Het recht op leven van het ongeboren kind is in verschillende wetten en verdagen vastgelegd. Het meest aansprekende is wel artikel 2 van het Burgerlijk Wetboek Boek 1: “Het kind waarvan een vrouw zwanger is wordt als reeds geboren aangemerkt zo dikwijls zijn belang dit vordert.” In art. 26 van de Grondwet wordt ditzelfde voor de Koning nog eens op de rij gezet.
De zwangerschap begint zodra de bevruchting heeft plaats gevonden. Een nog ongevormd verborgen begin van een kind is daar. Wetenschappelijk staat vast dat er leven is. Gedurende de eerste twee maanden van de zwangerschap worden alle organen gevormd en na drie maanden werken alle zintuigen en zijn spieren en zenuwen gesynchroniseerd. Het kind kan dan pijn voelen.
Daarnaast wordt ieders leven beschermd in artikel 289 Wetboek van Strafrecht en in het bijzonder ongeboren leven in artikel 296 lid 1 t/m 4 Wetboek van Strafrecht. Abortus, dat is het afbreken van de zwangerschap, is strafbaar. Bovenal zijn er diverse verdragen waarin het recht op leven is beschermd. Zo is daar art. 6 Verdrag inzake de Rechten van het Kind dat het recht op leven veilig stelt. Krachtens artikel 2 van dat verdrag is onderscheid maken op grond van geboorte discriminatie. Ook staan dezelfde bepalingen in zowel het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie, artikel 2 lid 1 en artikel 20 en 21, als in artikel 2 en 3 van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens. En last but not least zijn daar artikel 2 en 14 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden ((EVRM).
In de lijn van deze verdragen is artikel 296 lid 5 WvSr., het bevat de uitzondering op lid 1 van dat wetsartikel, een vreemde eend in de bijt. Vooral als we beseffen dat het EVRM door toetreding van Nederland tot dit verdrag directe werking en dus rechtskracht heeft voor iedere burger, dat wordt onderstreept door art. 94 Grondwet.
Art. 14 EVRM verbiedt het maken van enig onderscheid op grond van geboorte. Het kind waarvan de vrouw zwanger is, heeft hetzelfde recht als het kind dat reeds geboren is. Hieruit volgt dat de Wet afbreking zwangerschap in zijn geheel werkelijk niet strookt met het recht van de Europese Unie. Het is onwenselijk dat de wetgever deze wet als zodanig in redelijkheid handhaaft. Want de Nederlandse gezagsorganen zijn gebonden aan een eenmaal gesloten verdrag. Hoewel de wetgever niet zelf is gebonden aan wat hij vroeger heeft besloten, mag de wetgever niet in strijd handelen met deze verplichting van het EVRM. Het verdrag bindt, ook voor de toekomst. Het is nu aan de wetgever om deze oneffenheden recht te maken. Iustitia exaltat gentem (gerechtigheid verhoogt een volk).