Home » Paleontologie

Categorie archieven: Paleontologie

‘Dinosaurs of Croatian carbonate platform’ – Rond de presentatie van dr. Marc Surtees (ICC), een drieluik

Vorig jaar presenteerde zoöloog dr. Marc Surtees uit Schotland een abstract op de ‘Ninth International Conference on Creationism‘ (ICC). Zijn presentatie ging over paleobiogeografie van de dinosauriërs.1 Dr. Surtees gaat er van uit dat de gevonden dinosauriërs uit het Mesozoïcum van ná de zondvloed dateren. Zij spreidden zich vanaf de ark van Noach uit over de aarde. We willen deze visie van dr. Surtees (in de woorden van deze zoöloog) uitwerken in een drieluik. Het eerste deel en tweede deel van dit drieluik omvatten twee presentaties van dr. Surtees. Het derde deel is een samenvatting van de abstract en lezing van dr. Surtees op de ICC (met behulp van zijn PowerPoint die hij ons toestuurde). Het doel van dit drieluik is om studenten en academici te stimuleren tot een soortgelijke deelname (of zelfs met een paper) aan de tiende ICC (vermoedelijk 2028 DV) en een lans te breken voor andere zondvloedmodellen. Vandaag deel twee: ‘Dinosaurs of Croatian carbonate platform‘.

Voetnoten

‘Dinosaur Biogeography’ – Rond de presentatie van dr. Marc Surtees (ICC), een drieluik

Vorig jaar presenteerde zoöloog dr. Marc Surtees uit Schotland een abstract op de ‘Ninth International Conference on Creationism‘ (ICC). Zijn presentatie ging over paleobiogeografie van de dinosauriërs.1 Dr. Surtees gaat er van uit dat de gevonden dinosauriërs uit het Mesozoïcum van ná de zondvloed dateren. Zij spreidden zich vanaf de ark van Noach uit over de aarde. We willen deze visie van dr. Surtees (in de woorden van deze zoöloog) uitwerken in een drieluik. Het eerste deel en tweede deel van dit drieluik omvatten twee presentaties van dr. Surtees. Het derde deel is een samenvatting van de abstract en lezing van dr. Surtees op de ICC (met behulp van zijn PowerPoint die hij ons toestuurde). Het doel van dit drieluik is om studenten en academici te stimuleren tot een soortgelijke deelname (of zelfs met een paper) aan de tiende ICC (vermoedelijk 2028 DV) en een lans te breken voor andere zondvloedmodellen. Vandaag deel één: ‘Dinosaur Biogeography‘.

Voetnoten

Is Morganucodon een overgangsvorm? – Zoöloog dr. Marc Surtees bespreekt dit bijzondere fossiel

Zoöloog dr. Marc Surtees publiceerde in 2020 een paper in Journal of Creation met als titel ‘Is Morganucodon a transitional fossil?1 Door sommige naturalisten wordt dit beestje gezien als gemeenschappelijke voorouder van alle zoogdieren, inclusief de mens.2 Dr. Surtees denkt daar anders over. Naast de publicatie in het voornoemde tijdschrift, maakte hij hier een video over voor zijn YouTube-kanaal ParadigmShift. Met dank aan Surtees delen wij deze video hieronder.

Voetnoten

Onderzoek verbaast paleontologen: T. rex had geen veren

De Tyrannosaurus rex had geen veren, zoals eerder werd vermoed, maar schubben. Dat blijkt uit het bestuderen van oude en nieuwe vondsten van deze dinosauriërs in de Verenigde Staten en Canada. Het beeld dat naturalistische paleontologen hadden van de T. rex moet opnieuw worden bijgesteld.

Een van de vragen voor paleontologen was of de T. rex veren heeft gehad. Tot voor kort ontbrak het materiaal om daar een goede uitspraak over te doen. Dit gebrek aan kennis leidde tot een ware klopjacht naar fossiel huidmateriaal van de T. rex. Nieuwe vondsten werden gedaan en eerdere vondsten werden afgestoft. Zo werd een dinovondst uit 2006, met de naam Wyrex, uit het magazijn van Houston Museum of Natural Science (Texas) gehaald en onderzocht. Bij de verschillende exemplaren werden stukken fossiele huid van de buik, nek, borst, staart en bekkenregio onderzocht. De wetenschappers waren verbaasd toen ze uiteindelijk alle gegevens op een rijtje legden en konden ze geen andere conclusie trekken dan dat de T. rex geen veren heeft gehad. Volgens paleontoloog dr. Phil R. Bell, die meewerkte aan het onderzoek, laat het nieuwe onderzoek ‘zonder twijfel zien dat de T. rex een schubachtige huid’ had. Bell stelt vast dat er een grote hype ontstaan is rondom de geverderde dino’s. Daardoor is men vergeten dat de meeste dinosauriërs een reptielachtige huid hadden. De onderzoekers onderzochten ook andere soorten zoals de Albertosaurus en de Gorgosaurus, dino’s die in hetzelfde leefgebied rondstampten. Ook voor deze soorten kwam men tot de conclusie dat ze niet bedekt waren met veren. De resultaten van het onderzoek zijn gepubliceerd in het juninummer van het wetenschappelijke tijdschrift Biology Letters.1 Overigens sluit de vondst niet uit dat sommige theropoden wel veren hebben gehad. Wetenschappers vermoeden nu dat alleen de kleinere theropoden, zoals de Dilong en de Yutyrannus, veren hadden om zichzelf warm te houden maar dat de reuzen onder de theropoden die niet hadden omdat ze beter in staat waren om de lichaamstemperatuur te reguleren.2

