Home » Theologie (Pagina 4)

Categorie archieven: Theologie

Theïstische evolutie: vlees noch vis

Op een warme oktoberavond benam Jesse Kilgore, een jonge student, zichzelf het leven. Het lezen van Richard Dawkins’ ”The God Delusion” was zo ondermijnend voor zijn christelijke levensbeschouwing dat hij het vooruitzicht met dit atheïstische perspectief te moeten leven, niet aankon.

Een extreem geval – maar het illustreert de nietsontziende destructiviteit van het neodarwinisme voor het christelijk geloof. De evolutietheorie biedt immers een verklaring voor de werkelijkheid zonder daarbij God nodig te hebben. Daarmee is het –in de woorden van bioloog William Provine– de grootste motor van het atheïsme ooit bedacht. Evolutionair bioloog Douglas Futuyma brengt het scherp op noemer als hij de consequenties van de evolutietheorie uit de doeken doet. „Als de wereld en zijn schepselen puur door materiële, fysieke krachten ontwikkelde, kunnen ze niet ontworpen zijn en hebben ze geen bestemming of doel.” Provine beschrijft haarfijn de wereldbeschouwelijke implicaties hiervan. „Het begint met het opgeven van een actieve godheid, vervolgens de hoop dat er een leven is na de dood. Als je die twee opgeeft, volgt de rest heel makkelijk. Je geeft de hoop op dat er een immanente moraliteit is. En, ten slotte, er is geen menselijke vrije wil. Als je gelooft in evolutie, kun je niet hopen op enig idee van vrije wil. Er is überhaupt geen hoop dat er enige diepe zin is in het leven: we leven, we sterven, en wij zijn er helemaal geweest als we sterven.

Gezien het enorme aanzien dat het neodarwinisme geniet en de verlegenheid die dit bij christenen oproept, is het niet vreemd dat er gezocht wordt naar synthese. Is het neodarwinisme wel zo bedreigend? Moeten we opteren voor antithese? Of kan het ook anders? Velen menen van wel. De fysicus Karl Giberson schreef enige jaren geleden dat de dichotomie tussen evolutie en schepping verkeerd is. En hij spreekt voor velen. Zo meent de bekende christenfilosoof Alvin Plantinga dat de mutaties van de evolutie door God gepland zijn. Hoe aannemelijk deze gedachte ook is, ze heeft tegelijkertijd iets verbazingwekkends. Walter Rossiter, evolutionair bioloog, die enkele jaren geleden van atheïst christen werd, noemt het samengaan van evolutie en christelijk geloof een verbazingwekkend naast elkaar zetten van twee –in zijn ogen– onverenigbare posities.

Een belangrijke reden om theïstische evolutie af te wijzen wordt door de evolutietheorie zelf aangedragen. Aanhangers van theïstische evolutie menen dat God op bepaalde momenten ingrijpt en zo het evolutieproces stuurt. Maar evolutie is per definitie een blind proces dat alle kanten op kan gaan. In de woorden van de bekende paleontoloog Stephen Jay Gould: „We hadden er net zo goed niet kunnen zijn. En als je de tape zou terugdraaien en opnieuw zou beginnen, zou de uitkomst volslagen anders zijn.” Het is tegenstrijdig om te stellen dat zo’n proces enig beoogd doel kan bereiken. Iets kan niet bedoeld én onbedoeld zijn.

Kerngedachten

Daarnaast kan de theologie van theïstische evolutie de lakmoesproef van christelijke orthodoxie niet doorstaan. Je kunt niet God en Darwin hebben, zonder iets wezenlijks los te moeten laten. Dat betreft bijvoorbeeld de verhouding tussen Schrift en werkelijkheid. Theïstische evolutie gaat uit van twee kerngedachten: dat God de ultieme schepper is en dat evolutie de ontwikkeling van het leven op aarde beschrijft. Er is echter geen noodzakelijke relatie tussen die twee aannames: de aanname dat God Schepper is vereist niet dat evolutie het mechanisme van schepping is. God zou ook op een andere manier geschapen kunnen hebben. Echter, wanneer je uitgaat van de juistheid van de tweede aanname –dat evolutie waar is–, beïnvloedt dat onvermijdelijk de eerste aanname. Als Darwin gelijk heeft, dan bepaalt zijn theorie de manier waarop de Schepper gewerkt moet hebben. We lezen het scheppingsverhaal dus door de bril van de evolutie – niet andersom.

De natuur en de Schriftuur kunnen niet in conflict zijn, zo stellen aanhangers van theïstische evolutie. En dus legt de Schriftuur het loodje ten opzichte van het dictaat van de natuur, in casu de evolutie. De evolutie heeft gelijk, de Schrift is plooibaar, open voor correctie of alternatieve interpretaties. De Schrift danst op de muziek van de wetenschap. Dat is een ontoelaatbaar verstaan van de verhouding natuur-Schriftuur. Een dergelijke lezing van de natuur leidt op meerdere punten tot conflict met de Schrift. In de eerste plaats impliceert theïstische evolutie een deïstisch godsbeeld; er is geen actieve betrokkenheid van God op de werkelijkheid. De god van de theïstische evolutie is een god die hooguit de boel in gang zet en vervolgens miljarden jaren wacht tot de eerste mens op het toneel verschijnt en dan pas actief op de werkelijkheid betrokken raakt. De christenfilosoof James Anderson vergelijkt de god van de theïstische evolutie met een geheim agent die voorzichtig alle sporen van zijn activiteiten uitwist. Dit is zo anders dan het Bijbelse beeld van God Die actief betrokken is op de werkelijkheid en desnoods, als Hij het nodig acht, de natuurwetten doorbreekt.

In de tweede plaats: de kern van het darwinisme is de gedachte dat evolutie plaatsvindt door mutaties; we weten echter inmiddels dat in vrijwel bijna alle gevallen deze mutaties beschadigingen zijn in het DNA; feitelijk is er sprake van degeneratie in plaats van progressie. De gedachte dat God mogelijk evolutie gebruikte, „maakt Hem de auteur van grote destructie en pijn (…) Kwaad, kosmisch onrecht, lijden en dood zijn precies de mechanismen die God gekozen heeft te gebruiken in het scheppingsproces”, aldus Walter Rossiter. Misschien is dit nog wel het meest fundamentele argument. Hoe verhoudt de god van de evolutie zich tot de God en Vader van de Heere Jezus Christus? Hoe verhouden zich de ”struggle for life” en de ”survival of the fittest” tot de God van Israël, Die juist een kennelijke voorkeur heeft voor al wat zwak en gebroken is?

Verder leidt theïstische evolutie tot een nieuw verstaan van de zonde. Als Giberson zegt dat „zonde vooral zelfzucht [is]”, is dat een lachertje. Zelfzucht is immers dé drijvende kracht achter evolutie. Hoe kan datgene wat God blijkbaar als motor van de evolutie beoogd heeft ineens zonde heten? Als zelfzucht de basis van de zonde is, noem het hoe je het noemen wilt, maar noem het geen zonde. Dat geldt ook voor het verstaan van de erfzonde. Volgens gangbare opvattingen stamt de huidige mensheid af van zo’n 10.000 verschillende voorouders. Maar hoezo zou je delen in een schuld van een ander als je niet eens van hem afstamt?

Laatste Adam

Dat geldt ook voor de toekomstige verheerlijking van de christen. Paulus verbindt in 1 Korinthe 15 het dragen van het beeld van de laatste Adam, Christus, aan het gedragen hebben van het beeld van de eerste Adam (1 Kor. 15:49). Dit wordt uiteraard problematisch voor diegenen die niet van hem afstammen – en dat zijn er nogal wat als theïstische evolutie een feit is. We kunnen het beeld van de laatste Adam alleen dragen als we ook het beeld van de eerste Adam gedragen hebben – en dus ook van hem afstammen.

