Home » Artikelen geplaatst door Henk Dijkgraaf

Auteursarchief: Henk Dijkgraaf

Op de universiteit is het niet pluis – God het recht ontzeggen Zich uit te spreken is een herhaling van de zondeval

Het juiste zicht op het fundament, het voorwerp en het doel van de theologie doet ertoe. Alleen het perspectief van God Zelf werpt het juiste licht over de werkelijkheid waarin we leven. Universiteiten zouden zich dit moeten aantrekken.

Alles hangt met alles samen. Een bekend maar nog altijd fascinerend voorbeeld hiervan is de theorie van het zogenaamde ‘vlindereffect’: de vlucht van één vlinder in Brazilië kan een flinke storm veroorzaken in Texas, doordat een minuscule luchtstroom kan uitgroeien tot iets veel groters. De wereld zit ingewikkeld in elkaar, te ingewikkeld om haar in onze greep te krijgen. De vleugelslag van een vlinder laat zich niet voorspellen en de modellen van het KNMI – hoe nuttig op zichzelf ook – maken weersverwachtingen niet onfeilbaar.

Blikvernauwing

Modellen kunnen we maar niet beter verwarren met de werkelijkheid zelf. Toch is keer op keer de verleiding groot dat wel te doen. Vooral in crisissituaties, wanneer we het gevoel hebben dat we onze grip verliezen, hebben we de neiging de werkelijkheid onze wil op te leggen. Maar telkens weer blijkt dat dit leidt tot blikvernauwing en controledwang.

Tijdens de coronaperiode lieten veel politici en beleidsmakers zich zozeer leiden door modellen van het RIVM dat ze niet terugschrokken voor het invoeren van zeer vergaande maatregelen: er kwamen lockdowns, scholen gingen dicht, mondkapjes domineerden het straatbeeld, vaccinaties werden ons opgedrongen. Door deze eenzijdige focus op wetenschappelijke modellen zagen bewindslieden en beleidsmakers belangrijke dingen over het hoofd, zoals het psychisch welbevinden van jongeren, de eenzaamheid onder ouderen en de impact van uitgestelde zorg.

In de medische wereld spreekt men wel van het ‘niet-pluis gevoel’: een rafelig gevoel dat de gezondheid van de patiënt in gevaar is zonder dat daar directe aanwijzingen voor zijn. Dit gevoel dwingt een arts beter te kijken, andere vragen te stellen en diagnoses te heroverwegen. Onderzoek laat zien dat het niet-pluisgevoel de kans op het ontdekken van een ernstige ziekte aanzienlijk verhoogt. Verantwoord medisch handelen vraagt om een bredere blik dan het blindelings volgen van protocollen.

Het goddelijk perspectief

Nu hebben wij mensen sowieso al een beperkte blik: we kunnen alleen met onze eigen ogen naar de werkelijkheid kijken, we kunnen het leven alleen tegemoet treden met onze eigen begrensde levensgeschiedenis. Om enigszins begripvol in het leven te staan, hebben we een venster nodig op de gedachten, emoties en levenservaringen van anderen. C.S. Lewis roemde daarom de kracht van de grote klassiekers uit de literatuurgeschiedenis: ‘Maar door het lezen van grote literatuur word ik duizend mensen en toch blijf ik mezelf. (…) Ik zie met ontelbare ogen, maar ik ben nog steeds degene die ziet’. Dat is fraai geformuleerd en welkome aansporing om eens een literaire roman ter hand te nemen. Maar al word ik ‘duizend mensen’, dan nog ontgaat mij het perspectief van Hem zonder wiens wil geen vlinder zijn vleugel uitslaat.

De meest ernstige vorm van blikvernauwing is het niet rekenen met hoe God de werkelijkheid ziet. Dat geldt al helemaal als zelfs theologen dat niet doen. We zagen al eerder dat aan de meeste Nederlandse universiteiten de opleiding Theologie is omgedoopt tot Religiewetenschappen waar je de religieuze, sociale en culturele context leert analyseren die de huidige wereld heeft gemaakt tot wat ze is. Je bestudeert sprekende mensen en zwijgende goden.

