Nunspeetse SGP-burgemeester Ing. Breunis van de Weerd ziet, vanwege polarisatie, af van tweede ambtstermijn als burgervader
Afgelopen januari kondigde de Nunspeetse SGP-burgemeester Breunis van de Weerd zijn vertrek aan. Hij besloot om af te zien van een tweede ambtstermijn. Op 27 mei 2022 verduidelijkte hij deze beslissing in een interview met het Reformatorisch Dagblad (RD). Afgelopen twee jaar lag de burgervader herhaaldelijk onder vuur.1
Afgelopen jaar lag Van de Weerd onder vuur vanwege genderdiscriminatie.2 Hij zou brieven standaard adresseren met ‘mijnheer’ en/of ‘mevrouw’. Dat schoot een inwoner in het verkeerde keelgat en hij deed aangifte tegen de SGP-burgemeester. Op 27 mei 2022 legde Van de Weerd zijn ambtsketting neer. Waarom? Van de Weerd in het RD: “Ik heb gemerkt dat ik – met name door de beeldvorming vanwege mijn persoonlijke geloofsovertuiging – de afgelopen twee jaar in deze tijden van polarisatie voor de Nunspeetse samenleving niet de bruggenbouwer en verbinder kan zijn die ik graag zou willen zijn.” Niet alleen polarisatie rond het genderdebat zorgde voor zijn beslissing, zijn niet willen vaccineren vanwege geloofsovertuiging zorgde ook voor ophef. In het interview gaat het daarom voor een groot deel over de coronamaatregelen. Wie geïnteresseerd is in de beweegredenen van Van de Weerd die leze het interview.
Scheiding tussen kerk en staat
De burgemeester haalde met enige regelmaat de Bijbel (met de Evangelieboodschap) aan. Zo ook in de nieuwjaarstoespraak van 2017. Dit zorgde opnieuw voor ophef. Volgens een dagblad moest de burgemeester boven de partijen staan en wanneer deze het Evangelie bevooroordeeld zou deze afbreuk doen aan de scheiding tussen kerk en staat. Van de Weerd noemt dat een onzinargument. Van de Weerd: “De scheiding van kerk en staat is bedoeld om te voorkomen dat de baron of burgemeester bepaalt welke dominee er op de kansel staat. Iedereen is blij dat dat niet meer gebeurt. Onze samenleving heeft vogels van allerlei pluimage. Wat mij betreft mag het burgemeestersambt best een beetje worden ingekleurd door iemands levensovertuiging. Ook als burgemeester, zoals ik als christen, tot een politieke flank behoort. Maar de afgelopen jaren werd de intolerantie naar christenen alleen maar erger. Dat baart me veel zorgen.” De burgemeester geeft aan dat hij dit ambt met veel plezier uitgeoefend heeft, maar dat hoe hij zich moest uitlaten over sommige zaken gaf voortdurend veel spanningen, niet alleen bij hemzelf maar ook binnen de gemeente Nunspeet.
Regenboogvlag
In 2018 ontstond er opnieuw commotie rond de burgervader toen hij de regenboogvlag niet wilde hijsen. Van de Weerd noemde het een ‘gevoelige aangelegenheid’. In oktober 2021 kwam de kwestie opnieuw ter sprake en hees ChristenUnie-wethouder Pieter Teeninga de regenboogvlag.3 De burgemeester was niet bij dat moment. Hoe kijkt Van de Weerd hierop terug? “Het hijsen van de regenboogvlag bij het gemeentehuis vind ik symboolpolitiek. Een klein deel van de Nunspeetse samenleving, de homogemeenschap, ziet het vlaghijsen als overwinning. Maar een belangrijk deel van de bevolking heeft er moeite mee en zet de hakken in het zand. Dus ik denk dat de vlag polariserend werkt.” In het algemeen worden volgens de burgervader homo’s in zijn gemeente niet echt belaagd of met de nek aangekeken. Hij geeft zelfs aan dat hij een vertrouwensband met deze gemeenschap heeft opgebouwd. “We spraken van mens tot mens. Er is wederzijds begrip ontstaan. Ze weten precies hoe ik erin sta.” Hoe staat Van de Weerd erin? “Ik vertel dat ik vanuit Bijbels perspectief de levenswijze van homo’s afwijs. Maar ik ben ook hun burgemeester en zie hen wel als volwaardig burger.”
Voetnoten
Wetenschappelijke argumenten voor het bestaan van God – Theoloog Tom van Hoogstraten (MA) sprak voor ‘De Verbinding’
Op vrijdag 8 april 2022 organiseerde Baptistengemeente ‘De Verbinding’ te Amsterdam een avond over geloof en wetenschap. Theoloog Tom van Hoogstraten (MA) hield een lezing met als titel ‘Wetenschappelijke argumenten voor het bestaan van God’. Tom studeerde onder andere af aan de Evangelische Theologische Faculteit (ETF) op een variant op het teleologische argument, geformuleerd door de bekende godsdienstfilosoof Richard Swinburne. Met dank aan ‘De Verbinding’ is deze lezing opgenomen en kunnen wij deze hieronder delen.
#1a Wetenschappelijke argumenten voor het bestaan van God.
#1b Q&A n.a.v. Wetenschappelijke argumenten voor het bestaan van God.
#2a Spectaculair archeologisch bewijs.
#2b Q&A n.a.v. Spectaculair archeologisch bewijs (verschijnt maandag 11 juli 2022 D.V.).
Na twee maanden nog geen antwoord van de minister op Kamervragen van dr. Roelof Bisschop aangaande leerlijn COC Nederland
Op 31 maart 2022 stelde Tweede Kamerlid dr. Roelof Bisschop van de SGP Kamervragen aan de minister van Primair en Voortgezet Onderwijs, Dennis Wiersma (MA). De vragen gingen over de nieuwe leerlijn genderdiversiteit van de LHBTIQ+-belangenorganisatie COC Nederland en de oproep aan docenten en andere onderwijskundigen om hieraan mee te werken. Ruim twee maanden later heeft de minister nog geen antwoord gegeven op de vragen van Bisschop.
