Home » Paleontologie
Categorie archieven: Paleontologie
Het zijn geen reuzenwolven (Aenocyon dirus) – Dr. Todd Wood reageert op een mediahype
Time Magazine heeft deze week een coverstory over Colossal Biosciences en hun voortgang op het gebied van onderzoek naar de-extinctie, {het ongedaan maken van de uitsterving van een soort}.1 In het artikel wordt herhaaldelijk beweerd dat de drie onlangs geboren wolvenwelpen reuzenwolven {Aenocyon dirus} zijn. Dit ondanks dat het artikel zelf genoeg informatie geeft om die bewering ondubbelzinnig te weerleggen. Ik erken dat dit een indrukwekkend onderzoeksproject is en dat deze dieren kenmerken vertonen die mogelijk lijken op die van reuzenwolven. Ook zal de technologie die ontwikkeld wordt belangrijke toekomstige toepassingen bevatten. Maar de dieren die {de onderzoekers} hebben voortgebracht zijn geen reuzenwolven.

Reuzenwolven zijn uitgestorven hondachtigen die leefden in Noord-Amerika en bekend zijn geworden van fossielen die overal op het continent zijn aangetroffen, met name in de beroemde La Brea-teerputten (Californië). Het waren grote dieren, mogelijk zelfs {tot} twee keer zo zwaar als de grijze wolf {Canis lupus}. {Het soort} stierf uit samen met andere grote Amerikaanse roofdieren, zoals de Amerikaanse {holen}leeuw {Panthera atrox} en de Kortsnuitbeer {Arctodus simus}. {Reuzenwolven} waren bovendien veelvoorkomend: in La Brea overtreffen fossielen van de reuzenwolf die van de grijze wolven, met een verhouding van 1 op 100. {Dus 100 fossielen van de reuzenwolf tegenover 1 fossiel van de grijze wolf.}
Eerder hebben sommige paleontologen gesuggereerd dat er een nauwe verwantschap bestaat tussen de reuzenwolf en de grijze wolf, maar genoomsequencing van skeletresten van de reuzenwolf heeft laten zien dat de reuzenwolf niet nauwer verwant is aan de grijze wolf, dan {dat het verwant is} aan coyotes en jakhalzen.2 De genomen van al deze hondachtigen vertonen veel overeenkomsten, maar er zijn belangrijke verschillen die de reuzenwolf uniek maken. Nog belangrijker is dat het genoom van de reuzenwolf geen tekenen van introgressie, {een proces waarbij genetisch materiaal van de ene soort wordt opgenomen in de genenpool van een andere soort}, vertoont in de genomen van moderne hondachtigen. Dat betekent dat ze niet hybridiseerden. Moderne hondachtigen, zoals coyotes en grijze wolven hybridiseren vaak genoeg om tekenen van introgressie in hun genomen te vinden. Hierbij worden genen die oorspronkelijk tot de ene soort behoren in de andere soort aangetroffen. Bij reuzenwolven is dat echter niet het geval. Hieruit kunnen we concluderen dat reuzenwolven voldoende verschillend waren van andere Amerikaanse hondachtigen om te hybridiseren.
Het team van Colossal Biosciences heeft cellen afgenomen van een volwassen grijze wolf en vervolgens 14 van zijn genen aangepast. Daarna hebben ze deze gemodificeerde cellen gekloond. Ze rapporteren drie succesvolle geboortes, waarvan er twee {pups} oud genoeg zijn om enkele {voor grijze wolven} ongebruikelijke eigenschappen te laten zien, zoals de kleur, grote lichaamsmassa en kennelijk eigenaardige vocalisaties (zoals altijd moeten deze claims met een korreltje zout worden genomen, aangezien ik geen wolvenexpert ben en geen toegang heb tot deze dieren om deze claims te verifiëren). Ik twijfel er niet aan dat deze 14 genen specifiek zijn gekozen om te correleren met deze eigenschappen. Ze wilden een wolf creëren die zich onderscheidt van de typisch grijze wolf, en daarin zijn ze geslaagd.
Maar het zijn geen reuzenwolven. Waarom niet? Het genoom van zoogdieren bevat tienduizenden genen. Velen daarvan zijn identiek bij diverse zoogdiersoorten, maar de meesten kennen duidelijke verschillen die het bijvoorbeeld mogelijk maken om een wolven-gen van een coyote-gen te onderscheiden. Hoewel wetenschappers al geruime tijd werken aan het ontdekken van de relaties tussen de genen en het uiterlijk van een dier, hebben we nog steeds een slechts zeer gebrekkig inzicht hierin. We kunnen misschien iets zeggen over vachtkleur en lichaamsmassa, maar het volledige geheel van wat een reuzenwolf {genetisch} onderscheidt van een grijze wolf is lang niet goed bekend.
Het vervangen van het complete genoom van een grijze wolf in dat van een reuzenwolf, zou een lang en duur proces zijn. Daarom hebben ze natuurlijk een stap overgeslagen en zich gericht op wat zij, {de onderzoekers}, beschouwen als dé essentiële verschillen die het dier er anders uit zouden laten zien dan een grijze wolf, en {er zelfs voor zou kunnen zorgen dat} het dier zich anders zou gedragen of anders zou klinken. Maar wat ze hebben gecreëerd zijn grijze wolven met enkele eigenschappen die mogelijk, op een bepaalde wijze, de eigenschappen van een reuzenwolf weerspiegelen. We kunnen daar niet eens zeker van zijn, omdat we geen levende reuzenwolven hebben ter vergelijking. We kunnen er wel zeker van zijn dat ze geen ‘nieuwe’ reuzenwolven hebben gecreëerd.