Ten slotte, theïstische evolutie verhoudt zich ook moeizaam met een klassiek verstaan van de scheppingsorde: waar volgens Paulus Adam eerst gemaakt is en daarna Eva –en dat heeft consequenties voor het huwelijk en het gemeenteleven– is de prioriteit van Adam in een theïstisch-evolutionair kader niet vol te houden. Kortom, wie klassiek christelijk geloof wil verenigen met evolutie, komt in de knel. Theïstisch evolutionisme is een gedrocht, vlees noch vis. Onverteerbaar vanuit consequent christelijke orthodoxie, onaanvaardbaar voor naturalisten. Het is of theïsme of evolutie – maar het samenvoegen van die twee is eten van twee walletjes.

Dit artikel is een weergave van het referaat dat de auteur in 2017 hield tijdens de presentatie van het boek van prof. dr. M. J. Paul, ‘Oorspronkelijk’. De boekpresentatie is hier terug te kijken.

Dit artikel is met toestemming van de auteur overgenomen uit het Reformatorisch Dagblad. De volledige bronvermelding luidt: Klaassen, M., 2017, Vlees noch vis, Reformatorisch Dagblad Accent 47 (137): 5 (artikel).

Denken om te dienen – 125 jaar Theologische Universiteit Apeldoorn

In 2019 bestond de Theologische Universiteit te Apeldoorn 125 jaar. Ter gelegenheid van dit jubileum schreef dr. Niels van Driel1 een handzaam boekje over de geschiedenis van deze Christelijke Gereformeerde universiteit, met als titel Denken om te dienen. Hieronder een korte inleiding en een weergave van het debat rond (de historiciteit van) Genesis op deze Apeldoornse universiteit.

Dr. Van Driel wil geen zeer uitgebreide geschiedenis schrijven van de universiteit. “In chronologisch-thematisch geordende flitsen en fragmenten schetst dit boekje een beeld van deze opleiding” (p. 9). De Theologische school voor de Christelijke Gereformeerde Kerken start in 1894. Eerst in Den Haag vijfentwintig jaar later (in 1919) verhuist de school naar Apeldoorn. Vanaf 1928 worden de docenten voortaan hoogleraar genoemd. Vanaf 1953 zijn er voor het eerst in de geschiedenis ook ‘gedoctoreerde hoogleraren’, dr. B.J. Oosterhoff en dr. J. van Genderen, die college geven. “Oosterhoff en Van Genderen, geven samen met hun collega’s een nieuwe impuls aan het wetenschappelijk niveau van het onderwijs” (p. 39). Sinds 1968 mogen ook studenten uit andere kerkgenootschappen studeren in Apeldoorn, tenminste ‘die bereid zijn instemming te betuigen met de drie Formulieren van Enigheid’ (p. 49). Vanaf 1975 is het ook mogelijk om te promoveren in Apeldoorn, ‘de eerste promovendus laat overigens nog vele jaren op zich wachten’ (p. 57). Sinds 1989 heet de hogeschool in Apeldoorn voortaan ‘Theologische Universiteit’. In 1992 promoveert dr. H.G.L. Peels als eerste promovendus van ‘eigen kweek’ op een proefschrift met als titel ‘De wraak van God. De betekenis van de wortel NQM en de functie van NQM-teksten in het kader van de oudtestamentische Godsopenbaring’.2 Sindsdien zijn er tientallen3 geleerden gepromoveerd aan de Theologische Universiteit Apeldoorn (de TUA). Dr. Van Driel stelde een kort, bondig en lezenswaardig boekje samen over 125 jaar Theologische Universiteit Apeldoorn.

(De historiciteit van) Genesis

Ter gelegenheid van het 75-jarig bestaan van de (toen nog) Hogeschool, verscheen de bundel Woord en Kerk. In de bundel volgen de Apeldoornse hoogleraren ‘de ontwikkelingen in de Gereformeerde Kerken kritisch en verontrust’ (p. 47). Dr. J.P. Versteeg schrijft voor de bundel een artikel over de historische Adam contra dr. Harry Kuitert. De bundel krijgt lovende recensies en die zorgen er voor dat de bundel twee keer wordt herdrukt. De bijdrage van dr. Versteeg is in 2012 ook in het Engels vertaald.4

Als het gaat om (de historiciteit) van Genesis en de Theologische Universiteit Apeldoorn is de geschiedenis van prof. dr. B.J. Oosterhof bekend. Oosterhoff gaf eind jaren zestig zijn mening over het lezen van de paradijsgeschiedenis. De kerken willen graag nadere toelichting van deze uitleg, ‘maar zien er óók tegenop’. In 1972 verschijnt zijn boek Hoe lezen wij Genesis 2 en 3? In dit boek geeft Oosterhoff aan dat ‘deze hoofdstukken historische feiten zijn weergegeven in profetisch-symbolische taal’. Kritiek komt van verontruste synodaal-gereformeerden en vooral van gereformeerd-vrijgemaakten. Ook in eigen kerken blijft de kritiek niet uit. “Die komen in de vorm van bezwaarschriften op de agenda van het curatorium. Ze leveren heel wat gespreksstof op. Op zijn Genesis-uitleg laat de hoogleraar zich niet vangen. Moeilijker heeft hij het waar hij zijdelings de dogmatiek raakt: hoe kijkt hij nu precies tegen de toerekening van Adams schuld aan? De curatoren concluderen dat Oosterhoff niet in strijd met de belijdenis komt, maar er zijn er onder hen die meen dat de belijdenis wel ‘iets meer’ zegt dan hij” (p. 55). Een afgevaardigde van de synode van 1974 stelt, in reactie op de commotie rond Hoe lezen wij Genesis 2 en 3, voor om toezicht uit te oefenen op de publicaties. Dit wordt ontraden. “Zij willen op dit punt wel aanspreekbaar zijn, maar dit betekent niet dat het curatorium als ‘een soort censuur-commissie’ moet gaan werken. De synode steunt hen in deze taakopvatting. Later nemen de curatoren wel degelijk een toezichthoudende rol in” (p. 53).

Hoe zit het met het verdedigen van de historiciteit van Genesis aan de Theologische Universiteit Apeldoorn anno 2020? Sinds het verschijnen van het boekje Denken om te dienen hebben twee van de vier hoogleraren en een twee docenten meegewerkt aan de bundel En God zag dat het goed was. Alle aan de TUA verbonden scribenten in deze bundel geven aan geen problemen te hebben met de evolutietheorie en stellen een andere lezing van Genesis voor of verdedigen een boedelscheiding (zo lijkt het tenminste) tussen geloof en wetenschap. Het ‘evolutie om het even’-antwoord in de Gewone Catechismus zorgde ook voor verontrusting binnen de achterban van de universiteit. Het laatste woord is over deze twee publicaties (terecht) nog niet gezegd. We hopen dat de universiteit zich wil (blijven) inzetten voor een verdediging van de historiciteit van Genesis (en van heel de Schrift), want Genesis is óók geschiedenis.

Dit artikel werd in 2020 geschreven.

Voetnoten

‘Om het Goddelijk Woord’ – Commissie Schriftgezag van de Gereformeerde Gemeente treedt naar buiten

Afgelopen jaren verschenen er op deze website enkele artikelen over een, in de Gereformeerde Gemeente, opgerichte Commissie Schriftgezag en het aanstellen van een studiesecretariaat ten behoeve van deze commissie.1 In De Saambinder van deze week verscheen een update van de werkzaamheden. Het is nuttig om deze commissie te volgen en hun werk te bestuderen2

Schriftgezag

De commissie ziet dat het gezag van de Bijbel onder druk staat. “Dat blijkt bij actuele thema’s als de zesdaagse schepping en het denken over man-vrouw en de Bijbelse instelling van het huwelijk. Deze thema’s spelen in de samenleving.” Soms laten deze thema’s de kerk ongemoeid, en hoeven we alleen een verantwoord standpunt in te nemen, soms ook niet en wordt een krachtig weerwoord verwacht. Volgens de commissie zouden we ons ernstig vergissen als we dit niet serieus nemen. “De actuele thema’s houden namelijk direct verband met hoe wij in het leven staan. En dat raakt ook de manier waarop wij omgaan met het gezag van de Bijbel.” Over het gezag van de Schrift noteert de scribent het volgende: “Gezag van de Bijbel is een van de eigenschappen van de Bijbel. Daarin blijkt dat de Bijbel het Woord van God is. Het is zo nodig dat dit Goddelijk Woord kracht doet in ons leven. Dit is het wonderlijke werk van de Heilige Geest. Daardoor gaan mensen van harte de Heere zoeken en dienen.” Zeker vanwege laatstgenoemde reden is het nodig dat het Schriftgezag functioneert in ons leven. De Generale Synode 2022 van de Gereformeerde Gemeente heeft het belang van Schriftgezag ook ingezien en heeft een Commissie Schriftgezag benoemd.

