Home » Artikelen geplaatst door Kees Meeuse

Auteursarchief: Kees Meeuse

Proefschrift ds. C.J. Meeuse (4) Ons verstand en dwalingen

Noot van de De Saambinder: Op 28 juni 2024 promoveerde ds. C.J. Meeuse op het proefschrift ‘De bestrijding van het cartesianisme door Jacobus Koelman’. De redactie vroeg hem om de inhoud van zijn proefschrift toe te lichten voor onze lezers. Dit is het laatste van vier artikelen.

Als we alleen willen geloven wat met het verstand te begrijpen is, staan we open voor de dwaalleer. Er zijn in de wereld van de wetenschap veel dwaallichten, die het verstand tot maatstaf nemen en ons willen afbrengen van de weg der waarheid, zoals God die in Zijn Woord openbaart.

Koelman wilde zijn lezers onder het gezag van Gods Woord brengen en houden. Daarvoor bestreed hij het cartesianisme vaak in de breedte. Maar hij richtte zich soms ook op enkele afzonderlijke personen, en wel respectievelijk Wolzogen, Bekker en Deurhof. Hij wilde aantonen dat hun opvattingen in een breder verband stonden. Daar bleef hij tegen waarschuwen. Willem Deurhof was dus de derde cartesiaan tegen wie Koelman zijn zwaard sleep. Deurhof is niet goed in een bepaalde stroming onder te brengen. Als autodidact ging hij zijn eigen weg. Hij was excentriek en werkte tamelijk geïsoleerd. Toch had hij veel aanhang. Zelfs filosofen en theologen van naam hebben zich ingespannen om Deurhofs leerstellingen te bestrijden. Over het algemeen meende men bij hem spinozisme en pantheïsme te bespeuren, maar hij week ook van Spinoza af in zijn spreken over de Schepper en de schepping. Hij liet zich door diverse sektarische geesten beïnvloeden.

Verschillende ketterijen

Koelman gaf een weergave van Deurhofs opvattingen in zijn “Vervolg van het Vergift van de Cartesiaanse Philosophie“. Daarmee wilde hij aantonen dat het cartesianisme een bron is voor allerlei dwalingen. De voornaamste cartesiaanse opvattingen die Koelman bij Deurhof aanwijst, betreffen het beperken van de geesten, engelen en zielen tot ‘denking’, naast de bewering dat de Drie-eenheid Gods door het verstand begrepen kan worden. Ook wees hij Deurhofs opvattingen af dat niets uit niets kan voortkomen en weerlegde hij zijn gedachten over de schepping, over de natuur en over de wonderen. Deurhof loochende ook leerstukken van de gereformeerde geloofsleer, zoals over de eigenschappen van God. Hij stelt Gods Wezen heel anders voor dan de Schrift leert. Hij dwaalde in zijn gedachten over de Drie-eenheid, over de onderscheiden Personen in God en in zijn Christologie. Hij zag Christus als Gods eerste scheppingsdaad en was van mening dat het overige van de schepping uit Hem voortkwam. Verder had Deurhof merkwaardige gedachten over zonde en straf, over de Persoon en de naturen van Christus, over Zijn borgwerk en over het gebed. Hij week voortdurend af van de officiële gereformeerde geloofsleer. Terecht heeft dit alles uiteindelijk tot zijn kerkelijke censuur geleid.

Misleidende filosofie

Koelman zag hoe in zijn tijd de nieuwe cartesiaanse filosofie de gereformeerde geloofsleer ondermijnde en uitholde. In zijn werk “Het vergift van de Cartesiaanse philosophie grondig ontdekt” had hij hier al nadrukkelijk tegen gewaarschuwd. Als de kerk geen leertucht uitoefent, krijgt iedereen de vrijheid om zijn eigen wijsheid tot waarheid te verklaren en uit te dragen, met terzijdestelling van Bijbelse waarheden. Beter is aar de apostel Paulus te luisteren, die schrijft: “Want de wapenen van onzen krijg zijn niet vleselijk, maar krachtig door God, tot nederwerping der sterkten; dewijl wij de overleggingen tenederwerpen, en alle hoogte die zich verheft tegen de kennis Gods, en alle gedachten gevangen leiden tot de gehoorzaamheid van Christus” (2 Kor. 10:4-5, SV).

