Geneeskunde of Klassieke Talen? – Een gesprek tussen een VWO-6 leerling en Alex Thomson (MA)

Onlangs verscheen er een nieuw jongerenblad onder de titel Nabij Jou.1 Het is een initiatief van het Deputaatschap Opvoeding, Onderwijs en Catechese (DOOC), uitgaande van de Gereformeerde Gemeente in Nederland, en de Vereniging tot Bevordering van SchoolOnderwijs op Gereformeerde Grondslag (VBSO). Het blad verschijnt acht keer per jaar. In de derde uitgave een interessant gesprek tussen een leerling van VWO-6 en classicus Alex Thomson (MA) over een eventuele vervolgstudie en een verwijzing naar Weet Magazine.

“In Weet Magazine lees je dat het Bijbelse scheppingsverhaal en wetenschap elkaar niet uitsluiten.” Bron: Pixabay.

Weet Magazine

Deze week is het de zogenoemde Week van de Schepping.2 In deze derde uitgave van Nabij Jou wordt daarom aandacht gegeven aan geloof en (natuur)wetenschap. In de maand maart komt de natuur weer ‘tot leven’. Hierin is de hand van God te zien (Genesis 8:22). “De meeste mensen in ons land geloven niet in een God Die alles laat groeien en bloeien. Zij geloven niet in Jeremia’s worden: Gij hebt de hemelen en de aarde gemaakt, door Uw grote kracht en door Uw uitgestrekte arm.” Ongetwijfeld zullen reformatorische jongeren met dergelijke denkbeelden in aanraking komen. Daarom is het goed om argumenten te verzamelen vóór de schepping en contra evolutionaire denkbeelden. “Want ondanks dat we een geloofsleer hebben, sluiten Bijbel en Wetenschap elkaar niet uit.” Redacteur Marco Visser verwijst voor meer informatie hierover naar Weet Magazine. “Hierin lees je dat het Bijbelse scheppingsverhaal en wetenschap elkaar niet uitsluiten.3 Het is goed dat dergelijke creationistische populair-wetenschappelijke tijdschriften onder aandacht komen in reformatorische jongerenbladeren.4

Vervolgstudie

Jongeren die binnenkort examen hopen te doen, denken flink na over een vervolgstudie. Dat kan leiden tot keuzestress. Welke studie moet ik kiezen? Welke studie past het best bij mijn talenten en karakter? Kan ik mijn talenten ook in Zijn dienst besteden? Niet eenvoudig om op dergelijke vragen een antwoord te vinden. Gelukkig kennen de meeste scholen voor Voortgezet Onderwijs een decaan die de leerlingen daarbij kan helpen. Al eerder adviseerde ik een studie op te pakken ‘in deze vakgebieden en wie weet kun je later als expert bijdragen aan het debat ten voordele van het scheppingsreferentiekader’.5 In Nabij Jou lezen we een verslag van een gesprek tussen een VWO-6 leerling en classicus Alex Thomson (MA)6

Roeping

Lisa de Jong (17) ontdekt na het gesprek met Thomson hoe belangrijk klassieke talen zijn. “Ze praat met hem over studeren in onze tijd, maar ook over het herkennen van een goddelijke roeping.” Voordat het gesprek start vertelt Thomson eerst iets over zichzelf. Hij is geboren in Engeland. Naast talloze activiteiten geeft hij les in Grieks en Hebreeuws aan studenten van de theologische school van de Gereformeerde Gemeenten in Nederland. Lisa twijfelt of ze moet gaan voor een studie Geneeskunde of Klassieke Talen. Hoe maakt zij de goede afweging? Thomson adviseert om datgene te ‘gaan studeren waarvoor je aanleg hebt’. Hij ziet dat als Bijbels en verwijst naar Spreuken 22:6, waarin wordt opgeroepen het onderwijs te laten aansluiten bij hoe het kind is. “De denkkracht is door God ingegeven. Als je merkt waar je denkkracht ligt, waar je zogezegd goed in bent, ben je al op weg om je Goddelijke roeping te onderkennen.” Verder wijst Thomson op verlangen. “Blijft dat verlangen, laat ik zeggen meer dan een half jaar, dan heb je een sterke indicatie dat dat je beroep kan worden. Als het uiteraard een eerlijk beroep is.

Economisch nut

Waarom zou je Klassieke Talen studeren? Veel mensen denken tegenwoordig veelal aan het economische nut van een studie. Wat heb ik eraan, wat verdien ik ermee? Bij het bestuderen van Klassieke Talen leer je echter meer dan alleen de taal zelf. Thomson verwijst naar de Gouden Eeuw, waar studenten standaard Grieks en Latijn kregen: “Het doel was om hun éigen taal daardoor beter te kennen en om beter leiding te kunnen geven, bijvoorbeeld in een stadsbestuur. Een tekst is niet zomaar een verhaal, maar het is een argument met hoofdzaken en bijzaken. Die verschillende onderdelen leerden studenten het beste herkennen door de klassieke talen te bestuderen. Ze konden zo heel makkelijk laten zien of een argument klopte.

Universitaire wereld

De universitaire wereld kan voor een leerling van VWO-6 bedreigend aanvoelen. Zeker als deze leerling op een vertrouwde reformatorische school gezeten heeft. Thomson geeft aan dat het studieklimaat de laatste jaren steeds meer antichristelijk is geworden. “Het is doordrenkt van de gedachte dat alles voor iedereen mogelijk moet zijn. Rectoren van universiteiten kennen de Bijbel niet meer.” Daartegenover staat, waar Thomson al eerder op wees, dat de denkkracht door God ingegeven is. “Christenen moeten daarom de laatsten zijn die bezwaar hebben tegen het bestuderen van de klassieke talen.” Immers, als jongeren geen Klassieke Talen ‘studeren, hebben we vanaf de volgende generatie geen Bijbelvertalers meer!7

Voetnoten

Huwelijksakte van Elisabeth Honig (1856-1890) en Hendrik van Griethuijsen (1851-1907)

Huwelijksakte van Elisabeth Honig (1856-1890) en Hendrik van Griethuijsen (1851-1907) zoals weergegeven in de Burgerlijke Stand van de Gemeente Utrecht.

Hierboven wordt de huwelijksakte van Elisabeth Honig (1856-1890) en Hendrik van Griethuijsen (1851-1907) weergegeven.1 Op 17 mei 1877 verscheen het aanstaande echtpaar voor de Ambtenaar van de Burgerlijke Stand van de Gemeente Utrecht om een huwelijk aan te gaan.

Hendrik van Griethuijsen was vijf en twintig jaar oud en geboren te Schoterland.2 Hij was predikant van beroep en woonachtig te Schaarsbergen, Gemeente Arnhem. Hij was de meerderjarige zoon van wijlen Anthonij van Griethuijsen (1826-1855) en Trijntje Jans Oppedijk (1829-1897). Trijntje was zonder beroep en woonachtig te IJlst.

Elisabeth Honig was een en twintig jaar oud en geboren te Leiden.3 Zij was zonder beroep en woonachtig te Utrecht. Zij was de minderjarige dochter van Johannes Marinus Honig (1824-1905) en wijlen Elisabeth van Meerten (1824-1873).4 Johannes Marinus was winkelier van beroep en woonachtig te Utrecht.

De afkondigingen hebben zonder stuiting plaatsgehad op 6 mei 1877 en op 13 mei 1877. Het kersverse echtpaar heeft aan de ambtenaar overlegd het certificaat van de gedane afkondigingen te Arnhem, hun geboorteakten, de overlijdensakte van de vader van de bruidegom en die van de moeder van de bruid5 en een certificaat van voldoening aan de militie. De moeder van de bruidegom en de vader van de bruid, die beiden aanwezig waren, verklaarden hun toestemming te geven tot de voltrekking van dit huwelijk. Nadat de ambtenaar de bruid en bruidegom bevraagd had, beantwoorden zij dit met een ‘ja’ en heeft de ambtenaar in naam der wet uitspraak gedaan dat zij door het huwelijk aan elkaar zijn verbonden.