Werkzaamheden

Na het mandaat van de synode was het de taak van de commissieleden om een studiesecretariaat in te richten. De commissie bestaat uit ds. A. Schot (voorzitter), dr. E.G. Bosma (secretaris), dr. J.M.D. de Heer en dr. G.W.S. Mulder3. Tot studiesecretarissen zijn benoemd: drs. J. van Gurp, J.N. Mouthaan (MA) en drs. J.A. Roukens. De scribent meldt dat deze theologen werkzaam zijn in het onderwijs en ouderling zijn in hun kerkelijke gemeente. Het afgelopen half jaar is besteed aan voorbereidende werkzaamheden. “Dat betreft inhoudelijke doordenking van het Schriftgezag. Daarbij is bijzonder aandacht gegeven aan de manieren waarop dat vandaag de dag onder druk staat. Belangrijk was ook de vraag hoe we dit alles op een aansprekende wijze dicht bij de praktijk van ons leven kunnen brengen.” De eerste resultaten, die de lezer nog onbekend blijven, zijn gepresenteerd en de commissie heeft ‘hiervan met dankbaarheid kennisgenomen’.

Naar buiten treden

De voorbereidende werkzaamheden zijn verricht en nu is het tijd om in bredere kring naar buiten te treden. De scribent verzoekt de gemeenten om het werk van het studiesecretariaat in de voorbede te gedenken. Ze willen het werk ook toegankelijk en gebruikersvriendelijk maken. De commissie wil dat doen door een driedelige serie te starten in De Saambinder. Maar ook door een gemeenteavonden te organiseren in de plaatselijke gemeenten. Tijdens de voorbereidende werkzaamheden is ‘een overzicht gemaakt van thema’s waarop toerusting nodig is.’ “Dit betreft de actuele vragen, maar met name ook de toerusting van jongeren en opvoeders.” De commissie wil dit doen via bestaande kanalen. De ontwikkelde materialen zijn in ieder geval te bestellen via de website van het CGO (zie voetnoot).4 Op deze pagina is ondertussen een artikel te vinden van een van de benoemde theologen, J.N. (Johan) Mouthaan (MA), over seksuele diversiteit in de klas. Dit artikel verscheen eerder in DRS Magazine.5

Afsluitend

Na een kleine radiostilte is het goe om, middels het kerkelijke orgaan, weer wat te vernemen van de Commissie Schriftgezag. De taken zijn verdeeld en nu wordt er naar buiten getreden ten behoeve van toerusting en vorming. Schriftgezag, zoals we hierboven zien verwoord, een zeer belangrijk. De Heere wil Zijn Woord en Geest aan de harten van mensen verbinden. ‘Daardoor gaan mensen van harte de Heere zoeken en dienen.’ Onbegrijpelijk en onverdiend. De noodzaak van het Schriftgezag kan daarom niet vaak genoeg benadrukt worden: de Heere werkt door Woord en Geest. Dit artikel wil ik afsluiten door te verwijzen naar wat de commissie en medewerkers zelf als doel zien: “Het is de wens van de Commissie en de medewerkers om van betekenis te mogen zijn voor het geheel van ons kerkverband en ook een uitstraling te hebben naar de bredere kring van de gereformeerde gezindte.” Gelukkig zien we dat het thema in de breedte van de Gereformeerde Gezindte leeft en dat men elkaar, ondanks alle verschillen, ten behoeve van dit thema ook opzoekt.6 Soli Deo Gloria!

Voetnoten

Wetenschap loopt vast met wonder van de schepping

Wonderen passen niet in een wetenschappelijke hypothese. Daarom is het bezwaarlijk om schepping en evolutie met elkaar te harmoniseren, betoogt dr. A. A. Teeuw.

De discussie over schepping en evolutie of, zoals prof. Van den Brink betoogt, voorzienigheid door evolutie, heeft veel losgemaakt. Op zijn boek ”En de aarde bracht voort” zijn diverse reacties gekomen. Hoewel ik geen wetenschapper ben en niet kan tippen aan de belezenheid van Van den Brink, wil ik een kleine bijdrage leveren aan de discussie.

Het boek heeft me opnieuw laten zien hoe uiterst complex de oorsprongsvragen van de aarde zijn. Welke visie of theorie iemand erop nahoudt, er ontstaan problemen zodra we Bijbel en wetenschap combineren.

De wijze waarop Van den Brink de thematiek benadert, is grondig en sympathiek. Hij komt met de hypothese: Stel dat de evolutietheorie juist is, kan dat dan samengaan met een gereformeerde geloofsvisie? Zijn antwoord is bevestigend. Je kunt orthodox christen zijn en tegelijk aanhanger van de evolutietheorie, aldus de schrijver. Ik denk dat hij daarin gelijk heeft, ook al voel ik mij persoonlijk meer thuis bij de klassieke scheppingsvisie (dus bij een jonge aarde).

Bruiloft te Kana

Het punt dat ik in deze bijdrage wil maken gaat over de lastige verhouding tussen wetenschap en wonderen. Van den Brink erkent dat evolutie het bestaan van wonderen niet uitsluit. Maar wetenschappelijk bezien zijn wonderen buitengewoon lastig, omdat ze afwijken van de natuurlijke orde en daardoor buiten het bereik van onze onderzoeksmethoden liggen.

Neem als voorbeeld het eerste wonder dat Jezus verricht op de bruiloft te Kana (Joh. 2). De wijn is op en Jezus gebiedt de knechten om de zes watervaten te vullen met water. Dat doen ze. Vervolgens moeten ze het water –dat wijn is geworden– bij de ceremoniemeester brengen. Die proeft en komt tot de ontdekking dat het goede wijn is. De wijn is zelfs van betere kwaliteit dan de wijn die tot op dat moment was geschonken.

Stel nu dat een van de knechten aan de ceremoniemeester vraagt hoe oud deze wijn is of van welk jaar. De ceremoniemeester zou, afgaande op smaak, rijping, afdronk en andere kenmerken van goede wijn, tot de conclusie komen dat de wijn enkele jaren oud is. Het Bijbelse antwoord is echter totaal afwijkend, namelijk enkele minuten.

Het is te kort door de bocht om dit beeld toe te passen op het ontstaan van de aarde. En om misverstanden te voorkomen, Van den Brink zal absoluut niet twijfelen aan de echtheid van dit wonder. Maar het gaat mij om zijn benaderingswijze, en daarom kies ik dit voorbeeld.

Stel dat een monstertje van deze wijn te Kana in handen is gekomen van wetenschappers. Dat het wijn is, zal iedere biochemicus in het laboratorium bevestigen. Dat het goede wijn is, is door vinologen vast te stellen. Dat wijn die zo smaakt, normaliter enkele jaren oud moet zijn, zal geen wetenschapper betwisten. Mogelijk kan de wetenschap op basis van de verhouding van tannine, zuren en restsuikers bepalen van welk jaar en uit welke landstreek de wijn afkomstig is. Maar toch kloppen die tijdsaanduidingen niet vanwege het Goddelijke wonder.

Te hoge prijs

Het voelt nu vreemd aan als ik deze geschiedenis als volgt ga benaderen: Stel dat deze wijn via de weg van geleidelijkheid is ontstaan, want dat sluit het beste aan bij de wetenschappelijke bevindingen van het wijnmonster, kan ik dan de gereformeerde geloofsvisie vasthouden?

Deze benaderingswijze wringt. Want op zijn minst zal dan de ”prima facie lezing” (zoals Van den Brink de min of meer letterlijke lezing van de Bijbel aanduidt) aanpassing behoeven. En dat is wat Van den Brink in zijn boek doet. Toen ik het tweede deel van het boek las, de gedeelten waarin hij Bijbelse thema’s analyseert zoals erfzonde, voorzienigheid en lijden, ervoer ik dat soms als een krampachtige (maar ook een eerlijke en integere) poging om de Bijbel te harmoniëren met wetenschappelijke gegevens.

