Home » Artikelen geplaatst door Henk van der Kooij
Auteursarchief: Henk van der Kooij
Alles is overal?
Elke maand geeft naast dezelfde ook andere vogelsoorten te zien. Dat maakt mede het spotten van vogels verrassend en boeiend!
Zo nam ik op 14 januari 2025 op onder water staand land in het oostelijk deel van de Gouverneurspolder (richting fietsveer Waal) 2 Bergeenden waar. En wel een mannetje (heeft knobbel op de felrode snavel) en een vrouwtje. Op 23 januari was op grasland in het westelijk deel van de Gouverneurspolder 11 rustende witte vlekken te zien: dus ook Bergeenden.
Bij zulke aantallen ga ik niet spreken van echte vogeltrek. Maar blijkbaar vinden er ook buiten de trektijd verplaatsingen plaats. Want er zijn tijden dat er geen Bergeend in onze regio te zien is. En ineens bij relatief hoog Waalwater zie je er twee!
De Wet van Beijerinck luidt: alles is overal maar het milieu selecteert. De woorden van Beijerinck betekenen dat zodra omstandigheden gunstig zijn, de bijbehorende micro-organismen vanzelf in groten getale opduiken – blijkbaar zijn zij overal. Zou deze uitspraak bij tijd en wijle (= af en toe) ook voor vogels gelden?
Bergeenden staan bekend als kustbewoners. Als er maar voldoende voedsel en rust is in kleine aantallen dus ook in het binnenland. Ze eten graag allerlei klein dierlijk materiaal uit water of bodem, ook wel plantaardig materiaal.
De meeste Bergeenden komen in de periode juli tot en met september in ons land voor. Doch zoals ook in januari 2025 weer is gebleken, zijn ze ook in het winterhalfjaar aan te treffen.
Dit artikel is met toestemming van de auteur overgenomen uit Het GemeenteNieuws. De volledige bronvermelding luidt: Kooij, H. van der, 2025, Alles is overal?, Het GemeenteNieuws 24 (6): 7.
Zwartbuik en witbuik
Vanaf de zondvloed geldt dat al de dagen van de aarde koude en hitte, zomer en winter, dag en nacht, niet zullen ophouden. Aldus het oude boek Wording, beter bekend als het boek Genesis. Elk jaar maken wij een winterseizoen mee, een vast gegeven. Maar het ene jaar verloopt de winter heel anders dan het andere jaar.
Zo waren er op 6 januari 2023 in de Blauwe Kamer al enkele nesten met een Blauwe reiger erop en enkele nesten met een Aalscholver erbij te zien. En al die vogels natuurlijk in broedkleed. Zo niet op 18 januari 2025. Enkele weken van koud, kil, vochtig winterweer maakten dat de vroege vogels Aalscholver en Blauwe Reiger broedbiologisch inactief waren. Vanaf de Grebbedijk zag ik in een mistige sfeer de broedeilanden met rijpende takken van bomen en struiken! Dan denkt toch geen vogel denkt aan huisje, vogeltje, eieren!
Maar Aalscholvers en Blauwe Reigers zijn in de winter wel overal waar te nemen. Op de foto ziet u twee Aalscholvers in het Eldiksche Veld. Het bijzondere tweetal stond bij de Linge. Bijzonder gezien het verschil in uiterlijk. Een adulte Zwartbuik, helemaal nog in winterkleed, met gespreide vleugels. En een juveniele Witbuik: vaalwitte buik, ook wit op de borst. Allebei tonen ze hun forse haaksnavel: echte viseters. Aalscholvers hebben veren die niet goed waterafstotend zijn. Ze moeten na elke vissenjacht hun vleugels spreiden om de veren te laten drogen. En dat ook bij enkele graden boven nul! Brrr…
Dit artikel is met toestemming van de auteur overgenomen uit Het GemeenteNieuws. De volledige bronvermelding luidt: Kooij, H. van der, 2025, Zwartbuik en witbuik, Het GemeenteNieuws 24 (5): 5.
Sociaal slobberen
Het Rivierengebied is rijk aan eenden. Sommige soorten zoals Wilde Eend, Krakeend en Kuifeend laten zich het hele jaar door bewonderen. Anderen zijn vooral in een bepaald jaargetijde te zien.