Het echtpaar had vier getuigen meegebracht:

  1. Jan van Griethuijsen (1853-1928), drie en twintig jaar oud, zonder beroep, wonende te IJlst en broer van de bruidegom.6
  2. Pieter Antonie Roeper Bosch (1816-1897), zestig jaar oud, zonder beroep en wonende te Utrecht.
  3. Antonie Gerrit Honig (1826-1911), een en vijftig jaar oud, winkelier van beroep, wonende te Utrecht en oom van de bruid.7
  4. Hendrikus van Meerten (1829-1902), acht en veertig jaar oud, smid van beroep, wonende te Utrecht en oom van de bruid.8

Voetnoten

Parenteel van Elisabeth van Meerten (1824-1873) en Johannes Marinus Honig (1824-1905)

Elisabeth van Meerten werd op 28 oktober 1824 geboren te Utrecht1 als dochter van Hendrik van Meerten (1791-1860) en Elisabeth Fukkink (1802-1865). Het parenteel van haar ouders is hier te vinden. Zij is overleden op 11 november 1873 te Utrecht.2 Zij trouwde op 5 november 1851 te Utrecht3 met Johannes Marinus Honig. Johannes Marinus Honig werd op 2 november 1824 te Utrecht4 geboren als zoon van Johannes Honig (1796-1862) en Maria Dirksen (±1795-1850). Na het overlijden van Elisabeth hertrouwde Johannes Marinus Honig op 28 maart 1889 te Utrecht met Henriette Anny Marie barones Taets van Amerongen (1836-1908). Johannes Marinus Honig is overleden op 9 mei 1905 te Utrecht.5

Kinderen

Uit dit huwelijk werden de volgende kinderen geboren:

  1. Maria Antoinette Honig. Zij werd geboren op 12 augustus 1852 te Utrecht6 en overleed op 19 juli 1853 te Utrecht7.
  2. Johannes Marinus Honig. Hij werd geboren op 14 november 1853 te Utrecht8 en overleed op 15 september 1854 te Utrecht9
  3. Maria Elisabeth Honig. Zij werd geboren op 29 maart 1855 te Leiden10 en overleed op 13 juli 1856 te Leiden.11
  4. Elisabeth Honig. Zij werd geboren op 3 maart 1856 te Leiden12 en overleed op 12 december 1890 te Burgwerd.13 Zij trouwde op 17 mei 1877 te Utrecht14 met Hendrik van Griethuijsen, geboren op 27 november 1851 te Sint Johannesga15 en overleden op 20 mei 1907 te Delft16. Hij was een zoon van Anthony van Griethuijsen (1826-1855) en Trijntje Jans Oppedijk (1829-1897). Na het overlijden van Elisabeth hertrouwde Hendrik van Griethuijsen op 9 juni 1892 te Oldebroek met Catharina van Woerden (1850-1898). Na het overlijden van Catharina hertrouwde Hendrik van Griethuijsen op 18 mei 1904 te Delft met Wilhelmina Geertruida Fliehe (1869-1962).
  5. Maria Honig. Zij werd geboren op 26 juli 1858 te Utrecht17 en overleed op 10 juni 1860 te Utrecht.18
  6. Johannes Hendrik Honig. Hij werd geboren op 12 februari 1860 te Utrecht19 en overleed op 19 maart 1932 te Utrecht.20 Hij trouwde op 16 juni 1887 te Utrecht21 met Anthonia Hendrika Heijer, geboren op 29 januari 1860 te Utrecht22 en overleden op 13 augustus 1935 te Utrecht.23 Zij was een dochter van Hendrik Fredrik Heijer (1819-1892) en Anthonia Hendrica van Haagen (1827-1912).
  7. Maria Sophia Honig. Zij werd geboren op 7 juni 1861 te Utrecht24 en overleed op 28 februari 1942 te Amersfoort.25 Zij trouwde op 17 december 1885 te Utrecht26 met Foeke Buitenrust Hettema, geboren op 6 juni 1862 te Harlingen27 en overleden op 5 oktober 1922 te Zwolle. Hij was een zoon van Hette Wijtzes Hettema (1823-1909) en Grietje Buitenrust (1831-1893).
  8. Cornelia Johanna Honig. Zij werd geboren op 12 juni 1863 te Utrecht28 en overleed op 16 september 1942 te Ermelo.29 Zij trouwde op 11 juni 1891 te IJlst30 met Fredrik Wilhelm Luiking, geboren op 25 augustus 1862 te Lemmer31 en overleden op 5 september 1924 te Zeist.32 Hij was een zoon van Hendrik Luiking (1830-1909) en Tiette van Veen (1831-1905).
  9. Anthonie Gerrit Honig. Hij werd geboren op 6 oktober 1864 te Utrecht33 en overleed op 11 december 1940 te Kampen.34 Hij trouwde op 17 mei 1894 te Oudshoorn met Adriana van Geel, geboren op 1 april 1876 te Koudekerk en overleden op 13 september 1959 te Kampen.35 Zij was een dochter van Coenraad Johannes van Geel (1850-1909) en Maartje Rijlaarsdam (1849-1930).
  10. Hendrik Honig. Hij werd geboren op 4 november 1866 te Utrecht36 en overleed op 25 oktober 1931 te Utrecht.37 Hij trouwde op 2 augustus 1894 te Utrecht38 met Anthonia Johanna Mathilda Heijer, geboren op 24 juli 1869 te Utrecht39 en overleden op 13 juni 1927 te Utrecht.40 Zij was een dochter van Hendrik Fredrik Heijer (1819-1892) en Anthonia Hendrica van Haagen (1827-1912).

Overige informatie over dit echtpaar

Dit parenteel wordt momenteel verder aangevuld en compleet gemaakt.

Voetnoten

‘Dat werkt fenomenaal, het is net een fabriek’ – Kinderchirurg dr. Justin de Jong verwondert zich over de complexiteit van het menselijk lichaam

Deze week heeft het Reformatorisch Dagblad uitgeroepen tot ‘Week van de Schepping’. In deze landelijke krant wordt deze week een serie interviews gepubliceerd met christenen die zich verwonderen over de schepping. Gisteren kwam kinderchirurg dr. Justin de Jong aan het woord. Bij hem is er dagelijks verwondering over de wonderlijke werking van de mens als pronkjuweel van Gods schepping. Het interview doet denken aan het vorig jaar verschenen Your Designed Body1 van Laufmann en Glicksman.2

Dr. Justin de Jong promoveerde in 2009 aan de Universiteit Utrecht op een proefschrift met als titel ‘Laparoscopic Adjustable gastric Banding: Effect on gastroesophageal reflux, esophageal motility and gastric function’. Momenteel is hij kinderchirurg in het Emma Kinderziekenhuis te Amsterdam. Hij is daarnaast ouderling in de Hervormde Gemeente te Linschoten. RD-journalist Maarten Costerus beschrijft in het artikel een operatie van een baby van slechts een paar maanden oud. De Jong opereert hoofdzakelijk kinderen met een aangeboren afwijking.

Brood verdienen bij gratie van de zondeval

Deze afwijkingen zijn een gevolg van de zondeval. De Jong: “Ik verdien brood bij gratie van de zondeval, toen ziekte en ellende in de wereld zijn gekomen. Daar word ik elke dag mee geconfronteerd.” Hoewel de gevolgen van de zondeval dagelijks zichtbaar zijn voor De Jong ziet hij ook de hand van de Schepper in ons lichaam. “Neem alleen al het oog. De lens breekt lichtstralen en projecteert die op het netvlies. Zo kunnen we dingen om ons heen waarnemen. De hersenen slaan deze beelden op en kunnen die ook weer oproepen, waardoor we bijvoorbeeld mensen herkennen.” Ook het bloedstollingssysteem en de genezing van een wond zit ingenieus in elkaar.

Ingenieus ontworpen maag-darm-stelsel

De geleerde wijst in het interview ook naar het maag-darm-stelsel. “Dat werkt fenomenaal. Het is net een fabriek. De maag en de alvleesklier maken spijsverteringssappen aan. De maagportier bepaalt de hoeveelheid voedsel die de maag mag verlaten. Als het eten heel vet is, zorgt een hormonaal proces ervoor dat deze kringspier weinig voedsel doorlaat. De dunne darm neemt de voedingsstoffen vervolgens op. Het restafval scheiden we uit. Een magnifiek systeem. Hoe meer ik me erin verdiep, hoe meer ik ervan onder de indruk raak.” De genezing van de darm na een operatie is volgens de kinderchirurg ook indrukwekkend. “De darmen groeien dan vanzelf aan elkaar vast. Heel bijzonder. Als dat niet goed gaat, ontstaat er lekkage.

