Het juiste zicht op het fundament, het voorwerp en het doel van de theologie doet ertoe. Alleen het perspectief van God Zelf werpt het juiste licht over de werkelijkheid waarin we leven. Universiteiten zouden zich dit moeten aantrekken.
Alles hangt met alles samen. Een bekend maar nog altijd fascinerend voorbeeld hiervan is de theorie van het zogenaamde ‘vlindereffect’: de vlucht van één vlinder in Brazilië kan een flinke storm veroorzaken in Texas, doordat een minuscule luchtstroom kan uitgroeien tot iets veel groters. De wereld zit ingewikkeld in elkaar, te ingewikkeld om haar in onze greep te krijgen. De vleugelslag van een vlinder laat zich niet voorspellen en de modellen van het KNMI – hoe nuttig op zichzelf ook – maken weersverwachtingen niet onfeilbaar.
Blikvernauwing
Modellen kunnen we maar niet beter verwarren met de werkelijkheid zelf. Toch is keer op keer de verleiding groot dat wel te doen. Vooral in crisissituaties, wanneer we het gevoel hebben dat we onze grip verliezen, hebben we de neiging de werkelijkheid onze wil op te leggen. Maar telkens weer blijkt dat dit leidt tot blikvernauwing en controledwang.
Tijdens de coronaperiode lieten veel politici en beleidsmakers zich zozeer leiden door modellen van het RIVM dat ze niet terugschrokken voor het invoeren van zeer vergaande maatregelen: er kwamen lockdowns, scholen gingen dicht, mondkapjes domineerden het straatbeeld, vaccinaties werden ons opgedrongen. Door deze eenzijdige focus op wetenschappelijke modellen zagen bewindslieden en beleidsmakers belangrijke dingen over het hoofd, zoals het psychisch welbevinden van jongeren, de eenzaamheid onder ouderen en de impact van uitgestelde zorg.
In de medische wereld spreekt men wel van het ‘niet-pluis gevoel’: een rafelig gevoel dat de gezondheid van de patiënt in gevaar is zonder dat daar directe aanwijzingen voor zijn. Dit gevoel dwingt een arts beter te kijken, andere vragen te stellen en diagnoses te heroverwegen. Onderzoek laat zien dat het niet-pluisgevoel de kans op het ontdekken van een ernstige ziekte aanzienlijk verhoogt. Verantwoord medisch handelen vraagt om een bredere blik dan het blindelings volgen van protocollen.
Het goddelijk perspectief
Nu hebben wij mensen sowieso al een beperkte blik: we kunnen alleen met onze eigen ogen naar de werkelijkheid kijken, we kunnen het leven alleen tegemoet treden met onze eigen begrensde levensgeschiedenis. Om enigszins begripvol in het leven te staan, hebben we een venster nodig op de gedachten, emoties en levenservaringen van anderen. C.S. Lewis roemde daarom de kracht van de grote klassiekers uit de literatuurgeschiedenis: ‘Maar door het lezen van grote literatuur word ik duizend mensen en toch blijf ik mezelf. (…) Ik zie met ontelbare ogen, maar ik ben nog steeds degene die ziet’. Dat is fraai geformuleerd en welkome aansporing om eens een literaire roman ter hand te nemen. Maar al word ik ‘duizend mensen’, dan nog ontgaat mij het perspectief van Hem zonder wiens wil geen vlinder zijn vleugel uitslaat.
De meest ernstige vorm van blikvernauwing is het niet rekenen met hoe God de werkelijkheid ziet. Dat geldt al helemaal als zelfs theologen dat niet doen. We zagen al eerder dat aan de meeste Nederlandse universiteiten de opleiding Theologie is omgedoopt tot Religiewetenschappen waar je de religieuze, sociale en culturele context leert analyseren die de huidige wereld heeft gemaakt tot wat ze is. Je bestudeert sprekende mensen en zwijgende goden.
Gods laatste Woord
Dat roept de klemmende vraag op: mag God ook nog wat zeggen? Elke wetenschap baseert zich op vooronderstellingen. Het is niet onredelijk dat ook de theologie zulke vooronderstellingen kent: Gods openbaring in de Thora, de heilsgeschiedenis, het spreken van de profeten en de wijsheidsliteratuur die zijn climax bereikte in het Woord dat vlees geworden is en onder ons heeft gewoond (Joh. 1:14). De oude theologen spraken over het vleesgeworden Woord als de ratio en oratio van God: de Zoon openbaart (oratio) ons de gedachten (ratio) van de Vader. Breder blikveld is niet denkbaar. Deze voortgang van de openbaring wordt prachtig samengevat door de schrijver van de Hebreeënbrief:
Nadat God voorheen vele malen en op vele wijzen tot de vaderen gesproken had door de profeten, heeft Hij in deze laatste dagen tot ons gesproken door de Zoon. (Hebr. 1:1, HSV)
Misschien heeft wel nooit iemand de betekenis van deze woorden dieper gepeild dan de zestiende-eeuwse mysticus Johannes van het Kruis:
Want Hij heeft Zijn Zoon gegeven, Zijn enig Woord. Hij heeft geen ander. Daarmee heeft Hij in dit éne Woord alles tegelijk gezegd in één keer. Méér heeft hij niet te zeggen (…). Datgene immers wat Hij vroeger broksgewijze aan de profeten meedeelde, heeft Hij nu in zijn geheel tot ons gezegd door ons het Al te geven, namelijk Zijn Zoon. Daarom zou degene die nu God wil ondervragen of een visioen of openbaring wenst, niet alleen een dwaasheid begaan, maar hij zou God ook een belediging aandoen, omdat hij zijn ogen niet geheel en al op Christus vestigt zonder iets anders of iets nieuws te wensen.
