Home » Gastbijdrage » De oorspronkelijke zonde – Dr. Dirk Baarssen beantwoordt een vraag over de erfzonde

De oorspronkelijke zonde – Dr. Dirk Baarssen beantwoordt een vraag over de erfzonde

Enige tijd geleden kreeg ik verschillende vragen via de e-mail van een gepensioneerde arts en medisch doctor over de erfzonde. Hij had via een predikant in de Hersteld Hervormde Kerk begrepen dat een kind in de baarmoeder hier drager van is. Een embryo of foetus heeft dus al vanaf de bevruchting of innesteling zonde. Hij gaf aan dat hij nog nooit in zijn hele leven over deze zaken gehoord had in de kerken die hij bezocht had in binnen- en buitenland. Van huis uit was hij opgegroeid in de Vergadering van Gelovigen.1 Hoewel de meeste lezers van deze nieuwsbrief deze vragen misschien nooit stellen, omdat ze er wel mee opgevoed zijn, leek het ons leerzaam de antwoorden op deze vragen ter overdenking van de erfzonde te publiceren.

Ik heb de vragen genummerd en doe dat ook bij de antwoorden.
Vraag 1: Gaat het hier niet om een theologische ver doorgeredeneerde constructie die niet uit de Bijbel komt? (In de Vergadering heeft men alleen de Bijbel om zich op te baseren.)
Vraag 2: Het is toch niet mogelijk om te spreken over een kind dat in de baarmoeder actief zondigt tegen de wil van God (zoals een volwassene)?
Vraag 3: Wat betekent hier het begrip erfelijkheid? Als de erfzonde fysiek wordt doorgegeven via de voortplanting, gaat dit dan via het DNA en bestaat er dus een erfzonde-gen?

De erfzonde, aangeboren zonde of ‘oorspronkelijke’ zonde is in de gereformeerde theologie een term die slaat op de ‘staat’ van de zonde, die verspreid is over alle afstammelingen van Adam en de oorzaak is van alle andere zonden.2 Het gaat hier niet om een theologische constructie die in de Bijbel niet voorkomt (antwoord 1). Hoewel de term als zodanig in de Bijbel niet voorkomt, wordt de inhoud van dit begrip in de Bijbel wel geleerd. De Bijbel en, in navolging daarvan, onze gereformeerde belijdenisgeschriften leren dat Adam niet alleen persoonlijk zichzelf verdorven heeft door de zonde, maar ook zijn nageslacht. Adam vertegenwoordigde namelijk (als bondshoofd van het werkverbond) zijn gehele nageslacht. Daarom wordt de gehele mensheid (met uitzondering van Christus) in zonden ontvangen en als kinderen des toorns geboren, dood in zonden en slaven van de zonde. Door Gods rechtvaardig oordeel komt de verdorvenheid van Adam op al zijn nakomelingen. Deze verspreiding geschiedt niet door navolging, zoals Pelagius heeft geleerd, maar door voortplanting van de verdorven natuur (Artikel 15 Nederlandse Geloofsbelijdenis, Vraag en Antwoord 7–8 Heidelbergse Catechismus, Hoofdstuk 3–4, Artikel 2–3 Dordtse Leerregels).

Volgens Paulus’ betoog in Romeinen 5:12 is door één mens Adam (waaronder ook zijn vrouw viel, want deze twee waren één vlees) de zonde in de wereld ingekomen. Adam bracht de zonde in de wereld. Maar dat niet alleen: “en door de zonde de dood”. De dood is gekomen door de zonde, namelijk als een straf op de zonde (Rom. 6:23). Het gaat hier niet alleen om sterfelijkheid, dus de lichamelijke of natuurlijke dood. Het strafgevolg betreft ook de eeuwige dood of verdoemenis. Nu is de dood over alle mensen gekomen: “en alzo de dood tot alle mensen doorgegaan is.” Waarom is dat? Omdat Adam niet alleen voor zichzelf persoonlijk gezondigd heeft, maar hij vertegenwoordigde het gehele mensengeslacht: “in welken allen gezondigd hebben.” Volgens vers 16 van Romeinen 5 is “de schuld uit één misdaad tot verdoemenis.” Volgens vers 18 betekent dit de verdoemenis van “alle mensen”. Schuld is namelijk een verplichting tot straf. Door de “ongehoorzaamheid van dien énen mens” worden velen tot “zondaars gesteld”, zegt vers 19. We kunnen hieruit afleiden dat Adams zonde allen wordt aangerekend.