Ten slotte

Geleerden die op deze wijze getuigen van de Schepper zijn identificatiefiguren voor medische studenten. Het is goed dat het Reformatorisch Dagblad hier ruimte voor heeft in de krant. Laten we in deze Week van de schepping onze Schepper niet uit het oog verliezen. Al is de geschapen wereld bedekt door de sluiers van de zondeval, er is nog ‘enig licht der natuur overgebleven’ (Dordtse Leerregels, hoofdstuk 3 en 4, paragraaf 4)3opdat zij niet te verontschuldigen zouden zijn’ (Romeinen 1:20, SV).

Een mooie en handzame inleiding op het Oude Testament – Bespreking ‘Called to Be God’s People’

De Bijbel is een boek waarin we in meer dan één opzicht niet uitgestudeerd raken. Om beter zicht te krijgen op de Bijbelse boodschap zijn er boeken die ons daarbij kunnen helpen. Boeken die zowel van academisch niveau zijn als van eerbied voor de Schrift getuigen, zijn in de Engelse taal veel breder voor handen dan in het Nederlands. Als docent bijbelse theologie hoefde ik geen enkele moeite te doen om als lesstof mijn studenten boeken op te geven die aan beide criteria voldeden. Dat ligt in onze eigen taal heel anders.

Voor hen die theologisch Engels kunnen lezen, wijs ik als het gaat om de studie van het Oude Testament op Called to Be God’s People dat door een viertal oudtestamentici die behoren tot de Lutheran Church Missouri Synod, is geschreven. Dat is een lutherse kerk die ernst maakt met haar confessionele wortels en met de lutherse belijdenis.

Called to Be God’s People is een inleiding tot het Oude Testament, gericht op hen die een uitgebreide gids willen hebben waarin de inhoud, theologie en belangrijke passages van het Oude Testament ter sprake komen. Het boek bestaat uit zes secties of delen.

Dat Called to Be God’s People vanuit een Luthers perspectief is geschreven blijkt wel uit het belang dat aan de tweeslag van Wet en Evangelie wordt toegekend. Dan moet daaraan direct worden toegevoegd dat als het goed is ook gereformeerde christenen, als het gaat om deze tweeslag, graag een leerling van Luther willen zijn. Calvijn die niet uitsluitend maar wel in het bijzonder het gezicht van de gereformeerde Reformatie heeft bepaald, heeft nooit verheeld hoeveel hij aan Luther te danken heeft gehad. Hij is wel eens Luthers beste leerling genoemd.

Het eerste deel of de eerste sectie van Called to Be God’s People bestaat uit twee hoofdstukken. Het eerste hoofdstuk gaat over het lezen en begrijpen van de Bijbel. Daarin wordt zowel het unieke karakter als het doel van de Bijbel onderstreept. De Bijbel is het Woord van God. Al is zij het werk van meedere auteurs, toch vormt de Bijbel een eenheid, omdat de Heilige Geest achter de schrijvers staat. Doel van de Schrift is dat wij God in Christus als een genadig God leren kennen.

In het tweede hoofstuk komt de canon van het Oude Testament ter sprake. Terecht wordt verdedigd dat de canon al vóór Christus’ geboorte gesloten was. Jezus Sirach wijst in die richting. En ook de Joodse geschiedschrijver Josephus gaat ervan uit. De Reformatie erkent niet het canonieke karakter van geschriften die wel een plaats kregen in de handschriften van de Septuaginta, maar door de synagoge nooit als canoniek zijn erkend.

Het tweede hoofstuk schenkt ook aandacht aan de geografie en het weer van Kanaän, de cultuur en het dagelijkse van het Midden-Oosten en de geschiedenis van het volk Israël. In de volgende secties worden de Pentateuch, de historische boeken, de dichterlijke boeken, de wijsheidsliteratuur en de profetische boeken behandeld. Called to Be God’s People eindigt met een sectie bestaande uit één hoofdstuk over er de eeuwen tussen het Oude en het Nieuwe Testament.

Dit boek is ideaal voor studenten en andere volwassenen die hun kennis van de achtergrond, inhoud en boodschap van het Oude Testament en het belang ervan voor het christelijk geloof en leven willen uitbreiden. Het introduceert niet alleen belangrijke achtergrondinformatie over elk boek van het Oude Testament, samen met een algemene bespreking van de inhoud en theologie, maar het bevat ook analyses van belangrijke passages binnen het Oude Testament.

Sleutelbegrippen, studievragen, een verklarende woordenlijst, een overzicht van oudtestamentische mensen en plaatsen, kaarten, tabellen, grafieken en zijbalken maken dit boek een nuttig en handig naslagwerk. Ik kan het hartelijk aanbevelen.

N.a.v.: Andrew E. Steinmann (red.), Called to Be God’s People: An Introduction to the Old Testament (Eugene: Wipf and Stock, 2006), paperback 693 pp.

Deze gastbijdrage is met toestemming overgenomen van de website van dr. P. de Vries. Het originele artikel is hier te vinden.

‘Genderideologie en genderdysforie: principieel en pastoraal’ – Dr. Jan Hoek op 14 maart 2023 D.V. in Nieuwe Tonge

Op 2 maart 2023 viel De Waarheidsvriend op de mat. In de agenda van dit kerkelijke weekblad stond een aankondiging van een toerustingsavond over genderdysforie in de gemeente Goeree-Overflakkee. Systematisch theoloog dr. Jan Hoek spreekt over dit beladen thema.1

Hervormde Kerk te Nieuwe Tonge. Bron: Wikipedia.

Al eerder riep de geleerde op tot een ‘zachte nee’ en het tonen van pastorale bewogenheid met mensen die lijden aan genderdysforie.2 Op 14 maart 2023 D.V. hoopt dr. Hoek op een toerustingsavond van de afdeling Goeree-Overflakkee van de Gereformeerde Bond een lezing te geven over genderdysforie. De titel luidt: ‘Genderideologie en genderdysforie: principieel en pastoraal‘. De plaats van de bijeenkomst is het Hervormd Centrum Elim aan de Zuiddijk 19 te Nieuwe Tonge. De avond wordt geopend door de voorzitter van deze regionale afdeling, ds. H.A. Neervoort. Aanbevolen om deze avond te bezoeken.

In dit agenda item wordt de lezing kort samengevat: ‘De genderideologie, die het met de schepping gegeven onderscheid tussen man en vrouw relativeert, grijpt om zich heen. Hoe bieden we principieel weerstand tegen deze opvattingen? En hoe zijn we mensen die er persoonlijk mee worstelen dat ze zich in een mannelijk lichaam voelen of omgekeerd, pastoraal nabij?‘.

Voetnoten

PERSBERICHT: 30 maart: Presentatie van een bemoedigende bundel met bijdragen van christenwetenschappers

Aanmelden voor de presentatieavond van D.V. 30 maart 2023 kan hier. Deze bemoedigende bundel bestellen kan hier.

Geloof en wetenschap combineren: kan dat? Ja, zeggen achttien Nederlandstalige wetenschappers in Inzicht. Zij laten vanuit de theologie, kerkgeschiedenis, wetenschapsvisie, natuurwetenschappen en biologie zien dat vooronderstellingen een grote rol spelen bij het beantwoorden van deze spannende vraag. De scribenten leggen uit wat het is om wetenschap te bedrijven ‘voor Gods aangezicht’. Ze stellen dat het belangrijk is om ‘uit te gaan van God als Schepper van de wereld en de betrouwbaarheid van Zijn spreken in de Schrift en natuur’. Wie dat doet, krijgt meer inzicht in onze werkelijkheid dan wetenschappelijke methodes op zichzelf kunnen bieden. Terwijl velen in onze maatschappij een tegenstelling zien tussen geloof en wetenschap, blijkt in deze bundel dat ook verbindingen mogelijk zijn. Ter bemoediging van hen die studeren of willen gaan studeren.

Over het onderwerp ‘geloof en wetenschap’ valt veel te zeggen en te doordenken. Tijdens de presentatieavond van Inzicht geven de redactieleden Mart-Jan Paul, Wim de Vries en Benno Zuiddam een korte toelichting vanuit verschillende invalshoeken. Daarna is er ruimte voor interactie tijdens een forumdiscussie. Uitgever René Heij van uitgeverij De Banier overhandigt de eerste exemplaren van het boek. Ook is er een boekentafel waar de nieuwe bundel verkrijgbaar is. Inzicht is ook zeer geschikt als cadeau voor eindexamenkandidaten.

