Het boek Genesis vertelt ons over het begin van de schepping. Daarmee is het een enig verslag in zijn soort. Omdat het zolang geleden is geschreven en er al millennia lang geen thans levende mens bij aanwezig was, is het een geloofskwestie in hoeverre dit verslag overeenstemt met de werkelijkheid. Geloof is namelijk vertrouwen in de waarheid van iemand anders zijn verslag of verhaal.
De wetenschap in dienst van het geloof tracht de rede zoveel mogelijk aan haar kant te krijgen. De ware wetenschap zal zich op het standpunt stellen niet menen te weten wat zij niet weet. Hoe het heelal precies ontstaan is weet niemand. En hoe oud de aarde is evenmin. Een veelheid van gegevens op tal van onderzoeksgebieden leidt tot een scala aan beweringen. Maar of die beweringen uiteindelijk waar zijn of niet is een kwestie van geloof of bewijs. Vaak tracht men die beweringen in de vorm van argumenten aannemelijk te maken, soms in de vorm van complexe berekeningen, of aan te tonen aan de hand van bewijsmateriaal. Maar aannemelijk maken is niet voldoende voor wetenschap en bewijsmateriaal kan onvoldoende, eenzijdig of niet sluitend zijn. En overtuigingskracht van wetenschappelijke bevindingen sluit nog niet in wetenschappelijk legitiem bewezen. Natuurwetenschappen vertellen juist een verhaal, hoewel ook deze kennis ten dele is, dat rijmt met de Bijbel. Issues zijn vooral tijd, ruimte en snelheid van processen. Omdat het menselijk voorstellingsvermogen tekort schiet duren bepaalde ontwikkelingen in dit verband in de seculiere wetenschap vooral heel lang en gaan ze heel langzaam. Maar of deze aannamen juist zijn houdt altijd een onzekerheidsprincipe in. Zowel de Bijbel als de natuurwetenschap vertellen ons dat tijd en dus afstand en snelheid relatief zijn. Daarom kunnen ontwikkelingen heel snel gaan in een hele korte tijd.