Adam geeft zijn afstammelingen ook nog een andere erfenis door, namelijk de innerlijke zondigheid. De zonde wordt overgedragen zoals een bedorven fontein bedorven water laat opspringen, en zoals een kwade boom kwade vrucht voortbrengt (Ps. 51:7). Dit leidt tot het bederf van de totale mens met al zijn (geestelijke) vermogens: het verstand (Ef. 4:17–18; 1 Kor. 2:14–15), de wil (Gen. 6:5; 8:21 en Rom. 8:7), het geweten (Tit. 1:15), het gevoel (Rom. 1:24; Rom. 7:5 en Gal. 5:24) en het lichaam (Rom. 6:12, 19; Jes.1:4–6).

Het is juist dat een kind in de baarmoeder niet actief tegen de wil van God zondigt zoals een volwassene dat doet (antwoord 2). Er is een verschil tussen de ‘dadelijke’ zonde (het actief begaan of doen) en de ‘erfzonde’. Als het gaat over het eerste, wordt van de kinderen gezegd dat ze noch goed noch kwaad doen (Rom. 9:11). In dit opzicht kan men de kinderen ‘onschuldig’ noemen (Ps. 106:38; Jona 4:11). Als het gaat om het tweede, maakt de Schrift duidelijk dat wij van nature, dat is van onze geboorte of moeders lijf aan, de toorn van God vanwege onze aangeboren zonde onderworpen zijn (Ef. 2:3).

Het heeft weinig zin om hier te spreken over een erfzonde-gen dat in het DNA zit, al is de hele mens wel aangetast door de zondeval (antwoord 3). Maar omdat het hier een geestelijke zaak betreft, en zonde niet een substantie is die een dokter tot een bepaalde cel kan traceren, gaat het niet aan om daar op die manier over te spreken. Erfzonde gaat over zowel de ‘erfschuld’ (die hebben alle mensen van Adam geërfd) als over de ‘erfsmet’ (die erven kinderen door voortplanting van de verdorven natuur). We kunnen hier dus op twee manieren spreken over een erfenis:
1. Een erfenis in juridische zin: de schuld van Adam tot verdoemenis van alle mensen (Rom. 5: 12, 16, 18–19).
2. Een erfenis in geestelijke zin: de zonde is verweven met en zit in de menselijke natuur. Een verdorven natuur brengt zo weer een verdorven natuur voort (Job. 14:4).

Volgens de Nederlandse Geloofsbelijdenis is de ‘erfzonde’ genoeg reden om heel het menselijke geslacht te verdoemen. Echter Gods kinderen wordt de erfzonde tot verdoemenis niet toegerekend, maar door Gods genade en barmhartigheid wordt de ‘erfschuld’ hen vergeven. De juridische grond hiervoor is de gehoorzaamheid van Christus (Rom. 5:15–19, 21). Als Gods Geest hen wederbaart, brengt dit een vernieuwing van de zondaar voort. In Christus is hij een nieuw schepsel, al het oude is voorbijgegaan en het is alles nieuw geworden (2 Kor. 5:17). Dit betekent niet dat daarmee de zonde totaal verdwenen is. Het blijvende gevoel van de verdorvenheid moet de gelovigen doen zuchten om verlost te worden van het lichaam dezes doods (Romeinen 7).

© Gereformeerd Venster. Dit artikel is met toestemming overgenomen uit de digitale nieuwsbrief Gereformeerd Venster. Abonneren kan via info@gereformeerdvenster.nl of www.gereformeerdvenster.nl. Een abonnee op deze nieuwsbrief is gratis!

  1. Een gemeenschap van christenen zonder vaste voorganger of predikant.
  2. Vgl. Z. Ursinus, Het Schatboek der verklaringen over de Catechismus der christelijke religie, Barneveld 2013, deel 1: 149–157; P. van Mastricht, Theoretisch-praktische godgeleerdheid, Barneveld 2018, deel 2: 507–556; J.R. Beeke/P.M. Smalley, Reformed Systematic Theology, Wheaton 2020, 2: 365–416.