Praktische gegevens:

Wanneer? Donderdagavond 30 maart van 20:00 uur tot 22:00 uur (inloop vanaf 19:45 uur).
Waar? Auditorium in het gebouw van de Erdee Media Groep (EMG), Laan van Westenenk 12 te Apeldoorn.

De avond wordt ook uitgezonden via een livestream op het YouTube-kanaal van Uitgeverij De Banier:
https://www.youtube.com/@debanieruitgeverij9844

Boekgegevens:

Mart-Jan Paul, Wim de Vries, Benno Zuiddam en Jan van Meerten (red.)
Inzicht. Wetenschap voor Gods aangezicht
344 pagina’s; € 19,95
ISBN 978 90 8718 7002
www.labarum.nl

Aan dit boek hebben meegewerkt: Pieter Boonstra, Peter Borger, Erik van Engelen, Aart Goedvree, Mart de
Groot, Henk Jochemsen, Maarten Klaassen, Hendrik Koorevaar, Tjaart Krüger, Piet Murre, Kees de Pater,
Mart-Jan Paul, Kees Roos, Wim van Vlastuin, Gie Vleugels, Piet de Vries, Wim de Vries en Benno
Zuiddam.

Hoe Mart-Jan Paul misverstanden over het Oude Testament bij christenen wegneemt

“Helaas worden in christelijke kring veel Bijbelteksten uit hun verband gelicht en daardoor ontstaan misverstanden. Het gevolg is dat veel christenen grote delen van Oude Testament niet lezen”, merkt prof. dr. Mart-Jan Paul naar aanleiding van zijn nieuwe boek Struikelblokken op. De hoogleraar Oude Testament legt uit waarom ook christenen anno 2020 de complexe en gewelddadige teksten uit het eerste deel van de Bijbel tot zich zouden moeten nemen.1

Sommige christenen lezen bijna automatisch over de door God aan Israël gegeven oudtestamentische wetten heen omdat wij onder ‘het nieuwe verbond’ vallen. Waarom is die wet overslaan voor u een brug te ver?

“Veel christenen menen dat alleen de Tien Geboden van blijvend belang zijn, andere wetten niet. Het effect is dat grote delen van Exodus, Leviticus, Numeri en Deuteronomium overgeslagen kunnen worden. Toch is heel de Schrift door God ingegeven en nuttig tot onderwijs (2 Tim. 3:16).

De oudtestamentische wetgeving bevat belangrijke principes. Zo ligt in de koningswet in Deuteronomium 17 de nadruk op de inperking van zijn macht en op het belang God te vrezen. Die wet staat in een context waarin gehoorzaamheid gevraagd wordt aan leidinggevenden in staat en godsdienst. Dat is een uitwerking van het vijfde gebod (Deut. 16-18). Het gaat hier niet slechts over de ouders, maar ook over oudsten, rechters, koningen en profeten. Wat kunnen wij hiervan leren voor onze gezagsdragers?

Wij kunnen ons afvragen of een oorlog wel of niet geoorloofd is. Het zesde gebod verbiedt doodslag. Het is opmerkelijk dat het verbod uitgewerkt wordt met bepalingen over vrijsteden (tegen bloedwraak), oorlogsvoering en doodstraf (Deut. 19-21).

De uitwerkingen van de Tien Geboden zijn illustratief en het is de bedoeling dat de verantwoordelijke personen de voorbeelden concreet vertalen naar de eigen levenspraktijk. De wetgeving in Israël, die slechts enkele honderden wetten bevat, is – anders dan in ons land met zijn vele duizenden wetten – onvolledig. Dit brengt met zich mee dat het letten op principes, ‘de geest van de wet’ en de achtergronden van groot belang zijn.

In zijn algemeenheid kunnen we zeggen dat God gedrag van de mens vraagt dat Hij passend vindt, gebaseerd is op principes als heiligheid, rechtvaardigheid en liefde. De vormgeving van de wetten kan in verschillende perioden variëren, maar de mens heeft te beantwoorden aan door God gegeven normen die een blijvende geldigheid hebben.

Overigens is het nieuwe verbond in eerste instantie met het huis van Israël en het huis van Juda gesloten (Jer. 31:31). Daarin staat dat God de Thora (wet) in het binnenste zal schrijven. Het is dus vreemd om het grootste deel van de wet direct buiten beschouwing te laten.”

Het overslaan van veel delen van het Oude Testament heeft vaak ook te maken met het bloedvergieten. Het beeld is: God heeft het beloofde land (Kanaän) aan het Joodse volk beloofd. Om in dat gebied te komen worden talrijke volkeren uitgeroeid, met Gods goedkeurig. Alsof God (in eerbied gesproken) een dictator is die andere volken onderdrukt en zelfs uit de weg ruimt. Begrijpt u die gedachte?

“Het overslaan van veel delen van het Oude Testament heeft vooral andere redenen, met name de moeilijkheid om een directe toepassing naar onze tijd te maken. Maar als we ons in de teksten verdiepen levert dat ook veel op!

Helaas worden veel teksten uit hun verband gelicht en daardoor ontstaan misverstanden. Wanneer Abram als vreemdeling in Kanaän verblijft, krijgt hij te horen dat zijn nageslacht dat land als blijvend bezit zal ontvangen. Dit is nog niet direct het geval, want zijn nageslacht zal eerst nog lange tijd vreemdeling zijn in een ander land. Maar het vierde geslacht zal terugkeren. Eerder is de maat van de ongerechtigheid van de Amorieten niet vol (Gen. 15:16). ‘Amorieten’ is hier een algemene term voor de bevolking van Kanaän. Deze uitspraak houdt in, dat de intocht van de Israëlieten als een goddelijk oordeel over de ongerechtigheid van de bewoners voltrokken wordt. God beoordeelt als de Schepper van hemel en aarde alle volken (vgl. Rom. 1:18-32). De Amorieten zullen voortgaan met zondigen tot hun schuld volkomen is, zodat de door God gestelde grens bereikt wordt.

In het boek Leviticus worden concreet de Molochdienst en veel seksuele onbetamelijkheden genoemd als aanleiding voor Gods strafuitoefening (Lev. 18 en 20). Vanaf dat stadium kan God de inwoners, zonder onrechtvaardig te worden, uit Kanaän verdrijven. De nakomelingen van Abraham ontvangen het land dus niet als rechthebbenden, maar als genadegave. Zij ontvangen het op de condities van het verbond; als zij dit overtreden worden ze zelf ook verdreven (Lev. 26 en Deut. 28).

Om dit bevel tot uitroeiing te begrijpen, kunnen we niet uitgaan van relaties tussen mensen of volken onderling, maar alleen van Gods oordeel over de zonden van volken. De Israëlieten mogen niet zelf bepalen welke volken zij sparen en welke niet. Volken als de Edomieten en Moabieten moeten gespaard blijven.

Van belang is ook dat de opdracht tot doden van de Kanaänieten slechts eenmalig is, namelijk bij de intocht in het beloofde land. Wanneer het volk eenmaal veilig woont in het land Kanaän en het koningschap gevestigd is, is deze periode voorbij. Dan valt de nadruk op de positieve omgang met de vreemdelingen.”

Vaak wordt verwezen naar de zonden van de omringende volken, waardoor ze door de God van Israël zijn gestraft. We weten dat het Joodse volk zich ook aan talrijke zonden schuldig maakte. Is het dan niet oneerlijk dat God hen anders behandelde?

“God heeft vanaf de schepping steeds heel de mensheid op het oog gehad, maar keer op keer hebben de mensen zich van Hem afgekeerd. Ook na de zondvloed ging het weer de verkeerde kant op bij de torenbouw van Babel. In plaats van een nieuwe straf voor heel de mensheid, komt er via Abram een volk dat bedoeld is om tot zegen te zijn voor heel de mensheid (Gen. 12:3). Er is dus een tijdelijke concentratie op één volk, maar het doel blijft de gehele wereld.

