Home » Artikelen geplaatst door Henk van der Kooij

Auteursarchief: Henk van der Kooij

Spees-valken

De Spees is een hooggelegen gebied tussen Kesteren en Opheusden aan de zuidoever van de Nederrijn. In 1799-1800 is hier een aarden vestingwerk aangelegd, een hoornwerk.

Fort De Spees ligt op de plek waar de Marsdijk en de Rijnbandijk bij elkaar komen. Vlak voor de Tweede Wereldoorlog zijn hier versterkingen in de vorm van loopgraven en kazematten aangebracht en was dit vestingwerk een belangrijk onderdeel van de Betuwestelling. Aansluitend op het aan de noordoever liggend Hoornwerk aan de Grebbe, waarom in mei 1940 zo zwaar gevochten is.

Bij het fort staat al jaren op een paal een torenvalknestkast. Vanaf de wandeldijk goed te overzien, Eind maart 2024 nam ik hier een paar Torenvalken waar. Diverse keren daarna wezen kijken. In juni keken drie jongen me vanuit de nestkast aan. Bijzonder dat de oudervogels in het natte en frisse voorjaar drie jongen hebben weten groot te brengen!

Op 26 juni om half zeven naar De Spees gefietst. Het is beter fotograferen bij ochtendzon dan als de zon hoog aan de hemel staat. De jongen hadden de nestkast juist die ochtend verlaten en genoten als dakkelingen van de ochtendzon op het dak van het schuurtje bij de nestkast. In alle rust voor hun voedsel wachtend op hun oudervogels. De nestkast staat op een strategische plek. Op de wandeldijk staat het monument De Wachter van Gerry van der Velden, in 2013 geplaatst. Een boerenvrouw kijkt vanaf De Spees uit over de Rijn richting de Grebbeberg. In het broedseizoen kijken Spees-valken mee.

Dit artikel is met toestemming van de auteur overgenomen uit Het GemeenteNieuws. De volledige bronvermelding luidt: Kooij, H. van der, 2024, Spees-valken, Het GemeenteNieuws 23 (28): 5.

Lepelende tederheid

Buiten in de natuur valt er altijd wel wat te beleven. Toch zijn er waarnemingen die echt heel bijzonder zijn en die je niet gauw vergeet. Hierbij zo’n waarneming, passend voor mijn 100ste ingezonden stukje.

Op 2 juli (2020, red.) zag ik vanaf de brug in De Tollewaard zes voedselzoekende Lepelaars. Bij mijn nadering vloog een deel van deze vogels weg. Twee exemplaren bleven staan. Stil, op twee poten in het ondiepe water, op enkele meters van elkaar af. Het waren twee volwassen vogels: allebei hadden ze een bruingele borstvlek (de linkervogel een fraaiere) en een snavel met gele punt. Opeens liepen de vogels, ik stond stil op de brug, naar elkaar toe en begonnen elkaar te besnavelen. De tederheid van het gesnavel ontroerde me. Ik had nog nooit zoiets eerder gezien. De vogels, althans zo kwam het bij mij over, investeerden in hun relatie. En dat aan het einde van het broedseizoen. Geen second love, nee liefde moet je onderhouden.

Liefdes- en snaveltaal zijn en blijven belangrijk. Deze Lepelaars moesten eens weten dat er mensen zijn die second love promoten. Onbegrijpelijk want aan second love gaat het verlaten van de eerste liefde (first love) vooraf en zo’n ontwikkeling gaat gauw gepaard met een first hatred (eerste haat). Liefde verwordt dan tot nemende, egoïstische liefde. Zo niet bij deze Lepelaars. Zij namen de tijd voor elkaar. Hadden alleen oog voor elkaar. En ik? Ik stond op de brug en verwonderde mij over de lepelende tederheid die zich voor mijn ogen ontvouwde.

Dit artikel is met toestemming van de auteur overgenomen uit Het GemeenteNieuws. De volledige bronvermelding luidt: Kooij, H. van der, 2024, Lepelende tederheid, Het GemeenteNieuws 19 (31): 3.

Van Betuwehof naar The Last Frontier!

