Home » Artikelen geplaatst door Peter Kerstholt
Auteursarchief: Peter Kerstholt
Een reliëfgetuige van marmer
Het reliëf van de zevenarmige kandelaar en de tafel van de toonbroden met de twee trompetten op de Titusboog in Rome zijn reeds lang voorwerp van onderzoek in de archeologie. Het zijn afbeeldingen van de tempelschatten, die destijds als buit zijn meegenomen door de Romeinen toen in 70 na Christus de Tempel te Jeruzalem werd verwoest onder aanvoering van Titus. Het is tot op heden, mei 2023, een gewichtige mijlpaal in het zoeken naar Bijbelse sporen die in de Romeinse kunst bewaard zijn gebleven. Hoewel het marmer geelachtig is geworden na eeuwenlange blootstelling aan de buitenlucht en het al tientallen jaren door uitlaatgassen wordt aangetast en ook de onderhoudstoestand slecht is, zijn de hoofdkenmerken van het gebeeldhouwde nog goed zichtbaar. Dat is mede te danken aan de voortreffelijke kwaliteit van deze vermaarde marmersoort, dat is gedolven bij de berg Pentelikon nabij Athene.1
Een vergelijking van het reliëf met de Bijbelteksten Ex. 25: 23-30; 31-40 en Num.10:2 laat zien dat sommige details niet (meer) duidelijk te zien zijn zoals het aantal bloemkelken in de vorm van een knop met bloesem. Een verklaring dat het geen exacte weergave zou zijn van de beschrijvingen in de Pentateuch is ook dat de triomfboog minstens zo’n elf jaar na de verovering is gebouwd en de gouden kandelaar toen reeds was omgesmolten om het amfitheater van de Flaviërs (Coloseum) te bekostigen, zodat het niet meer model kon staan terwijl het reliëf werd vervaardigd. Bovendien was de gouden kandelaar, die de Romeinen hadden buitgemaakt, gesmeed in de tijd van Judas Machabéus, 1 Mak. 4:492, want de eerste kandelaar was verloren gegaan in de Richterentijd. De tweede kandelaar, die was vervaardigd door koning Salomo, 2 Kron.4:21, was eeuwen later geroofd door koning Antiochus, 1 Mak. 1:23, die deze kandelaar waarschijnlijk al had laten omsmelten voordat de bodem van zijn schatkist in zicht kwam en hij de oorlog tegen Judas Machabéus nog moest financieren.
Toch kan het reliëf zeker dienen als bewijs voor de beschrijvingen in de Bijbel. De zeven armen van de kandelaar verwijzen naar de zeven dagen van de week waarvan de zevende en laatste dag de sabbat is. De amandelbloesem verwijst enerzijds naar het waken van God over Zijn woord om dat te doen, zie Jer.1:11-12, anderzijds is het een teken van het einde van de winter, want de bloei van de amandelboom kondigt het ontwaken van de lente aan, een nieuw begin met God. Echter hier lijkt vooral de context van Prediker 12: 5 bewaarheid. Israël ging voor eeuwen, toen leek het misschien voor altijd, van huis. En de woorden van de Heere Jezus gingen in vervulling toen Hij voorzei dat geen steen op de andere steen zou blijven van al die prachtige gebouwen en de Tempel.
Op deze website zijn ook twee andere artikelen over de kandelaar gepubliceerd (hier en hier).
Voetnoten
Bevat het pauselijk citaat over onfeilbaarheid van de Schrift een synchronische contingentie?
Noot van de redactie: Gisteren reageerde mr. Peter Kerstholt op een artikel van dr. Piet de Vries over de onfeilbaarheid van de Schrift. Hij meent een synchronisch contingentie te zien in het aangehaalde citaat. We geven zijn reactie hieronder weer.
Wie het citaat in het artikel De onfeilbaarheid van de Schrift – Een klassiek christelijk en gereformeerd uitgangspunt van dr. P. de Vries gepubliceerd d.d. 2 juli 2024 goed leest komt tot de conclusie dat er een contradictio in terminis (innerlijke tegenspraak) in zit. Het betreft de passage: Het is onmogelijk dat het voorkomen van een vergissing kan samengaan met de inspiratie van de Schrift.3
Het voorkomen of niet maken van een vergissing gaat namelijk juist samen met de inspiratie van de Schrift. Het bezigen van de woorden onmogelijk en kan in deze zin uit het citaat wijzen op een redenering, synchronische contingentie genaamd, van de denker Duns Scotus. Duns Scotus stelt in zijn Lectura I dat proposities met elkaar te rijmen zijn die in de moderne wiskunde elkaar uitsluiten.4 Het blijkt dat Scotus van twee verschillende beweringen één maakt door ze tegelijkertijd te veronderstellen. Maar in werkelijkheid zijn de beweringen aan elkaar tegengesteld en niet eens tegelijkertijd te denken. Daarom is de redenering of gedachte van synchronische contingentie niet waar.