Homofoob
De Kamervragen werden al eerder uitgewerkt op deze website.4 In dat artikel gaven we ook aan dat Bijbelgetrouwe docenten dit thema ook dringend moeten overdenken, wellicht samen met COC Nederland. De oproep om daaraan deel te nemen werd echter niet goed ontvangen door COC Nederland.5 Men wil inclusief zijn, maar zijn echter alleen bereid om naar welgevallige standpunten te luisteren. Andersdenkenden worden als snel betiteld als ‘homofoob’ o.i.d. Het is terecht dat dr. Roelof Bisschop Kamervragen heeft gesteld naar aanleiding van dit eenzijdige onderwijs dat onze kinderen in de toekomst zullen krijgen als dit werkelijk een leerlijn dient te worden in het Primair en Voortgezet Onderwijs.
Een tussentijds antwoord van de minister
Dat er geen antwoorden zijn op de Kamervragen van de heer Bisschop wil niet zeggen dat de minister niet met de vragen bezig is geweest. Hij heeft aangegeven meer tijd nodig te hebben voor de beantwoording van de Kamervragen. Op 9 mei 2022 schreef de minister6:
Op 31 maart jongstleden heeft het lid Bisschop (SGP) schriftelijke vragen gesteld over het lesmateriaal en de leerlijn van COC over genderdiversiteit en het voornemen tot doorontwikkeling (2022Z06238). Tot mijn spijt is beantwoording binnen de gestelde termijn niet mogelijk, omdat er nog afstemming plaatsvindt. Ik zal de vragen van het lid Bisschop (SGP) zo snel mogelijk beantwoorden.
Welke afstemming er moet plaatsvinden over de leerlijn van COC Nederland en de doorontwikkeling daarvan wordt niet duidelijk. Ruim een maand na het verzoek tot uitstel is dit nog steeds niet helder. We hopen dat de minister binnenkort met een antwoord komt. Intussen hoop ik dat Bijbelgetrouwe leerkrachten en onderwijsondersteuners het materiaal van COC Nederland goed in de gaten houden en blijven toetsen aan de Schrift.7
Voetnoten
Waarom is de SGP wel voor de doodstraf en niet voor abortus? – Verdediging van mr. Diederik van Dijk
Afgelopen week was er in de Eerste Kamer een debat over de afschaffing van het beraadtermijn. Mr. Diederik van Dijk verzorgde ook een inleiding (hier te lezen). Na zijn inleiding reageerde mr. Boris Dittrich (D66) en drs. Roel van Gurp (GroenLinks) op Van Dijk. Hieronder wordt dit debat weergegeven.
‘Het niveau van een beschaving is onder andere af te meten aan de wijze waarop zij omgaat met mensen en met menselijk leven’- Van Dijk over beraadtermijn abortus
Lees hier de bijdrage van SGP-Senator mr. Diederik van Dijk aan het debat over het wetsvoorstel van Jan Paternotte (D66), Attje Kuiken (PvdA), Corinne Ellemeet (GroenLinks) en Jeroen van Wijngaarden (VVD) over de afschaffing van de verplichte beraadtermijn bij abortus.
Cultuur van leven
Een debat over de beraadtermijn voor abortus spitst zich al snel toe op de autonomie van de individuele vrouw of op de bescherming van het ongeboren meisje of jongetje. Daar ga ik het ook over hebben, maar eerst het grotere plaatje.
Het niveau van een beschaving, van een cultuur, is onder andere af te meten aan de wijze waarop zij omgaat met mensen en met menselijk leven. Geldt het recht van de sterkste of heb je als samenleving hart en oog voor het leven dat zichzelf niet kan redden? Is er oog, niet in de laatste plaats, voor gebutst of kwetsbaar leven? Voor leven dat zelf nog geen stem heeft, of geen stem meer heeft. Denk aan het ongeboren leven, aan verstandelijk of fysiek beperkten, aan hen die psychisch lijden of dementeren. Hoe gaan wij om met de sprakelozen? Zijn zij niet de kanarie in de kolenmijn?
Volgens mij zijn alle fracties in dit huis het er min of meer over eens dat we mededogen moeten hebben met de ander, zorg voor diegenen die geen helper hebben en die zichzelf niet kunnen redden. Juist de linkse, progressieve fracties worden niet moe dit te beklemtonen en dit zijn goede noties. Zou het dan niet echt progressief zijn om abortus op zoveel mogelijk manieren te voorkomen en tegen te gaan? En te erkennen dat het volstrekt achterhaald is om het afbreken van een zwangerschap, van nieuw leven, als oplossing te zien in een beschaafde samenleving?
Juist in het licht hiervan vraag ik de indieners hoe de drijfveren achter hun wetsvoorstel zich hiertoe verhouden. Het wetsvoorstel beoogt abortus nog toegankelijker, eenvoudiger en laagdrempeliger te maken. Ieder obstakel voor een abortus, hier in de vorm van een vaste beraadtermijn, lijkt te moeten worden weggenomen. De vrouwen die abortus overwegen bevinden zich echter in een door hen ervaren noodsituatie. Zij hebben hulp nodig en niet alleen keuzevrijheid. Hoe kijken de indieners aan tegen deze stelling?
In ons land is abortus toegankelijk en relatief eenvoudig te realiseren. Ruim 31.000 abortussen per jaar, mogelijk tot 24 weken zwangerschap. Nergens in de EU is er zolang ruimte om de toekomst van een mensenleventje door te knippen. En we weten dat abortus om vrijwel iedere denkbare reden gepleegd wordt, vooral sociale redenen. Vanwege financiën, een compleet gezin, vanwege huisvesting, een verbroken relatie, vanwege studie, een handicap, etc.