Dit keer aandacht voor de Slobeend. Zover mij bekend komen relatief grote aantallen Slobbers in het winterhalfjaar bij ons alleen in de Blauwe Kamer voor. Op 11 december schatte ik het aantal hier op 130. Op 20 december 2024 en op 7 januari nam ik ook tientallen voedselzoekende Slobeenden in de Tollewaard waar. In strenge winters zijn Slobeenden in onze regio beduidend schaarser.
Mij viel de afgelopen weken op hoe actief – bijna fanatiek – de vogels waren: constant rondjes draaiend, soms ook wel achter elkaar zwemmend, met de kop naar beneden. Dit om met de brede en sterk lepelvormige snavel voedselrijk water op te nemen. Slobeenden zijn voedselspecialisten. Ze zuigen het water op aan de punt van de snavel en persen het er weer uit aan de snavelbasis. Het bovenste gedeelte van de spatelvormige bek ligt over het onderste gedeelte heen. In de snavel zitten ruim 100 kamvormige lamellen (fijne plaatjes) waardoor de snavel werkt als een perfecte voedselfilter. Kleine waterdiertjes en waterplanten worden zo uit het water gezeefd.
Slobeenden komen in het winterhalfjaar veelal in groepen voor. Mogelijk komt dit de voedselopbrengst ten goede. Het zijn echte sociale slobbers!
Op de foto ziet u twee mannetjes in prachtkleed met groene kop, witte borst en kastanjebruine flank. De twee vrouwtjes lijken qua kleed op vrouwtjes Wilde Eend.
Dit artikel is met toestemming van de auteur overgenomen uit Het GemeenteNieuws. De volledige bronvermelding luidt: Kooij, H. van der, 2025, Sociaal slobberen, Het GemeenteNieuws 24 (3): 7.
Lange tenen, geen wintervoeten
Een witte reiger liet zich vanuit de auto op de Rijndijk bij Opheusden makkelijk fotograferen. Trok zich van de stoppende auto niets aan. Duidelijk een Grote Zilverreiger: groot, duidelijke s-vorm in nek, lange gele snavel en zwarte poten.
De Grote Zilverreiger is de talrijkste soort van de Nederlandse witte reigers. Zo sliepen er op de slaapplaats in de Marspolder 17 Grote en 2 Kleine Zilverreigers (10 dec.).
De Grote Zilverreiger is in deze eeuw enorm toegenomen. Het aantal overwinteraars ligt nu al gauw boven de 10.000! En het aantal broedparen? Was de soort rond 1990 als broedvogel nog zeldzaam, in 2023 lag het aantal broedparen al boven de 500!
Ik heb het voorrecht dat ik in Zuid-Holland in een moerasbos een kolonie mag tellen. Naast een grondtelling moet hierbij een drone worden gebruikt daar hier Grote Zilverreigers en Blauwe Reigers door elkaar op ongeveer 10 meter hoogte in Zwarte Elzen nestelen. In 2023 39, in 2024 46 nesten.
De foto toont een voedselzoekende vogel. Let op de poot met de lange tenen: voorkomt wegzakken. Met zulke tenen kan ik ook wel in de prut lopen! Maar krijgt zo’n vogel geen koude tenen in dat koude water. Nee. Het bloed dat in de poot naar beneden stroomt is over de hele pootlengte net iets warmer dan het bloed dat terugstroomt naar het lichaam: over de hele lengte wordt warmte uitgewisseld zodat het omhoog stromende bloed uiteindelijk weinig kouder is dan de lichaamstemperatuur. Dankzij de geniale tegenstroomuitwisseling!
Dit artikel is met toestemming van de auteur overgenomen uit Het GemeenteNieuws. De volledige bronvermelding luidt: Kooij, H. van der, 2024, Lange tenen, geen wintervoeten, Het GemeenteNieuws 23 (51): 7.
Geen Toeval maar Logos
Logos Instituut, mij bekend van De Notenbalk (Opheusden), organiseerde de scheppingsfotowedstrijd 2024. Mijn foto van de Paardenbijters (familie libellen) licht ik graag toe.