Voetnoten
Bewijsmiddelen waargemaakt – Over bewijs, weten en geloven; de ark van Noach en de Ark des Verbonds

Noot van de redactie: Onlangs plaatsten we op deze website een artikel van dr. Mart-Jan Paul over de vermeende vondst van de ‘Ark des Verbonds’. Daarop volgend kwam deze reactie binnen van mr. Peter Kerstholt, met het verzoek dit als artikel te plaatsen. Om het gesprek in stand te houden geven wij hier graag gehoor aan.
De mens is een oogwezen, dat wil zeggen het oog is bij uitstek het zintuig dat hem van informatie voorziet. Op het terrein van de Bijbelwetenschap ligt het dan ook voor de hand te zoeken naar voorwerpen die bewijzen dat de Bijbel waar en betrouwbaar is. Want fysische verschijnselen of zichtbare bewijzen die de betrouwbaarheid van de Bijbel verifiëren en onomstotelijk doen vaststaan verlenen zekerheid omtrent het bewijs van de zaken die men niet ziet maar gelooft en ten dele kent.
Bij het lezen van de Bijbel rijzen vragen als: is de ark van Noach gevonden? Zijn de tempelschatten zoals de Ark des Verbonds teruggevonden? Een processie van wetenschappers heeft zich bezig gehouden en ingespannen om dergelijke tastbare voorwerpen als bewijsmiddel boven water te krijgen. Om tenslotte te zeggen: Kijk, de Bijbel is waar. God bestaat. Jezus is Heere en God. Wees niet langer ongelovig, maar gelovig. We zullen nu kort ingaan op een tweetal bewijsmiddelen.
De ark van Noach spreekt boekdelen. De locatie is gegeven is het boek Genesis 8:4: Het gebergte van Ararat, dat ligt in het uiterste oosten van het huidige Turkije. Wie er serieus meer van wil weten kan bij het boek van dr. W.J. Ouweneel, hoofdstuk 1 de actualiteit van de ark terecht.5 Een aantal verklaringen, met name van horen zeggen, van getuigen door de geschiedenis heen passeert de revue. Maar er zijn tenminste twee verklaringen van ooggetuigen bij. Zo’n verklaring bevat feiten en omstandigheden die de getuige zelf heeft waargenomen en ondervonden. Weet wel dat de mate waarin iemand feiten en omstandigheden zelf kan waarnemen en ondervinden afhankelijk is van de omvang van zijn ervaring en van zijn op aanleg of ervaring berustend onderscheidings- en combinatievermogen.6 Soms geeft de getuige bij zijn getuigenverklaring zijn reden(en) van wetenschap op. Vanouds geldt dat een zaak vaststaat door twee of meer getuigen; de zaak wordt dan wettig en overtuigend bewezen geacht, mits de getuigen betrouwbaar zijn. De getuigenverklaringen stemmen dan overeen met de feitelijke werkelijkheid. De waarheid staat dan vast. In het geval van de ark van Noach is er overtuigend bewijs geleverd dat de ark op het Araratgebergte was gevonden.
Het tweede bewijsmiddel is de Ark des Verbonds. Volgens oude geschriften volgens het boek 2 Makkabeeën 2 moet de plek onbekend blijven waar deze ark verborgen is vlak voor de Babylonische ballingschap. En volgens Jeremia 3:16 zal de ark niet opnieuw gemaakt worden. Of dat betekent dat de originele ark is vergaan is niet gezegd; dat kan ook blijken uit 2 Kon. 24:13; 25: 13-18 en Jer. 52: 17-23 waar de Ark des Verbonds niet is vermeld. Eind vorige eeuw ging de amateur archeoloog R. Wyatt op zoek naar de Ark des Verbonds. Maar zijn ooggetuige verslag, dat in sommige christelijke kringen nogal wat stof heeft doen opwaaien, voorziet niet in een beslissend of overtuigend bewijs dat de Ark van het Verbond is ontdekt. En dat wordt bevestigd op de website Wyattmuseum. Daarbij komt dat de regel: één getuige, namelijk R. Wyatt zelf, is geen getuige, zijn opgang doet.
Voetnoten
Kanttekeningen bij de bijdrage God, mens en schepping in de wetenschapsbijbel – Mr. Peter Kerstholt reageert op NBV21 Wetenschapsbijbel
Het boek Genesis vertelt ons over het begin van de schepping. Daarmee is het een enig verslag in zijn soort. Omdat het zolang geleden is geschreven en er al millennia lang geen thans levende mens bij aanwezig was, is het een geloofskwestie in hoeverre dit verslag overeenstemt met de werkelijkheid. Geloof is namelijk vertrouwen in de waarheid van iemand anders zijn verslag of verhaal.