Het begrip ‘noodsituatie’ is ver uitgehold. Hoe past dit in een cultuur waarin men streeft naar hulp voor een ieder die het niet alleen redt in het leven? ‘Laat iedereen vrij, maar niemand vallen’, zo stelt een politieke partij. Is abortus niet te veel genormaliseerd geworden?
Ik denk, met verdriet, aan beelden van juichende Kamerleden op het moment dat wetten worden aanvaard die abortus simpeler maken, met teksten die je eerder op geboortekaartjes verwacht. Wat voor cultuur scheppen wij als we er niet van opkijken dat abortus zo’n gangbare optie is geworden en we verdere verruiming van de abortuswetgeving vieren?
Hoe zien wij een cultuur waarin het ongeboren leven op zo weinig bescherming kan rekenen? We zijn vandaag erg druk met het samenleven met heel verschillende mensen. Daarom maken we een speerpunt van het tegengaan van discriminatie, geweld of racisme. Dat doen we op basis van de intrinsieke waardigheid die ieder mens bezit, door God gegeven.
Maar wat leren we elkaar en wat geven we jongeren mee als we het zo eenvoudig maken om menselijk leven te kunnen doden? Het wetsvoorstel kiest níet haar vertrekpunt in de beschermwaardigheid van het leven. Erkennen de indieners dat vergroten van de keuzevrijheid hier ten koste gaat van nieuw leven?
Ik moet denken aan het volgende citaat van de Amerikaanse pro-choice cultuurcriticus Maggie Nelson, in een recent Volkskrant-artikel. Zij zegt: “Feministen zullen nooit bumperstickers maken met een tekst als ‘Het is zowel een keuze als een kind’. ‘Maar daar komt het natuurlijk wel op neer, en dat weten we allemaal.” Ze besluit: ‘We zijn niet gek; we begrijpen heel goed wat er op het spel staat. Soms kiezen wij voor de dood.‘
Ik zou het winst vinden als het debat op dit principiële niveau plaatsvindt. De keerzijde van het bejubelde recht op zelfbeschikking is het mogen doden van een ander mensenleven. Voor meer dan 30.000 kinderen per jaar eindigt het leven voordat het goed en wel begonnen is.
Wat doet dit met het respect voor een mensenleven dat zo essentieel is voor een samenleving? Hoe kunnen we jongeren leren dat ze met respect met anderen moeten omgaan als zelfs het meest kwetsbare leven op zo weinig bescherming kan rekenen?
Ik hoor graag een reflectie van de indieners en de minister hierop. Het zou zoveel mooier zijn als we met z’n allen zouden gaan voor een cultuur van léven waar iedereen er mag zijn. Vanzelfsprekend appelleert zo’n cultuur ook voluit aan de verantwoordelijkheid van vaders. En biedt zo’n cultuur de allerbeste, liefdevolle hulp aan vrouwen in nood.
Aspecten
Dan de verschillende aspecten van het wetsvoorstel, waarvan al veel in de Tweede Kamer is besproken. De indieners weten wel dat hun wetsvoorstel echt niet rechtstreeks voortvloeit uit de gedane evaluaties van de abortuswet. De betreffende onderzoekers geven zelf ook sterk de beperkingen van hun onderzoek aan, zowel methodologisch als wat betreft representativiteit. Hoe zien de indieners deze beperkte scope?
Er zijn maar weinig hulpverleners en vrouwen ondervraagd voor de evaluatie en de visie van vrouwen zelf op de beraadtermijn is al helemaal niet uitvoerig onderzocht. Of de voordelen van de beraadtermijn opwegen tegen de nadelen is ook niet onderzocht, terwijl de onderzoekers van de laatste evaluatie juist daartoe opriepen.
De onderzoekers zeggen zelf: “Gelet op de lage respons en de wijze van selectie lenen de resultaten zich er niet voor om een representatief beeld te schetsen van de ervaringen en opvattingen van vrouwen die een abortusbehandeling hebben ondergaan. De resultaten moeten daarom met grote voorzichtigheid worden geïnterpreteerd.” Waarom nemen de indieners die waarschuwingen tot behoedzaamheid niet serieuzer?
De indieners kunnen op grond van de evaluatie immers niet uitsluiten dat een flexibele termijn ertoe kan leiden dat beslissingen wel impulsiever worden genomen of dat aandacht voor alternatieven minder ruimte krijgt, met levenslange gevolgen voor de betreffende vrouw en het kind.
De tweede evaluatie Wafz (Wet afbreking zwangerschap) toont allerminst aan dat de vaste beraadtermijn een onnodige barrière zou zijn. De betreffende aanbeveling is veeleer opiniërend dan gestoeld op passend onderzoek. Wat drijft de indieners als het niet de bescherming van het ongeboren leven is, ook niet de duidelijke wens van de professionals, en ook niet de onderzochte wens van onbedoeld zwangere vrouwen om dit wetsvoorstel door te zetten?
Daarnaast is de vaste beraadtermijn bij uitstek gericht op vrouwen in een kwetsbare positie. In paniek kunnen zij kiezen voor een uiterst korte beraadtermijn en komen tot een keuze die later leidt tot spijt. Ik denk aan jonge meiden, aan vrouwen die door hun omstandigheden abortus als de enige uitweg zien, maar ook aan vrouwen die tot abortus komen vanwege druk uit de omgeving.
Het is dan goed om rustig na te denken nádat er een gesprek met een professional is geweest van wie je alle informatie hebt gehad. De indieners jubelen over de hoge kwaliteit van de abortuszorg en de gespreksvoering. Die informatie moet dan toch ook verwerkt kunnen worden?
Uit de laatste evaluatie van de abortuswet blijkt dat ruim tweederde van de hulpverleners in klinieken en ziekenhuizen overwegend positief zijn over de beraadtermijn. Een meerderheid geeft aan dat die impulsieve beslissingen kan voorkomen.