Gods laatste Woord

Dat roept de klemmende vraag op: mag God ook nog wat zeggen? Elke wetenschap baseert zich op vooronderstellingen. Het is niet onredelijk dat ook de theologie zulke vooronderstellingen kent: Gods openbaring in de Thora, de heilsgeschiedenis, het spreken van de profeten en de wijsheidsliteratuur die zijn climax bereikte in het Woord dat vlees geworden is en onder ons heeft gewoond (Joh. 1:14). De oude theologen spraken over het vleesgeworden Woord als de ratio en oratio van God: de Zoon openbaart (oratio) ons de gedachten (ratio) van de Vader. Breder blikveld is niet denkbaar. Deze voortgang van de openbaring wordt prachtig samengevat door de schrijver van de Hebreeënbrief:

Nadat God voorheen vele malen en op vele wijzen tot de vaderen gesproken had door de profeten, heeft Hij in deze laatste dagen tot ons gesproken door de Zoon. (Hebr. 1:1, HSV)

Misschien heeft wel nooit iemand de betekenis van deze woorden dieper gepeild dan de zestiende-eeuwse mysticus Johannes van het Kruis:

Want Hij heeft Zijn Zoon gegeven, Zijn enig Woord. Hij heeft geen ander. Daarmee heeft Hij in dit éne Woord alles tegelijk gezegd in één keer. Méér heeft hij niet te zeggen (…). Datgene immers wat Hij vroeger broksgewijze aan de profeten meedeelde, heeft Hij nu in zijn geheel tot ons gezegd door ons het Al te geven, namelijk Zijn Zoon. Daarom zou degene die nu God wil ondervragen of een visioen of openbaring wenst, niet alleen een dwaasheid begaan, maar hij zou God ook een belediging aandoen, omdat hij zijn ogen niet geheel en al op Christus vestigt zonder iets anders of iets nieuws te wensen.

In dit licht is het feit dat aan wat ooit faculteiten van Godgeleerdheid heetten, God het recht wordt ontzegd Zich uit te spreken, een uiterste vorm van hubris (hoogmoed). Het is een herhaling van de zondeval in zijn zoveelste gedaante.

Alles in het licht van God

In 1625 publiceerden vier Leidse hoogleraren een handboek van de gereformeerde theologie. Het boek kreeg de titel Synopsis Purioris Theologiae (Overzicht van een zuiverder theologie) en ademt de geest van de Synode van Dordt (1618-1619). In het eerste hoofdstuk stelt een van de hoogleraren, Johannes Polyander, dat we niets met zekerheid over God kunnen weten zonder Zijn bijzondere openbaring door Zijn Woord. Dit geïnspireerde Woord is het fundament van de theologie. De uiteindelijke bron van onze kennis is de zelfkennis van God als Vader, Zoon en Heilige Geest, voor zover God die aan ons heeft geopenbaard. Deze kennis is ons gegeven met een doel: een godzalig leven, ons eeuwig behoud en de eer van God. De theologie is geen theoretische vingeroefening maar ‘een praktische wetenschap die de wil van alle aandoeningen krachtig beweegt om God te vereren en de naaste lief te hebben. Vandaar dat het geloof gezegd wordt dat het krachtig werk door de liefde’.

Het voorwerp van de theologie is (1) God Zelf, (2) de bijbelse leer die nodig is voor ‘gemeenschap met en genieting van God’ en (3) ‘alles wat in de natuur van de dingen door God geschapen en verordend is, in zoverre zij tot God als tot hun oorsprong en doel teruggebracht moeten worden’. (I, 12) Van deze door God geschapen en verordende dingen geeft Polyander als voorbeelden natuurkunde, ethiek en staatskunde. In een interview met dit magazine, enkele maanden geleden (41/2024), definieerde dr. Gijsbert van den Brink theologie als ‘de studie van God en alle dingen in het licht van God’:

Theologie gaat niet alleen over God maar over het hele leven, over economie, over ecologie, over politiek. Er is niets wat buiten de sfeer van de theologie valt. Je denkt als theoloog over de dingen na in het licht van hoe God ze bedoeld heeft.

Om de samenhang der dingen op het spoor te komen, om antwoord te geven te geven op de vraag waarom de dingen zijn zoals ze zijn, kan de wetenschap er niet om heen hun oorsprong en doel ’terug te brengen’ tot hun Schepper.

Wetenschap of waardeoordeel?