Als een wijfje een territorium van een geslachtsrijp mannetje binnenkomt, probeert het mannetje met zijn achterlijfsaanhangsels haar achter de kop vast te grijpen. Als hij hierin slaagt, ontstaat de tandempositie: door de koppeling bungelt het vrouwtje achter het mannetje aan.
Echter door het vasthouden van het vrouwtje is de geslachtsopening van het mannetje onbereikbaar geworden voor het vrouwtje. Het mannetje brengt van te voren zijn spermapakketje van het primair geslachtsorgaan (in het achterlijfspunt) over naar zijn secundair geslachtsorgaan. Dit orgaan licht vlak achter zijn borststuk, aan de onderzijde. Bij de paring brengt het vrouwtje haar achterlijfspunt met haar geslachtsopening naar dit secundair orgaan. Een hartvormige paringsrad, of paringslus, ontstaat. Na vorming paringsrad vindt de uitwisseling van sperma plaats. Niet voordat het mannetje het sperma van een eventueel vorig mannetje uit het lichaam van het vrouwtje heeft gehaald met behulp van een speciaal borstelvormig orgaantje.
De verschillende taken van lichaamsonderdelen, de ordelijke en wonderlijke gedragsvolgorde kunnen nooit toevallig zijn ontstaan. De hele paring spreekt van schepping. In het begin was de Logos (Grieks voor Woord). De Logos schiep!
Ongelooflijk wonderlijk: Degene die alles geschapen heeft, het Woord, is vlees geworden. Jezus is de vleesgeworden Logos. Dat is het blijde nieuws van Kerst!
Dit artikel is met toestemming van de auteur overgenomen uit Het GemeenteNieuws. De volledige bronvermelding luidt: Kooij, H. van der, 2024, Geen Toeval maar Logos, Het GemeenteNieuws 23 (50): 7.
Geen halsring maar roodhals
De laatste weken diverse keren op ‘jacht’ geweest naar halsgeringde Kolganzen. Op 13 november nam ik bij Lienden in de Marspolder en de Tollewaard ruim 600 Kolganzen waar. Maar och, geen halsgeringde.
Op zaterdag 16 november mijn vleugels uitgeslagen naar het oosten. Ik telde 320 Kolganzen in de Rijnuiterwaarden westelijk van Kuijkgemaal Randwijk en 300 in de Maneswaard bij Opheusden. Maar ach, geen halsring.
Op 22 november weer oostwaarts getogen. De temperatuur bedroeg nog geen 5 graden. Kil en ril. Wat bezielt toch een vogelaar? Het aantal Kolganzen lag beduidend hoger. Met de kou zijn waarschijnlijk meer Kolganzen uit het noordoosten naar ons land gevlogen. Maneswaard: 5 á 600 KG, westelijk Kuijkgemaal: idem. En? NEE!
Zaterdag 23 november naar het zuiden gefietst, naar de Waaluiterwaarden bij Ochten, naar de Gouverneurspolder. Al gauw telde ik – op de dijk kleumend met verkillende handen – grofweg 1000 Kolganzen. Natuurlijk ga je dan met je verrekijker enkele keren van links naar rechts en andersom om alle halzen goed te kunnen zien. Kijken is weten. Maar? NEE! U begrijpt de lust om naar huis te gaan nam toe. Echter oostelijker zag ik nog een groep van honderden Kolganzen. Zou er toch een halsgeringde vogel te spotten zijn? Ach, weer: NEE!
Edoch, één gans viel op, viel uit de boot. Warempel tussen al die honderden Kolganzen liep een ROODHALSGANS. Een zeldzame vogel in ons Rivierengebied! Trouwens in heel Nederland zijn er op 23 november slechts 4 op verschillende plekken gezien (waarneming.nl)! Verwarmd toog ik huiswaarts.
Dit artikel is met toestemming van de auteur overgenomen uit Het GemeenteNieuws. De volledige bronvermelding luidt: Kooij, H. van der, 2024, Verrassingen in de schemer, Het GemeenteNieuws 23 (49): 7.