Evenals de overheid lijden de initiatiefnemers aan overschatting van de zelfredzaamheid van de gemiddelde burger. Het wetsvoorstel gaat uit van de autonome, zelfbeschikkende vrouw die alle informatie op een rijtje heeft, zelfs voordat zij naar een dokter of kliniek stapt. Het denkproces over abortus zou dan al eerder begonnen zijn en daarom zou een vaste beraadtermijn overbodig zijn. Voor kwetsbare vrouwen kan dit heel anders zijn. Het schrappen van de vaste beraadtermijn doet bij hen juist geen recht aan de vrije en zelfstandige keuze.
Een meerderheid van de zorgverleners, zo blijkt uit de laatste evaluatie, is het niet eens met de stelling dat de beraadtermijn overbodig is, omdat het denkproces al eerder is begonnen. Er is onder de zorgverleners ook geen meerderheid die zegt dat de huidige beraadtermijn te rigide is. Hoe kunnen de indieners deze argumenten dan zo zwaar aanzetten?
De praktijk van voorlichting rond COVID-vaccinatie, maar ook rond de Donorwet, heeft laten zien dat lang niet alle Nederlanders toegang hebben tot gezondheidsinformatie. Hoe geven de indieners zich hier rekenschap van? De werkelijkheid is dat vrouwen nu al vaak niet de informatie krijgen waar ze op grond van de wet recht op hebben. Zie de evaluaties. Laten we eerst waarborgen dat alle vrouwen goede en eerlijke informatie krijgen over abortus en alternatieven. Dat is logischer dan te beginnen bij afschaffing van de vaste beraadtermijn.
Abortus is onomkeerbaar. We weten uit onderzoek dat veel vrouwen kunnen twijfelen over abortus, maar dat niet altijd laten merken aan de arts. Een vaste bedenktijd schept duidelijkheid voor de vrouw en voor de arts. Is dit ook niet juridisch van belang? Hoe kan het toetsen en handhaven van een onbepaalde norm nu goed doenlijk zijn?
Tot slot vraag ik de minister hoe dit wetsvoorstel zich verhoudt tot het kabinetsbeleid om te komen tot minder abortussen. Trekken de verschillende initiatiefwetten het coalitieakkoord niet uit balans?
Dit artikel is met toestemming van de auteur overgenomen van de website van de Staatkundige Gereformeerde Partij (SGP). Het originele artikel is hier te vinden.
Over de afschaffing van het beraadtermijn zijn op deze website nog vier andere artikelen verschenen. Zie hier (ir. Chris Stoffer), hier (Tineke Huizinga), hier (drs. Edward Groenenboom en drs. Aart van Wolfswinkel) en hier (mr. Diederik van Dijk).
‘Je brein de baas’- Presentatie van boek prof. dr. André Aleman in 2017
Op 29 november 2017 presenteerde de neuropsycholoog prof. dr. André Aleman zijn boek ‘Je brein de baas‘. In zijn boek breekt hij een lans voor het bewuste denken. ‘Hij laat aan de hand van de nieuwste inzichten uit de hersenwetenschap zien dat het menselijk bewustzijn wel degelijk ons gedrag stuurt.’ Na deze presentatie plaatste experimenteel psycholoog dr. Jacob Jolij kritische kanttekeningen bij de presentatie van Aleman. Daarna gingen ze met elkaar en met de zaal in debat. Met dank aan ‘Studium Generale‘ is deze presentatie opgenomen en delen we de presentatie hieronder.
De oorspronkelijke zonde – Dr. Dirk Baarssen beantwoordt een vraag over de erfzonde
Enige tijd geleden kreeg ik verschillende vragen via de e-mail van een gepensioneerde arts en medisch doctor over de erfzonde. Hij had via een predikant in de Hersteld Hervormde Kerk begrepen dat een kind in de baarmoeder hier drager van is. Een embryo of foetus heeft dus al vanaf de bevruchting of innesteling zonde. Hij gaf aan dat hij nog nooit in zijn hele leven over deze zaken gehoord had in de kerken die hij bezocht had in binnen- en buitenland. Van huis uit was hij opgegroeid in de Vergadering van Gelovigen.8 Hoewel de meeste lezers van deze nieuwsbrief deze vragen misschien nooit stellen, omdat ze er wel mee opgevoed zijn, leek het ons leerzaam de antwoorden op deze vragen ter overdenking van de erfzonde te publiceren.
Ik heb de vragen genummerd en doe dat ook bij de antwoorden.
Vraag 1: Gaat het hier niet om een theologische ver doorgeredeneerde constructie die niet uit de Bijbel komt? (In de Vergadering heeft men alleen de Bijbel om zich op te baseren.)
Vraag 2: Het is toch niet mogelijk om te spreken over een kind dat in de baarmoeder actief zondigt tegen de wil van God (zoals een volwassene)?
Vraag 3: Wat betekent hier het begrip erfelijkheid? Als de erfzonde fysiek wordt doorgegeven via de voortplanting, gaat dit dan via het DNA en bestaat er dus een erfzonde-gen?
De erfzonde, aangeboren zonde of ‘oorspronkelijke’ zonde is in de gereformeerde theologie een term die slaat op de ‘staat’ van de zonde, die verspreid is over alle afstammelingen van Adam en de oorzaak is van alle andere zonden.9 Het gaat hier niet om een theologische constructie die in de Bijbel niet voorkomt (antwoord 1). Hoewel de term als zodanig in de Bijbel niet voorkomt, wordt de inhoud van dit begrip in de Bijbel wel geleerd. De Bijbel en, in navolging daarvan, onze gereformeerde belijdenisgeschriften leren dat Adam niet alleen persoonlijk zichzelf verdorven heeft door de zonde, maar ook zijn nageslacht. Adam vertegenwoordigde namelijk (als bondshoofd van het werkverbond) zijn gehele nageslacht. Daarom wordt de gehele mensheid (met uitzondering van Christus) in zonden ontvangen en als kinderen des toorns geboren, dood in zonden en slaven van de zonde. Door Gods rechtvaardig oordeel komt de verdorvenheid van Adam op al zijn nakomelingen. Deze verspreiding geschiedt niet door navolging, zoals Pelagius heeft geleerd, maar door voortplanting van de verdorven natuur (Artikel 15 Nederlandse Geloofsbelijdenis, Vraag en Antwoord 7–8 Heidelbergse Catechismus, Hoofdstuk 3–4, Artikel 2–3 Dordtse Leerregels).