Een voorbeeld. In een column in De Telegraaf bracht Ronald Plasterk onlangs het fenomeen van physics envy ter sprake: jaloezie ten aanzien van de natuurwetenschappen omdat die ondubbelzinnige feiten kunnen vaststellen. Maar een heleboel dingen in het leven gaan helemaal niet over feiten die je kunt vaststellen. Plasterk zelf noemt het voorbeeld van abortus. Daarover kunnen we geen wetenschappelijk oordeel, slechts een waardeoordeel. ‘De voorstanders van abortus zeggen ‘baas in eigen buik’: een vrouw heeft het mensenrecht te bepalen wat er in haar lichaam groeit. De tegenstanders zeggen: een ongeboren kind is ook een mens van wie het leven door de wet moet worden verdedigd. De biologie geeft geen objectief en onbetwistbaar antwoord op de vraag wanneer het beschermenswaardige leven begint.’ Maar het menselijk leven valt natuurlijk weldegelijk onder het licht van hoe God het bedoeld heeft. Vanuit Gods perspectief is een waardeoordeel nooit subjectief en wetenschap nooit waardenvrij.

Een universiteit zonder de theologie als ‘koningin der wetenschappen’ is daarom in tegenspraak met zichzelf. Dat laatste had kardinaal John Henry Newman goed begrepen toen hij in een van zijn eerste colleges over The Idea of a University zei:

Ik zeg dan, dat als een universiteit, uit de aard der zaak, een plaats van onderwijs is waar universele kennis wordt onderwezen, en als aan een bepaalde – zogenaamde – universiteit de theologie wordt buitengesloten, een van de volgende twee conclusies onvermijdelijk is: ofwel, aan de ene kant, dat de theologie niet het domein is van echte kennis, of, aan de andere kant, dat aan zo’n universiteit een speciale en belangrijke wetenschappelijke discipline wordt geweerd. Ik zeg: de voorstanders van zo’n instelling moet dit zeggen of hij moet dat zeggen; hij moet bekennen ofwel dat er weinig of niets bekend is over het Opperwezen, ofwel dat deze zetel van geleerdheid zichzelf noemt wat het niet is.

Universele kennis veronderstelt een alomvattend perspectief: dat van God Zelf.

Dr. Henk Dijkgraaf schreef al eerder een stuk over theologie als wetenschap aan de universiteit. Dat vorige artikel is hier te lezen.

Dit artikel is met toestemming overgenomen uit De Waarheidsvriend. De volledige bronvermelding luidt: Dijkgraaf, H., 2024, Op de universiteit is het niet pluis. God het recht ontzeggen Zich uit te spreken is een herhaling van de zondeval, De Waarheidsvriend 113 (6): 4-6 (artikel).

Spreken over Boven – Theologie geldt in academische kringen niet langer als echte wetenschap

De afgelopen maanden was er veel nieuws over het verdwijnen van universitaire studies. Het betreft niet alleen studierichtingen als Duits, Frans, Arabisch en Keltisch maar ook wat ooit gold als ‘de koningin der wetenschappen’.

Soms buitelen berichten over een bepaald onderwerp over elkaar heen. Zo berichtten verschillende media eind oktober dat de Universiteit Utrecht (UU) maar liefst zes studierichtingen gaat schrappen. Het betreft studies als Duits en Frans maar ook Religiewetenschappen. Begin november kwam het bericht dat de Vrije Universiteit in Amsterdam (VU) drie faculteiten – waaronder Religie & Theologie – gaat samenvoegen tot één nieuwe. In de naam van deze nieuwe faculteit komt het woord ’theologie’ niet meer voor.

Talenstudies onder druk

De reden die wordt aangevoerd om de vakgroepen Duits en Frans op te heffen, is dat die niet meer rendabel zouden zijn. Nog maar enkele tientallen studenten kiezen er de laatste jaren voor een van deze talen te gaan studeren. Om een indruk te geven: van de bachelorstudenten Frans studeert slechts 11 procent binnen vier jaar af. 52 procent stapt over naar een andere opleiding, 37 procent haalt helemaal geen diploma. Tweedegraads lerarenopleidingen doen het niet veel beter. In 2023 begonnen 59 studenten aan hun opleiding tot leraar Frans. Statistieken wijzen uit dat de laatste jaren 40 procent al in het eerste jaar uitvalt en dat slechts zo’n 30 procent binnen vijf jaar de eindstreep haalt. Voor Duits zijn de cijfers vergelijkbaar.

