In 2022 promoveerde Arjan Witzier, predikant van de Christelijke Gereformeerde Kerk van Apeldoorn-Centrum met een studie over de manieren waarop de Heilige Geest is betrokken bij het verstaan van de Schrift tot doctor in de theologie. De studie bestaat uit twee delen. Het hoofddeel bevat een gedetailleerde exegese van relevante nieuwtestamentische teksten. Daarbij gaat het om passages uit de brieven van Paulus en teksten uit het evangelie naar Johannes en uit de eerste brief van Johannes. In de slothoofdstukken komt de betekenis van het onderzoek voor de hermeneutiek aan de orde, dat wil zeggen welke consequenties aan het onderzoek moeten worden verbonden voor het eigentijds verstaan van de Schrift.
Arie Zwiep die een tweedelige studie schreef over de geschiedenis van de bijbelse hermeneutiek ziet geen heil in vragen van aandacht voor de verlichting van de Heilige Geest bij het verstaan van de Schrift. Het zou slechts een machtsmiddel zijn om eigen gelijk te bevestigen zonder daarvoor argumenten te kunnen aanvoeren.
Eric Peels ziet daarentegen wel het belang van de verlichting door de Heilige Geest maar Witzier wijst erop dat onduidelijk blijft wat dit concreet betekent voor zijn hermeneutische methode. Witzier wil zelf uitgaande van relevante nieuwtestamentische teksten meer duidelijkheid bieden. In het tweede hoofdstuk geeft hij een overzicht hoe bijbelwetenschappers en dogmatici in de afgelopen decennia een plaats hebben gegeven aan de verlichting door de Heilige Geest.
In de brieven van Paulus wordt duidelijk dat de Geest ons brengt tot een nieuw verstaan waarin de wijsheid van God – die uitkomt in de gekruisigde Christus – het nieuwe perspectief wordt van waaruit alles wordt beoordeeld. In de verlichtende werking van de Heilige Geest komen de oudtestamentische profetieën tot vervulling en gaan we het Oude Testament op de juiste wijze verstaan. In Jezus Christus is de dageraad van Gods nieuwe toekomst aangebroken. De gebeden van Paulus in de brief aan de gemeente van Efeze laten ons zien dat de Geest de gelovigen ertoe brengt datgene wat zij in Christus hebben, steeds inniger te ervaren in hun leven.
Uiteraard opent de bespreking van de gegevens uit het vierde evangelie met Johannes 3. Duidelijk wordt dat mensen nooit vanuit zichzelf tot het juiste zicht op Jezus komen. Dat laat ons ook Joh. 6:63 zien. Uitgebreid schenkt Witzier aandacht aan de belofte van de Parakleet in Johannes 14:16. De belofte van de Parakleet geldt, zo zegt Witzier terecht, in eerste instantie Jezus’ directe leerlingen. Ik val de auteur bij dat deze belofte ook voor latere generaties betekenis heeft. Nadrukkelijker dan de auteur dat doet, moet worden onderstreept dat deze belofte voor latere generaties nooit uitgaat boven de neerslag van het onderwijs van de Heilige Geest in de geschriften van het Nieuwe Testament.
De gedachte van Witzier dat de omdat-zinnen in Joh. 16:9-11 bijwoordelijk gelezen moeten worden, heeft mij niet overtuigd. Dan zou bedoeld zijn dat de wereld veroordeeld wordt vanwege haar foute maatstaven. Zijn keuze hangt samen met zijn visie dat het werkwoord elenchoo niet met ‘overtuigen’ maar met ‘veroordelen/terecht wijzen’ moet worden vertaald.
Inderdaad heeft dit werkwoord in de Septuaginta en in het Nieuwe Testament veelal die betekenis maar vinden we ook de betekenis van ‘overtuigen/bewijs aandragen’ en zoals Witzier zelf aangeeft, heeft het werkwoord in het Nieuwe Testament deze betekenis in Joh. 8:46 en 1 Kor. 14:24. De traditionele opvatting geeft de mogelijkheid een relatie te leggen met 1 Joh 2:1 als het gaat om overtuigen van gerechtigheid en met 1 Joh. 3:8 als het gaat om overtuigen van oordeel.