Volgens Paulus’ betoog in Romeinen 5:12 is door één mens Adam (waaronder ook zijn vrouw viel, want deze twee waren één vlees) de zonde in de wereld ingekomen. Adam bracht de zonde in de wereld. Maar dat niet alleen: “en door de zonde de dood”. De dood is gekomen door de zonde, namelijk als een straf op de zonde (Rom. 6:23). Het gaat hier niet alleen om sterfelijkheid, dus de lichamelijke of natuurlijke dood. Het strafgevolg betreft ook de eeuwige dood of verdoemenis. Nu is de dood over alle mensen gekomen: “en alzo de dood tot alle mensen doorgegaan is.” Waarom is dat? Omdat Adam niet alleen voor zichzelf persoonlijk gezondigd heeft, maar hij vertegenwoordigde het gehele mensengeslacht: “in welken allen gezondigd hebben.” Volgens vers 16 van Romeinen 5 is “de schuld uit één misdaad tot verdoemenis.” Volgens vers 18 betekent dit de verdoemenis van “alle mensen”. Schuld is namelijk een verplichting tot straf. Door de “ongehoorzaamheid van dien énen mens” worden velen tot “zondaars gesteld”, zegt vers 19. We kunnen hieruit afleiden dat Adams zonde allen wordt aangerekend.
Adam geeft zijn afstammelingen ook nog een andere erfenis door, namelijk de innerlijke zondigheid. De zonde wordt overgedragen zoals een bedorven fontein bedorven water laat opspringen, en zoals een kwade boom kwade vrucht voortbrengt (Ps. 51:7). Dit leidt tot het bederf van de totale mens met al zijn (geestelijke) vermogens: het verstand (Ef. 4:17–18; 1 Kor. 2:14–15), de wil (Gen. 6:5; 8:21 en Rom. 8:7), het geweten (Tit. 1:15), het gevoel (Rom. 1:24; Rom. 7:5 en Gal. 5:24) en het lichaam (Rom. 6:12, 19; Jes.1:4–6).
Het is juist dat een kind in de baarmoeder niet actief tegen de wil van God zondigt zoals een volwassene dat doet (antwoord 2). Er is een verschil tussen de ‘dadelijke’ zonde (het actief begaan of doen) en de ‘erfzonde’. Als het gaat over het eerste, wordt van de kinderen gezegd dat ze noch goed noch kwaad doen (Rom. 9:11). In dit opzicht kan men de kinderen ‘onschuldig’ noemen (Ps. 106:38; Jona 4:11). Als het gaat om het tweede, maakt de Schrift duidelijk dat wij van nature, dat is van onze geboorte of moeders lijf aan, de toorn van God vanwege onze aangeboren zonde onderworpen zijn (Ef. 2:3).
Het heeft weinig zin om hier te spreken over een erfzonde-gen dat in het DNA zit, al is de hele mens wel aangetast door de zondeval (antwoord 3). Maar omdat het hier een geestelijke zaak betreft, en zonde niet een substantie is die een dokter tot een bepaalde cel kan traceren, gaat het niet aan om daar op die manier over te spreken. Erfzonde gaat over zowel de ‘erfschuld’ (die hebben alle mensen van Adam geërfd) als over de ‘erfsmet’ (die erven kinderen door voortplanting van de verdorven natuur). We kunnen hier dus op twee manieren spreken over een erfenis:
1. Een erfenis in juridische zin: de schuld van Adam tot verdoemenis van alle mensen (Rom. 5: 12, 16, 18–19).
2. Een erfenis in geestelijke zin: de zonde is verweven met en zit in de menselijke natuur. Een verdorven natuur brengt zo weer een verdorven natuur voort (Job. 14:4).
Volgens de Nederlandse Geloofsbelijdenis is de ‘erfzonde’ genoeg reden om heel het menselijke geslacht te verdoemen. Echter Gods kinderen wordt de erfzonde tot verdoemenis niet toegerekend, maar door Gods genade en barmhartigheid wordt de ‘erfschuld’ hen vergeven. De juridische grond hiervoor is de gehoorzaamheid van Christus (Rom. 5:15–19, 21). Als Gods Geest hen wederbaart, brengt dit een vernieuwing van de zondaar voort. In Christus is hij een nieuw schepsel, al het oude is voorbijgegaan en het is alles nieuw geworden (2 Kor. 5:17). Dit betekent niet dat daarmee de zonde totaal verdwenen is. Het blijvende gevoel van de verdorvenheid moet de gelovigen doen zuchten om verlost te worden van het lichaam dezes doods (Romeinen 7).
© Gereformeerd Venster. Dit artikel is met toestemming overgenomen uit de digitale nieuwsbrief Gereformeerd Venster. Abonneren kan via info@gereformeerdvenster.nl of www.gereformeerdvenster.nl. Een abonnee op deze nieuwsbrief is gratis!
Feedback & Vragen 2022: Is het aanwijzen van een doorgaande historische-theologische lijn in het klassieke scheppingsgeloof een anachronisme?