Tot slot

Met mijn proefschrift heb ik zichtbaar willen maken welke wezenlijke verandering er plaats vindt als het Bijbelse geloof wordt ingeruild voor een vertrouwen in de rede en voor de conclusies van de wetenschap. Het begrip van de mens wordt daarbij gemaakt tot een begrenzing voor Gods macht, terwijl het geloof dat de Heilige Geest werkt, leert vertrouwen op God Zelf en op Zijn geopenbaarde waarheid, waardoor Hij wonderen doet. Dit gebeurde in de zeventiende eeuw, maar het gebeurt ook in onze tijd. De boodschap die ik door wil geven is van wezenlijk belang voor ons allemaal: “Vertrouw op den HEERE met uw ganse hart, en steun op uw verstand niet” (Spr. 3:5, SV).

Dit artikel is met toestemming van de redactie overgenomen uit De Saambinder. De originele bronvermelding luidt: Meeuse, C.J., 2024, Proefschrift ds. C.J. Meeuse (4) Ons verstand en dwalingen, De Saambinder 102 (32): 6.

Proefschrift ds. C.J. Meeuse (3) Het verstand en de wonderen

Noot van de De Saambinder: Op 28 juni 2024 promoveerde ds. C.J. Meeuse op het proefschrift ‘De bestrijding van het cartesianisme door Jacobus Koelman’. De redactie vroeg hem om de inhoud van zijn proefschrift toe te lichten voor onze lezers. Dit is het derde van vier artikelen.

Omdat we geneigd zijn zoveel mogelijk allerlei natuurverschijnselen te verklaren, dreigen we de wonderen van God te kleineren en God dus te onteren. Laten we beducht zijn voor het gewoon vinden van Gods werken in de natuur, maar Hem ook bijzonder eren om Zijn buitengewone ingrijpen daarbij.

“De filosofie als dienstmaagd van de theologie, dat was wat Koelman voor ogen stond.” Bron: Pixabay.

Balthasar Bekker heeft in 1691 een begin gemaakt met de uitgave van zijn spraakmakende boek “De Betoverde Weereld“. Hij had gekozen voor de filosofie van Descartes als hulp voor zijn theologisch werk. Descartes kende de filosofie en de theologie hun eigen terrein toe, maar Bekker ging een stap verder: hij wilde de filosofie over de theologie laten heersen. Bekker achtte de rede betrouwbaar, stelde ze vóór de Heilige Schrift en meende dat ze geschikt was om de waarheid ervan te bewijzen. Zo betrad hij bij zijn exegese de weg van de Schriftkritiek. Dit was het tegenovergestelde van wat Koelman voor ogen stond: de filosofie als dienstmaagd van de theologie.

Boze geesten

Toen Bekker met allerlei vormen van bijgeloof werd geconfronteerd, bond hij hiertegen de strijd aan met zijn uitgave van “De Betoverde Weereld“. Dit boek gaf aanleiding tot grote consternatie. Bekker streed niet alleen tegen bijgeloof in goede en boze geesten, toverij, wichelarij, spokerij of bezwering, maar ook tegen het geloof in engelen, duivelen en allerlei wonderen die ons in de Bijbel verhaald worden. Dat viel bij hem allemaal onder de noemer ‘bijgeloof’. Hij vond dat de duivel veel te veel macht werd toegeschreven.

Bekker probeerde alle spreken over geesten in de Bijbel te verklaren met ‘gezichten’, ‘verbeelding’, of ‘uitdrukking van Gods majesteit’. Bijbelse geschiedenissen, waaronder de zondeval en de verzoeking in de woestijn, verklaarde hij op deze manier. Hij wilde de duivel van alle macht beroven en hem opsluiten in de hel. Hij leerde dat men niets met hulp van de duivel kan doen op het gebied van toverij, waarzeggerij of bezetenheid. De rede leerde hem dat een boze geest niet op een lichaam zou kunnen inwerken en vanuit die gedachte herinterpreteerde hij Bijbelse geschiedenissen en belijdenisgeschriften. Allerlei gebeurtenissen in verschillende landen, maar ook pastorale ervaringen illustreerden zijn betoog. De felste bestrijders vond hij onder de orthodox-gereformeerden en dan vooral in de kring van de Nadere Reformatie.

