Home » Kerkgeschiedenis » Predikanten, theologen en andere christenen uit de 18e eeuw en onze vroegste geschiedenis (2) – Dr. Robert Traill (1793-1847), De troon der genade

Predikanten, theologen en andere christenen uit de 18e eeuw en onze vroegste geschiedenis (2) – Dr. Robert Traill (1793-1847), De troon der genade

De troon der genade’. In de serie ‘Bibliotheek Overjarig Koren‘ verscheen in 1988 een preek van de Ierse geestelijke dr. Robert Traill.1 Hieronder bestuderen we de preek op wat deze predikant zegt over onze vroegste geschiedenis. We doen dat in de chronologische volgorde zoals we die ook weergegeven vinden in Genesis 1-11.2

Licht van de natuur

Dr. Traill spreekt over Gods oordelen die over christenen en heidenen (ongelovigen) gaan. Hij wijst erop dat ook de heidenen kennis van God hebben door ‘het flauwe licht der natuur’. Traill op bladzijde 12: ‘Als de Heere deze oordelen over de heidenen brengt vanwege het misbruik van het flauwe licht der natuur, hoe veel te zwaarder en groter moeten de oordelen dan niet zijn voor het misbruik van het licht des Evangelies?3 Heidenen hebben dus het flauwe licht der natuur en dat kunnen ze misbruiken. Wat dit ‘licht der natuur’ inhoudt en hoe ze dat kunnen misbruiken wordt in deze preek niet uitgelegd.

Abel

Dr. Traill verwijst in de preek ook naar Hebreeën 12:24. In deze tekst wordt verwezen naar Abel uit Genesis 4.4 Hij stierf doordat zijn broer Kaïn hem doodsloeg. Wat de betekenis in deze tekst van het noemen van Abel is, wordt in deze preek door Traill niet duidelijk gemaakt.

Conclusie

Heidenen kunnen God kennen door het ‘flauwe licht der natuur’ en een tekst over Abel wordt aangehaald. Helaas blijft het bij een stelling en het citeren van de Abel-tekst en wordt dit in deze preek door Traill niet verder uitgewerkt.

Voetnoten

  1. Op de Engelse Wikipedia is meer informatie over hem te vinden: https://en.wikipedia.org/wiki/Robert_Traill_(Irish_clergyman).
  2. Bron: Traill, R., 1988, De troon der genade, Bibliotheek Overjarig Koren 63 (7): 1-19.
  3. Ibid. blz. 11-12.
  4. Ibid. blz. 15.