In het kader van het verbond moest Israël zich aan allerlei bepalingen houden. Het stond dus niet boven de wet, maar moest in de praktijk laten zien wat het betekent God te dienen. De bedoeling was dat de buurvolken vol verwondering zouden horen over de wijze en verstandige wetten van Israël (Deut. 4:6-8). In de loop van de geschiedenis is Israël vaak gestraft vanwege ongehoorzaamheid, maar was er ook weer genade en vergeving. Dat is niet oneerlijk, maar juist een model van Gods omgang met mensen. Dat principe is in het Nieuwe Testament hetzelfde gebleven.”

Het Oude en Nieuwe Testament horen bij elkaar. Toch zijn de verschillen megagroot. Vanuit het perspectief van Jezus leren we onze vijanden liefhebben in plaats van uit te roeien. En we leren van Hem om de andere wang toe te keren in plaats van het ‘oog om oog tand om tand’ principe toe te passen. Hoe legt u dit grote verschil tussen het Oude en Nieuwe Testament uit en snapt u dat dit verwarring oproept bij Bijbellezers?

“De twee delen van de Bijbel horen inderdaad bij elkaar, maar de verschillen zijn kleiner dan velen denken. In ieder geval niet megagroot. Jezus en de apostelen beroepen zich immers steeds op de Schriften, het Oude Testament! Er is een voortgaande heilsgeschiedenis, maar de witte bladzijde tussen Maleachi en Mattheüs is voor velen helaas een absolute scheiding geworden.

In de Bergrede verzet Jezus zich niet tegen het Oude Testament, maar tegen een verkeerde interpretatie en toepassing daarvan. Als toehoorders vinden dat je rustig je vijand mag haten, wijst Jezus op het gebod tot naastenliefde. Maar dat staat al in Leviticus 19:18! In de persoonlijke sfeer is het belangrijk om te vergeven, en dus de andere wang toe te keren. Die houding komen we ook al bij David in de Psalmen meermalen tegen, en bij de Knecht in Jesaja 53.

Het is verkeerd hier een tegenstelling te maken met het ‘oog om oog, tand om tand’ principe, want dat geldt voor de rechtspraak. Daar moet een billijke en evenredige straf bepaald worden. Als iemand een kleinigheid gestolen heeft, moet hij een lagere straf krijgen dan iemand die een moord begaan heeft. Wij willen toch ook niet dat onze rechters iedereen dezelfde straf opleggen? Jezus verzet zich tegen de opvatting dat we in de persoonlijke sfeer iemand hetzelfde moeten behandelen als hij ons behandeld heeft. Voor de discelen in een minderheidspositie is het belangrijk om nederig, vriendelijk en vergevingsgezind te zijn.

De wetgeving in het Oude Testament is vooral gericht op het volksbestaan en op de rechtspraak, de Bergrede daarentegen op de persoonlijke levenshouding. Het betekent dat een rechter als (christelijke) persoon gevraagd wordt zijn schuldige naaste te vergeven en in zijn functie in de rechtbank iemand moet veroordelen. De verschillende contexten en doelgroepen zijn belangrijk voor de interpretatie.”

Mensen die als beginneling de Bijbel lezen wordt vaak aangeraden om in één van de evangeliën te beginnen en dus het Oude Testament over te slaan. Wat vindt u hiervan en wat zou u christenen willen meegeven als nieuwgelovigen hen wijzen op de gruwelheden in het Oude Testament?

“In veel gevallen wordt het Evangelie naar Markus aanbevolen, niet dat van Johannes. Het is prima om met het leven van Jezus te beginnen. Toch komt vaak al gauw de vraag op naar de voorgeschiedenis. Het is dan heel verhelderend om het boek Genesis te lezen, over het begin van de mensheid en Gods principes van omgang met mensen.

Er staan zeker gruwelijke dingen in het Oude Testament, maar de rode draad is Gods rechtvaardigheid en barmhartigheid. Het is verkeerd hier een grote tegenstelling met het Nieuwe Testament te maken. Het boek Openbaring is veel gruwelijker dan het boek Jozua met de verovering van het land Kanaän. Bij Jozua ging het om slechts één klein land, in het boek Openbaring betreffen de oordelen en rampen heel de mensheid, en bovendien gaat het daar ook over eeuwige oordelen. Jezus zelf heeft veel gesproken over het eeuwige oordeel. Als we die passages in het Nieuwe Testament over het hoofd zien, is het gevolg dat we een te eenzijdig beeld van God krijgen. En dat heeft weer als consequentie dat we niet goed om kunnen gaan met rampen en tegenslagen in onze eigen tijd.

Wij stellen onze eigen gevoelens vaak centraal, maar in de Bijbel is het belangrijk uit te gaan van God als Schepper en Eigenaar van ons leven.

In mijn boek ‘Struikelblokken’ probeer ik enige misverstanden uit de weg te ruimen, zonder dat overal een verklaring voor is. Geloof en vertrouwen vormen het fundament bij het Bijbellezen en gelukkig dat er in onze tijd veel hulpmiddelen beschikbaar zijn om de soms lastige passages beter te begrijpen. Het advies is: bid en werk. Verdiep je in achtergronden en bid om de leiding van Gods Geest.”

Dit artikel is met toestemming overgenomen van de website CVandaag. Het originele artikel is hier te vinden.

Voetnoten

Bouwen aan een creationistisch wereldbeeld – (Literatuur)onderzoek ter onderbouwing van een bijbelgetrouw standpunt

Creationistisch onderzoek is belangrijk voor de opbouw van een creationistisch wereldbeeld. Ik, Jan van Meerten, wil met deze website bouwen aan dit creationistische wereldbeeld. Daarvoor doe ik onder andere (literatuur)onderzoek. Hieronder de grote thema’s waarmee ik mij de afgelopen jaren heb bezig gehouden en waarvoor ik mij de komende jaren, als de Heere de gezondheid en het leven geeft, wil inzetten. Achter het dikgedrukte thema een korte omschrijving. Na de overkoepelende thema’s ook enkele thema’s die kleiner en meer doelgericht zijn opgezet. Als laatste enkele thema’s die ik al jaren als hobbythema heb en graag ook verder uitbouw.

Overkoepelde thema’s

Geschiedenis van scheppingsleer en scheppingsmodel in de periode 1800-1925. Veel sceptici geven aan dat het door hen zo genoemde creationisme ontstaan is met de activiteiten van George McCready Price en de bekende Scopes Trial (1925). De literair-historische lezing van Genesis zou een moderne uitvinding zijn van de laatste honderd jaar. Als het gaat om de scheppingsleer dan lijkt het er echter op dat de eerste 1800 jaar het grootste gedeelte van de kerk de verhalen in Genesis (in ieder geval voor het grootste gedeelte) opvatte als historische gebeurtenissen. In de 18e eeuw waren er zondvloedgeologen en theologen die uitgingen van een historische zondvloed. Sommigen zien de rede van geoloog en natuurtheoloog Adam Sedgewick in 1831 als de grafrede van de zondvloed. Is het daarna stil geworden? Met dit onderzoek naar boeken en artikelen van Nederlandse predikanten, onderwijzers, theologen en natuurwetenschappers van 1800-1925 wil ik aantonen dat het tegendeel waar is. Ik begin daarbij bij de afgescheiden en dolerende kerken (1834-einde van het onderzoeksgebied) en de kring rond het zogenoemde Reveil (1817-ca 1865), maar hoop dat later breder te kunnen trekken.

Visie Gereformeerde Gezindte op schepping of evolutie vanaf 1925. Zelf aangesloten bij de Gereformeerde Gemeente doe ik graag onderzoek naar de visie van de Gereformeerde Gezindte in de breedste zin van het woord op schepping en evolutie. Deze periode start in 1925, omdat in het vorige onderzoek genoemde periode dan eindigt. Onder de Gereformeerde Gezindte versta ik de volgende kerken en groeperingen: Gereformeerde Bond binnen de Protestantse Kerk in Nederland, Hersteld Hervormde Kerk, Voortgezette Gereformeerde Kerken in Nederland, Gereformeerde Kerken vrijgemaakt, Nederlands Gereformeerde Kerken, Gereformeerde Kerken Nederland, de Gereformeerde Kerken (hersteld), Christelijke Gereformeerde Kerken, Gereformeerde Gemeente, Gereformeerde Gemeente in Nederland, Gereformeerde Gemeente in Nederland buiten verband, Oud Gereformeerde Gemeenten in Nederland en diverse vrije gereformeerde kerken en evangelisaties.