Koelmans strijd

Koelman schreef drie werken tegen Bekkers opvattingen. Het eerste hiervan, “Het Vergift van de Cartesiaanse Philosophie grondig ontdekt“, was bedoeld om de beginselen waardoor Bekker beïnvloed was, aan het licht te brengen. Koelman bestreed allereerst de bedreiging van de wetenschap. De wetenschap beschouwde alles als vooroordelen en wilde beginnen met twijfel. Koelman vond dit een aanzet tot atheïsme. Vervolgens werd het menselijk verstand, de rede, als onfeilbaar gezien en wilde men de filosofie niet aan de theologie onderwerpen. Ze mocht zelfs heersen over de Heilige Schrift. Geesten konden een lichaam niet beïnvloeden, zo leerde het cartesianisme. Het verstand wilde men laten heersen over de wil, omdat het de zonden de baas zou kunnen.

Koelman bestreed deze en andere punten. Ten aanzien van Bekkers publicatie deed hij dat met toepassing op diens loochenen van wonderen uit Gods Woord. Hij schreef daarvoor het boek “Wederlegging van Bekkers Betoverde Weereld“, en daarna het postuum uitgegeven “Schriftmatige Leere der Geesten“. Bij dit alles wilde Koelman het Bijbelse spreken over engelen en duivelen, maar ook over toverij, waarzeggerij, spokerij en bezetenheid weergeven. Daarbij ging hij uit van de onfeilbare openbaring door God als fundament voor de waarheid.

Gods wonderen

Laten wij ervan leren dat Gods wondere werken ons begrip ver te boven gaan. In de natuurwetenschap moeten we de werken van de Schepper al bewonderen. Gods werken in de Bijbel verhaald en de eeuwen door bij Gods kinderen ervaren, verdienen allermeest onze bewondering, tot eer van God.

Dit artikel is met toestemming van de redactie overgenomen uit De Saambinder. De originele bronvermelding luidt: Meeuse, C.J., 2024, Proefschrift ds. C.J. Meeuse (3) Het verstand en de wonderen, De Saambinder 102 (30/31): 6.

Proefschrift ds. C.J. Meeuse (2) Het verstand bij de Schriftuitleg

Noot van de De Saambinder: Op 28 juni 2024 promoveerde ds. C.J. Meeuse op het proefschrift ‘De bestrijding van het cartesianisme door Jacobus Koelman’. De redactie vroeg hem om de inhoud van zijn proefschrift toe te lichten voor onze lezers. Dit is het tweede van vier artikelen.

Het is voor ons van wezenlijk belang hoe we de Bijbel lezen. Zitten we boven of onder de Bijbel? Laten we onze gedachten heersen, of worden onze gedachten gevangen geleid tot de gehoorzaamheid van Christus?

In de leer van Descartes werd niet direct een aanval gepleegd op de Bijbel. Hijzelf wilde de kerkleer en daarmee de Bijbel buiten zijn kritiek laten, maar aanvaardde ook geen Schriftgezag over de wetenschap. Hij zocht zekerheden in de wiskunde, de natuurkunde, de geologie, de astronomie, de biologie. Goedbeschouwd zocht hij zekerheid in alle wetenschappen, maar niet in de theologie.

Zijn volgelingen, cartesianen genoemd, gingen vaak nog verder. Bij velen van hen raakte het gezag van de Bijbel in het geding, waardoor Bijbelgetrouwe predikanten de strijd aangingen tegen die nieuwe filosofie. Remonstranten en coccejanen stelden zich vaak achter de cartesianen, want zij zochten vrijheid voor hun theologische opvattingen.