De kunstenaars die betrokken waren bij de speciale T. rex-expositie in Naturalis ontwierpen een T. rex met ‘protoveren’, pluizige structuren aan de armen en op de kop van het beest. In het boek bij de expositie houden de samenstellers overigens een slag om de arm. Ze schrijven daar: “Vooral jonge T. rexjes zullen baat gehad hebben bij de beschermende werking van veren. Hun kleine lichaam koelde immers snel af, in tegenstelling tot het grote lichaam van hun volgroeide soortgenoten. Misschien verloren de dieren een deel van hun verenkleed naarmate ze volwassen werden. Maar evengoed kan ook een volwassen T. rex rijkelijk bevederd zijn geweest. We weten het gewoon niet. Op veel moderne reconstructies zie je vooral veren op de kop.3 De laatste regels van dit citaat moeten we nu herzien. Op basis van deze studie kunnen we namelijk zeggen: de T. rex had geen veren maar schubben. Gelukkig voor Naturalis is de expositie bijna afgelopen en kan de foutieve ‘artist impression’ de prullenbak in. Hoe de T. rex er dan wel exact uitgezien heeft, wat hij at en hoe zijn jachtgedrag was, daar is veel discussie over. We volgen deze discussie met belangstelling.

Dit artikel werd in 2017 geschreven. In 2021 werd verscheen er op deze website ook een soortgelijk artikel over de Carnotaurus (link).

Voetnoten

Overzicht van gepubliceerd naturalistisch-wetenschappelijk onderzoek van creationistisch paleobiochemicus dr. Brian Thomas naar ‘soft tissue’ in oeroude botten

In 2018 promoveerde paleobiochemicus dr. Brian D. Thomas aan ‘Liverpool University op een proefschrift met als titel ‘Collagen remnants in ancient bone’.1 Later verscheen er bij Institute for Creation Research (ICR) ook een monograaf met als titel ‘Ancient and Fossil Bone Collagen Remnants’. Deze monograaf is gebaseerd op zijn dissertatie.2 Daarvoor, maar ook sindsdien, publiceerde dr. Thomas enkele wetenschappelijke artikelen in naturalistische tijdschriften of presenteerde hij zijn werk op naturalistisch-wetenschappelijke conferenties. Zijn onderzoek ontbreekt helaas in het geologische overzicht van masterstudent Willem Jan Blom.3 Het is alweer enige tijd geleden dat ik hierover wat gedeeld heb. In navolging van eerdere overzichten nu dus een overzicht van het werk van dr. Thomas in naturalistisch-wetenschappelijke tijdschriften.4

Wetenschappelijke artikelen vanuit dit onderzoek

(2017) Thomas, B., McIntosh, D., Fildes, T., Smith, L., Hargrave, F., Islam, M., Thompson, T., Layfield, R., Scott, D., Shaw, B., Burrell, C.L., Gonzalez, S., Taylor, S., Second-harmonic generation imaging of collagen in ancient bone, Bone Reports 1 (7): 137-144.
(2017) Thomas, B., Taylor, S., Second-Harmonic Generation Imaging of Medieval Human Bone, Advances in Biotechnology & Microbiology 7 (2): 41-42.
(2019) Thomas, B., Taylor, S., Proteomes of the past: the pursuit of proteins in paleontology, Expert Review of Proteomics 16 (11-12): 881-895.
(2023) Thomas, B., Anderson, K., De Silva, I., Verbeck, G., Taylor, S., Attenuated Total Reflection Fourier Transform Infrared (ATR FR-IR) Spectroscopy Sensitivity to the Thermal Decay of Bone Collagen, Applied Spectroscopy 77 (1): 53-61.

Abstracts vanuit dit onderzoek gepresenteerd op wetenschappelijke congressen

(2015) Thomas, B., Taylor, S., Clarey, T., McIntosh, D., Establishing a Baseline for a Portable Stable Carbon Isotope Detection System, Presented at the 64th ASMS Conference on Mass Spectrometry and Allied Topics.
(2016) McIntosh, D., Giannokous, S., Thomas, B., Fildes, T., Smith, L., Taylor, S., Development of a Portable 13C Isotope Ratio Measurement Technique with Quadrupole Mass Spectrometry, Presented at the 65th ASMS Conference on Mass Spectrometry and Allied Topics.
(2017) Thomas, B., McIntosh, D., Clarey, T., Taylor, S., Establishing a Baseline for Portable Stable Carbon Isotope Detection System, Presented at the 66th ASMS Conference on Mass Spectrometry and Allied Topics.
(2018) Thomas, B., Second-harmonic generation images reveal ancient bone collagen, Presented at the Ancient Proteins@20.
(2019) Thomas, B., Layfield, R., Burrell, C., Taylor, S., Multiple techniques confirm collagen remnants in fossil bone, Presented at the 67th ASMS Conference on Mass Spectrometry and Allied Topics.
(2020) Anderson, K., Thomas, B., Tuinstra, L., Herodotou, S., Myers, P., Taylor, S., Collagen decay studies in aged bone for archaeological applications, Presented at the 68th ASMS Conference on Mass Spectrometry and Allied Topics.
(2020) Thomas, B., Solliday, J., Taylor, S., Cross-Polarisation and Second Harmonic Generation Imaging Reveal Bone Collagen Decay Patterns in Four Fossils, Presented at the 80th Annual Meeting of the Society of Vertebrate Paleontology.
(2021) Thomas, B., Anderson, K., Tuinstra, L., Taylor, S., Collagen Decay Studies in Artificially Aged Bone using Raman Spectroscopy, Presented at PittCon 2021.
(2022)Thomas, B.D., Tuinstra, L., Taylor, S., Finite ages from the Mesozoic era – is bone collagen an open system?, Presented at the 24th Radiocarbon Conference.
(2023) Tuinstra, L., Thomas, B., Robinson, S., Pawlak, K., Elezi, G., Taylor, S., Hydroxyproline extracted grom Edmontosaurus fossil bone from the late Cretaceous, Presented at the 72nd ASMS Conference on Mass Spectrometry and Allied Topics.