Het is juist deze poging die mij terughoudend maakt om de evolutie te aanvaarden. Want ik blijf aanlopen tegen het feit dat Adam ons eerste verbondshoofd is. En dat het zelfs noodzakelijk was dat Eva uit een rib van Adam werd geformeerd, in plaats dat ze net als Adam als een los individu werd geschapen. Blijkbaar was dat nodig om de ene stamlijn te waarborgen. Ik mis daarvoor in het boek afdoende verklaringen. Denk ook aan het veranderde godsbeeld (opkomen voor de zwakke past niet in de evolutie) en de onzekere toekomst omtrent de nieuwe hemel en aarde (die in paradijselijke termen wordt beschreven). Ik ga de (theologische) bezwaren die anderen genoemd hebben hier niet herhalen.

Van den Brink gaat op verschillende van deze punten in, maar de prijs die betaald moet worden om het Bijbelse getuigenis te harmoniëren met de evolutielijn, is mij te hoog.

Nog één opmerking. De verandering van water in wijn wordt in de Statenvertaling ”het beginsel der tekenen” (Joh. 2:11) genoemd. Dus niet alleen het eerste teken, maar het eigene van hoe God werkt. Zou dat bij het ontstaan van de aarde anders zijn geweest?

Dit artikel is met toestemming van de auteur overgenomen uit het Reformatorisch Dagblad. De volledige bronvermelding luidt: Teeuw, A.A., 2017, Wetenschap loopt vast met wonderen, Reformatorisch Dagblad Puntkomma 47 (92): 8-9 (artikel).

Theoloog Simon Turpin (MA) van Answers in Genesis komt op 23-24 maart 2024 D.V. naar Nederland

Er zijn in Nederland verschillende theologen die het klassieke scheppingsgeloof voorstaan en uitdragen. Wat dit onderwerp betreft is het dus niet nodig om theologen vanuit Angelsaksische landen over te laten komen. Echter doet verandering van spijs soms eten. Daarom willen we deze aankondiging niet overslaan1: theoloog Simon Turpin (MA) van Answers in Genesis komt op 23 en 24 maart 2024 D.V. naar Nederland om te spreken in de Trinity International Church te Leidschendam.2

Simon Turpin behaalde zijn bachelor in ‘Biblical and Intercultural Studies’ aan All Nations Bible College (2010) en zijn master in ‘Theology’.3 In zijn dagelijkse leven werkt Turpin voor Answers in Genesis UK. Answers in Genesis kan gezien worden als een van de grootste internationale creationistische organisaties. Turpin schreef enkele boeken en brochures, waaronder ‘Scoffers: Responding to Those Who Deliberately Overlook Creation and the Flood’. Op zaterdag 23 maart 2024 D.V. is er een studiedag gewijd aan de betrouwbaarheid van de Bijbel en het klassieke scheppingsgeloof. Met drie lezingen is Simon Turpin de enige spreker van de dag. De lezing wordt gehouden in het gebouw van de Trinity International Church te Leidschendam (Gruttolaan 19-23).4 Mensen uit de reformatorische hoek zullen waarschijnlijk een andere geloofsbeleving hebben dan de bezoekers van deze studiedag (bijv. zullen ze waarschijnlijk anders denken over de algemene verzoening en alles wat daaraan verbonden is). Echter omdat het hier vooral gaat om de historiciteit van de Schrift, kunnen de lezingen ook waardevol zijn voor reformatorische christenen.5

Programma

Vermoedelijk is de inloop vanaf half 11. De eerste lezing wordt om 11 uur verzorgd door Simon Turpin en heeft als titel ‘Scoffers: Responding to Those Who Deliberately Overlook Creation and the Flood’. Om 12 uur is er een lunch, omdat de informatie ontbreekt weten we niet of die zelf meegebracht moet worden of daar verkrijgbaar is. De tweede lezing van Simon Turpin heeft als titel ‘Adam: The First and the Last’ en start om half 2 in de middag. Om half 3 is er een korte pauze. Vanaf 3 uur in de middag geeft Simon Turpin de derde en laatste lezing van de dag met als titel ‘Why Should We Trust the Biblie’. De toegang is gratis. Zoals gezegd is het niet duidelijk of hier de lunch en koffie/thee bij inbegrepen zit.

Voetnoten

Adam, wat doet het ertoe? – Bespreking van ‘Adam, waar ben je?’

Waren Adam en Eva echt de eerste mensen, direct door God geschapen uit de aardbodem, en is door hun zonde de dood de wereld binnengekomen? Vele christenen die de evolutie van de mens als een bewezen feit beschouwen, kunnen dat niet meer plaatsen. Voor hen is ‘Adam een geëvolueerde hominide’ (AGH), en misschien een groep mensen, eerder dan een individu. Doodslag, perversiteit, en de dood, waren al honderdduizenden jaren in de wereld voor ‘Adam’ op het toneel verscheen. Het is deze visie die Willem Ouweneel in zijn boek op de korrel neemt.

Als natuurwetenschapper drukt Ouweneel zich onverbloemd uit: ‘Met de kennis die wij nu hebben van biologische mechanismen en van het fossielenarchief, is het mij onmogelijk in een algemene evolutie (van amoebe tot mens) te geloven’ (p. 10). Toch biedt dit boek niet een uitgewerkte argumentatie voor de wetenschappelijke houdbaarheid van het scheppingsmodel tegenover de evolutieleer. Enkel in hoofdstuk 2 is uitvoerig aandacht voor biologische aspecten. De rest van het boek is theologie en vooral hermeneutiek: waarom is het evolutionaire denken van AGH onverenigbaar met een gedegen lezing van de Schrift (hermeneutiek) en met een gezonde geloofsleer (theologie)?

Na een inleiding (H1) betoogt Ouweneel in hoofdstuk 2 dat de zogenaamd strikt wetenschappelijke evolutieleer verweven is met een ideologie, het evolutionisme. Een ‘isme’ noemt Ouweneel elk ideologisch systeem dat ondanks falsificatie van welk onderdeel dan ook altijd overeind blijft omdat men elk alternatief bij voorbaat uitsluit.

Hoofdstuk 3 is gewijd aan hermeneutiek. Een lezing van Genesis 1-3 die compatibel is met AGH is niet natuurlijk, is niet de manier waarop christenen en joden die teksten altijd gelezen hebben, en druist in tegen de manier waarop ze werden begrepen door Jezus en de apostelen.

Hoofdstuk 4 gaat over historiciteit. De openingshoofdstukken van de Bijbel beschrijven unieke historische gebeurtenissen, van wezenlijk belang voor de mensheid. Schepping, zondeval en zonvloed worden verderop in de Schrift zonder meer als historisch beschouwd. Als men vandaag moeite heeft met bepaalde gebeurtenissen, omdat die ondenkbaar zijn zonder een bovennatuurlijk ingrijpen van God, waarom zou men dan wel vasthouden aan de wonderen van Jezus of Zijn opstanding uit de dood? En dat willen de meeste voorstanders van AGH nog wel.

In de hoofdstukken 5 tot 9 geeft Ouweneel aan hoe in het Genesisverslag de bouwstenen worden aangereikt voor een bijbelse mensleer, zondeleer en verlossingsleer. Telkens daagt Ouweneel zijn opponenten uit vooral minutieus met de tekst te worstelen. AGH kan misschien theologisch een mooi verhaal opzetten, maar exegetisch lopen ze vast.

Hoofdstuk 10 bespreekt de wijze waarop Nieuwe Testament Genesis 1 tot 3 hanteert. Paulus, de andere nieuwtestamentische auteurs en Jezus gaan allemaal uit van een historische Adam en Eva, door God geschapen aan het begin. Aannemen dat Jezus niet beter wist, of dat Hij aansloot bij heersende denkbeelden, doen volgens Ouweneel geen recht aan het bijbelse Jezusbeeld.