In de laatste hoofdstukken van zijn proefschrift trekt de auteur lijnen die doorlopen naar het heden als het gaat om het onderzoek dat hij heeft verricht. In navolging van onder anderen Jan Veenhof spreekt de auteur over actuele Geestes openbaring. Deze Geestesopenbaring moet weliswaar getoetst worden aan het Nieuwe Testament, maar ik meen dat het woord Geestesopenbaring voor het heden geen recht doet aan het feit dat de canon van het Nieuwe Testament is afgesloten.
Witzier is van mening dat op grond van de belofte dat de Geest ons verlicht en in de waarheid leidt, mogen spreken van een meervoudig verstaan van de Schrift. Hier gaat hij uit boven de analyse die hij van Schriftgegevens heeft geboden en gebruikt hij de resultaten van zijn onderzoek om aan de context van de lezer een eigen betekenis toe te kennen.
Witzier gaat niet mee met radicaal postmoderne benaderingen, maar hij maakt wel openingen naar de nieuwe hermeneutiek door de context van de lezer niet onder de koepel van het Schriftgetuigenis te zetten. Hij stelt dat door de werkzaamheid van de Geest lezers in hun eigen contexten tot verstaan van de Bijbel komen. Dat verstaan is dan niet uniform maar pluriform. Op gematigde wijze krijgt zo de postmoderne benadering een plaats.
Opening naar de nieuwe hermeneutiek bij de auteur komt tot uiting in het feit dat hij stelt dat de Schrift meervoudig kan worden verstaan. Concreet noemt hij dan onder andere de vraag naar de positie van de vrouw en seksualiteit. Echter, twee tegengestelde interpretaties van de Schrift kunnen niet beide waar zijn en beide worden toegeschreven aan de verlichtende werking van Gods Geest. Hooguit kunnen ze beide onwaar zijn. Immers, de Geest spreekt Zichzelf niet tegen.
Naar de overtuiging van de auteur schrijft de Geest nieuwe wegen in de geschiedenis. Dat het inder-daad wegen van de Geest zijn, blijkt naar zijn overtuiging dat Jezus erin herkenbaar is. De Geest maakt in een nieuwe situatie duidelijk wie Jezus is en wat Zijn boodschap betekent. Echter, deze formuleringen zijn zo algemeen dat iedereen die op eigen wijze kan invullen. Wanneer hij in het kader van de verlichtende werking van Gods Geest over geloof en gehoorzaamheid spreekt had hij naar voren moeten brengen dat dit altijd gehoorzaamheid is aan het getuigenis van de Schrift waarbij de gang van de oude naar de nieuwe bedeling wordt verdisconteerd.
Witzier noemt als een van de criteria van door Gods Geest verlichtende lezingen dat zij breed worden aanvaard of leiden tot nieuwe collectieven. Echter, telkens wreekt zich hier dat geen recht wordt gedaan aan het feit dat de Schrift een vaste betekenis heeft die weliswaar meervoudig kan worden toegepast.
Er zijn zaken waarover volkomen zekerheid behoort te zijn. Graag had ik gehad dat de auteur daarin concreter was geweest. Ik gaf al aan dat zijn formuleringen dan heel vaag en algemeen zijn. Er zijn ook tal van zaken waar bescheidenheid en voorlopigheid past. Niet omdat er een meervoudig verstaan is van de Schrift, maar omdat het vaak niet zo eenvoudig is om te zeggen wat het juiste verstaan is.
Zeker is ook dat wij in bepaalde contexten oog krijgen voor zaken waarvoor wij eerst geen oog hadden. In een samenleving waarin occultisme een grote plaats heeft, geen Bijbelse gegevens daarover onze aandacht trekken. We kunnen ook denken aan lijden en vervolging. Dat is echter iets anders dan een meervoudig verstaan van de Schrift.
Samenvattend: de conclusies die de auteur uit zijn onderzoek trekt, overstijgen de exegese van de geboden Schriftgedeelten. Die maken ons duidelijk dat de diepste zin van de Schrift voor ons verborgen blijft als wij niet door een levend geloof aan Christus verbonden zijn. Dan denk ik aan Luther die erop wees dat het rechte zicht op wet en Evangelie de sleutel is tot het rechte verstaan van de Schrift.
N.a.v. Arjan Witzier, 2022, Lezen in het licht van de Geest. Hermeneutische implicaties van het nieuwtestamentische spreken over het verlichtende werk van de Heilige Geest (Utrecht: KokBoekencentrum).
Deze gastbijdrage is met toestemming overgenomen van de website van dr. P. de Vries. Het originele artikel is hier te vinden.