Bachelor- en Mastertheses en Dissertaties vanuit dit onderzoek

(2019) Thomas, B.D., Collagen remnants in ancient bone, Ph.D. Dissertation Liverpool University.

Voetnoten

Zoogdierfossiel met melkgebit gevonden

Creationisten zijn geboeid geraakt door fossiele zoogdieren uit het leefgebied van de dinosauriërs.1 Zouden deze zoogdieren de sleutel kunnen zijn voor waar we de vloed/post-vloedgrens kunnen plaatsen? Stevige discussies worden daarover gevoerd.2 Ondertussen zitten ook de naturalisten niet stil. Het ene na het andere fossiel komt boven tafel, vaak geven de fossielen verrassende inzichten. Een van die inzichten is dat de zoogdieren die in het leefgebied van de dinosauriërs leefden meer gevarieerd waren dan eerst werd gedacht.

De vondst

In Schotland werd vorige week een dergelijke ontdekking bekend gemaakt.3 Er zijn melktanden ontdekt in een fossiele onderkaak van een jonge Wareolestes rex. Volgens de naturalist leefde dit beestje in het Midden-Jura, zo’n 165 miljoen jaar geleden. Een creationist zou zeggen dat dit beestje leefde in een gebied waar ook dinosauriërs voorkwamen. De kaak van twee centimeter lang werd in 2015 op het eiland Skye gevonden (Kilmaluag Formation) en is een van de meest complete vondsten van ‘vroege’ zoogdieren die buiten China is gevonden. De kaak werd aan de kust gevonden, waardoor één kant van de kaak is afgesleten door de golven en er enkele tanden en kiezen zijn verdwenen. Met behulp van micro-CT-scantechnologie ontdekte men dat de tanden in de kaak melktanden moeten zijn. Onder de tanden zitten in de kaak namelijk tanden voor het blijvende (volwassen) gebit. Deze volwassen tanden waren nog niet doorgebroken. De vondst laat zien dat het diertje net als mensen eerst een melkgebit had wat in een later stadium werd vervangen door een blijvend gebit. Dat is een duidelijk kenmerk van zoogdieren. De tanden van de jongen hoeven nog niet volwassen te zijn voordat ze worden gespeend.

WAREOLESTES REX
De Wareolestes die in het hoofdartikel beschreven wordt, is geen nieuwe soort. In 1978 vond Eric Freedman een kies en herkende deze als behorend tot een nieuw soort.4 Hij noemde het diertje waarvan de kies was Wareolestes rex.5 Door de jaren heen kwamen daar nog een paar tanden en kiezen bij, maar meer werd er tot nog toe niet gevonden.6 Met de vondst van de in het artikel genoemde onderkaak wordt onze kennis over deze Wareolestes sterk uitgebreid. Vergeleken met haar medebewoners van het gebied, de dinosauriërs, was de Wareolestes rex echter maar een klein dier. In volwassen staat was het net zo groot als een cavia. De Wareolestes at waarschijnlijk grote insecten.

Zooggedrag en tepels

Volgens wetenschappers werden jonkies van het beestje gevoed met melk vanuit een huidflap. Deze aanname doen zij omdat ze geloven dat de tepels en het zooggedrag nog moesten evolueren toen deze Wareolestes rondliep. Onder naturalisten is er veel discussie over hoe het zooggedrag is ontstaan. Op basis van deze vondst is het echter niet uit te sluiten dat de Wareolestes wel tepels had en zooggedrag kende, veel belangrijke eigenschappen die nodig zijn voor het voeden van de jongen blijven namelijk niet behouden bij fossilisatie. De naturalistische filosofie van universele gemeenschappelijke afstamming wordt hier als leidraad genomen. Bij het hanteren van een creationistisch referentiekader is een dergelijke aanname, van geen tepels en geen zooggedrag, niet nodig. Promovendus Elsa Panciroli laat tegenover BBC weten dat dit “wisselen van de tanden ons meer vertelt over hoe dit vroege zoogdier gevoed werd met melk, aangemaakt door de ouders, totdat het uitgroeide tot een volwassen dier.7 Volgens haar is het gedrag van de Wareolestes en de zorg van dit beestje voor haar jongen overeenkomstig dat van moderne zoogdieren. Creationisten zullen deze conclusie onderschrijven. Voor het jonge zoogdier is het spijtig dat het de volwassen staat niet bereikte. Sinds de zondeval is deze schepping onderworpen aan de vloek van de zonde en is één ding zeker in het leven van mens en dier: ze zullen sterven. Maar dankzij deze ontdekking zijn we wel meer te weten gekomen over de rijke variatie bij de zoogdieren die voorkwamen in het leefgebied van de dinosauriërs.

SKYE
Skye is het grootste en noordelijkste eiland van de Binnen-Hebriden, een Schotse eilandengroep. Het eiland, en dan vooral de baai van Bearreraig, staat bekend om de fossielen die er gevonden worden. Zo zijn er in deze omgeving Jurassische dinosauriërs en loopsporen teruggevonden. De laatste tijd worden er ook zoogdieren gevonden waardoor een groeiende lijst ontstaan is. Volgens naturalistische wetenschappers was Skye in het midden-Jura bedekt met lagunes met daarin schildpadden, krokodillen, pterosauriërs en dinosauriërs. Was dit volgens creationisten een ecosysteem van vóór of ná de zondvloed? Dat is afhankelijk van waar je de zondvloedgrens plaatst.

Dit artikel is in 2017 geschreven.