Het boek is gedegen en goed gedocumenteerd en de argumentatie is krachtig. Hier en daar wordt het complex, dus wie niet thuis is in de wereld van de theologie zal hier moeilijk doorheen komen. Eén minpunt: Ouweneel herhaalt zich meermaals. Het boek had 50 pagina’s korter kunnen zijn zonder inhoudsverlies.

Dit artikel is met toestemming overgenomen van de website IndeKerk. Het originele artikel is op die website niet meer te vinden.

‘Natuur en Schriftuur als kenbronnen van de ethische grondstructuur van de samenleving’ – Dr. Benno Zuiddam spreekt op 17 februari 2024 D.V. voor de Sint Nicolaas Academie

Het portaal van de Sint Agneskerk te Amsterdam. Naast deze kerk wordt de lezing van dr. Benno Zuiddam gehouden. Bron: Wikipedia.

Op 17 februari 2024 D.V. spreekt dr. Benno Zuiddam voor de ‘Sint Nicolaas Academie’ te Amsterdam. Zuiddam hoopt een lezing voor te dragen onder de titel ‘Schijnvrijheid anno 2024. Natuur en Schriftuur als kenbronnen van de ethische grondstructuur van de samenleving, belicht vanuit Dante en Hiëronymus Bosch’.

Dr. Benno Zuiddam is Hersteld Hervormd predikant en als ethicus verbonden aan de Hersteld Hervormd Seminarie (Vrije Universiteit Amsterdam). Zuiddam is ook verbonden aan Bijbels Beraad M/V en als Bijbelwetenschapper betrokken bij de Universiteit van Potchefstroom in Zuid-Afrika. Hij heeft ook, als auteur en redacteur, meegewerkt aan de bundel ‘Inzicht: Wetenschap voor Gods aangezicht’.1 De Sint Nicolaas Academie is een Rooms Katholieke academie dat open staat ‘voor alle invalshoeken en bewegingen aan de behoudende kant van het katholieke spectrum’.2 Op 17 februari 2024 spreekt dr. Zuiddam dus in Amsterdam (Amstelveenseweg 161). De lezing start om 13.00 uur en de toegangsprijs bedraagt € 7,50 euro. Dit bedrag kan overgeschreven worden naar het rekeningnummer van de Sint Nicolaas Academie (IBAN: NL24 INGB 0000 4515 11) o.v.v. ‘lezing ds Zuiddam’ of contant aan de deur.3 Een belangrijk onderwerp en het is goed dat hier ook in Rooms Katholieke kring uitgebreid aandacht voor is.

Voetnoten

Fundamentalisme – Een kort briefje in het Reformatorisch Dagblad

Het is goed en waardevol dat godsdienstfilosoof dr. Rik Peels onderzoek doet naar ”extremisme” en ”fundamentalisme” (RD 25-1). Het gaat echter mis wanneer de reformatorische gezindte ongenuanceerd in een hoek wordt gezet. 1. Er zijn waarschijnlijk weinig reformatorische christenen die „heel de Bijbel letterlijk-historisch” lezen, zoals Peels beweert. Er wordt in elk geval rekening gehouden met het genre (lees bijvoorbeeld een willekeurige prekenserie over het Hooglied). 2. Het geloof in een zesdaagse schepping, met werkelijke dagen, is géén „modernistische benadering” maar eeuwenoud. 3. Ongenuanceerd spreken over Augustinus, zoals Peels doet („iemand als kerkvader Augustinus nam bijvoorbeeld de dagen in het scheppingsverhaal in Genesis niet letterlijk”) doet zowel hem als de geschiedenis vóór en ná hem geen recht. 4. Intellectuelen in de reformatorische gezindte sluiten zich niet af voor resultaten van wetenschappelijk onderzoek. Dat oppert Peels ten onrechte. Mogelijk zullen ze die kritisch bevragen, maar dat klinkt anders. 5. Peels steekt het negatief in („het risico bestaat dat sommige mensen in die kring hun identiteit voornamelijk zoeken in het verwerpen van allerlei zaken”), maar laten we het omdraaien: wij zijn vóór het huwelijk (als paradijsbloem) tussen man en vrouw, wij zijn prolife en wij staan achter het klassieke scheppingsgeloof.

Nadat ik vorige week donderdag dit briefje had ingestuurd, verscheen er zaterdag ook nog een inhoudelijk goed hoofdredactioneel commentaar van dr. ir. Steef de Bruijn in het ‘Reformatorisch Dagblad’. Deze bijdrage van dr. De Bruijn is hier te lezen.

Dit artikel is met toestemming van de auteur overgenomen uit het Reformatorisch Dagblad. De volledige bronvermelding luidt: Meerten, J.W. van, 2024, Fundamentalisme, Reformatorisch Dagblad 53 (259): 31.

‘Nieuwe manier van Bijbellezen eist zijn tol’ – Dr. J.M.D. de Heer over de gevolgen van de moderne hermeneutiek in zijn derde ‘Saambinder’-serie

Predikant en theoloog dr. J.M.D. (Jaco) de Heer is in De Saambinder een derde serie begonnen over de zogenoemde nieuwe of moderne hermeneutiek.1 Daar tegenover staat de klassieke hermeneutiek. De Heer geeft aan dat er veel verwarring is in kerkelijk Nederland en dat deze verwarring geen enkel kerkgenootschap voorbijgaat. “Veel verwarring heeft te maken met een nieuwe manier van Bijbellezen.” De predikant en theoloog gaat in deze serie vooral in op het ingrijpende rapport van de onlangs gevormde Nederlandse Gereformeerde Kerken (NGK).2

Verschillende gereformeerden zien de moderne hermeneutiek als een zijspoor, dwaalspoor of zelfs een doodlopend spoor. Foto: Metrostation Elbbrücken in het Hamburgse stadsdeel HafenCity. Bron: Pixabay.

Op deze website hebben we vooral (samenvattend) de ruimte gegeven aan de tegenstem van dr. Wolter Rose.3 Dr. De Heer geeft aan dat het rapport ‘goed doordacht in elkaar’ steekt. De conclusie van het rapport is dat praktiserende homoseksualiteit erkend wordt en ‘dat praktiserende homo’s aan het Avondmaal mogen en ambtsdrager mogen worden’.4 De geleerde vraagt zich af hoe het zover heeft kunnen komen en wat wij er van kunnen leren. De Heer vermeldt dat dit proces al uitvoerig is beschreven in het boek ‘Het Onfeilbare Woord IIB’ van de ‘Semper Reformanda’-reeks.5 De wissels zijn al eerder omgezet en alleen de praktische synodale uitvoering liet nog op zich wachten.

De les

Hier is een les uit te trekken. “We zien in de genoemde kerken dat de praktijk de regels heeft uitgehold.” De synodale besluiten werden door enkele kerken genegeerd. “Het leiding geven was mislukt door het gedrag op het grondvlak.” “Besluiten worden vaak ondermijnd door afwijkend gedrag van hen die grenzen opzoeken. Kinderen doen soms ‘gewoon’ niet wat ouders zeggen, leerlingen niet wat de leraar zegt, gemeenten niet wat het kerkverband zegt.” Dit ziet dr. De Heer ook gebeuren in de Christelijke Gereformeerde Kerken (CGK) als het gaat om vrouwelijke ambtsdragers. “Vooruitstrevende gemeenten leggen de synodebesluiten naast zich neer. Het zijn weliswaar besluiten van de meest brede kerkelijke vergadering, maar zij hebben als plaatselijke gemeente een andere overtuiging.” Wat is volgens de predikant de les? “In elk geval is er deze les dat geestelijke eenheid van het kerkverband samenhangt met het loyaal zijn aan gemaakte afspraken. Die zijn niet voor niets gemaakt. Als gemeenten rond de onderwerpen in dit artikel een eigen koers varen, zetten zij deze geestelijke eenheid onder druk. Dat knaagt aan het onderlinge vertrouwen.6