In Hét Gemeente Nieuws (13 maart 2024) mocht ik u berichten over het plaatsen van een nieuw Ooievaarsnest bij De Betuwehof Ouderenzorg op 24 februari. Ik had in 2020 t/m 2023 hier jaarlijks mannetje Ooievaar 4 E481 op het nest gezien, met een ongeringde Ooievaar als nestgenoot. Zou dit stel in 2024 weer terugkomen?

Eind maart 2024 stonden er twee vogels op het nest. Zelf heb ik zo nu en dan één Ooievaar gezien, soms in broedhouding. De door mij waargenomen staande vogel was ongeringd. De laatste jaren volg ik nog enkele paalnesten. Zo ook die bij de Schaapsteeg bij Kesteren.

Op 15 februari zag ik hier twee vogels, één op één poot (ongeringd), de andere, op twee poten, bleek geringd. Het nummer?: 4 E481! De Opheusdense Betuwehofvogel was hier neergestreken! Op 19 juni nam ik foto’s van het Schaapsteegnest. Beide vogels bleken geringd. Leefden de ongeringde vogels van Betuwehof en Schaapsteeg uit 2023 niet meer?

Op 22 juni op ringjacht. Helaas vloog de onbekende geringde Schaapsteegvogel bij mijn komst weg. Hetzelfde overkwam me op 25 juni ’s morgens. Gelukkig, ’s avonds was het raak. Nummer vrouwtje bleek 2 E 267, 11 jaar oud (ringdatum 14 juni 2013). Ooievaar 4 E481 is 7 jaar oud (ringdatum 18 juni 2017).

Op de foto ziet u de twee jongen van het Schaapsteegnest. De paal staat op land waarvan de eigenaar uit Amerika afkomstig. Is. Zijn inrit verwoordt The Last Frontier (de laatste grens). Dit opschrift geldt ook Betuwehof Ouderenzorg Opheusden.

Dit artikel is met toestemming van de auteur overgenomen uit Het GemeenteNieuws. De volledige bronvermelding luidt: Kooij, H. van der, 2024, Van Betuwehof naar The Last Frontier!, Het GemeenteNieuws 23 (27): 7.

Blokkade vlonderpad vogelhut

Op 22 april vanuit de vogelhut de nesten van Aalscholver en Blauwe Reiger geschat. Ik kwam uit op 80 nesten Aalscholver en 30 nesten Blauwe Reiger en zag ongeveer 25 Lepelaars.

Helaas toen niet de waterstand genoteerd. Wel weet ik dat de wilgenrand aan de noordoostrand (vanuit de hut) nog in het water stond en dat daar al gauw 8 nesten van de Blauwe Reiger in lagen. Deze soort geniet van wilgen in het water daar grondpredatoren dan niet zo onder de nesten door kunnen lopen.

In mei hier niet geweest. Waar kan een mens toch druk mee zijn?! Op 12 juni was het toch zover. Een Nachtegaal liet onderlangs de Grebbeberg zijn sfeervolle zang horen. Er zijn geluiden die je wel in zou willen drinken. Doch de vogelhut wachtte. Nu de waterstand wel genoteerd: 6.77 m NAP. Relatief hoog en het pad naar de vogelhut stond grotendeels onder water. Dat is op zich niet erg. Met laarzen was de oversteek te doen. Maar wat had bezit van het vlonderpad genomen? Een paar Meerkoeten! Blijkbaar was het pad al een tijd niet of nauwelijks belopen anders kom je toch op deze plek niet rustig tot nestelen?

Hoe als beheerder hier mee om te gaan? Vlonderpad afsluiten zolang er eieren zijn of …. Nu ik dit schrijf heeft het vandaag flink geregend: het vlonderpad staat waarschijnlijk nog wat onder water. Dus menigeen zal de vogelhut links laten liggen. Verder hopen dat de eieren gauw uitkomen.

Dit artikel is met toestemming van de auteur overgenomen uit Het GemeenteNieuws. De volledige bronvermelding luidt: Kooij, H. van der, 2024, Blokkade vlonderpad vogelhut, Het GemeenteNieuws 23 (26): 7.

Limesverleden, verrassend heden

Op 7 juni was ik bij de Spees om de wachttoren te fotograferen. De Romeinen bouwden houten wachttorens (castella) langs de Romeinse limes (Latijn voor ‘grens’) om zowel de grenzen als de vaarroute over de Rijn onder controle te houden.