Nadere Reformatie

Vanuit de beweging van de Nadere Reformatie ontstond er een bijzonder verzet tegen het rationalisme van het cartesianisme. Voetius heeft in Utrecht en Revius in Leiden leiding gegeven aan de bestrijding ervan aan de universiteiten. Nadere reformatoren die het cartesianisme aanvielen, benadrukten – naast hun kritiek op de plaats van de rede en het spreken over onbetrouwbaarheid van God – de plaats van de Heilige Schrift en de onmisbaarheid van de Heilige Geest bij de verklaring ervan. Opmerkelijk is dat bij de bestrijding van het cartesianisme deze stroming vaak verbonden werd aan het coccejanisme, omdat beide gezien werden als gevaarlijk modernisme. Koelman heeft beide stromingen bestreden.

Koelmans eerste publicatie tegen het cartesianisme was gericht tegen Wolzogen. Hij schreef dit werk in het Latijn, “Examen Libelli Ludovic Wolzogen, de Scripturarum Interprete” (Onderzoek van het boek van Ludovicus Wolzogen over de verklaring van de Schriften). Wolzogen was Waals predikant en hoogleraar aan de universiteiten van Utrecht en Amsterdam. In een geschrift tegen de spinozist Meyer zette hij zijn eigen opvattingen uiteen. Jean de Labadie ging hier als Waals predikant als eerste uit de kring van de Nadere Reformatie tegenin. Koelman had daar aanvankelijk met waardering kennis van genomen, maar door De Labadies eigenzinnig optreden kwam deze buiten het kerkelijk leven terecht.

Koelmans reactie op Wolzogens geschrift is nog weinig onderzocht. Hij leerde onder andere dat een filosofische waarheid niet kan strijden met een theologische. Bij de verklaring van de Schrift kreeg de rede een plaats, genoegzaam om de openbaring te verstaan. Ook spreekt God volgens hem tot mensen in hu eigen taal en kan zelfs bedriegen als Hij dat wil. Leert men dat ook in onze tijd niet, als men Bijbelse uitspraken tijdgebonden acht?

Deurhof acht de rede, als ze door de filosofie gezuiverd is, onfeilbaar zoals God onfeilbaar is. Dit is volgens Koelmans zijn cartesiaanse gronddwaling. De rede wordt zo in plaats van dienstmaagd heerseres. We moeten Gods Woord niet afzwakken door te beweren dat God sprak op menselijke wijze, zodat wat in de Bijbel staat voor ons nu geen waarheid is. Ook acht hij de Heilige Geest noch het geloof nodig voor de uitlegging van de Heilige Schrift. Natuurlijk licht is voldoende. Hij vindt dat de duivel de Schrift net zo goed kan verklaren als God.

Dienstmaagd van de theologie

Koelman wilde, in navolging van Voetius, alle wetenschappen samenbrengen onder de theologie. De filosofie kreeg daarbij een bijzondere positie als ‘ancilla theologiae’. De rede moest zich altijd onderwerpen aan de openbaring. Koelman distantieerde zich, evenals Voetius, van iedereen die de rede op de troon zette. Ons verstand moet verlicht en ons hart moet vernieuwd worde. Dit leert ons dat ‘wij’ de Bijbel niet moeten lezen, maar dat de Bijbel óns moet lezen. We moeten niet boven, maar onder de Bijbel staat en bidden om de leiding van de Heilige Geest.

Dit artikel is met toestemming van de redactie overgenomen uit De Saambinder. De originele bronvermelding luidt: Meeuse, C.J., 2024, Proefschrift ds. C.J. Meeuse (2) Het verstand bij de Schriftuitleg, De Saambinder 102 (29): 6-7.

Proefschrift ds. C.J. Meeuse (1) De heerszucht van ons verstand

Noot van de De Saambinder: Op 28 juni 2024 promoveerde ds. C.J. Meeuse op het proefschrift ‘De bestrijding van het cartesianisme door Jacobus Koelman’. De redactie vroeg hem om de inhoud van zijn proefschrift toe te lichten voor onze lezers. Dit is het eerste van vier artikelen.

Wij zijn na de zondeval geneigd met ons verstand over God te willen heersen. Dan willen we God in Zijn daden ter verantwoording roepen, terwijl wij moeten leren dat wij ons voor Hem zullen moeten verantwoorden voor heel ons leven.