Nieuwe manier van Bijbellezen

In het tweede artikel gaat predikant en theoloog dr. J.M.D. de Heer in op de nieuwe manier van Bijbellezen. Hij geeft aan dat de adviezen in het rapport samenhangen met deze nieuwe manier van Bijbellezen die in de Nederlandse Gereformeerde Kerken gangbaar is geworden. Hij verwijst voor zijn eigen visie op de manier van Bijbellezen naar de eerste serie die in De Saambinder over dit onderwerp van zijn hand verscheen.7 Hij vat dit kort samen: “Wij geloven onvoorwaardelijk dat de Bijbel het geïnspireerde Woord van God is. Door de Bijbel openbaart God wie Hij is, wie wij zijn, hoe we door Christus verlost kunnen worden en hoe wij naar Zijn wil leven.” De Heer geeft aan dat het van belang is dat we de uitlegregels (hermeneutiek) uit de Bijbel zelf halen, immers ‘God bepaalt hoe Zijn Woord wordt uitgelegd’. De predikant meent dat het hier scheef gaat en er veel gaat schuiven. “De mens heeft een (te) grote plaats gekregen in de uitleg van de Bijbel. De beleving van de lezer krijgt zelfs een zelfstandige plaats. Het gaat dan niet zozeer om de oorspronkelijke bedoeling van de Heere – de zin en mening van Gods Geest – maar om de manier waarop ik nu de Bijbeltekst uitleg en beleef. En die beleving kan anders zijn dan de Bijbel zegt.” De Heer past dit daarna toe op praktiserende homoseksualiteit, het onderwerp van het synoderapport. Hij concluceert: “Leidend is niet meer de bedoeling die God in Zijn Woord openbaart, maar de beleving van de mens. Het uitgangspunt ligt in de praktiserende homo die zich niet herkent in wat de Bijbel over de homoseksuele praktijk schrijft.” Een nieuwe manier van uitleg. De Heer ziet deze nieuwe hermeneutiek als gevaarlijk.8Je kunt dan alle kanten op met de Bijbel.” Volgens de theoloog moeten we wel pastoraal over homoseksualiteit spreken. “Harde veroordelingen, laat staan scheldwoorden, hebben al veel kwaad gedaan. Dat past een kerk niet.9 Maar wat is pastoraal?, zo vraagt De Heer zich af. De predikant ziet dit als ‘leiding geven vanuit Gods Woord, met het oog op het welzijn van de naaste, lichamelijk, emotioneel en geestelijk’. Dit kan echter nooit losgemaakt worden van wat God in Zijn Woord openbaart. “Een kerk die een deur openzet die God sluit, is ongehoorzaam, geeft geen geestelijke leiding, maar misleiding. Juist daarom is de nieuwe manier van Bijbeluitleg zo gevaarlijk. Ze knipt weliswaar geen teksten uit de Bijbel, maar zet teksten in de praktijk buiten werking.10

Het rapport

In het derde artikel gaat predikant en theoloog dr. J.M.D. de Heer dieper in op het rapport van de Nederlandse Gereformeerde Kerken. In het rapport ziet de meerderheid ruimte voor praktiserende homoseksualiteit en dienen zij de ruimte te krijgen die zij nodig hebben.11 Het valt De Heer op dat er, in het rapport, nauwelijks gesproken wordt van de toorn van God over de zonde. Wel wordt er verwezen naar Romeinen 1, maar de meerderheid geeft aan dat dit totaal anders is dan de huidige wijze van praktiserende homoseksualiteit. “Gods heilige toorn lijkt daarmee ‘veiliggesteld’ te zijn, daar hoeven we het niet meer over te hebben.” De predikant wijst ook op de gedachte dat Gods toorn over de gemeente kan komen als een uitlevende zonde aan de Avondmaalstafel wordt geduld (HC vraag 82). De Heer vraagt zich in het derde artikel af of het leven voor Gods aangezicht ‘inderdaad een leven naar vrije keuze is’. De zelfbeproeving lijkt in het rapport nauwelijks (meer) aanwezig. Er is weinig ruimte voor het aanspreken van een kerklid op zijn of haar levenswandel. Al snel wordt het gezien als een persoonlijke aanval, waarbij, zo wordt het dan ervaren, iemands geloof in twijfel getrokken wordt. “Een dergelijk geestelijk klimaat was mede de oorzaak dat wissels zijn omgegaan.” Het geldt als waarschuwing, we zijn immers beslist niet beter. Dit laat ook het blijvende belang zien van een separerende prediking.12

Tot slot

Het is verstandig dat dr. De Heer wil leren van andere kerkgenootschappen. Bij de publicatie van de samenvatting van het eerste deel van deze serie kregen we het verwijt dat hier wordt afgegeven op andere kerkgenootschappen. De aanklager betoogde dat er in de Gereformeerde Gemeente (‘het eigen kerkgenootschap’) al genoeg problemen zouden zijn. Dat lijkt echter niet de intentie te zijn van de predikant. We zien dat ook aan het slot van het derde deel: “Laat dit alles een waarschuwing zijn voor ons. Want, we zijn beslist niet beter. Laten we maar met Psalm 119 vers 18 zingen: ‘Doe mij op ‘t pad van Uw geboden treên; schraag op dat spoor mijn wankelende gangen’.” Daarmee is voldoende gezegd om het bezwaar van ‘te veel zelfverheffing’ van tafel te vegen.

Voetnoten

De eerste en de tweede Adam – Het getuigenis van Blaise Pascal en G. Boer

Blaise Pascal (1623-1662), de grote Franse natuurkundige en wiskundige, heeft gezegd dat het ware christelijke geloof bestaat in het kennen van Adam en onze verdorven en Christus en onze gelukzaligheid. Hij wist zich daarin een geestelijke leerling van de grote kerkvader Augustinus, leerling ook van de Schrift zelf. Deze uitspraak staat niet los van het feit dat in zijn tijd de gedachte opkwam dat Adam en Eva niet het eerste mensenpaar waren. Zijn tijdgenoot Isaac La Peyrère (1596-1676) verdedigde de gedachte van pre-adamieten. Pascal begreep dat deze zienswijze niet zonder gevolgen was voor het verstaan van de inhoud van het christelijke geloof. Zij ondergraaft bijvoorbeeld de boodschap van de erfzonde.

Wie het Bijbelse getuigenis over Adam relativeert, beneemt zich de mogelijkheid het juiste zicht op Christus als de tweede Adam te krijgen. In het boek Ik ben de Alfa schreef ds. G. Boer: ‘Maar weet ge, de gedachte dat Adam en Eva schimachtige figuren zijn wint hand over hand veld, ook in kringen waar wij dit niet verwacht hadden. Daarom wil ik u wapenen voor een strijd die op de scholen reeds gaande is en van lieverlede de gemeenten binnendringt. Wie Adam laat verdampen in de nevelen van de oergeschiedenis, heeft de heilige Schrift naar haar zelfgetuigenis tegen zich. Ja, die heeft de Heilige Geest die van deze Schriften de auteur is tegen zich, die heeft God tegen zich. En dat heeft zich gewroken en zal zich verder wreken. Want wie Adam verliest die verliest Christus. Wie de eerste mens afschrijft, die schrijft de tweede Mens af. Wie Adam tot een legendarische figuur maakt die verliest de Christus der Schriften.’

Verschuivingen binnen de kerken in de jaren zestig en zeventig

Dat boek verscheen in de tijd dat er in de Gereformeerde Kerken allerlei zaken aan het verschuiven waren. In 1967 herriepen de Gereformeerde Kerken in 1967 mede door de invloed van de bioloog Lever en de met hem meegaande theologen, de besluiten van de synode van Assen van 1926. Deze synode had krachtig de zondeval als een historisch feit beleden. In reactie op het synodebesluit van de Gereformeerde Kerken schreef ds. G. Boer in De Waarheidsvriend, het orgaan van de Gereformeerde Bond: ‘Bakens worden verzet. Maar het is toch wel zo, dat thans niet de Waarheid ons vrij maakt, maar dat wij de Waarheid vrij moeten maken van allerlei kortzichtigheden en verouderde opvattingen en denkwijzen. Jammer is alleen, dat bij elke vordering van de wetenschap en bij elke ontdekking, de Bijbel opnieuw wordt aangepast bij de nieuwe stand van zaken’

Heel opmerkelijk is dat in de Verenigde Staten in dezelfde periode dat de Gereformeerde Kerken van hun wortels vervreemdden, een tweetal Amerikaanse kerken aan hun wortels vasthielden of welbewust tot hun wortels terugkeerden. De eerste kerk die dan moet worden genoemd is de Lutheran Church Missouri Synod (ruim vier miljoen leden). Op de middelbare school die ik van 1968 tot 1974 bezocht, hoorde ik voor het eerst van deze kerk. De leidende theologische hogeschool van deze kerk, het Concordia Theological Seminary in St. Louis, was steeds meer van kleur verschoten. De theologie van Karl Barth werd door meerdere hoogleraren heel welwillend bezien. Vragen werden gesteld bij de historiciteit van de zondeval. De noodzaak van persoonlijk geloof en de ernst van de eeuwige rampzaligheid werden nauwelijks meer in colleges door hoogleraren aan de orde gesteld.