Voetnoten

Dinosauriërs bezien vanuit het scheppingsparadigma – Dr. Matt McLain in zesdelige serie van ‘Center for Thinking Biblically’

Dr. Matthew A. McLain is een paleontoloog die het klassieke scheppingsgeloof uitdraagt en meent dat dit scheppingsgeloof ook gevolgen heeft voor de wetenschappelijke kijk op de werkelijkheid. McLain promoveerde in 2016 aan de Loma Linda University op een proefschrift met als titel ‘Taphonomy of a Lance Formation (Maastrichtian, WY) Dinosaur Bonebed with a Focus on Tooth Traces’.1 McLain vertegenwoordigt een nieuwe generatie creationisten en heeft gedegen onderwijs genoten van zijn leermeesters dr. Leonard R. Brand en dr. Arthur V. Chadwick. Momenteel is hij Associate Professor of Biology and Geology aan The Master’s University in Santa Clarita (Californië). We hebben, met Fundamentum, deze geleerde op het congres ‘Bijbel & Wetenschap 2022’ een lezing laten geven over de zogenoemde zoogdierachtige reptielen (mammal-like reptiles of synapsids).2 Begin 2022 sprak hij voor ‘Center for Thinking Biblically’ in een zesdelige korte serie over dinosauriërs.3 Deze serie is sinds het einde van 2023 door Stichting Logos Instituut ook in het Nederlands ondertiteld. Hieronder ziet u eerst de trailer (die helaas (nog?) niet is ondertiteld) en daarna een korte beschrijving van de serie met tenslotte een verwijzing.4

Inhoudelijk

In de serie wil dr. Matthew A. McLain een creationistische invulling geven van het onderwerp dinosauriërs. Deze beesten passen goed binnen het scheppingsparadigma en zijn zeker niet in strijd met het klassieke scheppingsgeloof. Wetenschap kan ons helpen om details in te vullen en zo te komen tot een gedetailleerd scheppingsparadigma. In het eerste deel van deze serie bespreekt dr. McLain de vraag waarom naturalisten en creationisten anders denken over dinosauriërs. In het tweede deel gaat de paleontoloog in op de vraag hoe we bekend zijn geworden met dinosauriërs en geeft hij fysiek (paleontologisch) en historisch bewijsmateriaal. In het derde deel van deze serie bestudeert McLain wat wél en wat géén dinosaurus is. Welke soorten vallen wél onder dinosauriërs en welke soorten niet. Hij vervolgt dit in het vierde deel als hij kijkt naar de classificatie van dinosauriërs zelf. Welke geschapen groepen (baramin) zijn er te vormen binnen de dinosauriërs. In het vijfde deel bespreekt de geleerde het vraagstuk dat door naturalisten wordt opgeworpen, namelijk de gedachte dat de hedendaagse vogels dinosauriërs als gemeenschappelijke voorouder hebben. Hoe reageren creationisten hierop? Tenslotte gaat dr. McLain in de zesde aflevering in op de vraag hoe dinosauriërs zijn uitgestorven en neemt hij het naturalistische én creationistische verhaal nog eens samenvattend door.

Praktisch

Origineel is de serie opgenomen door ‘Center for Thinking Biblically’. De serie heeft een speelduur van 1:30:29 minuten. Dat wil zeggen dat er in anderhalf uur veel te leren is over dinosauriërs. De Nederlandse vertaling is verzorgd door ‘Stichting Logos Instituut’. Op ‘Center for Thinking Biblically’ is daarvoor een speciale landingspagina aangemaakt. Deze pagina, waarop ook de video’s te zien zijn, is via de link hieronder te raadplegen. Veel zegen bij het kijken en luisteren.

https://thinkbiblically.org/series/bijbels-denken-over-dinosauriers/.

Voetnoten

Feedback & Vragen 2023: Een atheïst en naturalist leest het vogelsporenartikel niet volledig, ziet de aangebrachte nuances over het hoofd en mist daardoor het punt

Onlangs schreef ik over gevonden voetsporen van vogels (of breder: vogelachtigen) in het Trias die een uitdaging vormen voor de naturalist. Bewegingswetenschapper, atheïst en naturalist drs. Bart Klink (voortaan: Klink)1 klom in het toetsenbord en schreef een repliek. Hij verwijt mij de paper in PLOS ONE verkeerd weer te geven. Echter is het Klink die mijn artikel niet goed gelezen heeft, mijn intenties misverstaan heeft en daardoor vecht tegen een door zichzelf opgezette stroman (of: karikatuurbeeld).2 Het is dat Klink bijna smeekte om een reactie, anders had ik het artikel genegeerd. Je kunt wel op elk karikatuurbeeld reageren, maar dan heb je een dagtaak. Het ligt in de aard van een scepticus om een scepticus te blijven, ongeacht wat de opponent er tegenin brengt (we zien dat ook in het sluitstuk van dit artikel). Om niet de beschuldiging te krijgen nooit te reageren op kritiek, reageer ik hier.3 Daarnaast, om niet te vervallen in een welles-nietes-discussie is dit tevens van mijn kant het sluitstuk in deze discussie (met Klink) over deze voetsporen van vogels (of: vogelachtigen)4 in Lesotho. Hopelijk zal de tijd leren wat de sporenmakers zijn en welke kant van de boot voorlopig de beste kant was.5

Een uitdaging = geen probleem

Het gaat al mis in de eerste alinea. Klink geeft aan dat ik geschreven zou hebben dat de vogelsporen (of: sporen van een vogelachtige) ‘een probleem’ zouden opleveren voor de evolutie van vogels uit theropode dinosauriërs. Dat heb ik nergens beweerd. Ik heb wel gezegd dat het een uitdaging vormt voor naturalistische paleontologen. Een uitdaging omdat het naturalistische verhaal herschreven moet worden (wat de auteurs van de paper deels ook op hun wijze proberen te doen). Als zelfs Precambrische zoogdieren in theorie geen problemen opleveren voor het naturalistische paradigma, dan deze sporen al zeker niet. Alles past binnen het naturalistische verhaal, hetzij vanwege datamassage, herinterpretatie, convergentie of de bewering ‘dit type is toch ouder dan eerder gedacht’. Probleem? Nee. Uitdaging? Ja, want het verhaal moet (hoe dan ook) herschreven worden. De naturalistische basisovertuiging zal ongeacht wat daar tegenop komt overeind blijven, het is immers niet voor niets een basisovertuiging.

