Home » Filosofie » Proefschrift ds. C.J. Meeuse (2) Het verstand bij de Schriftuitleg

Proefschrift ds. C.J. Meeuse (2) Het verstand bij de Schriftuitleg

Noot van de De Saambinder: Op 28 juni 2024 promoveerde ds. C.J. Meeuse op het proefschrift ‘De bestrijding van het cartesianisme door Jacobus Koelman’. De redactie vroeg hem om de inhoud van zijn proefschrift toe te lichten voor onze lezers. Dit is het tweede van vier artikelen.

Het is voor ons van wezenlijk belang hoe we de Bijbel lezen. Zitten we boven of onder de Bijbel? Laten we onze gedachten heersen, of worden onze gedachten gevangen geleid tot de gehoorzaamheid van Christus?

In de leer van Descartes werd niet direct een aanval gepleegd op de Bijbel. Hijzelf wilde de kerkleer en daarmee de Bijbel buiten zijn kritiek laten, maar aanvaardde ook geen Schriftgezag over de wetenschap. Hij zocht zekerheden in de wiskunde, de natuurkunde, de geologie, de astronomie, de biologie. Goedbeschouwd zocht hij zekerheid in alle wetenschappen, maar niet in de theologie.

Zijn volgelingen, cartesianen genoemd, gingen vaak nog verder. Bij velen van hen raakte het gezag van de Bijbel in het geding, waardoor Bijbelgetrouwe predikanten de strijd aangingen tegen die nieuwe filosofie. Remonstranten en coccejanen stelden zich vaak achter de cartesianen, want zij zochten vrijheid voor hun theologische opvattingen.

Nadere Reformatie

Vanuit de beweging van de Nadere Reformatie ontstond er een bijzonder verzet tegen het rationalisme van het cartesianisme. Voetius heeft in Utrecht en Revius in Leiden leiding gegeven aan de bestrijding ervan aan de universiteiten. Nadere reformatoren die het cartesianisme aanvielen, benadrukten – naast hun kritiek op de plaats van de rede en het spreken over onbetrouwbaarheid van God – de plaats van de Heilige Schrift en de onmisbaarheid van de Heilige Geest bij de verklaring ervan. Opmerkelijk is dat bij de bestrijding van het cartesianisme deze stroming vaak verbonden werd aan het coccejanisme, omdat beide gezien werden als gevaarlijk modernisme. Koelman heeft beide stromingen bestreden.

Koelmans eerste publicatie tegen het cartesianisme was gericht tegen Wolzogen. Hij schreef dit werk in het Latijn, “Examen Libelli Ludovic Wolzogen, de Scripturarum Interprete” (Onderzoek van het boek van Ludovicus Wolzogen over de verklaring van de Schriften). Wolzogen was Waals predikant en hoogleraar aan de universiteiten van Utrecht en Amsterdam. In een geschrift tegen de spinozist Meyer zette hij zijn eigen opvattingen uiteen. Jean de Labadie ging hier als Waals predikant als eerste uit de kring van de Nadere Reformatie tegenin. Koelman had daar aanvankelijk met waardering kennis van genomen, maar door De Labadies eigenzinnig optreden kwam deze buiten het kerkelijk leven terecht.

Koelmans reactie op Wolzogens geschrift is nog weinig onderzocht. Hij leerde onder andere dat een filosofische waarheid niet kan strijden met een theologische. Bij de verklaring van de Schrift kreeg de rede een plaats, genoegzaam om de openbaring te verstaan. Ook spreekt God volgens hem tot mensen in hu eigen taal en kan zelfs bedriegen als Hij dat wil. Leert men dat ook in onze tijd niet, als men Bijbelse uitspraken tijdgebonden acht?

Deurhof acht de rede, als ze door de filosofie gezuiverd is, onfeilbaar zoals God onfeilbaar is. Dit is volgens Koelmans zijn cartesiaanse gronddwaling. De rede wordt zo in plaats van dienstmaagd heerseres. We moeten Gods Woord niet afzwakken door te beweren dat God sprak op menselijke wijze, zodat wat in de Bijbel staat voor ons nu geen waarheid is. Ook acht hij de Heilige Geest noch het geloof nodig voor de uitlegging van de Heilige Schrift. Natuurlijk licht is voldoende. Hij vindt dat de duivel de Schrift net zo goed kan verklaren als God.

Dienstmaagd van de theologie

Koelman wilde, in navolging van Voetius, alle wetenschappen samenbrengen onder de theologie. De filosofie kreeg daarbij een bijzondere positie als ‘ancilla theologiae’. De rede moest zich altijd onderwerpen aan de openbaring. Koelman distantieerde zich, evenals Voetius, van iedereen die de rede op de troon zette. Ons verstand moet verlicht en ons hart moet vernieuwd worde. Dit leert ons dat ‘wij’ de Bijbel niet moeten lezen, maar dat de Bijbel óns moet lezen. We moeten niet boven, maar onder de Bijbel staat en bidden om de leiding van de Heilige Geest.

Dit artikel is met toestemming van de redactie overgenomen uit De Saambinder. De originele bronvermelding luidt: Meeuse, C.J., 2024, Proefschrift ds. C.J. Meeuse (2) Het verstand bij de Schriftuitleg, De Saambinder 102 (29): 6-7.