » Proefschrift ds. C.J. Meeuse (4) Ons verstand en dwalingen

Proefschrift ds. C.J. Meeuse (4) Ons verstand en dwalingen

Noot van de De Saambinder: Op 28 juni 2024 promoveerde ds. C.J. Meeuse op het proefschrift ‘De bestrijding van het cartesianisme door Jacobus Koelman’. De redactie vroeg hem om de inhoud van zijn proefschrift toe te lichten voor onze lezers. Dit is het laatste van vier artikelen.

Als we alleen willen geloven wat met het verstand te begrijpen is, staan we open voor de dwaalleer. Er zijn in de wereld van de wetenschap veel dwaallichten, die het verstand tot maatstaf nemen en ons willen afbrengen van de weg der waarheid, zoals God die in Zijn Woord openbaart.

Koelman wilde zijn lezers onder het gezag van Gods Woord brengen en houden. Daarvoor bestreed hij het cartesianisme vaak in de breedte. Maar hij richtte zich soms ook op enkele afzonderlijke personen, en wel respectievelijk Wolzogen, Bekker en Deurhof. Hij wilde aantonen dat hun opvattingen in een breder verband stonden. Daar bleef hij tegen waarschuwen. Willem Deurhof was dus de derde cartesiaan tegen wie Koelman zijn zwaard sleep. Deurhof is niet goed in een bepaalde stroming onder te brengen. Als autodidact ging hij zijn eigen weg. Hij was excentriek en werkte tamelijk geïsoleerd. Toch had hij veel aanhang. Zelfs filosofen en theologen van naam hebben zich ingespannen om Deurhofs leerstellingen te bestrijden. Over het algemeen meende men bij hem spinozisme en pantheïsme te bespeuren, maar hij week ook van Spinoza af in zijn spreken over de Schepper en de schepping. Hij liet zich door diverse sektarische geesten beïnvloeden.

Verschillende ketterijen

Koelman gaf een weergave van Deurhofs opvattingen in zijn “Vervolg van het Vergift van de Cartesiaanse Philosophie“. Daarmee wilde hij aantonen dat het cartesianisme een bron is voor allerlei dwalingen. De voornaamste cartesiaanse opvattingen die Koelman bij Deurhof aanwijst, betreffen het beperken van de geesten, engelen en zielen tot ‘denking’, naast de bewering dat de Drie-eenheid Gods door het verstand begrepen kan worden. Ook wees hij Deurhofs opvattingen af dat niets uit niets kan voortkomen en weerlegde hij zijn gedachten over de schepping, over de natuur en over de wonderen. Deurhof loochende ook leerstukken van de gereformeerde geloofsleer, zoals over de eigenschappen van God. Hij stelt Gods Wezen heel anders voor dan de Schrift leert. Hij dwaalde in zijn gedachten over de Drie-eenheid, over de onderscheiden Personen in God en in zijn Christologie. Hij zag Christus als Gods eerste scheppingsdaad en was van mening dat het overige van de schepping uit Hem voortkwam. Verder had Deurhof merkwaardige gedachten over zonde en straf, over de Persoon en de naturen van Christus, over Zijn borgwerk en over het gebed. Hij week voortdurend af van de officiële gereformeerde geloofsleer. Terecht heeft dit alles uiteindelijk tot zijn kerkelijke censuur geleid.

Misleidende filosofie

Koelman zag hoe in zijn tijd de nieuwe cartesiaanse filosofie de gereformeerde geloofsleer ondermijnde en uitholde. In zijn werk “Het vergift van de Cartesiaanse philosophie grondig ontdekt” had hij hier al nadrukkelijk tegen gewaarschuwd. Als de kerk geen leertucht uitoefent, krijgt iedereen de vrijheid om zijn eigen wijsheid tot waarheid te verklaren en uit te dragen, met terzijdestelling van Bijbelse waarheden. Beter is aar de apostel Paulus te luisteren, die schrijft: “Want de wapenen van onzen krijg zijn niet vleselijk, maar krachtig door God, tot nederwerping der sterkten; dewijl wij de overleggingen tenederwerpen, en alle hoogte die zich verheft tegen de kennis Gods, en alle gedachten gevangen leiden tot de gehoorzaamheid van Christus” (2 Kor. 10:4-5, SV).

Tot slot

Met mijn proefschrift heb ik zichtbaar willen maken welke wezenlijke verandering er plaats vindt als het Bijbelse geloof wordt ingeruild voor een vertrouwen in de rede en voor de conclusies van de wetenschap. Het begrip van de mens wordt daarbij gemaakt tot een begrenzing voor Gods macht, terwijl het geloof dat de Heilige Geest werkt, leert vertrouwen op God Zelf en op Zijn geopenbaarde waarheid, waardoor Hij wonderen doet. Dit gebeurde in de zeventiende eeuw, maar het gebeurt ook in onze tijd. De boodschap die ik door wil geven is van wezenlijk belang voor ons allemaal: “Vertrouw op den HEERE met uw ganse hart, en steun op uw verstand niet” (Spr. 3:5, SV).

Dit artikel is met toestemming van de redactie overgenomen uit De Saambinder. De originele bronvermelding luidt: Meeuse, C.J., 2024, Proefschrift ds. C.J. Meeuse (4) Ons verstand en dwalingen, De Saambinder 102 (32): 6.