De aanvechtingen die ik in mijn studietijd als twintigjarige had, brachten me op de zeef van de duivel. De Heere heeft dat echter gebruikt om me te leren hoe hoogmoedig wij mensen door de zondeval geworden zijn. Het steunen op ons verstand is een satanische strik, die ons doet vertrouwen op onszelf en leert om God en Zijn waarheid te wantrouwen. In die tijd las ik werken van de existentiefilosoof Sartre en van moderne theologen zoals Bultmann, Gogarten en anderen. Ik werd erdoor aan het twijfelen gebracht ten aanzien van Bijbelse waarheden. Dat ging zelfs zover dat ik ben gaat twijfelen aan het Godsbestaan. Tegelijkertijd kon ik in die tijd niet zonder God leven, waardoor de wanhoop zich van me meester dreigde te maken. Het heeft God behaagd mij te tonen hoe de duivel me ertoe aanzette om van mijn verstand een afgod te maken. Daardoor daagde ik God als het ware voor de rechterstoel van mijn rede. Wat een gruwelijke hoogmoed! De strik is echter gebroken. Opnieuw mocht ik zien hoe groot en goed God is en hoe dwaas wij door onze val in de hoogmoed geworden zijn.

Bemoedigingen

God leert ons door Salomo de les: ‘Vertrouw op den HEERE met uw ganse hart, en steun op uw verstand niet’. Het steunen op mijn verstand had mij wel in de wanhoop gebracht, maar de openbaring van God in Zijn Woord en in de Zoon van Zijn liefde, Die Zichzelf de Weg, de Waarheid en het Leven noemt, heeft me daaruit gehaald. Daarna kreeg ik een bijzondere liefde tot Gods werken in de schepping en in de herschepping en mocht ik leren zien hoe de wereld vervuld is met wonderen. In de natuur zag ik Gods deugden schitteren en in het genadewerk ervoer ik Zijn opzoekende zondaarsliefde. Door Zijn zondaarsliefde wilde Hij zo’n grote dwaas een Leidsman zijn.

Psalm 94 heeft mijn toestand verklaard: ‘Wanneer ik zei: ‘Mijn voeten glijden’, toen het Gij mij gesterkt in ’t lijden. Wanneer mij ’t afgepeinsde hart, door al mijn denken werd verward, en ik in druk schier was gestikt, toen heeft Uw troost mijn ziel verkwikt’. Maar ook de berijmde regels uit Psalm 119 vers 36 verwoorden de les die ik leren mocht: ’t Is goed voor mij verdrukt te zijn geweest, opdat ik dus Uw Godd’lijk recht zou leren; sinds heeft mijn hart voor hovaardij gevreesd’. Mocht die vrees voor hovaardij ons maar bijblijven. Hovaardij is een wortelzonde, die we zo gemakkelijk niet uitroeien maar die, als we de Heere liefhebben, wel veel pijn moet doen.

Een plaats voor filosofie

In de tijd dat ik studeerde aan de Rijksuniversiteit in Utrecht, was filosofie een van de verplichte vakken bij de propedeuse. Voor bepaalde aspecten van de theologische studie was dit wel nuttig. Zo kregen we onder meer ook taalfilosofie. Daarbij werd het betekenisveld van bepaalde woorden nagegaan. Dat is ongetwijfeld nuttig voor een goed gebruik van de taal, ook bij vertaling. Vóór die tijd, al bij mijn opleiding voor de hoofdakte aan de Driestar, kreeg ik filosofieles als keuzevak. Mr. L.J.M. Hage vestigde mijn aandacht op Koelman en op de wezenlijke strijd die deze had gevoerd tegen de cartesiaanse filosofie.

Onze vaderen gebruikten op de universiteiten bij hun studie een filosofische denkwijze. Vanuit de Middeleeuwen was de heersende filosofie in de tijd van Koelman de scholastiek in een gereformeerde vorm. Het was een denksysteem dat gebruikmaakte van de Bijbel, de Griekse filosofie en de kerkvaders. De gereformeerden wilden die filosofie met name in hun apologetische werk wel gebruiken, maar dan vrij van de heidense smetten. Ze wilden de rede niet laten heersen over de openbaring van de Bijbel. En dat laatste is van groot belang!