Geologie van de Benelux. Creationisten uit Nederland, België en Luxemburg (Benelux) hebben de afgelopen jaren relatief weinig aandacht besteed aan de geologie van de Benelux. Rond de millenniumwisseling was er een expositie over ijstijden op Urk, drs. Tom Zoutewelle van Creaton organiseert jaarlijks excursies naar de Ardennen, drs. Hans Hoogerduijn heeft als het gaat om de Ardennen in privésfeer artikelen geschreven, ing. Stef Heerema schreef en sprak over de zoutlagen in Noord-Nederland en ijstijdverschijnselen en ing. Cok van der Louw schreef in het verleden een brochure over de zondvloed in Nederland en deed wat veldwerk. Het is hard nodig dat er meer veldwerk en literatuurstudie wordt gedaan door creationisten naar de ondergrond van de Benelux. Graag zou ik samen met een groep studenten en academici werken aan veldwerk, literatuurstudie en publicaties over de ondergrond van de Benelux in creationistisch perspectief.

Geologie van Hongarije. Creationisten hebben erbarmelijk weinig nagedacht over de geologie van Hongarije. Samen met Lorens Knap van Hongarije Holidays heb ik een vijfdaagse geologie-excursie naar Hongarije georganiseerd. We hebben daar vulkanische afzettingen, zand- en kalksteenformaties en grotten bekeken. Ik hoop de geologische locaties verder in kaart te brengen, (literatuur)onderzoek te doen en de geologische en paleontologische zaken te beschouwen binnen een creationistisch wereldbeeld.

Onderbouwing zondvloed/post-zondvloed-grens. De zondvloed/post-zondvloedgrens is een discussiepunt onder creationisten. Sommige creationisten beweren dat de geologische kolom van ná het Precambrium ná de zondvloed is afgezet. Andere creationisten denken dat de zondvloedgrens om en nabij het Perm ligt of iets lager, in het Devoon. Weer andere creationisten geven aan dat de grens om en nabij Krijt/Paleogeen ligt. Nog weer andere creationisten denken dat de grens in de buurt van de Mioceen/Plioceen-grens ligt. En als laatste zijn er creationisten die aangeven dat de zondvloedgrens boven de zogenoemde ‘ijstijdafzettingen’ ligt. Ik ben mijn hele creationistische leven hier al over na aan het denken en mijn voorkeur gaat momenteel uit naar de Krijt/Paleogeen-grens als interessante werkhypothese. Hiervoor wordt door verschillende academische creationisten onderbouwing gegeven. Maar zijn die argumenten overtuigend genoeg? De tijd zal het leren.

Scheppings-, paradijs- en zondvloedverhalen. Bij aloude volkeren zijn talloze schepping-, paradijs- en zondvloedverhalen te vinden. Het is goed om deze verhalen in kaart te brengen en te kijken hoe ze aan elkaar verwant zijn. Veel oudtestamentici kijken daarbij slechts naar het Midden-Oosten, maar mijn doel is om dit gegeven wereldwijd te bezien!

Menselijke evolutie. In de afgelopen honderdvijftig jaar zijn er verschillende mensachtigen gevonden. De vraag rijst op groot de menselijke variatie is onder de mensachtigen. Creationisten schrijven al net zo lang als de vondsten over deze vondsten. Sommige creationisten zijn zeer stellig, anderen meer voorzichtig. Hoeveel evolutie kan de menselijke ‘soort’ aan en hoe groot was de variatie in het verleden?

Versmalde thema’s

Mount St. Helens. In 1980 blies de vulkaan Mount St. Helens zijn top eraf. Dat leidde tot allerlei geologisch interessante verschijnselen. Creationisten hebben deze verschijnselen in kaart gebracht en daar over gepubliceerd. Ik ben deze publicaties aan het verzamelen en wil dat samenvatten in een groot verhaal zodat we in Nederland ook mee kunnen genieten van dit creationistische onderzoek. Replieken op dat onderzoek moeten worden weersproken en zo nodig weerlegd zodat dit een icoon kan blijven van het catastrofisme.

St. Joris en de draak. Dankzij een sponsor ben ik in 2018 op bezoek geweest bij het Creation Museum van Answers in Genesis. De video’s die in het Creation Museum getoond worden zijn in een collectie dvd’s uitgegeven: The Creation Museum Collection. Eén dvd in deze collectie gaat over draken en beeldt aan het begin de legende van St. Joris en de draak uit. Er is kritiek gekomen op het gebruik van deze legende door creationisten. De draak in het verhaal zou in de oorspronkelijke verhalen niet voorkomen. Joris zou in dat geval nooit met een draak gestreden hebben. De draak is later toegevoegd. Indien dat het geval is, kunnen wij het verhaal niet gebruiken ten gunste van de vanuit ons wereldbeeld opkomende gedachte dat mensen en dinosauriërs samen geleefd hebben. Daarom wil ik onderzoek doen naar de herkomst en de receptiegeschiedenis van deze legende door de eeuwen heen.

De planetologie van ons zonnestelsel. Ons zonnestelsel heeft mij al vanaf mijn vroegste jaren gefascineerd. Hoe kan het zo zijn dat slechts op aarde leven voorkomt? Is dit zonnestelsel werkelijk zo oud als naturalistische wetenschappers beweren? Hoe zijn de geologische verschijnselen op manen en planeten in ons zonnestelsel ontstaan? Met dit afgebakende, maar uitgebreide onderzoek, wil ik mij daarmee bezig houden.

RATE-project. Binnen dit versmalde thema wil ik op zoek naar materialen rondom het zogenoemde RATE-project. Er is door de jaren heen veel materiaal over geschreven, vervolgonderzoek gedaan etc. Ik zou dat vervolgonderzoek graag willen samenvatten in een artikel, een ander artikel wijden aan het (voor)traject en in een laatste artikel alle kritieken bundelen.

Walvissen van de Pisco-formatie. Een van de paradepaardjes van creationistisch onderzoek vind ik de walvissen van de Pisco-formatie. Binnen dit versmalde thema wil ik het onderzoek samenvatten, werken aan een of meerdere artikelen over dit onderzoek en zo het in Nederland bekendmaken.

Hobbythema’s

Genealogie van het geslacht Van Meerten. Ik ben al jaren bezig met de genealogie van het geslacht Van Meerten. Veel materiaal heb ik in uitgeprinte of (digitaal) offline vorm. Ik zou deze genealogie graag voor een breed publiek bekendmaken zodat mijn familieleden of ‘geslachts’genoten mee kunnen denken en mee kunnen genieten.

Betuwse streekgeschiedenis. De eerste Van Meerten die in de bronnen voorkomt (zo rond 1100) is gevestigd in de Betuwe. Ik zou graag meewerken aan de Betuwse streekgeschiedenis tot aan 1900 om zo een beeld te krijgen van het leefgebied waarin mijn voorgeslacht woonde.

Dit artikel verscheen in 2019 op de oude website van ‘Oorsprong’ en is hier licht aangepast overgenomen. Omdat mijn gezondheid door hartfalen dagelijks broos is en ik veel bedlegerig ben lukt het niet om daadwerkelijk veldwerk te doen en zal het voorlopig bij literatuuronderzoek blijven. Gebed gevraagd of de Heere de middelen wil zegenen! Dit is een werkdocument en kan aangepast worden!

‘Als het gaat om de oorsprong van de mens moeten we onverkort aan het historisch karakter van het Bijbelse getuigenis vasthouden’

Recent verscheen de bundel En God zag dat het goed was. In deze bundel delen 25 personen vanuit een verschillende invalshoek hun visie over hoe het christelijk geloof zich verhoudt tot de evolutietheorie. De redactie wijst evolutionisme als levensbeschouwing van de hand, maar meent dat de evolutieleer als wetenschappelijke theorie ter verklaring van de biodiversiteit van het leven inclusief de mens onweerlegbaar is. Zij menen dat schepping en evolutie twee perspectieven zijn die betrekking hebben op dezelfde werkelijkheid. Wat overblijft is de vraag wat dit betekent voor het christelijk geloof.