Koppensnellen

Ten tweede gaat Klink te veel af op alleen de titel. Koppensnellen is zowel letterlijk als figuurlijk geen goed idee. De kop is geschreven om te prikkelen. Dat is in het geval van Klink goed gelukt. Het heeft hem geprikkeld tot reactie. In het artikel spreek ik zelf over voetsporen van vogels (of: vogelachtigen). Waarom? Ik meen dat hier sprake is van naturalistische bias. Wanneer deze voetsporen in de aardlagen van het Krijt of Eoceen gevonden waren, dan waren ze onmiskenbaar toebedeeld aan vogels (of: vogelachtigen). Vogels (of: vogelachtigen) in het Trias zouden echter zowel in theorie als in de praktijk geen uitdaging voor naturalisten hoeven te zijn. Chatterjee, de paleontoloog die Protoavis heeft beschreven, geeft in zijn publicaties zelfs een ‘nieuwe’ fylogenetische boom voor Mesozoïsche vogels (Aves) met Protoavis. Ik ontwaar in het artikel wel degelijk een ad-hoc-oplossing vanwege een naturalistisch vooroordeel, terwijl Chatterjee jaren geleden het mogelijke nieuwe verhaal al heeft gegeven. Dit verhaal past nog steeds binnen het naturalistische paradigma. Echter, zelfs een kleine paradigmaverschuiving gaat langzaam (als een druppelende kraan) en vaak niet zonder ophef.

Overbodig betoog

Ten derde houdt Klink een, in dit opzicht nutteloos, betoog waarom het voetsporen van theropoden (Theropoda) zouden kunnen zijn. In een volgende alinea valt Klink in, een in dit opzicht nutteloze, herhaling dat het ook voetsporen van theropoden zouden kunnen zijn. Dat de voetsporen van deze schepselen zouden kúnnen zijn heb ik nergens ontkend. Sterker nog, de slotzinnen van mijn artikel houden al de, in de paper genoemde, opties open. Wel neig ik in het artikel sterk naar voetsporen van vogels (of: vogelachtigen). Waarom? Omdat de auteurs deze optie uitgebreid bespreken, omdat wanneer deze voetsporen in het Krijt of Eoceen gevonden waren vrijwel zeker vogels (of: vogelachtigen) als sporenmakers zouden worden gezien, maar ook omdat ik in dit kader een kleine paradigmaverschuiving verwacht. Namelijk van géén vogels (of: vogelachtigen) in het Trias naar wél vogels (of: vogelachtigen) in het Trias.

Niet op de hoogte

Ten vierde is Klink niet op de hoogte van de waargebeurde casus van de Santo Domingo Formation. In zichzelf is dat niet problematisch. Je kunt niet alles weten. Echter, in een repliek zou je wat meer gefundeerdere pogingen tot verdieping verwachten. Als hij de voetnoten had gelezen en de weergave van de discussie daaropvolgend (ook in de voetnoten genoemd) had beluisterd, dan had hij geweten waarom dit voorbeeld aangehaald is. Uiteindelijk werden déze sporen opnieuw gedateerd als Mioceen en was de uitdaging op deze wijze opgelost zonder te erkennen dat er sporen van vogels (of: vogelachtigen) in het Trias gevonden zijn. Wetenschappelijk kersenplukken en datamassage. Dit zou ook zó kunnen gebeuren met deze sporen. Dan werken deze sporen niet mee aan een kleine paradigmaverschuiving, maar wordt er gedaan aan datamassage en wetenschappelijk kersenplukken. Echter, wanneer er meer van dergelijke vondsten worden gedaan, dan komt er een keer een tijd dat het bestaan van vogels (of: vogelachtigen) in het boven-Trias wel moet worden erkend.

Zondvloedgeologie

Ten vijfde laat Klink in het sluitstuk van zijn artikel onbegrip zien ten opzichte van het scheppingsparadigma. Opnieuw negeert Klink de in de voetnoot (maar ook in de lopende tekst) genoemde bron. Dan blijft dit onbegrip bestaan. De bron werd aangehaald vanwege de gedachte dat in de aardlagen eerst de voetsporen zouden kunnen voorkomen en daarna (dus hoger in de aardlagen) de lichaamsfossielen. Binnen de korte chronologie (waarbinnen zondvloedgeologie wordt bedreven) is dit geen reden tot zorg omdat tussen het afdrukken van de voetsporen en het begraven van het lichaamsfossiel maar een korte tijd ligt. Hoeveel tijd hangt af van de keuze voor de zondvloedgrens. Nergens heb ik beweerd dat deze voetsporen tijdens de zondvloed moeten zijn afgezet. Zondvloedgeologie is niet hetzelfde als de bewering dat álle aardlagen door de zondvloed zouden zijn afgezet. Voor wat betreft het Trias (en de rest van het Mesozoïcum) zie ik het Rekolonisatiemodel als interessante werkhypothese. Maar zelfs áls je ervan uit gaat dat de aardlagen van het Mesozoïcum tijdens de zondvloed zijn afgezet, dan heb je niet gelijk een bak met water waar alle sedimenten als bij toverslag zijn afgezet. Zelfs dr. Tim Clarey, die er van uit gaat dat het Mesozoïcum tijdens de zondvloed is afgezet, geeft aan dat de zondvloed een progressieve wereldwijde zondvloed was.6 Bij Klink zien we dus een negeren van de voetnoot, een misverstaan van de auteursintentie en onbekendheid met zondvloedgeologie. Deze onbekendheid komt opnieuw openbaar in de tweede stelling. De aardlagen die afgezet zouden zijn door de zondvloed weerspiegelen het leven vóór de zondvloed. Wanneer er dan vogelsporen (of: van een vogelachtige) voorkomen in aardlagen die tijdens de zondvloed zijn afgezet, dan weerspiegelt dát de vogels (of: vogelachtigen) van de eerste wereld (het begin). In deze creationistische visie leefden Cambrische fossielen gelijktijdig met Mesozoïsche fossielen. Ze zijn alleen relatief gezien eerder afgezet.7 De tweede stelling is dus een oneigenlijke stelling voortkomend uit een poging om de zondvloed te verklaren of weg te verklaren vanuit een naturalistische tijdschaal (van miljoenen jaren eerder en miljoenen jaren later). Wanneer je de naturalistische tijdschaal gaat toepassen op de creationistische tijdschaal (of: Bijbelse tijdlijn) dan kom je per definitie scheef uit. Dit heb ik al vaker genoemd naar Klink, dus het is vreemd dat deze kwestie hier opnieuw herhaald wordt alsof er geen enkel weerwoord is geweest.