Vandaag had ik via Twitter een discussie met predikant en theoloog Matthijs Schuurman (PKN Oldebroek).10 Tijdens de discussie verdedigde ik dat er een doorgaande theologische lijn is in opvatting over Schriftvisie inzake onze vroegste geschiedenis zoals deze ook verwoord is in Genesis 1-11. Daarnaast dat de huidige creationisten voortbouwen op deze doorgaande theologische lijn. Schuurman noemde dit een anachronisme. Helaas zonder al te veel onderbouwing. Aan het einde van de Twitterconversatie schreef hij twee tweets die zijn stelling zouden moeten onderbouwen. Omdat er op Twitter geen ruimte is voor een uitgebreid weerwoord, schrijf ik dat hieronder.
Wat is een anachronisme?
De lezer zal zich wellicht afvragen wat een anachronisme is. Een anachronisme is een historische inconsequentie of onmogelijkheid. Wanneer we een schilderij vinden met een moderne John Deere-tractor erop, dan kunnen we niet zeggen dat dit schilderij uit de Middeleeuwen stamt. Als we dit wel doen zou dat anachronistisch zijn, een historische onmogelijkheid. Dit omdat we weten dat het bedrijf John Deere in 1837 opgericht is. Een theologische anachronisme zou zijn dat we uiteenzetten wat Augustinus vond van de Islam. Dat is een historische onmogelijkheid omdat Augustinus nog geen weet had van de Islam. De laatstgenoemde godsdienst ontstond pas twee eeuwen na het overlijden van deze Kerkvader.
Is een doorgaande historisch-theologische lijn binnen het klassieke scheppingsgeloof een anachronisme?
Wat versta ik onder het klassieke scheppingsgeloof? Het gaat daarbij om een zesdaagse schepping en een waargebeurde zondeval als de hoofd- of kernpunten. Verder om het verdedigen van een wereldwijde zondvloed en een waargebeurde spraakverwarring. Het belijden van deze waarheden is geen modern verschijnsel, maar met recht een klassieke belijdenis. Tijdens de discussie verwees ik naar een artikel dat ik eerder schreef met als titel: ‘Komt de ‘creationistische’ Schriftvisie uit de twintigste eeuw?’ (in de voetnoot te raadplegen).11 Ik gaf aan dat het zogenoemde creationisme als sociologisch construct of sociologische tegenbeweging modern is (d.i. afkomstig uit het begin van de 20e eeuw), maar dat het belijden van geloofswaarheden binnen het klassieke scheppingsgeloof en het uitwerken van een scheppingsleer, zoals we die ook bij creationisten vinden, al eeuwenoud is. In een discussie met een ander (maar in dezelfde draad) wees ik ter illustratie van dit punt op het door de eeuwen heen maken van chronologieën op basis van de Schriftgegevens. Dit is geen modern streven om tegenwicht te bieden aan de tijdlijn van de naturalistische natuurwetenschap, maar komt voort uit een waarde hechten aan waargebeurde gegevens in de Schrift. De chronologen wilden deze in volgorde van gebeurtenis zetten, zodat er een beschreven (heils)geschiedenis ontstaat. Dit werd al in de Vroege Kerk zo gedaan en wordt nu nog steeds op die manier gedaan. Twee bekende voorbeelden van chronogisch werk uit het verleden is het werk uit de Vroege Kerk van de kerkvader Theophilus van Antiochië (overleden rond 183) en andere bekend werk is van de bisschop James Ussher (1581-1656). Door de eeuwen heen heeft een groot deel van de kerk de uitgangspunten van het klassieke scheppingsgeloof beleden. Ook nu zijn er gelukkig nog geloofsgemeenschappen die dit belijden en dit ongeacht (de opkomst van) het naturalisme en de huidige tijdgeest. Dit belijden en geloven heeft niet te maken met de naturalistische tijdgeest, maar met het gaan in de voetsporen van de Schrift en de vaderen.
Een vergelijking kan gemaakt worden met het leerstuk van de Drie-Eenheid, hoewel dit leerstuk een meer centrale rol heeft binnen het christendom dan het klassieke scheppingsgeloof is een vergelijking op zijn plaats. Om te weten waar het leerstuk van de Drie-Eenheid vandaan komt gaan we naar de Vroege Kerk. We lezen dan over argumenten vóór de Drie-Eenheid uitgesproken op Concilies en andere kerkelijke vergaderingen. Tot op de dag van vandaag belijden we het leerstuk van de Drie-Eenheid en gebruiken we veelal dezelfde argumenten als de Vroege Kerk (zij het dat ons repertoire van argumenten door de eeuwen heen wat is uitgebreid). Zijn we tegenwoordig anachronistisch bezig als we de belijdenis van de Vroege Kerk nog steeds hooghouden en dezelfde argumenten gebruiken? Er zijn immers tegenwoordig atheïsten die de Drie-Eenheid ontkennen, of zelfs überhaupt het bestaan van God ontkennen. Er zijn eveneens Unitariërs in allerlei vorm die ook van deze Drie-Eenheid niets willen weten. Is het, vanwege het bestaan van deze opponenten, daarom anachronistisch om te verwijzen naar de Vroege Kerk? Nee toch? We belijden, net als de Vroege Kerk, de Drie-Eenheid ongeacht wat de opponent daarvan denkt of vindt.
Evenzo is niet anachronistisch om het klassieke scheppingsgeloof te blijven verdedigen. We kunnen een historisch-theologische lijn opstellen van het klassieke scheppingsgeloof van de Vroege Kerk tot het heden. We belijden immers het klassieke scheppingsgeloof niet omdat er naturalisten zijn die een alternatief hebben, maar omdat we menen dat we dit uit de Schrift kunnen afleiden. Dat geldt ook voor de Vroege Kerk. Zij haalden hun belijdenis over de schepping óók primair uit de Schrift. Uiteraard vraagt iedere tijd om andere antwoorden en hulpmiddelen, maar dat zegt niets over de basis van het belijden. Die is door de eeuwen heen onveranderd gebleven. Binnen het klassieke scheppingsgeloof is er geen onderbreking in belijden van deze geloofswaarheden.12 Dat was in de Vroege Kerk zo, dat was in de Middeleeuwen zo, dat was ten tijde van de Verlichting zo (ondanks de opkomst van de naturalistische natuurwetenschap) en dat is nu nog steeds zo.