Valkenoog
Na een bezoek aan de Stadsbossen van Rhenen – op 5 november, een zonrijke dag, zodat het bos overvloedig vlagde met geel-rood-oranje herfstkleuren – fietste ik over de N225 van Remmerden naar Rhenen. Deze weg begrenst de zuidrand van de Utrechtse Heuvelrug. Onderweg passeerde ik een paalnest. Op het nest stond een Torenvalk. Een vrouwtje gezien de bruinachtige kop. Een mannetje draagt een grijs hoofddeksel. Even afgestapt.
Een valkenoog ziet meer dan een mensenoog. Opeens dook de vogel naar beneden en streek neer op het grasveld niet ver van de heg waarachter ik stond. Snel een foto genomen. Gelukkig maar want de vogel vloog al gauw weg. Had mij echt in de gaten gekregen? Het resultaat bleek thuis een voltreffer te zijn. De foto toont kop en snavel Torenvalk. Wat in het oog springt is de prooi in de snavel. En hoe bijzonder, de kleine zwarte bolletjes met lichtstipjes van de prooi corresponderen met het bolle valkenoog. Aan bioloog en insectenspecialist Koen van Setten van de Spees gevraagd wat voor prooi het was. Waarschijnlijk een mestkever!
Mestkevers komen vooral voor in drogere gebieden. Dus niet zo in ons Rivierengebied. Wel veel op de drogere Heuvelrug. Mestkevers worden maximaal 25 mm: dat de vogel deze prooi zag! Torenvalken hebben een relatief boller oog: zien een kleiner deel van de omgeving maar wel veel detail. Daarbij hebben ze 4 soorten kegeltjes voor het waarnemen van kleuren en voor een scherp beeld. Kortom, valkenogen zijn wonderlijk toegerust voor scherp en goed zien op afstand!
Dit artikel is met toestemming van de auteur overgenomen uit Het GemeenteNieuws. De volledige bronvermelding luidt: Kooij, H. van der, 2024, Valkenoog, Het GemeenteNieuws 23 (48): 5.
Verrassingen in de schemer
Rond 19 oktober heeft de 1e Slaapplaatstelling van Aalscholver en zilverreigers van dit telseizoen plaatsgevonden. SOVON organiseert deze tellingen al jaren en ik doe al jaren mee.
Aalscholvers (zwart) en Grote Zilverreigers (wit) slapen sociaal: slaaptrek. Ik beperk me tot de witvogels. Grote Zilverreigers komen hoofdzakelijk na zonsondergang binnen, met name in het eerste half uur na zonsondergang. Bij een heldere lucht gemiddeld wat later.
Dat schemerige binnenkomen of vertrekken is sfeervol en boeiend. Uit het niets zie je ineens – dus blijven opletten – witte vogels aankomen en neerstrijken! Op 19 oktober telde ik vanuit de vogelobservatiehut Blauwe Kamer ’s ochtends 43 vertrekkende Grote Zilverreigers en meer dan 150 uitvliegende Aalscholvers.
Maar ik zag meer: op het hoofdeiland stond een Kleine Zilverreiger! Had daar dus ook geslapen. Bijzonder. Nu tel ik verschillende slaapplaatsen. Maandag 21 oktober stond ik om 7.35 op de Drosseweg in de Marspolder. Telde hier negen vertrekkende Grote Zilverreigers. Kreeg wéér andere witvogels te zien: tot mijn verbazing (nooit hier verwacht) vier Kleine Zilverreigers. En dan moet je net je fototoestel niet bij je hebben.
Dus dinsdag 22 oktober weer vroeg uit de veren. Ik arriveerde bij een heldere sterrenhemel om 7.20 (zon op 8.14) op de plek vanwaar de slaapplaats is te overzien. Naast 11 Grote Zilverreigers lieten zich nu geen vier maar vijf Kleine Zilverreigers zien! Ik heb er nog nooit zoveel tegelijk gezien in Nederland. Waar foerageren deze vogels? Bijzonder deze schemer-verrassingen. Een even roepende Bosuil verrijkte het geheel.
Dit artikel is met toestemming van de auteur overgenomen uit Het GemeenteNieuws. De volledige bronvermelding luidt: Kooij, H. van der, 2024, Verrassingen in de schemer, Het GemeenteNieuws 23 (47): 9.