De kersenpluk van Klink

Ten zesde lijkt het er op dat Klink de paper zelf niet goed gelezen heeft en daarom de spanning of uitdaging (die de auteurs goed hebben weergegeven) ook niet ervaren heeft of vanwege een naturalistisch vooroordeel niet kan (of: wil) zien. Dit blijkt hieruit dat hij met geen woord rept over het (in de paper genoemde) omstreden fossiel van Protoavis, wat één van de kernfossielen is in mijn artikel. Bovendien lijkt Klink ichnologie als wetenschapsonderdeel van de paleontologie enigszins te bagatelliseren. Als de lichaamsfossielen (mogelijk) vooralsnog ontbreken, maar ook als ze er wel zijn, is ichnologie een zeer nuttig en bruikbaar onderdeel. Van sommige beesten zijn alleen de ichnofossielen bekend (ichnospecies).8 De voetsporen van Ipolytarnóc bijvoorbeeld zijn zeer beroemd.9 Ichnologie is een volwaardige tak van sport binnen de paleontologie en de resultaten moeten we (niet alleen als het uitkomt) zeer serieus nemen.

Dino-vogel-hypothese als naturalistische basisovertuiging

Ten zevende betreffende het niet geheel omstreden zijn van de dino-vogel-hypothese geeft Klink mij indirect een punt. Volgens hem gaat het dan om de timing die niet geheel omstreden is. Dat was exact mijn intentie met het geschrevene: discussie over de timing laat zien dat onderdelen van deze hypothese in de praktijk niet geheel onomstreden is. De dino-vogel-hypothese is niet alleen praktische theorievorming, maar zeker al vóór Thomas Henry Huxley (1825-1895), óók een naturalistische basisovertuiging.10 Deze basisovertuiging wordt te vuur en te zwaard verdedigd en wordt vaak als frame over de vondsten gelegd.

Meten met twee maten

Volgens de auteurs van de paper zijn er ten minste drie opties qua sporenmakers. In deze spreekwoordelijke boot hang ik aan de kant van vogels en/of vogelachtigen. Ik meen dat naturalistische bias de onderzoekers er van weerhoudt om volop te kiezen voor vogels (of: vogelachtigen) als sporenmakers. Net als bij de relatief grotere Mesozoïsche zoogdieren en de vogels van het Krijt heb ik goede hoop dat ook hier een kleine paradigmaverschuiving zal plaatsvinden. Over vijftig jaar vinden we vondsten van vogels (of: vogelachtigen) in het Boven-Trias waarschijnlijk heel gewoon. De tijd zal leren of ik daar gelijk in heb. In ieder geval heb ik de paper in PLOS ONE niet verkeerd weergegeven (of: begrepen). Al heb ik wel aan één kant van de boot gehangen, heb ik toch de andere mogelijkheden niet uitgesloten. Wat ten slotte nog opvalt is dat er meer populairwetenschappelijke websites waren die een dergelijke titel gebruikten.11 Déze titels worden door Klink echter niet bekritiseerd, mogelijk omdat de auteurs van die artikelen vanuit een naturalistische basisovertuiging opereren. Naast dat Klink het prikkelende karakter van de titel over het hoofd ziet, meet hij hier ook nog eens met twee maten.12

Voetnoten

Voetsporen van vogels uit het Trias van Lesotho vormen een uitdaging voor naturalistische paleontologen

In het bekende en toonaangevende tijdschrift PLOS ONE verscheen eind vorige maand een belangrijk artikel met implicaties voor de veel gepropageerde dino-vogel-evolutie. In het zuiden van Afrika (Elliot Formation, Maphutseng, Lesotho) zijn voetafdrukken van vogels gevonden die, binnen de naturalistische tijdschaal, maar liefst 60 miljoen jaar vroeger voorkomen dan de eerste onbetwiste fossielen van vogelachtigen (zoals Archaeopteryx). De vondst was al langer bekend, maar is nu opnieuw in detail bestudeerd en beschreven.1

Grotten in de Elliot Formation van Lesotho. De vogelsporen zijn in deze formatie gevonden. Bron: Wikipedia.

Wel of geen vogelsporen?