In dit licht is het feit dat aan wat ooit faculteiten van Godgeleerdheid heetten, God het recht wordt ontzegd Zich uit te spreken, een uiterste vorm van hubris (hoogmoed). Het is een herhaling van de zondeval in zijn zoveelste gedaante.
Alles in het licht van God
In 1625 publiceerden vier Leidse hoogleraren een handboek van de gereformeerde theologie. Het boek kreeg de titel Synopsis Purioris Theologiae (Overzicht van een zuiverder theologie) en ademt de geest van de Synode van Dordt (1618-1619). In het eerste hoofdstuk stelt een van de hoogleraren, Johannes Polyander, dat we niets met zekerheid over God kunnen weten zonder Zijn bijzondere openbaring door Zijn Woord. Dit geïnspireerde Woord is het fundament van de theologie. De uiteindelijke bron van onze kennis is de zelfkennis van God als Vader, Zoon en Heilige Geest, voor zover God die aan ons heeft geopenbaard. Deze kennis is ons gegeven met een doel: een godzalig leven, ons eeuwig behoud en de eer van God. De theologie is geen theoretische vingeroefening maar ‘een praktische wetenschap die de wil van alle aandoeningen krachtig beweegt om God te vereren en de naaste lief te hebben. Vandaar dat het geloof gezegd wordt dat het krachtig werk door de liefde’.
Het voorwerp van de theologie is (1) God Zelf, (2) de bijbelse leer die nodig is voor ‘gemeenschap met en genieting van God’ en (3) ‘alles wat in de natuur van de dingen door God geschapen en verordend is, in zoverre zij tot God als tot hun oorsprong en doel teruggebracht moeten worden’. (I, 12) Van deze door God geschapen en verordende dingen geeft Polyander als voorbeelden natuurkunde, ethiek en staatskunde. In een interview met dit magazine, enkele maanden geleden (41/2024), definieerde dr. Gijsbert van den Brink theologie als ‘de studie van God en alle dingen in het licht van God’:
Theologie gaat niet alleen over God maar over het hele leven, over economie, over ecologie, over politiek. Er is niets wat buiten de sfeer van de theologie valt. Je denkt als theoloog over de dingen na in het licht van hoe God ze bedoeld heeft.
Om de samenhang der dingen op het spoor te komen, om antwoord te geven te geven op de vraag waarom de dingen zijn zoals ze zijn, kan de wetenschap er niet om heen hun oorsprong en doel ’terug te brengen’ tot hun Schepper.
Wetenschap of waardeoordeel?
Een voorbeeld. In een column in De Telegraaf bracht Ronald Plasterk onlangs het fenomeen van physics envy ter sprake: jaloezie ten aanzien van de natuurwetenschappen omdat die ondubbelzinnige feiten kunnen vaststellen. Maar een heleboel dingen in het leven gaan helemaal niet over feiten die je kunt vaststellen. Plasterk zelf noemt het voorbeeld van abortus. Daarover kunnen we geen wetenschappelijk oordeel, slechts een waardeoordeel. ‘De voorstanders van abortus zeggen ‘baas in eigen buik’: een vrouw heeft het mensenrecht te bepalen wat er in haar lichaam groeit. De tegenstanders zeggen: een ongeboren kind is ook een mens van wie het leven door de wet moet worden verdedigd. De biologie geeft geen objectief en onbetwistbaar antwoord op de vraag wanneer het beschermenswaardige leven begint.’ Maar het menselijk leven valt natuurlijk weldegelijk onder het licht van hoe God het bedoeld heeft. Vanuit Gods perspectief is een waardeoordeel nooit subjectief en wetenschap nooit waardenvrij.
Een universiteit zonder de theologie als ‘koningin der wetenschappen’ is daarom in tegenspraak met zichzelf. Dat laatste had kardinaal John Henry Newman goed begrepen toen hij in een van zijn eerste colleges over The Idea of a University zei:
Ik zeg dan, dat als een universiteit, uit de aard der zaak, een plaats van onderwijs is waar universele kennis wordt onderwezen, en als aan een bepaalde – zogenaamde – universiteit de theologie wordt buitengesloten, een van de volgende twee conclusies onvermijdelijk is: ofwel, aan de ene kant, dat de theologie niet het domein is van echte kennis, of, aan de andere kant, dat aan zo’n universiteit een speciale en belangrijke wetenschappelijke discipline wordt geweerd. Ik zeg: de voorstanders van zo’n instelling moet dit zeggen of hij moet dat zeggen; hij moet bekennen ofwel dat er weinig of niets bekend is over het Opperwezen, ofwel dat deze zetel van geleerdheid zichzelf noemt wat het niet is.
Universele kennis veronderstelt een alomvattend perspectief: dat van God Zelf.
Dr. Henk Dijkgraaf schreef al eerder een stuk over theologie als wetenschap aan de universiteit. Dat vorige artikel is hier te lezen.
Dit artikel is met toestemming overgenomen uit De Waarheidsvriend. De volledige bronvermelding luidt: Dijkgraaf, H., 2024, Op de universiteit is het niet pluis. God het recht ontzeggen Zich uit te spreken is een herhaling van de zondeval, De Waarheidsvriend 113 (6): 4-6 (artikel).