Het voorjaar heeft een jaarlijks terugkerende bekoring: de vogels die terugkomen uit de overwinteringsgebieden om hier volop hun zang te laten horen. Altijd weer verrassend. Zo hoorde ik – iedereen kent de vogelnaam – op 18 april ‘mijn’ eerste Koekoek. Helder klonk de welbekende zang KOE-koek. Een geluid dat van ver te horen is.
De roep wordt enkel door het mannetje geuit. De tweetonige reclameroep (ook wel “cu-coo”) is een echte territoriumroep, die van april tot in juli wordt geroepen vanaf een hoge zitplaats. Het is nu mei, dus we kunnen nog enkele maanden in het veld van deze naam-roep genieten. Mannetjes laten bij opwinding ook wel de drielettergrepige variant koe-Koe-koek ( of “cu-cu-coo”) horen.
Koekoeken zijn wonderlijk: leggen hun eieren in de nesten van zogeheten waardvogels, het zijn dus broedparasieten. De soort is wijd verbreid in Nederland, maar nergens talrijk. Bereikt met name hoge dichtheden in moerasgebieden. De dichtheid hangt af van het aanbod aan waardvogels. Ieder wijfje specialiseert zich op een bepaalde vogelsoort of -familie, zo zijn er bijvoorbeeld ‘karekiet-koekoeken’. De eieren lijken sterk – hoe is het toch mogelijk, hoe presteren ze dat! – op die van de waardvogel.
Vermoedelijk is in onze regio de Kleine Karekiet, een echte rietvogel, de belangrijkste waardvogel. Aan de oostkant van Opheusden bij de rietrijke waai, langs de rietrijke Rijnbandijk tussen Kesteren en Lienden, in de Marspolder en Tollewaard is de Koekoek dan ook regelmatig te horen.
De soort laat niet makkelijk fotograferen. Toch wilde ik u dit plaatje met de bijbehorende informatie niet onthouden.
Dit artikel is met toestemming van de auteur overgenomen uit Het GemeenteNieuws. De volledige bronvermelding luidt: Kooij, H. van der, 2025, KOE-koek, Het GemeenteNieuws 24 (22): 7.