Home » Biologie » Was het karkas, gevonden aan de kust van Nieuw Zeeland, van een hedendaagse Plesiosaurus?

Was het karkas, gevonden aan de kust van Nieuw Zeeland, van een hedendaagse Plesiosaurus?

In veel artikelen en boeken, van creationisten en evolutionisten, wordt verwezen naar een karkas dat voor de kust van Nieuw-Zeeland is opgevist. Er wordt gespeculeerd dat het van een moderne Plesiosaurus geweest is. Wat is de waarheid achter deze beweringen?

Op 25 april 1977 werd door een Japanse trawler, de Zuiyo-maru, een mysterieus karkas van een dier opgevist. Het karkas werd opgevist vanuit een diepte van 300 meter, ongeveer 30 mijl (zo’n 48 km, red.) ten oosten van Christchurch in Nieuw-Zeeland. Foto’s, metingen en een schets van het karkas werden gemaakt door Michihiko Yano, waarnemend sectiehoofd van de Taiyo Fishery Company, die aan boord was. Er werden ook weefselmonsters genomen en het karkas werd vervolgens weer overboord gezet. Ooggetuigenverslagen en een studie van de foto’s geven aan dat het schepsel waarschijnlijk al 6-12 maanden dood was (Seta, 1978).

Het gevonden karkas aan de kust van Nieuw-Zeeland was waarschijnlijk niet van een Plesiosaurus, maar van een reuzenhaai. Bron: Pixabay.

Toen ze van de ontdekking hoorden, nam de Taiyo Fishery Company contact op met dr. Fujio Yasuda, professor in de ichtyologie aan de Visserij Universiteit van Tokio, om hem te helpen bij de identificatie van het dier. Om hem bij deze taak te helpen, besloot Dr. Yasuda een aantal andere wetenschappers in te schakelen. Voordat deze groep experts echter conclusies had getrokken, belegde de Taiyo Fishery Company op 20 juli 1977 een persconferentie waarop ze bekendmaakten dat er een vreemd karkas was ontdekt. Binnen enkele dagen speculeerden kranten, televisie en radio over de identiteit van het dier. In een poging om uit de ontstane verwarring te komen, riep dr. Tadayoshi Sasaki, voorzitter van de Tokyo University of Fisheries, wetenschappers uit veel verschillende vakgebieden bijeen om het probleem te onderzoeken en hun conclusies te publiceren. De groep kwam twee keer samen: in september 1977 en in 1978. Hun bevindingen werden door de Société Franco-Japonaise d’Oceanographie in een verzameldocument gepubliceerd (Sasaki, 1978).

Omdat het onmogelijk was om een volledige kopie van dit rapport in Verenigd Koninkrijk te krijgen, heb ik een aanvraag ingediend bij Dr. Makoto Manabe, Curator van Fossiele Reptielen in het National Science Museum in Tokio. Hij was zo vriendelijk mij een kopie te sturen. Enkele van de belangrijkste punten zijn hieronder samengevat.

Omura, Mochizuki en Kamiya (1978) wijzen erop dat het karkas borst- en rugvinnen had met vinstralen. Deze zijn kenmerkend voor vissen, wat het idee tegenspreekt dat het karkas van een Plesiosaurus was. Zeereptielen en zoogdieren hebben bindweefsel. Bovendien, als het dier een Plesiosaurus was, zouden de ledematen in dit stadium van de ontbinding moeten zijn losgekomen van de ruggengraat. De foto’s van het karkas laten zien dat de ledematen van het dier er nog aan zaten (Hasegawa en Uyeno, 1978). Maar als het geen Plesiosaurus was, wat was het dan wel? Elektronenmicroscopie en chemische analyse van hoornvezels die door de heer Yano uit de borstvin van het dier werden gehaald, ondersteunen de conclusie dat het karkas van een haai was. De hoornvezels waren qua morfologie en aminozuursamenstelling vrijwel identiek aan het elastodine van de reuzenhaai (Kimura, Fujii, Sato, Seta en Kubota, 1978). Metingen door de heer Yano naar de lichaamsverhoudingen ondersteunen deze identificatie ook. De ribben waren bijvoorbeeld 40 cm lang. Te kort voor die van een gewerveld dier, uitgezonderd de kraakbenige ribben van haaien (Hasegawa en Uyeno, 1978).