Bij het zien van de forten langs de Limes viel mij op dat er een Limeslijn door mijn leven loopt. De monnik Willibrord, komend uit Ierland, heeft in 690 bij Lugdunum Batavorum (Katwijk) voet aan land gezet om het Evangelie te verkondigen en, wat een ontzaglijk voorrecht, ik ben door mijn ouders met de Bijbel opgevoed! In Laurium (Woerden) en Albaniana (Alphen a.d. Rijn) op de middelbare school gezeten. In Traiectum (Utrecht) een jaar gewoond. Nu al jaren woonachtig in Carvo (Kesteren).

Ik ben teruggefietst over het dijkfietspad richting boerderij Den Ambtse. Het water in de Rijn stond hoog, bleek bij Den Ambtse de uiterwaard in te lopen. Gelukkig was het gras tijdig gemaaid. Op de plek waar het Rijnwater naar binnenstroomde, zag ik twee Kleine Zilverreigers! Deze soort broedt niet in de Betuwe en ik heb ze in de zomer hier nog nooit gezien. Daarom zo opmerkelijk om deze soort bij deze plek aan te treffen. Stroomden er prooidieren mee? Een volwassen Blauwe Reiger was ook van de partij (een Kleine Zilverreiger is duidelijk kleiner) en een volwassen Lepelaar. Het was boeiend om te zien hoe elke soort op eigen wijze zijn voedsel zocht! Zo verliep deze voor mij niet alledaagse fietstrip historisch en verrassend.

Dit artikel is met toestemming van de auteur overgenomen uit Het GemeenteNieuws. De volledige bronvermelding luidt: Kooij, H. van der, 2024, Limesverleden, verrassend heden, Het GemeenteNieuws 23 (25): 5.

De ‘Daar-zit-die-niet’ zanger

Veel vogelsoorten hebben het moeilijk in ons land. Zo niet de Cetti’s zanger. Het gaat de soort wel door zachte winters. Vanaf 2005 komt deze eens uiterst zeldzame soort steeds meer voor in ons land, met in 2023 al zo’n 6000 broedparen! Zijn geluid is niet te missen. De luid explosief klinkende zang is onmiskenbaar.

Geweldig hoe deze zangvogel zingend kan knetteren! Is nu bij ons ook regelmatig te horen. Bijvoorbeeld langs de Rijnbandijk tussen Kesteren en Lienden en onderlangs de Grebbeberg. De vogel komt altijd in de buurt van water voor. Is een echte struikzanger. Verkiest dichte vegetaties, daardoor moeilijk te fotograferen. Bijgevoegde foto is dan ook van elders. Op 21 mei liepen een familielid en mijn persoon over de oude zeedijk van polder Arkemheen (niet ver van Putten) vogels te spotten. We noteerden ook de Cetti’s zanger.

De vogel liet zich zelfs vanaf een dorre braamstengel een tijdje bewonderen. Ongekend. Niet voor niets sprak recent op een avond met vogelvrienden een vogelaar van de ‘Daar-zit-die-niet-zanger’. Je hoort zijn zang, je wacht geduldig tot je de vogel te zien krijgt, en ineens hoor je de explosieve klanken iets verder op.

De foto toont een middelgrote, vrij compacte (‘dikke’) bruine zangvogel met korte hals en brede staart (vaak opgewipt, nu niet), opvallend koppatroon met lichte wenkbrauwstreep en twee witte halve maantjes onder en boven het oog. Zijn naam ontleent de vogel aan zijn zang: “(ti) CET-ti CET-ti, CET-ti”. Knap de persoon die dit heeft opgeschreven!

Dit artikel is met toestemming van de auteur overgenomen uit Het GemeenteNieuws. De volledige bronvermelding luidt: Kooij, H. van der, 2024, De ‘Daar-zit-die-niet’ zanger, Het GemeenteNieuws 23 (24): 7.

Een echte zomer-eend

Het waterrijke Rivierengebied kent veel soorten eenden. Wilde Eend, Krakeend en Kuifeend zijn jaarrond waar te nemen. Smienten zijn talrijk in het winterhalfjaar. Recent nam ik enkele Slobeenden waar in het Eldikse Veld. Broeden hier.