Uiteraard is er veel discussie over deze vondst. Vogelsporen in het zogenoemde Trias zou wel erg opmerkelijk zijn, zeker voor de naturalistische tijdschaal en de vermeende dino-naar-vogel-transitie. Overigens is deze gedachte niet zo heel vreemd, fossielen van vogels uit het Trias zijn zeer zeldzaam of ontbreken. Het enige bekende fossiel van een vogelachtige uit het Boven-Trias is Protoavis, maar deze vondst wordt om verschillende redenen in twijfel getrokken en op zijn minst als ambigu aangemerkt. Fossielen van de eerste vogelachtigen, zoals Aurornis, Anchiornis, Archaeopteryx en Xiaotingia, worden al gevonden in het Midden- en Boven-Jura. Fossielen van de eerste échte vogels (Neornithes) worden echter pas ‘veel later’ gevonden, in het Boven-Krijt. Hoewel de sporen een duidelijke vogelachtige voetmorfologie laten zien en lijken op Cenozoïsche en moderne vogelvoetsporen, menen de onderzoekers dat het hier hoogstwaarschijnlijk gaat om sporen van een andersoortige (waarvan het fossiel mogelijk nog gevonden moet worden) drietenige of -vingerige archosaurus. Archosauriërs zijn uitgestorven reptielen die fossiel gevonden worden in onder andere aardlagen van het Perm en Trias.2 Hoewel de onderzoekers de ‘vogels’ niet helemaal uitsluiten, denken ze, vermoedelijk vanwege naturalistische bias, toch aan een ander diersoort. Bijzonder is hoe daarmee opnieuw de dino-vogel-hypothese leidend is bij het interpreteren van de gegevens. De auteurs geven overigens wel aan dat deze vermeende dino-naar-vogel-transitie nog steeds niet geheel onomstreden is. Hoewel deze sporen duidelijk lijken op voetsporen van Cenzoïsche en moderne vogels, is het vanuit een naturalistisch paradigma natuurlijk niet mogelijk en ook niet verwacht dat zulke vogels deze voetsporen zouden hebben achtergelaten. Die waren er immers toen nog niet. Des te opmerkelijker is het dat, in plaats van dat Protoavis opnieuw wordt afgestoft en gezocht wordt naar fossielen van vogelachtigen in het Boven-Trias, het er op lijkt dat er een ad hoc-hypothese opgesteld wordt om de verschijnselen te verklaren. Dit voorbeeld doet denken aan de gevonden vogelsporen in de Santo Domingo Formatie (Argentinië). Hier werden toen ook vogelsporen uit het Boven-Trias gevonden. Na wetenschappelijk kersenplukken werden deze voetsporen uiteindelijk wél gezien als vogelsporen en gedateerd als Cenozoïsche voetsporen.3

Tenslotte

Voor de dino-vogel-hypothese zijn deze vogelsporen uit het Trias kennelijk (maar zelfs binnen het naturalistische paradigma ten onrechte) niet te verteren. Creationisten die niet uitgaan van de dino-vogel-hypothese hebben het hier, vanwege de tijdschaal, veel eenvoudiger. Deze vondst past goed binnen het scheppingsparadigma, zelfs als onomstotelijk zal blijken dat Protoavis geen goed fossielmateriaal is of ambigu blijft. In 1982 schreef dr. Leonard R. Brand in het blad Origins van Geoscience Research Institute al waarom we, binnen de zondvloedgeologie, eerst de voetsporen vinden en daarna (dus hoger in de geologische kolom) pas de fossielen.4 Vogelsporen in het Trias terwijl we de fossielen pas hoger in de geologische kolom vinden? Binnen zondvloedgeologie is dat goed mogelijk, omdat er niet zoveel tijd zit tussen de sporen en de eventuele sporenmakers. Wanneer er toch een vogelfossiel, zoals Protoavis, in het Trias wordt gevonden, vormt dat ook geen uitdaging voor het scheppingsparadigma! Kennelijk is het beestje dan kort na zijn voetafdruk omgekomen. Kan het ook anders zijn? Natuurlijk! We volgen de discussie over deze vogelsporen daarom op de voet.

Noot van de redactie: Op dit artikel kwam commentaar, onder andere van drs. Bart Klink. Op zijn commentaar heeft Jan van Meerten een weerwoord geschreven. Dit weerwoord is hier te vinden. Drs. Bart Klink, die graag het laatste woord heeft, heeft op 3 maart 2024 daar weer op gereageerd. Het blijkt een ongenuanceerde herhaling van zetten, namelijk zonder recht te doen aan het originele paper, dit artikel en de repliek. Zoals gezegd laten we de discussie tussen Van Meerten en Klink op dit punt rusten.

Voetnoten

Dino’s in de Arnhemse dierentuin

Dinosauriërs spreken tot de verbeelding. Al jong kunnen kinderen helemaal weg zijn van deze imposante dieren. Zet dinosauriërs in bij een actie voor kinderen en je hebt gegarandeerd succes. En terecht! Veel van deze beesten zijn om van onder de indruk te raken. Het zijn indrukwekkende hoofdstukken uit het Scheppingsboek van onze Schepper. Afgelopen maand (oktober 2018) pakte de Arnhemse dierentuin Burgers’ Zoo ook uit met haar dino’s.1 Gisterenmiddag (25 oktober 2018) bezocht ik deze dierentuin om te kijken hoe er over de dino’s gesproken wordt.

Variatie

In Burgers’ Zoo worden de volgende dinosauriërs weergegeven: Brachiosaurus, Pachycephalosaurus, Ankylosaurus, Kosmoceratops, Tochisaurus, Therizinosaurus, Spinosaurus, Triceratops, Herrerasaurus, Stegosaurus, Velociraptor, Dromaeosaurus, Baryonyx, Tyrannosaurus, Dilophosaurus, Cryolophosaurus, Oviraptor, Carnotaurus, Shunosaurus en de Wuerhosaurus. Daarnaast zijn er enkele soorten die geen dinosauriërs zijn, namelijk de Pterodactylus, Dimetrodon, Confuciusornis en de Plesiosaurus. Hierdoor leren de kinderen bekende dinosauriërsoorten beter kennen. Al worden er in de dierentuin slechts een tiental dinosauriërs tentoongesteld, de kinderen krijgen wel een indruk van de rijke variatie die er onder de dino’s geweest is. Zo zien ze de verschillende variaties binnen het basistype van de tyrannosaurus. Ze komen daardoor meer onder de indruk van de Schepper en Zijn schepping. Vanuit het oergenoom kwam een rijke schakering aan eigenschappen tot uitdrukking. De dierentuin wil ook spannend avontuur bieden aan de kinderen en laat hen daarom ‘Gigantisch apenkooien tussen de dino’s’. Leuk om de kinderen daarmee bezig te zien. De reconstructies van de dinosauriërs zijn vermoedelijk afkomstig uit de tentoonstelling World of dino’s, die afgelopen zomer in de jaarbeurshallen gehouden werd.