De tegenwerpingen van Schuurman
Tegenwerping 1
Schuurman sloot de Twitterconversatie gisteren af met deze eerste quote13:
“Nogmaals: een anachronisme. Want vanaf de 19e eeuw verandert de wetenschap. Je kunt dus niet doen alsof alles wat voor die tijd jouw visie zou ondersteunen ook daadwerkelijk jouw visie ondersteunt. Dat is gewoon een vorm van buikspreken. Daar is niets wetenschappelijks aan.”
Het is geen anachronisme, maar een doorgaande lijn van belijden ongeacht de opkomst van de naturalistische natuurwetenschap en andere facetten binnen de tijdgeest. Zoals gezegd hangt de belijdenis van het klassieke scheppingsgeloof niet af van de opkomst van wetenschap. Ja, de wereld om ons heen is veranderd (de mechanisering en naturalisering van het wereldbeeld) maar dat wil niet zeggen dat het belijden daarom óók moet veranderen of is veranderd. Wie bij de kerkvaders te rade gaat over Darwinistische evolutie is anachronistisch bezig en zal geen antwoorden vinden. Wie bij de kerkvaders te rade gaat vanwege de belijdenis van het klassieke scheppingsgeloof zal veel goud vinden. Onlangs promoveerde patholoog en theoloog prof. dr. Piet Slootweg aan de Vrije Universiteit te Amsterdam.14 In zijn proefschrift zoekt hij naar een doorgaande lijn inzake dierlijk lijden vóór de zondeval. Nu valt er aan het onderzoek wel wat af te dingen15, maar Slootweg was in mijn ogen niet anachronistisch bezig toen hij dit standpunt uit het verleden onderzocht. Belijders van het klassieke scheppingsgeloof laten bijvoorbeeld de vertegenwoordigers van de Nadere Reformatie niet buikspreken, maar spreken deze Nadere Reformatoren na als het gaat om het klassieke scheppingsgeloof. Uiteraard ondersteunen de Nadere Reformatoren daarmee mijn visie inzake de neodarwinistische evolutietheorie niet en evenmin mijn pogingen om te komen tot een modern creationistisch-wetenschappelijk wereldbeeld. Dát zou anachronistisch zijn. Maar ze kunnen wel tot steun zijn in de doorgaande lijn van belijden en verdedigen van het klassieke scheppingsgeloof met Schriftuurlijke argumenten. Het is daarmee niet anachronistisch, omdat er een doorgaande en op hoofdpunten ongewijzigde lijn van belijden van een klassiek scheppingsgeloof is van de Vroege Kerk tot en met de huidige tijd.
Tegenwerping 2
Het tweede Twitterbericht van Schuurman luidde als volgt16:
“Dat is van hetzelfde niveau als: Calvijn zou tegen de auto zijn, Luther zou tegen de ruimtevaart zijn, Kersten zou tegen de onteigening van boeren zijn, Comrie zou tegen de oorlog in Oekraïene zijn.”
Dit is volledig incorrect en er is een wezenlijk verschil in benadering. De voorbeelden in het Twitterbericht van Schuurman zijn duidelijk anachronismen. Maar het vergelijk met het belijden een klassiek scheppingsgeloof is van geheel andere orde en geen anachronisme. Ik beweer namelijk niet dat de scheppingsvisie van Luther, Calvijn, Comrie en Kersten17 gebruikt kan worden in het bestrijden van de neodarwinistische evolutietheorie en evenmin dat de personen gebruikt kunnen worden in de opbouw van een moderne zondvloedgeologie. Dat zou inderdaad anachronistisch zijn omdat de vragen van evolutietheorie en zondvloedgeologie niet, nauwelijks of anders speelden in die tijd (in ieder geval niet in de huidige varianten). De vraag die gesteld kan worden is: wat was het belijden van Luther, Calvijn, Comrie en Kersten inzake een zesdaagse schepping, een waargebeurde zondeval, een wereldwijde zondvloed en een waargebeurde spraakverwarring? Wanneer we dát bestuderen bij deze mannen, dan komen we er achter dat dit niet zoveel verschilt van het huidige belijden van onder andere de zogenoemde creationisten. Aan de laatstgenoemde stroming voel ik mij verbonden, niet omdat de natuurwetenschappelijke kant van dit wereldbeeld zo sterk is (quod non), maar omdat ik de Schrift als Gods Woord en een stroming binnen de kerkgeschiedenis nasprekend een klassiek scheppingsgeloof wil geloven en belijden (en niet anders kan dan geloven en belijden).18 Dat hier bij Schuurman scheefgroei ontstaat en het anachronisme is, naar mijn idee, een foutief beeld van het zogenoemde creationisme. Hij ziet creationisten waarschijnlijk als antithetische evolutiebestrijders die de historiciteit van de Bijbel met modern wetenschappelijk onderzoek willen bewijzen. Hoewel dit mogelijk voor sommige creationisten opgaat, is het beschrevene niet mijn intentie. Ik ben creationist omdat ik meen dat de Schrift niet anders gelezen kan worden dan vanuit de viervoudige Schriftzin (Quadriga) én mij verbonden weet in geloof en belijden aan mijn voorvaderen (Afscheiding/Reveil, (Nadere) Reformatie, Middeleeuwse theologie én Vroege Kerk). Ik ben géén creationist omdat er naturalistische opponenten bestaan óf omdat medecreationisten nu eenmaal zulke sterke natuurwetenschappelijke argumenten hebben (quod non).
