Home » Betuwse streekgeschiedenis » Een goed in het kerspel Rijswijk, genaamd de Brede, en het echtpaar Gijsbert van Hardenbroek (?-1608) en Bertha van Bemmel (?-1650)

Een goed in het kerspel Rijswijk, genaamd de Brede, en het echtpaar Gijsbert van Hardenbroek (?-1608) en Bertha van Bemmel (?-1650)

J.C. Kort publiceerde het ‘Repertorium op de lenen van de Hofstede Culemborg, 1251-1648 (1669)’. De lenen buiten Gelderland werden al eerder gepubliceerd in het blad ‘Ons Voorgeslacht’ (jaargang 42, 1987). In dit repertorium komt de naam Van Meerten meer dan honderd keer voor. In dit artikel richten we ons op het echtpaar Gijsbert van Hardenbroek (?-1608) en Bertha van Bemmel (?-1650) en hun leen te Rijswijk (Betuwe).1

Drieënhalve morgen in ’t Nederbroek

Leengoed 637 (pagina 234 en 235) is drieënhalve morgen in het kerspel Rijswijk in ’t Nederbroek. Het stuk land is gelocaliseerd tussen de heer Van Meer (beneden) en het gasthuis te Wijk (boven). Het land wordt op 2 mei 1650 overgedragen aan Bertha van Bemmel.2 Zij Bernard van Leeuwen had deze drieënhalve morgen in 1634 beleend ‘bij dode van Albert zijn vader’. Op 2 mei 1650 was Assueer uten Weerde namens Bertha van Bemmel, bij de overeenkomst tussen Bernard en Bertha, aanwezig. Bertha was weduwe van Gijsbert van Hardenbroek.

Een goed ‘de Brede’ in het kerspel Rijswijk

Leen 710 (pagina 252 en 253) betreft een hoeve in Tienhoven in het land van Culemborg, een goed in het kerspel Rijswijk, genaamd de Brede. Hierbij hoort tien morgen land en 28 oude schilden in het kerspel Hien. Het goed in Rijswijk kende in 1578 de volgende begrenzingen, in het oosten de erven Herman van Eck, in het westen de gemene straat, genaamd Molenweg, in het zuiden de bandijk en in het noorden de Lekstroom. Het land heeft zich dus in de uiterwaarden bevonden. Dit leen wordt op 28 november 1566 overgedragen door Frederik uten Eng aan Gijsbert van Hardenbroek, de vader van de hierboven genoemde Gijsbert van Hardenbroek. Op 22 mei 1571 wordt opnieuw een overdracht gemeld tussen Frederik uten Eng, zijn landschrijver Jacob Botter is aanwezig, en Gijsbert van Hardenbroek. Op 20 oktober 1577 is vader Gijsbert ziek en draagt het goed, ‘met ledige hand’, over aan zijn zoon Gijsbert van Hardenbroek of zijn dochter Machteld van Hardenbroek. Wel met het behoud van lijftocht van Theodorica van Deutecom, zijn vrouw. In mei 1588 komt het goed, na het overlijden van zijn vader, geheel op zijn zoon Gijsbert van Hardenbroek.3 Op 7 februari 1606 wordt het goed als lijftocht verbonden aan Bertha van Bemmel, de kersverse vrouw van Gijsbert van Hardenbroek. Op 22 maart 1609 wordt Johan, namens Bertha, beleend met het goed. Zij is dan weduwe van Gijsbert van Hardenbroek. Johan is de oudste broer van Bertha. Op 27 februari 1617 gaat het goed over naar Otto van Beesd, namens Machteld van Westreenen zijn vrouw, vanwege het overlijden van Gijsbert van Hardenbroek (die ruim negen jaar geleden overleden is). Deze Machteld van Westreenen is mogelijk de dochter van Machteld van Hardenbroek, de zus van Gijsbert van Hardenbroek.

Voetnoten

  1. Dit repertorium is te vinden via de website ‘Van Osnabrugge’: https://vanosnabrugge.org/docs/Hofstede-Culemborg.pdf.
  2. Bertha was de dochter van Heijmerick van Bemmel en Anna van Meerten: https://oorsprong.info/parenteel-van-anna-van-meerten-en-heijmerick-van-bemmel/.
  3. Hier zien we een verschil met de genealogische gegevens van de familie Van Hardenbroek, daarin wordt beweerd dat vader Gijsbert in hoge ouderdom in Juli 1600 is overleden.