De wetenschap in dienst van het geloof tracht de rede zoveel mogelijk aan haar kant te krijgen. De ware wetenschap zal zich op het standpunt stellen niet menen te weten wat zij niet weet. Hoe het heelal precies ontstaan is weet niemand. En hoe oud de aarde is evenmin. Een veelheid van gegevens op tal van onderzoeksgebieden leidt tot een scala aan beweringen. Maar of die beweringen uiteindelijk waar zijn of niet is een kwestie van geloof of bewijs. Vaak tracht men die beweringen in de vorm van argumenten aannemelijk te maken, soms in de vorm van complexe berekeningen, of aan te tonen aan de hand van bewijsmateriaal. Maar aannemelijk maken is niet voldoende voor wetenschap en bewijsmateriaal kan onvoldoende, eenzijdig of niet sluitend zijn. En overtuigingskracht van wetenschappelijke bevindingen sluit nog niet in wetenschappelijk legitiem bewezen. Natuurwetenschappen vertellen juist een verhaal, hoewel ook deze kennis ten dele is, dat rijmt met de Bijbel. Issues zijn vooral tijd, ruimte en snelheid van processen. Omdat het menselijk voorstellingsvermogen tekort schiet duren bepaalde ontwikkelingen in dit verband in de seculiere wetenschap vooral heel lang en gaan ze heel langzaam. Maar of deze aannamen juist zijn houdt altijd een onzekerheidsprincipe in. Zowel de Bijbel als de natuurwetenschap vertellen ons dat tijd en dus afstand en snelheid relatief zijn. Daarom kunnen ontwikkelingen heel snel gaan in een hele korte tijd.
Recht op leven van het ongeboren kind
Het recht op leven van het ongeboren kind is in verschillende wetten en verdagen vastgelegd. Het meest aansprekende is wel artikel 2 van het Burgerlijk Wetboek Boek 1: “Het kind waarvan een vrouw zwanger is wordt als reeds geboren aangemerkt zo dikwijls zijn belang dit vordert.” In art. 26 van de Grondwet wordt ditzelfde voor de Koning nog eens op de rij gezet.
De zwangerschap begint zodra de bevruchting heeft plaats gevonden. Een nog ongevormd verborgen begin van een kind is daar. Wetenschappelijk staat vast dat er leven is. Gedurende de eerste twee maanden van de zwangerschap worden alle organen gevormd en na drie maanden werken alle zintuigen en zijn spieren en zenuwen gesynchroniseerd. Het kind kan dan pijn voelen.
Daarnaast wordt ieders leven beschermd in artikel 289 Wetboek van Strafrecht en in het bijzonder ongeboren leven in artikel 296 lid 1 t/m 4 Wetboek van Strafrecht. Abortus, dat is het afbreken van de zwangerschap, is strafbaar. Bovenal zijn er diverse verdragen waarin het recht op leven is beschermd. Zo is daar art. 6 Verdrag inzake de Rechten van het Kind dat het recht op leven veilig stelt. Krachtens artikel 2 van dat verdrag is onderscheid maken op grond van geboorte discriminatie. Ook staan dezelfde bepalingen in zowel het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie, artikel 2 lid 1 en artikel 20 en 21, als in artikel 2 en 3 van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens. En last but not least zijn daar artikel 2 en 14 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden ((EVRM).
In de lijn van deze verdragen is artikel 296 lid 5 WvSr., het bevat de uitzondering op lid 1 van dat wetsartikel, een vreemde eend in de bijt. Vooral als we beseffen dat het EVRM door toetreding van Nederland tot dit verdrag directe werking en dus rechtskracht heeft voor iedere burger, dat wordt onderstreept door art. 94 Grondwet.
Art. 14 EVRM verbiedt het maken van enig onderscheid op grond van geboorte. Het kind waarvan de vrouw zwanger is, heeft hetzelfde recht als het kind dat reeds geboren is. Hieruit volgt dat de Wet afbreking zwangerschap in zijn geheel werkelijk niet strookt met het recht van de Europese Unie. Het is onwenselijk dat de wetgever deze wet als zodanig in redelijkheid handhaaft. Want de Nederlandse gezagsorganen zijn gebonden aan een eenmaal gesloten verdrag. Hoewel de wetgever niet zelf is gebonden aan wat hij vroeger heeft besloten, mag de wetgever niet in strijd handelen met deze verplichting van het EVRM. Het verdrag bindt, ook voor de toekomst. Het is nu aan de wetgever om deze oneffenheden recht te maken. Iustitia exaltat gentem (gerechtigheid verhoogt een volk).