In de synode van deze kerk tekende zich aan het begin van de jaren zeventig van de vorige eeuw een meerderheid die zich niet bij het voortbestaan van deze situatie kon neerleggen. Het gevolg was dat een groot deel van de hoogleraren verbonden aan het Concordia Theological Seminary in St. Louis vertrok en hun plaatsen konden worden bezet door hoogleraren die trouw waren aan de lutherse belijdenis. Ik hoef de verschillen tussen de lutherse en gereformeerde belijdenis niet te noemen. Die zijn er, maar gereformeerden die trouw zijn aan de gereformeerde belijdenis en luthersen die trouw zijn aan de lutherse belijdenis hebben ook heel veel gemeenschappelijk.

Daarom raad ik de studenten aanschaf van de Concordia Commentary aan. Een Bijbelcommentaar uit de kring van Lutheran Church Missouri Synod dat zowel een hoog academisch niveau heeft als zeer bruikbaar is voor de prediking. Al meerdere jaren heb ik mailcontact met dr. Chris Mitchell, de redacteur van deze serie. In dat contact voelen we wederzijds geestelijke verbondenheid.

Een tweede kerk die terugkeerde naar haar wortels is de Southern Baptist Convention (ruim zestien miljoen leden). Dat gebeurde in de jaren tachtig van de vorige eeuw. Ook daar was de aanleiding de verontrusting over de koers van de zes theologische hogescholen die onder het toezicht van de conventie stonden. Eerst werd er een behoudende president voor de conventie was gekozen. Deze benoemde toen de post van president van de belangrijkste theologisch hogeschool van de conventie, namelijk Southern Baptist Theological Seminary, openviel de toen nog jonge theoloog Abert Mohler. In zeer korte tijd bracht Mohler Southern Baptist Theological Seminary terug tot haar wortels. Van oorsprong zijn de Southern Baptists niet alleen zoals alle klassieke protestanten Schriftgetrouw, maar belijden zij dat ook de gereformeerde genadeleer. Dat laatste is nog altijd niet algemeen, maar geldt wel helemaal voor Mohler.

Verschuivingen nu

De genoemde voorbeelden laten zien dat ontwikkelingen niet onomkeerbaar zijn. In Nederland zien we als het gaat om de vrouw in het ambt, duurzame homoseksuele relaties, de historiciteit van de zondeval en de ernst van de eeuwige rampzaligheid van de zaken verschuiven. Als het gaat om theologen geldt dat de Nederlands Gereformeerde Kerken, de Gereformeerde Kerken Vrijgemaakt, de Christelijke Gereformeerde Kerken en de Gereformeerde Bond in de PKN. Op het grondvlak gaan deze verschuivingen geen enkele kerk van de gereformeerde gezindte voorbij. Op zijn minst wordt de zuigkracht ervan gevoeld.

Nu kunnen wij Gods kerk niet bewaren en in stand houden. We zijn wel geroepen om getrouw te zijn. Dat betekent ook dat wij onze stem verheffen tegen genoemde verschuivingen vanuit de wetenschap dat de Bijbel de stem is van de levende God is. Dat er alleen verzoening met God is door het bloed van Christus en dat wie Hem toebehoort, Hem ook metterdaad kent. Laten we vurig bidden dat de gereformeerde gezindte in Nederland vasthoudt aan haar wortels of daartoe terugkeert. Laat iedereen op de plaats waar hij staat in ootmoed en standvastigheid doen wat de Heere van de Kerk van hem vraag en verwacht.

Wij mogen dan ook leren van anderen. Op de website van de Lutheran Church Missouri Synod staan onder andere een aantal bijdragen van dr. Al. Barry, de president/voorzitter van de synode van deze kerk. Die over schepping en evolutie geef ik graag door.

Hoe zit het met… Schepping en Evolutie

Inleiding

Evolutie: feit of theorie? Veel mensen gaan ervan uit dat het gewoon een feit is. Christenen die door het geloof de waarheid van Gods Woord over de Schepping accepteren, zoals dit voor ons in Genesis en elders in de Schriften is opgetekend, vragen zich soms af hoe zij anderen behulpzaam kunnen zijn bij het overwegen van de mogelijkheid dat er een Schepper is. Het doel van dit pamflet is, om een uitgangspunt te verschaffen van waaruit we de opvattingen van de bepleiters van de evolutie kunnen evalueren.

Waar gaat het om bij de evolutie?

In 1859 presenteerde Charles Darwin, in zijn boek On The Origin of Species, een theorie dat de verschillende diersoorten zijn ontstaan uit een proces van ‘natuurlijke selectie’, waarbij ‘de begunstigde rassen’ behouden bleven in de ‘strijd om het bestaan’. Is dit alleen maar een wetenschappelijke theorie, of is het meer dan dit?

‘Darwin was zich er volledig van bewust dat zijn denkbeeld een frontale aanval was op de gedachte van een intelligente Ontwerper achter de wereld. In feite is het zeer goed mogelijk dat hij deze theorie juist voor dat doel had opgesteld. De gedachte dat er naast de materie nog een geestelijk rijk bestond, lijkt voor hem reeds in zijn jeugd een anathema geweest te zijn. De eerste inspiratie voor zijn theorie van natuurlijke selectie kwam niet voort uit het observeren van de natuur. Mogelijk is het niet toevallig, dat zijn geschriften af en toe ook iets laten zien van een specifieke antipathie tegen de God van de Bijbel, vooral als het gaat om Zijn recht om ongelovigen in de eeuwigheid te oordelen’ (Wieland).

Welke uitdaging voor Darwin is er te vinden in de details van het leven?

De evolutietheorie stelt dat het leven op een zeer eenvoudig niveau begint, en dat het dan, door natuurlijke selectie, uiteindelijk hoe langer hoe complexer wordt als er veranderingen plaatsvinden. Echter, uit biochemisch en moleculairbiologisch onderzoek komen voortdurend overtuigende bewijzen dat de levende cel totaal nutteloos is tenzij, en totdat, zij haar uiteindelijke vorm bereikt; en als er, wanneer zij die vorm bereikt heeft, een verandering optreedt, wordt haar functie verwoest, niet verbeterd. Darwins grootste uitdaging komt van de vraag hoe de individuele cel zich heeft ontwikkeld. Wetenschappers die deze kwestie bestuderen, hebben de levende cel beschreven als een ‘niet-reduceerbare complexiteit’.

Hoe langer hoe meer wetenschappers komen tot de conclusie dat levende organismen, zelfs de meest ‘eenvoudige’, duidelijk bewijzen dat er een schepper is, gezien hun ongelooflijke complexiteit op zelfs de meest fundamentele niveaus. De wetenschappelijke literatuur bewaart een vreemd stilzwijgen wanneer het gaat om de vraag hoe deze moleculaire structuren, de basis van het leven, zich ontwikkeld hebben. Hoe kon dit alles zijn geëvolueerd?

Heeft de wetenschap Intelligent Ontwerp (Intelligent Design) geaccepteerd?

Voorstanders van Intelligent Ontwerp hebben in recente jaren grote vooruitgang geboekt. Hun bevindingen hebben kracht bijgezet aan de reeds lang bestaande creationistische argumenten aangaande de tweede wet van de thermodynamica die, eenvoudig gesteld, zegt dat alle dingen, levende en niet-levende, een weg bewandelen van een staat van orde naar verschillende staten van toenemende ordeloosheid, niet in de omgekeerde richting.