Met deze cijfers in het achterhoofd is het niet verwonderlijk dat er nauwelijks docenten Frans en Duits te vinden zijn. Mijn eigen zoon zit in de derde klas van de middelbare school, maar krijgt dit jaar geen Frans. De mogelijkheid om in de bovenbouw Frans te kiezen, is voor hem passé. Op het Lorentz Lyceum in Arnhem – Arnhem! – wordt in de bovenbouw überhaupt geen Duits meer gegeven. En het gaat alleen maar erger worden. Volgens de laatste trendrapportage Arbeidsmarkt Leraren van het ministerie van Onderwijs zal het lerarentekort voor Frans en Duits in 2032 verdubbeld zijn.

Gevolgen voor de theologie

De teloorgang van Frans en Duits in het Nederlandse onderwijs heeft niet alleen economische en culturele gevolgen, maar raakt ook de theologiebeoefening in Nederland. Voor theologen die het Duits of Frans niet of nauwelijks beheersen, is een scala van belangrijke theologische werken niet toegankelijk. Een hoogleraar vertrouwde me kortgeleden toe dat als hij Duitse of Franse teksten met zijn studenten wil behandelen, hij gedwongen is deze in Engelse vertaling aan te bieden. Wie serieus werk wil maken van het bestuderen van het bijbelboek Genesis, kan in alle redelijkheid niet heen om het driedelige commentaar van de Duitse oudtestamenticus Claus Westermann. Wie meer wil weten over middeleeuwse exegese van de Bijbel is nog steeds aangewezen op Exégèse médiévale: les quatre sens de l’Écriture van de Franse theoloog Henri de Lubac. Noch het werk van Westermann, noch dat van Lubac is in het Nederlands vertaald. Nog een voorbeeld: dit jaar bezorgde prof. dr. W.H.Th. Moehn het eerste deel van de wetenschappelijke editie van de complete werken van Guido de Brès (Le Baston de la Foy chrestienne). Zal er over dertig jaar nog een Nederlandse theoloog zijn die een project als Guy de Brès Euvres Complètes op poten kan zetten?

Theologie en universiteit

Het verdwijnen van de studie theologie aan Nederlandse universiteiten is een verhaal van nog ernstiger aard. Hier is niet alleen sprake van een bezuinigingsronde maar zijn aard en wezen van de theologie als zodanig in het geding. Als reden voor de faculteitenfusie aan de VU noemde rector Jeroen Geurts in het dagblad Trouw (5 november) dat er sprake is van ‘religiestress’. Wat blijkt? De twee andere fusiepartners – Sociale Wetenschappen en Geesteswetenschappen – willen niet dat er nog iets is dat herinnert aan theologie. Theologie geldt in academische kringen niet langer als echte wetenschap. Theologie, zo is de redenering, houdt zich slechts bezig met wat mensen door de eeuwen heen bedacht hebben over God. Over God Zelf kan de theologie geen enkele uitspraak doen omdat enige vorm van bewijs dat God bestaat, ontbreekt. Het doet sterk denken aan de beruchte uitspraak van Harry Kuitert: ‘Alle spreken over Boven komt van beneden, ook de uitspraak dat iets van Boven komt’.

Verlichtingsdenken

Sinds de Verlichting is meer en meer de gedachte ontstaan dat de wetenschap slechts uitspraken kan doen over zaken die voor onze menselijke zintuigen toegankelijk zijn. Zo onderzoeken neurowetenschappers met behulp van EEG-, fMRI-scans en andere technieken hoe 86 miljard neuronen van de menselijke hersenen in verbinding staan met elkaar, met andere delen van het zenuwstelsel en de rest van ons lichaam. Archeologen doen onderzoek naar scherven aardewerk, resten van menselijke skeletten en overblijfselen van bijvoorbeeld Romeinse badhuizen die ze tijdens opgravingen in verschillende aardlagen aantreffen. Op basis van deze vondsten proberen ze zich een beeld te vormen va hoe het leven eruitzag in verschillende periodes van de geschiedenis.

Zowel neurologen als archeologen hebben dus iets in handen wat tastbaar en zichtbaar is: (scans van) menselijke hersenen en scherven aardewerk. Maar waarover beschikken theologen eigenlijk? Een oud boek, geschreven in inmiddels dode talen, waarin mensen hun ervaringen met God optekenden door middel van verhalen, wetteksten, liefdespoëzie, lofzangen, profetieën, evangeliën en brieven.

Op grond daarvan kunnen theologen wel uitspraken doen over hoe mensen in vroeger tijden over God dachten en welke voorstellingen ze van Hem maakten. Maar dat betekent niet dat ze gezaghebbende uitspraken kunnen doen over God Zelf, laat staan dat ze Zijn bestaan zouden kunnen bewijzen. Vanuit deze redenering heeft de Bijbel niet meer gezag dan de Ilias van Homerus of een toneelstuk van Shakespeare.