Moderne filosofie

Koelman bleef tijdens zijn zwerversbestaan als Zeeuwse balling actief in het opstellen van reformatieprogramma’s. Hij bestreed overheidsbemoeiing in kerkelijke zaken en bevorderde de heiligmaking op alle terreinen van het leven, zoals de handhaving van kerkelijke tucht, de viering van de sabbat, het houden van godsdienstige gezelschappen, de bestrijding van labadisme en het benadrukken van het werk van de Heilige Geest in wedergeboorte en bekering.

Ook bestreed Koelman de moderne filosofie. Toen Descartes daarvoor een nieuwe methode wilde invoeren, en niet meer wilde weten van de autoriteit van de Schrift, de kerkvaders en de Griekse filosofie, dreigde er een breuk met bestaande zekerheden. Descartes wilde door middel van de twijfel tot nieuwe waarheidsvinding komen en nam daarvoor zijn toevlucht tot de rede, tot het logische denkvermogen. Hij meende dat de ratio het fundament bood voor wat waar is.

In de Griekse oudheid had Archimedes, een groot wiskundige, eens de wet van de hefboom ontdekt. Hij riep toen uit: ‘Geef mij een vast punt en ik kan wel de aarde uit haar voegen lichten’. Hiernaar verwijst Descartes met betrekking tot het vinden van zekerheid. Hij stelde dit punt in de ratio. Zo kunnen we spreken van een archimedische omwenteling in het zoeken naar vastheid voor de waarheid. Hiertegen hebben veel gereformeerde theologen zich verzet. Koelman behoorde bij de bestrijders van deze nieuwe filosofie.

Dit artikel is met toestemming van de redactie overgenomen uit De Saambinder. De originele bronvermelding luidt: Meeuse, C.J., 2024, Proefschrift ds. C.J. Meeuse (1) De heerszucht van ons verstand, De Saambinder 102 (28): 8-9.

Opname verdediging en promotie dr. C.J. Meeuse – ‘De bestrijding van het cartesianisme door Jacobus Koelman’

Vandaag, 28 juni 2024, is predikant en theoloog dr. C.J. (Kees) Meeuse gepromoveerd tot doctor in de Godgeleerdheid. Hij verdedigde vanmiddag vanaf 15.00 uur zijn proefschrift ‘De bestrijding van het cartesianisme door Jacobus Koelman’. De verdediging en promotie van de predikant vond plaats in de Barnabaskerk te Apeldoorn, maar is ook opgenomen en hieronder terug te kijken. 1

Voetnoten

‘Alles is doordrenkt van het evolutionisme’ – Onze jongeren in het hoger onderwijs

Wie door zijn studie meer tegenstrijdige opvattingen moet verwerken dan anderen, begrijpt het spreekwoord; hoge bomen vangen veel wind. Dat geldt ook voor allerlei wind van leer. Omdat je in je studie in het hoger onderwijs meer verantwoordelijkheid krijgt dan anderen, volgen hier tien aanbevelingen.

1. Onderzoek of het Gods wil is dat je hoger onderwijs gaat volgen

De Heere Jezus sprak een gelijkenis uit over het gebruik van talenten. Het gaat daarbij niet in de eerste plaats om de hoeveelheid talenten die je kreeg, maar om een goed gebruik ervan. Je moet ze niet begraven, maar ermee woekeren. Je moet de gaven die je kreeg, gebruiken zoals God dat wil, dus om dienstbaar te zijn voor Hem en voor de naaste.

2. Zoek deskundige begeleiding om de juiste studierichting te kiezen

Niet iedereen heeft een helder zicht op de gaven die hij of zij meekreeg. Op de middelbare school kunnen ze je helpen een keuze te maken voor je studierichting. Let er wel op dat je drijfveer niet moet zijn een beroep te kiezen waar je het meeste kunt verdienen, of waar je de hoogste eer kunt krijgen, of nog iets anders dat we niet tot ons levensdoel mogen maken. Ons hoogste verlangen moet zijn Gods wil te doen in ons leven. De Westminster Catechismus vraag 1: Wat is het hoogste doel van de mens? Om God te verheerlijken en zich eeuwig en volkomen in Hem te verheugen.