Andere argumenten die naar voren worden gebracht, zijn gebaseerd op de dubieuze dateringsmethoden die door evolutionisten worden gebruikt, en op het fossielenbestand—dat nog steeds geen overtuigende overgangsstadia toont in typen of soorten (men zou toch denken dat elke fossiel een overgangsstadium zou moeten tonen). Kortom, deze aanwijzingen, samen met vele anderen, pleiten duidelijk voor de gedachte van een Schepper en een Intelligent Ontwerp.

Wat staat Intelligent Ontwerp in de weg?

Evolutionisten lijken niet bereid te zijn om in te gaan op de bevindingen van de biochemie en andere verwante wetenschappen. Ze zeggen al gauw dat ze de wetenschap verdedigen, maar wanneer ze worden geconfronteerd met het uitgangspunt van Intelligent Ontwerp, dat de gegevens beter interpreteert dan hun eigen opvattingen (zoals over het menselijk oog, de vleugel van een vogel, of de processen van bloedstolling), dan bieden ze in het geheel geen wetenschappelijke verdediging. In plaats daarvan varen ze uit en maken het uitgangspunt van Intelligent Ontwerp belachelijk als louter ‘religieus’.

Wat zijn de ontwikkelingen in de wetenschappelijke gemeenschap?

Zij die een voorkeur hebben voor de verklaring van het leven die door Schepping en Intelligent Ontwerp gegeven wordt, kunnen niet gemakshalve worden gekarakteriseerd als achterlijke, onwetende, platte-aarde-fanaten. Integendeel, gelovigen in een bijzondere Schepping en in een Intelligent Ontwerp, zijn oordeelkundige en rationele personen—tientallen miljoenen—die, na het bewijsmateriaal overwogen te hebben, de evolutietheorie als onhoudbaar hebben afgewezen. En bij deze miljoenen sluiten zich groeiende aantallen biologen, geologen, fysici, medici, mathematici en andere wetenschappers aan.

Een moleculair bioloog legt uit, dat de evolutietheorie een invloed heeft die ‘ver van de biologie verwijderd’ is, en een van de ‘meest spectaculaire voorbeelden in de geschiedenis is, hoe een hoogst spectaculair denkbeeld, waarvoor in feite geen harde wetenschappelijke aanwijzingen zijn, het denken van een hele gemeenschap kan veranderen en een dominerende invloed kan hebben op de wereldbeschouwing van een tijdperk’ (Denton, p. 358).

Zoals een biochemicus het uitdrukt: ‘Iemand die zich niet verplicht voelt om zijn onderzoek tot niet-intelligente oorzaken te beperken, moet wel tot de conclusie komen dat veel biochemische systemen ontworpen zijn. Deze zijn niet ontworpen door de natuurwet, niet door toeval en noodzaak, maar zijn gepland. Hun ontwerper wist hoe de systemen er zouden uitzien wanneer ze voltooid waren, en ondernam vervolgens stappen om de systemen tot stand te brengen. Het leven op aarde op zijn meest fundamentele niveau, in zijn meest essentiële componenten, is het product van intelligente activiteit’ (Behe, p. 193).

Is er plaats voor Intelligent Ontwerp?

Zoals er veel overtuigende aanwijzingen bestaan voor een jonge aarde en een wereldwijde hydrologische ramp (de zondvloed van Noach, die veel van de geologie en paleontologie van onze planeet verklaart), zo kan ook Intelligent Ontwerp op zich succesvol bepleit worden zonder zich ook maar eenmaal op de Schriften te beroepen. Deze natuurlijke kennis van een Schepper is niet hetzelfde als het naar voren brengen van een aantal specifieke theologische en leerstellige opvattingen over die Schepper.

Als de evolutionisten blijven volhouden dat de schepping niet kan worden losgemaakt van religie, dan moeten zij zelf ook bereid zijn om toe te geven dat hun orthodoxie—dat het leven in al haar schoonheid, organisatie en complexiteit, ontstaan is door willekeurige mutaties en andere Darwinistische speculaties—in feite even dogmatisch is, evenzeer een religie, als datgene wat zij verachten. Als de Schepping theïstisch is, en een intelligente doelbewuste Auteur van het Leven vereist, dan is de naturalistische Evolutie atheïstisch, en ontkent het bestaan van die Auteur en alle bovennatuurlijke daden die door Zijn hand zijn verricht.

Al sinds generaties heeft de evolutie met al haar zwaktes en niet-verklaarde leemten onbetwist in het Amerikaanse openbare leven geregeerd, in onze dierentuinen, musea en massamedia, en ja, misschien wel het duidelijkst in onze scholen. De evolutietheorie wordt eenvoudigweg als een feit verkondigd. Pas nu, eindelijk, wordt de evolutie betwist op haar eigen terrein: dat van de objectieve wetenschap. Op de Amerikaanse openbare scholen, en op de pagina’s en de websites van de media, is de tijd aangebroken dat de woorden ‘evolutie’, ‘naturalisme’ en ‘neodarwinisme’ plaats maken voor ‘Intelligent Ontwerp’. Alles wat minder is dan dat, zou, gebaseerd op het bewijsmateriaal, intellectueel oneerlijk zijn.

Is de evolutietheorie verenigbaar met het christelijke geloof?

Het zou een vergissing zijn om te denken dat iemand, eenvoudigweg door hem het bewijsmateriaal te tonen voor Intelligent Ontwerp, een christen zal worden. Het geloof dat God onze liefhebbende Vader is Die de hemel en de aarde geschapen heeft, is een artikel van onze geloofsbelijdenis. Het geloof in een intelligente Ontwerper, is nog heel iet anders dan het geloof dat wij zondige menselijke wezens zijn die een Zaligmaker nodig hebben, en dan vertrouwen op de Zoon van God, Jezus Christus, Die onze Verlosser is van de zonde, de dood en de macht van Satan. Deze levende hoop is een gave van God, gegeven door de Heilige Geest. Het is niet een zaak van wetenschappelijke studie of analyse. Het geloof is evenzeer een wonderbaarlijke gebeurtenis in ons leven als Gods scheppingswerk in de wereld. In feite is het niet een toeval dat degenen die in Christus zijn, ‘nieuwe scheppingen’ genoemd worden (2 Kor. 5:17).

De Lutheran Church—Missouri Synod gelooft, leert en belijdt dat Adam en Eva echte historische personen waren, en dat de beschrijving van de Schepping in Genesis waar en feitelijk is, niet slechts een ’mythe’ of een ‘verhaal’ dat verzonnen is om de oorsprong van alle dingen te verklaren.

We zouden ook een ernstige dwaling begaan door eenvoudigweg de theorieën van de wetenschap klakkeloos te accepteren. Vele aspecten van de evolutietheorie zijn direct in strijd met Gods Woord. De evolutie is niet te verenigen met het christelijke geloof. Zij die daartoe pogingen ondernemen, zullen onvermijdelijk eindigen in het verwateren van de leer van de Bijbel. Christenen behoeven niet te vrezen voor de bevindingen van de wetenschap, en hebben geen enkele reden om aan de ‘wetenschap’ meer geloof te hechten dan aan het Woord van God.

Terwijl wetenschappers de wonderen van Gods schepping blijven bestuderen en onderzoeken, sluiten wij ons aan bij de oude Psalmist met de woorden: ‘Ik loof U, omdat ik op een heel vreselijke wijze wonderbaarlijk gemaakt ben; wonderlijk zijn Uw werken! ook weet het mijn ziel zeer wel’ (Ps. 139:14).

Wie meer wil weten over de terugkeer van de Lutheran Church Missouri Synod en de Southern Baptist Convention naar hun historische en confessionele wortels verwijs ik voor de Lutheran Church Missouri Synod naar Paul A. Zimmerman, A Seminary in Crisis (St. Louis: Con­cor­dia Pu­bli­shing House, 2007) en voor de Southern Baptist Convention naar Jerry Sutton, The Baptist Reformation: The Conservative Resurgence in the Southern Baptist Convention (Nashville: Broadman & Holman Publishers, 2000).

Deze gastbijdrage is met toestemming overgenomen van de website van dr. P. de Vries. Het originele artikel is hier te vinden.