Er zijn nog andere soorten. Ik vraag nu uw aandacht voor een bijzondere soort: de Zomertaling. Talingen zijn relatief kleine eenden Of de Zomertaling in onze omgeving broedt, betwijfel ik. Ik zie deze soort heel weinig, zo nu en dan in het voorjaar, in klein aantal op doortrek. Elke waarneming is daarom steeds een vreugdevolle verrassing. De zomertaling is een echte zomergast: is hier voornamelijk in de periode maart-september aanwezig. De soort broedt in open moerassen en agrarisch gebied met voedselrijke sloten en ondiepe plassen. Het zijn langeafstandstrekkers die ten zuiden van de Sahara overwinteren, onder meer in de Sahel.

Zomertalingen zijn prachtige eenden. Op 8 mei zag ik in de Gouverneurspolder vanaf het westelijk begin van het klompenpad in het ondiepe water een foeragerend paar. Ze zeefden het wateroppervlak of hielden de kop onder water. De rechtervogel is een mannetje: paarsbruine kop met een fraaie oogboog als een witte halve maan! Verder bruine borst bruin en een lichtgrijze flank. Het vrouwtje heeft een gestreept koppatroon, is zoals bij de meeste eenden, duidelijk minder opvallend.

Zomertalingen zijn schaars. Zo’n vijf jaar geleden herbergde Nederland 1000-1500 broedparen. Vandaar dat de Zomertaling op de Rode Lijst van Nederlandse broedvogels staat als ‘bedreigd’. Ten opzichte van 1950 is de soort met 90% afgenomen (Sovon).

Dit artikel is met toestemming van de auteur overgenomen uit Het GemeenteNieuws. De volledige bronvermelding luidt: Kooij, H. van der, 2024, Een echte zomer-eend, Het GemeenteNieuws 23 (23): 7.

Weidevogelgebied Eldikse Veld: Grutto’s en Tureluurs!

Een weidevogelvrijwilligster had me aangeraden dieper het Eldikse Veld in te gaan. Op 18 mei 2024 was het zover. In het beginstuk van het 200 ha grote weidevogelgebied lieten zich vijf Grutto’s horen en zien: zeker drie paar met jongen. Ook Tureluurs! Echter het hoge gras bemoeilijkte het tellen.

Oostelijker in het gebied werd ik opnieuw hartelijk begroet: een Grutto vloog me tegemoet en liet even later bovenin een knotwilg (!) de altijd sfeervolle grutto-roep horen: ook jongen. Toen was daar een brede wetering met … veel weidevogels! Op de foto een stukje van de brede sloot. De A15 vormt de noordgrens van het Eldikse Veld vandaar de auto’s. Op de paaltjes staan 7 Grutto’s en 4 (vaag) Tureluurs!! Hun geluiden buitelden over en door elkaar.

Wat opviel was dat op het graslandperceel rijk aan weidevogels een andere grassoort groeide. De lichtere grasvegetatie was minder dicht, ijler. Ideaal voor weidevogels om voedsel te vinden? In totaal nam ik hier minimaal 23 Grutto’s en 7 Tureluurs waar.

Het rapport Natuuronderzoek Eldikse Veld van drs. Felix (2004) vermeldt voor 1996 t/m 2004 gemiddeld 38 paar Grutto’s en 10 paar Tureluurs. Het aantal Tureluurs is zeker niet achteruitgegaan.

Aan een totaalschatting van de Grutto waag ik me niet. In april is het Weidevogelbord Eldikse Veld onthuld. Het bord vermeldt: ‘De bescherming van de vogels wordt ingevuld door een samenwerking tussen de boeren en weidevogelvrijwilligers.’ Fijn! Het is onze blijvende taak de natuur te beheren en te behouden.

Dit artikel is met toestemming van de auteur overgenomen uit Het GemeenteNieuws. De volledige bronvermelding luidt: Kooij, H. van der, 2024, Weidevogelgebied Eldikse Veld: Grutto’s en Tureluurs!, Het GemeenteNieuws 23 (22): 7.

Opzienbarend: Afonso Tringa Tol!