Obata en Tomoda (1978) waarschuwen dat het niet met zekerheid te zeggen is of het karkas van een reptiel of een haai is. Ze suggereren zelfs dat als het een haai is, het tot een nieuw geslacht zou kunnen behoren. Ze geven echter toe dat de chemische analyses van de hoornvezels die van de vin van het schepsel zijn genomen ‘de gedachte sterk ondersteunen‘ dat het dier een haai was en dat ‘er geen bekende fossiele reptielen zijn die overeenkomen met het onderzochte dier‘ (p.52).

Reuzenhaaien worden tijdens ontbinding soms ‘pseudo-Plesiosauriërs’ genoemd, vanwege hun gelijkenis met uitgestorven zeereptielen. Een vergelijking van het karkas uit Nieuw-Zeeland met een foto van een karkas van een reuzenhaai, gepubliceerd in het tijdschrift Diving World, laat zien dat ze qua uiterlijk veel op elkaar lijken (Anon, 1978). Het Nieuw-Zeelandse karkas was niet het eerste karkas dat zo’n verwarring veroorzaakte. Een ander geval was dat van een ‘zeeslang’ die in september 1809 aanspoelde bij Stronsay. Volgens commandant Rupert T. Gould, die in 1933 wervels van het karkas onderzocht, was dit dier ongetwijfeld een reuzenhaai (Dinsdale, 1966). Veel meer voorbeelden van karkassen van reuzenhaaien die werden aangezien voor Plesiosaurussen of zeeslangen worden gegeven in een klassiek boek over dit onderwerp door cryptozoöloog Bernard Heuvelmans (1968).

Een verwante mythe, die vaak wordt herhaald, is dat er in 1977 in Japan een postzegel met een Plesiosaurus werd uitgegeven om deze gedenkwaardige ontdekking te herdenken. In feite werd de postzegel uitgegeven om de 100ste verjaardag van het National Science Museum in Tokio te vieren en had dit waarschijnlijk niets te maken met het Nieuw-Zeelandse karkas (Boyle, 1994).

Concluderend lijkt het, ziende op het bewijsmateriaal, dat het karkas uit Nieuw-Zeeland een, in staat van ontbinding verkerende reuzenhaai, is. Mogelijk van een momenteel niet bekende reuzenhaaiensoort. Beweringen dat het karkas van een recent levende Plesiosaurus was, kunnen niet worden ondersteund. Het wordt sterk aangeraden dat creationisten zich daarom van dit argument onthouden.

Dit artikel is met toestemming vertaald uit Origins. De volledige bronvermelding luidt: Garner, P.A., 1996, The New Zealand ‘plesiosaur’, Origins 21: 24-25 (originele Engelstalige artikel).

Literatuur

  • Anon. (1978) Diving World No.29 (January).
  • Boyle, T.D. (1994) Letter to the editor, Creation Ex Nihilo Technical Journal, 8:155.
  • Dinsdale, T. (1966) The Leviathans, Routledge & Kegan Paul, London. p.185.
  • Hasegawa, Y., Uyeno, T. (1978), On the nature of the carcass of a large vertebrate found off of New Zealand, pp.63-65 in Sasaki, 1978.
  • Heuvelmans, B. (1968), In the wake ofthe sea-serpents, Rupert-Hart Davis, London.
  • Kimura, S., Fujii, K., Sato, H., Seta, S., Kubota, M. (1978), The morphology and chemical composition of horny fibres from an unidentified creature captured off the coast of New Zealand, pp.67-74 in Sasaki, 1978.
  • Obata,I., Tomoda, Y. (1978), Comparison of the unidentified animal with fossil animals, pp.45-54 in Sasaki, 1978.
  • Omura, H., Mochizuki, K., Kamiya, T. (1978), Identification of the carcass trawled by the Zuzyo-maru – from a comparative morphological viewpoint, pp.55-60 in Sasaki, 1978.
  • Sasaki, T. (1978), Collected papers on the carcass of an unidentified animal trawled off New Zealand by the Zuiyo-maru, La Societe Franco-Japonaise d’Oceanographie, Tokyo. pp.1-83.
  • Seta, S. (1978), On the condition of the carcass of the unidentified animal, pp.75-76 in Sasaki, 1978.