De laatste bijdrage in En God zag dat het goed was is van prof. dr. Gijsbert van den Brink. Met zijn boek En de aarde bracht voort joeg hij de discussie in kerkelijk Nederland over de evolutieleer aan. Van den Brink ziet Adam en Eva als vertegenwoordigers van een grotere groep reeds bestaande mensen. Meerdere voorstanders van de evolutieleer vinden dit een ongeoorloofde vermenging van geloof en wetenschap. Zij pleiten ervoor geloof en wetenschap als twee geheel zelfstandige perspectieven te zien. De medewerkers aan de bundel vormen een breed kerkelijke palet. Van baptist tot rooms-katholiek. De insteek van de redactie heeft uiteraard ook gevolgen gehad bij de vraag wie moesten worden aangezocht om mee te werken. Ondanks dat zijn er drie auteurs die schepping en evolutie onverenigbaar achten, namelijk prof. dr. Henk van de Belt, prof. dr. Mart Jan Paul en prof. dr. Wim van Vlastuin.

Van de Belt vindt het geen probleem om de scheppingsweek als een geheel eigen categorie te zien. In de kerkgeschiedenis was dit tot aan de Verlichting een minderheidspositie, maar onder andere bij Augustinus vinden we gedachten in die richting. Van de Belt stelt terecht dat het Schriftgetuigenis dat Adam en Eva het eerste mensenpaar was dat in een historisch paradijs heeft geleefd, onopgeefbaar is. Niet-theologische wetenschappen, zo stelt hij terecht, kunnen maar een beperkte rol hebben bij de uitleg van de Schrift. Hoe dan ook is de Schrift volstrekt duidelijk dat de heilsgeschiedenis niet begrepen kan worden, los van het verbreken van het verbond door het eerste mensenpaar.

Van Vlastuin gaat er in zijn bijdrage op in dat bij aanvaarding van de evolutieleer heel onduidelijk wordt hoe wij over de ziel van de mens als antenne naar God moeten spreken. Wanneer heeft de mens die gekregen. Hij stelt dat aanvaarding van de evolutieleer het heel moeilijk maakt om de materialistische wereldbeschouwing buiten de deur te houden. Met verwijzing naar Thomas Nagel die zelf atheïst was, schrijft hij dat leven, bewustzijn, intelligentie, verlangen, taalvermogen enz. geen product zijn van fysische wetten, maar dat het omgekeerde het geval is. Daarom was hij van mening dat de evolutieleer niet in staat is het verschijnsel ‘mens’ te verklaren.

De meest fundamentele kritiek op de evolutieleer vinden we in de bijdrage van Paul. Hij wijst erop dat het feit dat het geslachtsregister in Genesis 5 begint met Adam een heel duidelijke aanwijzing is dat Adam een concrete historische persoon is. Ook het Bijbelboek Kronieken begint bij Adam. Het beroep van Paulus op Genesis 2 en 3 laat zien dat hij deze hoofdstukken als historisch beschouwt met fundamentele gevolgen voor de inhoud van het geloof en de ethiek. Hij wijst erop dat de dood van de mens en het leed dat hem treft, niet meer als gevolgen van de zondeval kunnen worden beschouwd. Aanvaarding van de evolutieleer betekent onvermijdelijk dat op meerdere punten de boodschap van de Schrift, zoals die door de eeuwen heen door de kerk is verstaan, moet worden aangepast.

Anderhalve eeuw geschiedenis over de discussie

De bundel opent met een bijdrage van dr. Ab Flipse over de vraag hoe het debat over schepping en evolutie zich de laatste anderhalve eeuw heeft ontwikkeld. Hij wijst erop dat al voor Darwin de gedachte dat de aarde van hoge ouderdom is wijd verbreid was en dat meerdere christenen hiermee geen moeite hadden. Hij suggereert dat de Princeton theologen Hodge en vooral Warfield de evolutieleer in beginsel accepteerden. Dat is echter als het gaat om de mens onjuist. Warfield acht het onopgeefbaar dat de gehele mensheid van Adam en Eva afstamt en in hun val is begrepen.

Zeker als het gaat om Nederland is de weergave van Flipse wel heel selectief. Het is waar dat Kuyper en Bavinck ervoor openstonden dat de scheppingsdagen een geheel eigen karakter hadden. Echter dan moet ook worden vermeld dat de christelijke gereformeerde hoogleraar J.J. van der Schuit vond dat de synode van Assen van 1926 tekort was geschoten. Die had naar zijn overtuiging moeten uitspreken dat de dagen van de scheppingsweek gewone dagen waren. De voorstelling dat deze zienswijze pas in de jaren zestig vanuit Amerika in Nederland ingang vond, is historisch aantoonbaar onjuist. Wat wel waar is dat het creationisme als wetenschappelijk model dat vanuit de zondvloed de aardlagen wil verklaren pas in die tijd in Nederland bekend werd. Meerdere leidslieden volstonden ook toen met het onderstrepen van het belang van de historiciteit van Adam, van de staat van rechtheid en van de zondeval.

Ik denk aan ds. G. Boer, de toenmalige voorzitter van de Gereformeerde Bond. Hij was hoogst verontrust over de herroeping van de besluiten van de synode van Assen door de Gereformeerde Kerken. Hij geeft de indruk dat hij evenals zijn voorganger Severijn de vraag naar de precieze aard van de scheppingsweek van minder belang achtte. Zeker is dat theologisch vooral de vraag is: wie de mens is en hoe wij zijn dood moeten zien? Immers als de dood geen gevolg is van de zonde wordt de vraag wel heel klemmend waarom de dood moet worden overwonnen.

Niet alleen Boer, maar de christelijke gereformeerde predikant J.H. Velema heeft buitengewoon kritisch geschreven over het feit dat binnen de Gereformeerde Kerken ruimte kwam voor de evolutieleer. Het zijn allemaal zaken die Flipse verzwijgt. Hij onderstreept vooral dat de EO in haar beginjaren het creationisme als wetenschappelijk model promootte. Hoe dan ook is de historische weergave van Flipse onvolledig en suggestief en daarom, nog afgezien van de weging van de feiten, teleurstellend. Belangrijke feiten worden namelijk verzwegen. De indruk wordt gewekt dat het geloof in een zesdaagse schepping en in een historische zondeval min of meer noviteiten waren, terwijl die juist zaken waren die eeuwenlang zonder enig voorbehoud werden aanvaard.

Een aantal zaken die aan de orde komen

Buitengewoon jammer is het dat geen enkele bioloog of natuurwetenschapper die vragen heeft bij de evolutie dan wel die de evolutieleer afwijst in de bundel aan het woord komt. Die zijn er wel. Niet alleen buiten Nederland maar ook daarbinnen. Daar ligt het dus niet aan. Hier zien we hoe sturend de redactie is. Jeroen de Ridder noemt in zijn bijdrage een aantal voorbeelden van soorten die zich aanpassen. Echter, de voorbeelden die hij noemt hebben betrekking op wat wel micro-evolutie wordt genoemd. Ik zou geen voorbeelden van creationisten weten die hiermee moeite hebben. Daarom zeggen deze voorbeelden niet veel.

Ik val Koert van Bekkum bij dat binnen de Bijbel het doel van de zondvloedgeschiedenis niet is om een verklaring voor de aardlagen te bieden. Creationisten die dat doen, moeten daarom naar mijn mening hun model daarom duidelijk onderscheiden van de intentie van de geschiedenis binnen de Bijbel. Het is een model dat met het Schriftgetuigenis kan worden verenigd maar er niet mee samenvalt. Van Bekkum geeft aan dat zowel het boek Genesis zelf als de Bijbel als geheel van de zondvloed als historische gebeurtenis uitgaan. Of het inderdaad door hemzelf als geschiedenis wordt aanvaard, wordt mij niet echt duidelijk.

In zijn bijdrage over de relatie die Paulus legt tussen Adam en Christus wil Michael Mulder naar twee kanten voorzichtig zijn. Met Versteeg die eind jaren zestig een zeer helder artikel schreef over de vraag of we Adam als leermodel kunnen zien, pleit hij voor een heilshistorische relatie tussen Adam en Christus. Tegelijkertijd vraagt hij zich af of het uittekenen van de historische omstandigheden van Adam nodig zijn om de kern van het Evangelie vast te houden. Paulus spreekt hier naar zijn overtuiging als kind van zijn tijd. Dat is toch een andere lijn dan die van Versteeg destijds. Die hield zonder reserve vast aan wat het Nieuwe Testament over Adam als eerste mens meedeelt door wie de dood in de wereld komt.