Voetnoten
Telgen uit het geslacht Van Meerten in het Napoleontische leger – NIMH vermeldt lijst met militairen
Het Nederlands Instituut voor Militaire Historie (NIMH) bevat een lijst met Nederlanders die dienden in het leger van Napoleon.19 De lijst is samengesteld door de heer Oteman die gebruik maakte van diverse stamboeken en officiersdossiers van Service Historique de la Défense (SHD). Het bevat een overzicht van ‘vrijwel alle registers van het landleger uit de Napoleontische tijd. Ruim 53.000 inschrijvingen (in de toekomst uitgebreid naar 57.000 en marine personeel’. Helaas zijn de gegevens van het 146e en 147e Regiment Infanterie van Linie verloren gegaan door een brand in de Pruisische legerplaats Wesel. Waren bij het Franse leger ook telgen van het geslacht Van Meerten aangemeld? Een eenvoudige zoektocht wijst daar wel op.
Zoeken op ‘Meerten’ geeft 11 treffers.20 Helaas zijn dit niet allemaal telgen uit het geslacht Van Meerten. De lijst bevat fouten en geeft ook telgen uit het geslacht ‘Meerten’, die voor zover we nu weten geen nabije verwantschap met het geslacht ‘Van Meerten’ heeft. Hieronder slechts als het werkelijk een telg uit het geslacht Van Meerten betreft óf als moeder uit dat geslacht afkomstig is.
Bartholomeus de Bruin Ouboter (1794-?)
De eerste naam is Ouboter Bartholomeus Bruin. Hij was militair in het 2e Regiment Gardes d’Honneur. De naam van de militair is verkeerd gespeld en het gaat uiteindelijk niet om een telg uit het geslacht Van Meerten. Het betreft de militair Bartholomeus de Bruin Ouboter (1794-?). Volgens de registratie was hij een zoon van Justus Bruin (Justus de Bruin Ouboter) (?-1812) en Guill. v. Meerten. Dit laatste is niet correct, de moeder was namelijk geen telg uit het geslacht Van Meerten maar uit het geslacht Westerouen van Meeteren. Ze heette in het Nederlands wel Wilhelmina, dus haar verfranste voornaam is wel correct.
Jan van Eck (1793-?)
De tweede naam Jan van Eck is eveneens geen telg uit het geslacht Van Meerten. Jan van Eck diende het 27e Regiment Infanterie van Linie. Jan van Eck was de zoon van Jan van Eck en Grietje van Meeteren en niet Marguerite van Meerten zoals de inschrijving vermeldt. Jan is geboren op 17 juni 1793 te Beusichem.
Joseph van Heteren (1788-?)
De derde treffer is onzeker of het hier gaat om een telg uit het geslacht Van Meerten. Dit geeft de inschrijving ook aan. Het zou kunnen gaan om Joost van Heteren (1788-?) de zoon van Gerrit van Heteren (1833-?) en Grietje van Meerten (1745-1821). Maar helemaal zeker is dat niet. Joseph diende het 11e Regiment Huzaren.
Cornelis van Meerten (1789-1862)
De vijfde treffer is zeker een telg uit het geslacht Van Meerten. Het gaat om Cornelis van Meerten (1789-1862). Hij was militair in de 88e Cohorte. Cornelis was de zoon van Cornelis van Meerten (1755-1819) en Aletta van Elst (1753-1828). Bij de inschrijving wordt zijn moeder Alieda genoemd.
Jan van Meerten (1793-1814)
De zesde en tiende treffer gaat om dezelfde persoon. Jan van Meerten (1793-1814) diende zowel het 142e Regiment Infanterie van Linie als het 8e Regiment Infanterie van Linie. Jan was de zoon van Klaas van Meerten (1764-1831) en Trijntje van Ree (1767-1854). Bij beide inschrijvingen wordt Klaas ‘Nicolas’ genoemd en wordt zowel de voor- als achternaam van Trijntje verkeerd gespeld. Jan heeft gedeserteerd (= het leger ontvlucht) en is in 1814 overleden te Amerongen.21
Lambertus Antony van Meerten (1769-1855)
De elfde en laatste treffer is ook een telg uit het geslacht Van Meerten. Het gaat om Lambertus Antony van Meerten (1769-1855). Hij was verpleegkundige/farmacoloog in het Napoleontische leger. Lambertus Antony was de zoon van Leonard van Meerten (1731-1802) en Cornelia Catharina Beusechem van der Linden (1729-1807). De inschrijving bevat daar echter geen gegevens van, zelfs de namen worden niet vermeld.
Uiteraard moeten al deze gegevens verder geverifieerd worden én dienen we de originele inschrijvingen/beschrijvingen te bestuderen om meer te weten te komen hoe lang deze telgen in het Napoleontische leger gediend hebben en hoe ze gediend hebben. Zo kwamen we er al achter, via de overlijdensakte, dat Jan van Meerten (1793-1814) zijn dienstplicht ontvlucht is.
Voetnoten
Overlijdensakte van Jan van Meerten (1793-1814)
Hierboven wordt de overlijdensakte van Jan van Meerten (1793-1814) weergegeven.22 Op 8 februari 1814 om negen uur in de ochtend deed Cornelis van der Voort (1783-?) in de gemeente Amerongen aangifte van het overlijden van Jan. Cornelis was twee en dertig jaar oud en postkantoorhouder van beroep. Hij deed de aangifte samen met Rijk van Ree (1781-1816), drie en dertig jaar oud en daghuurder van beroep. Zij verklaarden dat Jan op 7 februari 1814 om 11 uur in de ochtend is overleden in de leeftijd van twintig jaar. Hij overleed in het huis van zijn ouders en was een ontvluchte dienstplichtige (conscrit). Jan was de zoon van Klaas van Meerten (1764-1831), wagenmaker van beroep, en Trijntje van Ree (1767-1854).23 Rijk van Ree kon de akte niet ondertekenen omdat hij de schrijfkunst niet machtig was.