3. Blijf zo mogelijk thuis wonen

Bij het wegtrekken uit huis verlies je niet alleen sociale controle (die voor iedereen goed is!), maar je verspeelt ook veel tijd door dingen te moeten doen die thuis voor je gedaan worden. Is de reistijd bezwaarlijk, bedenk dat je in de trein meestal goed lezen of studeren kunt. In studentensteden zijn de verleidingen veel, om meegezogen te worden in een verkeerde tijdsbesteding. Ga je toch op kamers, zoek dan aansluiting bij een gemeente van ons kerkverband.

4. Besef dat kennis van de geloofsleer, zoals in de belijdenisgeschriften vastgelegd, noodzakelijk is

Je zult meestal studeren te midden van andersdenkenden. Je wordt dan voortdurend aangesproken op jouw overtuiging. Als er liefde voor de waarheid in je hart is, wil je er misschien weleens iets over vertellen aan anderen, want de Heere wil dat we Hem belijden voor de mensen. Wat is het dan nodig dat je de Bijbelse geloofsleer goed kent. Heb je nog geen belijdenis gedaan, volg dan tenminste de catechisaties trouw. Ook zijn er studentenverenigingen waar men aandacht geeft aan je geestelijke wapenrusting voor de goede strijd.

5. Onderhoud het contact met je ouders optimaal

Probeer thuis het gesprek open te houden en zoveel mogelijk iets te vertellen over wat je tijdens je studie bezighoudt. Het is fijn voor ouders als hun studerende kinderen niet steeds van hen wegkijken, maar oog en hart hebben en houden voor thuis.

6. Onderhoud de contacten met je thuisgemeente en kerkverband

Soms is het voor ouders moeilijk je goed te begeleiden in je studie. Gelukkig is er vanuit onze gemeenten de mogelijkheid om de contacten met je kerkelijke gemeente goed te onderhouden. Geef je studie en je adres door aan de kerkenraad en/of de werkgroep studenten (www.werkgroepstudenten.nl).

7. Als je op kamers bent gaan wonen, laat je dan niet verleiden tot een losbandig kerkelijk leven, waardoor je dreigt los te weken van je kerkverband

Vaak ontwikkel je een kritische houding tegenover wat je meekreeg bij je opvoeding en brengt je leeftijd mee dat je iets nieuws zoekt. Je wordt echter gemakkelijk door schone schijn meegezogen, terwijl je het wezen van de boodschap van je thuisgemeente over het hoofd ziet. Zoek liever gefundeerd te worden in de waarheid dan door oppervlakkige nieuwigheden betoverd te worden.

8. Zoek in je studie een gezond kritische houding vanuit Bijbelse normen

Leg de normen van Gods Woord en onze belijdenis naast wat je allemaal in je studie wordt voorgehouden. Neem niet alles klakkeloos aan. Alles is doordrenkt van het evolutionisme en van een gelijkheidsdenken dat niets meer met scheppingsinstellingen te maken wil hebben. Juist op dit terrein hen je ondersteuning nodig vanuit de geloofsleer en je kerkverband.

9. Onderhoud zo mogelijk goede contacten met studiegenoten

Vooral als je niet meer thuis kunt wonen, is dit nodig. Je weet uit Bunyans ‘Christenreis‘ hoe goed het voor Christen was toen hij gezelschap kreeg op zijn weg. Dat mag jij ook vragen op de weg die je gaat; mocht het de smalle weg toch zijn naar het eeuwige leven!

10. Begin iedere dag met het tijd nemen voor gebed, Schriftlezing en meditatie

Je dagindeling is tijdens je studie meestal anders dan voorheen. Probeer een goede orde aan te houden. Zet het belangrijkste voorop. Neem de tijd voor je persoonlijke gebed en breng al je noden bij de Heere. Lees voor jezelf ordelijk in Gods Woord, zo mogelijk met een verklaring erbij. Lees andere goede boeken, ook van oudvaders, die tot rijke zegen kunnen zijn. Ga je weg niet alleen, maar zoek leiding, met name van de overste Leidsman en Voleinder des geloofs: de Heere Jezus Christus.
Dit artikel is met toestemming van de auteur en de redactie overgenomen uit het De Saambinder. De bronvermelding luidt: Meeuse, C.J., 2022, Onze jongeren in het hoger onderwijs, De Saambinder 100 (47): 5.