Niet in alle bijdragen komt de evolutieleer expliciet ter sprake. Afgaande op het woord vooraf moet je ervan uitgaan dat de auteurs tenzij zij expliciet aangeven dat het anders is de evolutieleer aanvaarden. In meerdere artikelen komt naar voren dat het aanvaarden van de evolutieleer niet hoeft te lijden tot het verwerpen van het bestaan van God en van ons geloof in het kruis van Christus. Echter, dan moet wel eerlijk worden gezegd dat de betekenis van het kruis niet op klassieke christelijke en zeker niet op klassiek protestantse wijze kan worden verstaan. Dat zal voor de betrokken auteurs geen probleem zijn. Voor hen heeft de gereformeerde belijdenis of geen of slechts een beperkte betekenis. Dat geldt niet alleen rooms-katholieke auteurs of auteurs van buiten de Gereformeerde Bond in de PKN.

Duidelijk wordt dat geen van de gereformeerd vrijgemaakte of christelijke gereformeerde auteurs, van wie meerderen aan de TUA of TUK verbonden zijn, moeite heeft met de evolutieleer. Dat lag aan het begin van de jaren zestig nog totaal anders. Het laat ook zien dat de beoefening van de gereformeerde theologie in klassieke zin in Nederland onder zware druk staat. Aanvaarding van de evolutieleer staat nooit of bijna nooit op zichzelf.

Van den Brink, die jarenlang namens de Gereformeerde Bond hoogleraar was, blijkt in zijn Christelijke dogmatiek de inbreng van de mens een zelfstandige plaats te geven bij de totstandkoming van de Schrift. Zijn visie op de Schrift is gelijk aan die van de vroegere ethische richting in de Hervormde Kerk. Wie zijn dogmatiek naast die van Bavinck of die van Velema en Van Genderen legt, ziet niet alleen op het punt van de Schriftleer – en daarmee het al dan niet aanvaarden van de evolutieleer – verschillen. Ik denk er ook aan dat niet echt duidelijk wordt of wij zonder meer aan de eeuwige straf moeten vasthouden. Het verklaart ook dat de toe-eigening van het heil in de Christelijke dogmatiek weinig aandacht krijgt.

Prof. dr. Arnold Huijgen doet in tegenstelling tot Van den Brink geen enkele poging een brug te slaan tussen geloof en wetenschap met betrekking tot schepping en/of evolutie. Hij ziet het als twee geheel eigen perspectieven. Het feit dat zijn positie betekent dat er afstand wordt genomen van de klassieke visie op het beeld Gods, ziet hij niet als een probleem. Hij wil het beeld Gods louter functioneel, relationeel en vooral christologisch verstaan. Met dat laatste volgt hij Karl Barth en zijn Nederlandse geestverwanten Miskotte en Noordmans. Dat betekent dat er theologisch geen betekenis aan de staat van rechtheid kan worden toegekend. Over ieder mens kunnen wij slechts vanuit Christus spreken. Het zal duidelijk zijn dat ook bij deze de realiteit van verloren gaan nog slechts aan de rand aan de orde kan komen. Barth sprak van een onmogelijke mogelijkheid.

Uit Huijgens boek Lezen en laten lezen blijkt ook dat hij meegaat met de zogenaamde nieuwe hermeneutiek. Hij pleit voor bevindelijk Bijbellezen maar dan staat ‘bevindelijk’ vooral tegenover cognitief en dat is een tegenstelling die de gereformeerde belijdenis niet kent. Klassiek bevindelijk noties die wij in de gereformeerde belijdenis tegenkomen in relatie tot de wedergeboorte, de rechtvaardiging, het eeuwige leven en bekering tot God komen bij hem juist niet naar voren. Het is een aanwijzing dat een andere visie op de eerste hoofdstukken van de Bijbel eigenlijk nooit op zichzelf staat.

Op welke wijze moet bezinning plaats vinden

Bij de presentatie van de bundel En God zag dat het goed was stelde de uitgever dat dit boek de gereformeerde gezindte tot fundamentele bezinning noopt met betrekking tot de verhouding van schepping en evolutie. Gezien de wijze waarop de redactie medewerkers zocht is dat toch een wat gekleurde oproep. De uitkomst staat voor de redactie namelijk al vast. Daar komt bij dat wie met de lijn van dit boek meegaat, de gereformeerde belijdenis hooguit als historisch document kan waarderen maar niet als regel die aangeeft waarin de eenheid van het geloof bestaat. Zo’n houding zal gevolgen hebben binnen de kerk en binnen organisaties die zich aan de belijdenis van de kerk hebben verbonden.

In de jaren zestig werden in antwoord op de vervlakking van protestants-christelijke scholen reformatorische scholen opgericht. Scholen die onverkort aan het gezag van de Schrift wilden vasthouden en zich zonder reserve aan de gereformeerde belijdenis wilden binden. Vindt het gedachtegoed over de aard van het Schriftgezag zoals die uit de bijdragen in En God zag dat het goed was ingang onder docenten van reformatorische scholen, dan komt het einde van het bestaansrecht van die scholen in zicht. Het is een aspect dat in relatie met En God zag dat het goed was kan en moet onder ogen worden gezien.

In januari 2018 stond de conferentie van het Hersteld Hervormd Seminarie in het teken van de relatie tussen geloof en wetenschap en dat toegespitst op de evolutie. Besloten werd dat de daar gegeven lezingen in uitgewerkte vorm in druk zouden verschijnen. Met het uitkomen van En God zag dat het goed was, was de voorbereiding van deze publicatie in haar allerlaatste fase. Interactie van En God zag dat het goed was is er daarom slechts op een enkele plaats. Wel geeft deze bundel een heel ander geluid. Een geluid waarvan ik hoop dat het zegenrijke invloed heeft in kerken en scholen. Deze bundel heeft de titel gekregen Woord & wetenschap: Goddelijke openbaring versus menselijk inzicht. Medewerkers zijn mijn broer prof. dr. Wim de Vries, prof. dr. Mark J. de Vries (geen familie, maar wel met hem verbonden in diepe eerbied voor de Bijbel als het Woord van God) en mijn persoon.

Voor hen die de Engelse taal beheersen noem ik de bundel Should Christians Embrace Evolution? Biblical and Scientific Responses onder redactie van Norman C. Nevin. Voor de medewerkers aan deze bundel is de zienswijze dat men óf de evolutieleer moet aanvaarden óf de wetenschap afwijzen een onjuiste tegenstelling. Zij weten zich gebonden aan de Schrift als het Woord van God, maar zijn overtuigd van het belang van (natuur)wetenschappelijk onderzoek. De vragen naar de aard en reikwijdte van (natuur)wetenschap komen aan de orde. Zij laten zien dat het onmogelijk is de boodschap van de Schrift volledig vast te houden bij onvoorwaardelijke acceptatie van de evolutieleer als wetenschappelijke theorie. Zij laten zien dat die acceptatie wetenschappelijk gezien niet dwingend noodzakelijk is. Hun bundel is een pleidooi om bij het getuigenis van de Schrift over de oorsprong van de mens te blijven.

Op het terrein van geloof en wetenschap blijven er open vragen. Echter, als het gaat én om de oorsprong én om de toekomst van de mens moeten we onverkort aan het historisch karakter van het Bijbelse getuigenis vasthouden en het beperkte karakter van (natuur)wetenschap verdisconteren. We moeten hierin al onze gedachten gevangen laten nemen tot Christus zoals Hij Zich in Zijn Woord geopenbaard heeft. Dat kan nooit in eigen kracht, maar alleen door de inwoning van Gods Geest. Laat daarom elke dag onze bede zijn: ‘Maak in Uw Woord mijn gang en treden vast, schraag op dat spoor mijn wankelende gangen.

William den Boer, René Fransen en Rik Peels (red.), En God zag dat het goed was. Christelijk geloof en evolutie in 25 cruciale vragen (Kampen: Summum, 2019), paperback 426 pp.

W. de Vries, M.J. de Vries en P. de Vries, Woord & wetenschap: Goddelijke openbaring versus menselijk inzicht (Apeldoorn: Labarum Academic, 2020), paperback 232 pp.

Norman C. Nevin, Should Christians Embrace Evolution? Biblical and scientific responses (Nottingham: IVP), paperback 220 pp.

Deze gastbijdrage is met toestemming overgenomen van de website van dr. P. de Vries. Het originele artikel is hier te vinden.