Veren

In de dierentuin krijgt de Velociraptor mongoliensis veren op zijn kop. Bij dit beest is er geen direct bewijsmateriaal dat het dier veren heeft gehad.2 We moeten echter voorzichtig zijn en zolang er geen veren gevonden zijn ze niet op deze beesten plakken. Als ze wel gevonden worden (iets wat bij de velociraptor zeer goed mogelijk of zelfs waarschijnlijk is), moeten we niet langer in de ontkenningsfase blijven zitten maar de gegevens accepteren. Er worden verschillende dinosauriërs met veren gevonden, daar hoeven we niet om heen te draaien, maar als ze (nog) niet zijn gevonden moeten we ze er ook niet opplakken. Het feit dat sommige dinosauriërs veren hebben gehad zegt overigens niets over een mogelijke afstamming van vogels van dino’s. Er bestaat een discontinuïteit tussen de verschillende vogelgroepen enerzijds en de verschillende dinosauriërgroepen anderzijds.3 Gelukkig wordt de Tyranosaurus rex in deze dierentuin niet uitgebeeld met veren. De Dromaeosaurus albertensis krijgt in de dierentuin een harige vacht, terwijl het beest in andere reconstructies juist veren heeft.4 Het blijkt daarmee niet altijd even gemakkelijk om een waarheidsgetrouwe reconstructie te maken. Wees daarom voorzichtig met reconstructies en zie ze vooral niet als feitelijke weergave.

Volgens Burgers’ Zoo stammen de vogels overigens wel van de dinosauriërs af. Er wordt op het bordje bij de oervogel Confuciusornis geschreven dat ‘deze oer-vogel een afstammeling is van de dino’s. De hedendaagse vogels zijn heel nauw verwant aan dino’s.’ Hierboven verwees ik al naar de studie van McLain et al. dat laat zien dat er sprake is van discontinuïteit tussen de dinogroepen en de vogelgroepen.5 Hier presenteert de dierentuin een naturalistische vooronderstelling als feit. Tegenover onze kinderen is dat misleidend. Overigens laat de reconstructie ook hier te wensen over. We zien als reconstructie een megavogel met een spanwijdte van meer dan twee meter en een hoogte van op zijn minst 1,5 meter. Terwijl de Confuciusornis in werkelijkheid een spanwijdte van rond de 1 meter had en niet meer dan 1 kilo woog. Is de reconstructie bewust zo gemaakt om het voor kinderen aannemelijker te maken dat vogels afstammen van dino’s?

Opgravingen in de woestijn

In deze tijdelijke tentoonstelling vinden we geen verwijzing naar de naturalistische miljoenen jaren. Wel worden kinderen indirect met het naturalistische wereldbeeld geconfronteerd. Op het bordje bij de Dimetrodon staat bijvoorbeeld dat dit beest leefde ‘voor de tijd van de dinosauriërs’. Met de huidige kennis was het beter te zeggen dat dit beest niet voorkwam in het leefgebied van de dinosauriërs of dat de resten van dit beest (nog) niet samen gevonden zijn met de resten van de dinosauriërs. Er wordt op de bordjes bij de dinosauriërs ook gesproken over ‘tijdperk’ met erachter bijvoorbeeld ‘Laat-Krijt’. Als je voor ‘tijdperk’ en ander woord in gedachten houdt zoals ‘leefgebied’ of ‘aardlaag’ is er niets aan de hand. Dat ligt anders in het woestijnecosysteem van Burgers’ Zoo. Daar vinden we, in de hoek van het gebouw, de opgraving van een schedel van een Tyrannosaurus rex in de Amerikaanse woestijn. Het bord bij deze opgraving luidt als volgt: “De dinosaurus Tyrannosaurus rex leefde 70-65 miljoen jaar geleden in het gebied dat vandaag het Westen van de Verenigde Staten is. (…) Nog veel ouder zijn de stukken van versteende boomstronken aan de andere kant van het pad. Ze zijn van naaldbomen die 250-200 miljoen jaar geleden in Noord-Arizona groeiden. (…)” Deze jaartallen worden sterk in twijfel getrokken door creationisten. Allereerst worden er in dinosauriërsbotten zacht weefsel en eiwitten gevonden die onmogelijk miljoenen jaren bewaard kunnen blijven.6 Ten tweede zijn radiometrische dateringsmethoden niet betrouwbaar als het gaat om absolute leeftijden.7 Door deze tekst worden onze kinderen (maar ook hun ouders en/of opvoeders) op en dwaalspoor gezet.

We moedigen kinderen aan deze dino’s, waar ook tentoongesteld, te bekijken en er veel over te lezen. Er ligt daarbij een taak voor de ouders om met de kinderen de feiten te scheiden van de naturalistische interpretatie. Dinosauriërs zijn indrukwekkende dieren. Hoofdstukken in Gods scheppingswerk. Daar mogen wij van genieten en onder de indruk van zijn.8 Naturalistische natuurfilosofie is echter schadelijk voor onze kinderen en zorgt ervoor dat verwondering kan omslaan in ongeloof.

Voetnoten