Deze houding verklaart waarom de Universiteit Leiden een aantal jaren geleden al de studie theologie inruilde voor religiewetenschappen. Bachelorstudenten Religiewetenschappen verdiepen zich daar nu ‘in mensen en hun opvattingen, in de rol die religies spelen in de wereld, mondiaal en regionaal, in heden en verleden’, zo valt te lezen op haar website. Interessante materie, ongetwijfeld, maar van een gezaghebbende waarheidsclaim kan natuurlijk geen sprake meer zijn.

Nu zullen alle wetenschappers erkennen dat hun uitspraken voorlopig van aard zijn. Ze kunnen immers altijd worden ingehaald door nieuwe inzichten. Maar een wetenschap die pretendeert iets zinnigs te kunnen zeggen over de God van Israël, Die in Jezus Christus vanuit de hemel is neergedaald om ons mensen en om onze redding, heeft naar seculiere inzichten geen poot om op te staan. Het bestaan van de mens Jezus Christus is historisch al niet te bewijzen, laat staan dat we een uitspraak zouden kunnen doen over twee naturen – een goddelijke en een menselijke – verenigd in één persoon.

Onverwacht geluid

Vanuit seculier perspectief is de verschuiving van theologie naar religiewetenschappen begrijpelijk. Maar dat ook gelovige wetenschappers deze wisseling van de wacht toejuichen, is een ander verhaal. In het reeds genoemde artikel in Trouw zegt prof. dr. Fred van Lieburg, hoogleraar Religiegeschiedenis aan de VU met een grote staat van dienst, dat in strikte zin theologie niet thuishoort aan een universiteit. Het moge zo zijn dat de VU sinds haar oprichting de studie theologie aanbiedt, maar dat is volgens hem ‘een armoedig argument om theologie te handhaven’. Tegelijkertijd beweert hij dat theologie ‘beter kan functioneren als ze uit haar isolement komt en haar plek inneemt binnen de geesteswetenschappen’. Daarmee lijkt hij te suggereren dat theologie in zoverre een plek verdient aan de universiteit dat ze thuishoort binnen het domein van de religiewetenschappen – als een van de geesteswetenschappen – maar niet als zelfstandige vakgroep of faculteit. Dat zou logischerwijze betekenen dat Van Lieburg – in elk geval in praktische zin – zich voegt in de gedachtegang dat theologie een spreken is over boven dat komt van beneden. Hoe dit ook zij, duidelijk is dat Van Lieburg de vraag of theologie als zelfstandige studie thuishoort aan een niet-kerkelijk gebonden universiteit, beantwoordt met een expliciet ‘nee’.

Rede en openbaring

Gold te theologie in de Middeleeuwen nog als ‘koningin der wetenschappen’, sinds de intrede van de moderniteit in de zeventiende eeuw is alle vanzelfsprekendheid daaromtrent verdwenen. Wie echter z’n oor te luisteren legt bij wat de middeleeuwse theoloog Thomas van Aquino en de negentiende-eeuwse kardinaal John Henry Newman hierover hebben gezegd, merkt dat het seculiere denken over theologie cruciale nuances overboord heeft gegooid.

Het overdragen van universele kennis is een basisopdracht van elke universiteit en bij het uitbreiden van kennis kunnen we niet anders dan in eerste instantie aansluiten bij overtuigingen die we vanzelfsprekend achten. Voor Thomas van Aquino is de leer van de drie-eenheid net zo vanzelfsprekend als dat voor wiskundigen een rechte lijn de kortste verbinding is tussen twee punten. Daar wringt natuurlijk de schoen. Van Aquino erkent dat de leer van de drie-eenheid voor de rede onbewijsbaar is maar de openbaring weliswaar boven de rede uitstijgt maar niet tegen de rede indruist. Christenen geloven dan ook niet zonder reden wat ze geloven. Zoals we een volgende keer zullen zien, doet Newman hier nog een schepje bovenop.

Dit artikel is met toestemming overgenomen uit De Waarheidsvriend. De volledige bronvermelding luidt: Dijkgraaf, H., 2024, Spreken over Boven. Theologie geldt in academische kringen niet langer als echte wetenschap, De Waarheidsvriend 112 (50): 4-6 (artikel).