Sfeervolle ontmoeting
Roofvogels herkennen vind ik een hobby apart. Zeker als ze vliegen. En dan maakt het nog een verschil of ze rondjes draaien of in fors tempo voorbij jagen. Een Sperwer, een Havik of een …? Vaak weet ik het niet zeker. Je ziet ze, je ziet ze vliegen, en foetsie weg, uit beeld. Maar de laatste maanden trof ik toch verschillende soorten.
Op 8 oktober de Ransuil in Kesteren. Was trouwens op 5 en 6 november, na dagen weg te zijn geweest, weer aanwezig. Op 8 oktober ook de Steenuil bij Autobedrijf Verwoert. Rijnbandijkers: de Steenuil laat zich regelmatig in de nok van de schuur zien. Een Havik zie ik niet vaak. Maar op 10 oktober stond er één op de oeverrand van het plasje niet ver van het Veerhuis Opheusden.
Die dag even later twee cirkelende Buizerds bij de Waai ten oosten van Opheusden. Majestueus schroevend hoog tegen een blauwe lucht. Een verheven gezicht. U kent vast wel het geluid: hoog, miauwend. Ik stond daar bijna als aan de grond genageld. Dat geluid is zo namelijk zo sfeervol. Het geheel was zo ontspannend.
Op 11 oktober nam ik in de Gouverneurspolder een prooi plukkende Buizerd waar. Via Meidoorns dichterbij proberen te komen. Maar roofvogels zien veel. Op de foto ziet u de wegvliegende vogel. Behoorlijk donker van boven met wat lichte vlekken. Brede, niet ver uitstekende kop en brede vleugels (spanwijdte 110-130 cm). Buizerds zijn erg gevarieerd qua kleur en tekening. Van donkerbruin tot bijna wit. Ze blijven boeien.
Dit artikel is met toestemming van de auteur overgenomen uit Het GemeenteNieuws. De volledige bronvermelding luidt: Kooij, H. van der, 2024, Sfeervolle ontmoeting, Het GemeenteNieuws 23 (46): 5.
Geen vergrijzingsproblemen
Op 6 september was ik op ‘libellenjacht’ bij het oostelijk plasje van de Tollewaard bij Lienden. Het heldere water ervan is rijk aan waterplanten, heeft een mooie oevervegetatie (die gelukkig niet plat gemaaid wordt) en bezit aan de zuidkant ook oude, echt schilderachtige bomen.
Met dit alles samenhangend kent het plasje een verrassend insecten- en vogelleven. Niet altijd een rustig leven want er komen ook Nijlganzen voor en die staan bekend om hun agressief gedrag, zeker ook naar andere watervogels. Die dag bleek een paar Nijlganzen met jongen aanwezig! Nijlganzen kunnen het hele jaar broeden. Broedduur 28-30 dagen. De jongen verlaten na het uitkomen gelijk het nest: het zijn nestvlieders. Op de computer (Hét Gemeente Nieuws Neder Betuwe online) is het aantal jongen goed te tellen. Het zijn er tien! Prachtige gansjes om te zien, en met een heel ander uiterlijk dan de moedervogel met haar bijzonder opvallende donkere vlek rondom het oog. Gezien de grootte van de jongen zijn de oudervogels in de week van 4 tot en met 10 augustus met broeden begonnen.
Wie eenmaal een Nijlgans goed heeft bekeken, herkent deze uit Afrika afkomstige soort daarna altijd. Ons land telt globaal 10.000 broedparen. De soort is ook in ons Rivierengebied volop te zien en te horen. Jongen zijn na 65-70 dagen vliegvlug. Trekken daarna nog lang als familie rond. Mijn laatste waarneming dateert van 15 oktober. Toen nog steeds tien jongen! Een ding is zeker. Gezien het aantal jongen in het broedseizoen hebben (Nijl)ganzen geen vergrijzingsproblemen te duchten!
Dit artikel is met toestemming van de auteur overgenomen uit Het GemeenteNieuws. De volledige bronvermelding luidt: Kooij, H. van der, 2024, Geen vergrijzingsproblemen, Het GemeenteNieuws 23 (45): 5.