Vogels spotten blijft een verrassende en daardoor steeds weer boeiende bezigheid. In diverse uiterwaarden , maar bijvoorbeeld ook in het Eldikse Veld, komt de Tureluur voor. Deze vogel krijgt er geen genoeg van om in broedseizoen regelmatig zijn naam uit te zingen: ‘tjululuu’. Afgelopen weken hoorde ik in de Tollewaard bij Lienden, lopend en fietsend over het klompenpad, ook de felle alarmroep ‘tuuk’: jongen aanwezig!

De Tureluur is een van de kleinere Nederlandse weidevogels: lengte 24-27 cm, iets kleiner dan de Kievit. De Tureluur kan in ons land overwinteren, maar de vogel op de foto is een trekvogel. De vogel is namelijk op 28 oktober 2020 door Pedro Henriques met een mistnet (een zeer dun fijnmazig net) gevangen in het natuurreservaat EVOA-Taag Estuarium bij Lissabon – het belangrijkste moerasgebied van Portugal. De fototureluur Tringa (geslachtsnaam Tureluur) Tol (uiterwaard Tollewaard) is door mij voor het eerst gespot op 19 mei 2022 (Nooit tureluurs, Hét Gemeente Nieuws 6 juli 2022). De vogel had toen jongen.

Tringa Tol kreeg ik in de Tollewaard weer te zien op 4 en 7 april 2023 én recent op 6, 7 en 13 mei 2024!! Mijn waarnemingen verstuur ik naar Afonso Rocha, vandaar nu de naam Afonso Tringa Tol. De vogel is op volwassen leeftijd geringd in 2020. Dus al gauw minimaal 5 jaar oud. Wat een plaats-trouw en wat bezit de vogel een uitstekende tomtom en een nauwkeurig geheugen!

Jongen zijn na 23-25 dagen vliegvlug. Dus door mij nog hooguit enkele weken te zien?

Dit artikel is met toestemming van de auteur overgenomen uit Het GemeenteNieuws. De volledige bronvermelding luidt: Kooij, H. van der, 2024, Opzienbarend: Afonso Tringa Tol!, Het GemeenteNieuws 23 (21): 5.

Vogelwereld en mensenwereld

Op 29 april was ik in de Gouverneurspolder en zag zeven paar Kluten, 3 nesten met eieren en enkele lege nesten. Hoopvol keerde ik huiswaarts. Van 3 op 4 mei regende het langdurig. Zouden er nesten verloren zijn gegaan? Op 4 mei even wezen kijken. De op de grond broedende vogels bleken niet door water maar door een natuurlijke vijand te zijn verstoord! Zes Kluten werden gezien, 1 nest met 4 eieren en een doodgebeten (gepredeerde) oudervogel. De aanblik van de dode vogel raakte me: de broedzorg kostte de oudervogel het leven.

Begin mei las ik dat Nederlandse vrouwen in 2023 gemiddeld 1,43 kinderen hadden (de Neder-Betuwe kent een relatief hoog gemiddeld kindertal: 2,30). Mij raakte dat vooral bij jonge vrouwen zonder startkwalificatie (= het minimale onderwijsniveau dat nodig is om serieus kans te maken op duurzaam geschoold werk) de kinderloosheid het hoogst is! Hoe triest dat deze groep vrouwen het krijgen van een kind moet uitstellen om praktische redenen en levensomstandigheden.

Op 4 mei hoorde ik een gesprek op de radio. Een Joodse man vertelde dat hij als kind van 1 jaar in de oorlog door zijn moeder was afgestaan aan pleegouders om hem te redden. Hij was dankbaar, en dat raakte mij, dat hij een gezin had mogen stichten en kinderen had gekregen.

In de vogelwereld draait nu veel om eieren leggen en jongen grootbrengen. Sinds de Tweede Wereldoorlog kreeg de Nederlandse vrouw gemiddeld niet zo weinig kinderen. Wat is er mis in onze mensenwereld?

Dit artikel is met toestemming van de auteur overgenomen uit Het GemeenteNieuws. De volledige bronvermelding luidt: Kooij, H. van der, 2024, Vogelwereld en mensenwereld, Het GemeenteNieuws 23 (20): 3.