Ter analogie: stel je voor dat je een leeuw neemt en zijn genoom aanpast zodat 14 genen overeenkomen met de genen van een cheeta. Niemand die bij zijn volle verstand is, zou verwachten dat die katten, {de welpen}, cheeta’s zijn. We zouden zeggen dat het leeuwen zijn met enkele cheetagenen. Misschien is hun kleur anders of gedragen ze zich anders, maar het zijn geen cheeta’s. Het zijn volledige nieuwe wezens die nooit eerder hebben bestaan. Dat is precies wat Colossal Biosciences hier heeft gedaan.
Ze brachten dit punt {ook} naar voren in het Time-artikel en de reactie van hun Chief Science Officer Beth Shapiro is typisch marketingtaal:
“Onze mammoeten en reuzenwolven zijn mammoeten en reuzenwolven volgens die definitie”, zet Shapiro. “Ze hebben de belangrijkste eigenschappen dat dat organisme uniek maken”
De definitie waar ze het over heeft, is het hebben van genetische eigenschappen die overeenkomen met de uitgestorven soort. Maar dit is onzinnig. We kunnen menselijke genen in muizen plaatsen, net zoals Colossal Biosciences mammoetgenen in muizen heeft geplaatst. Maar dat maakt die muizen geen mensen of mammoeten. Het zijn gewoon muizen met vreemde genen. Alleen omdat we een paar genen van een {specifieke} soort in een ‘nauw verwante’ soort plaatsen, verandert dit de ontvangende soort niet in de oorspronkelijke soort. Een betere vergelijking zou Disney Imagineering zijn, maar in plaats van onhandige robots die enigszins lijken op uitgestorven soorten, krijgen we nu levende dieren die enigszins lijken op uitgestorven soorten.
Dat betekent echter niet dat de technologie die ze ontwikkelen niet nuttig of zelfs belangrijk zou kunnen zijn. Het werk dat ze doen met rode wolven {Canis rufus} is echt intrigerend: ze nemen verloren {gegane} genen uit {eerdere} populaties van de rode wolf en manipuleren {deze} rode wolven genetisch met die genen om zo de genenpool van de rode wolf te versterken. Dat zou werkelijk impact kunnen hebben op de versterkingen van het natuurbehoud van de rode wolf. Het maakt gebruik van dezelfde technologie als die van de pseudo-reuzenwolven.
Maar deze pseudo-reuzenwolven zijn een slimme marketingtruc die de cover van Time heeft gehaald. Het zijn schattige puppy’s, en mensen kennen deze uit {de fantasy-televisieserie} Game of Thrones. {Dit nieuws} heeft Colossal {Biosciences} veel aandacht bezorgd en het heeft de investeerders ongetwijfeld tevreden gesteld. Dit zijn echter volledig nieuwe dieren die heel weinig gemeen hebben met echte reuzenwolven.
Noot van de redactie: De tekst tussen accolades, hierboven, is door de vertaler toegevoegd om het leesbaar te maken of te verduidelijken. Naast dat het geen reuzenwolf is moet er ook gesproken worden over de ethische consequenties van een dergelijk sleutelen aan genen.
Dit artikel is met toestemming van de auteur vertaald en overgenomen van zijn website. Het originele artikel is hier te vinden
Voetnoten
‘Paleontology in Creationism – Past, Present & Future’ – Lezing dr. Kurt Wise op de ICC
In de zomer van 2023 vond de negende International Conference on Creationism plaats. Op deze website is daarover veelvuldig bericht. Naast presentaties van papers, posters en abstracts waren er ook zogenoemde ‘evening sessions’. In deze ‘evening sessions’ werd de huidige stand van zaken binnen een vakgebied (vanuit het perspectief van het klassieke scheppingsgeloof) besproken. Hoewel vooral gericht op (en soms niet breder kijkend) dan het Amerikaanse continent, zijn deze lezingen ook zinvol voor Europees-creationaire wetenschappers. Is Genesis History, bekend van de twee documentaires, heeft deze lezingen opgenomen en zijn voornemens om deze dit jaar ook online te publiceren. Op dinsdagavond 18 juli 2023 hield geoloog/paleontoloog dr. Kurt Wise een lezing over de plaats van ‘Biblical Genetics’ in ‘Creation Science’. Hieronder is deze lezing terug te kijken, met dank aan Is Genesis History.
‘Soft Tissue in Dinosaur Bones – powerful evidence supporting the Biblical Worldview’ – Prof. dr. Steve Taylor sprak voor studenten op de Summer School 2022 van ‘Truth in Science’
Al enige tijd geleden publiceerden we op deze website de bijdrage van Paul Garner (MSc.) over sedimentologie.3 Op hetzelfde studentencongres (van ‘Truth in Science’) was ook een interessante lezing te horen van prof. dr. Steve Taylor aangaande zijn onderzoek naar ‘Soft tissue’. Onlangs kwam de onderzoeksgroep van Taylor in het nieuws door het publiceren van een paper over dit onderwerp in een naturalistisch tijdschrift. Aan dit wetenschappelijke artikel werkte ook de onder ons bekende dr. Brian Thomas4 mee.5 In 2022 hield prof. dr. Steve Taylor dus op dit studentencongres een lezing over dit belangrijke thema vanuit het perspectief van het klassieke scheppingsgeloof.
Onder de video staat het volgende:
“The recent discovery of soft tissue (blood cells, proteins and nerve fibres) in dinosaur and other remains is causing a stir in the scientific world. Impossible to explain with the conventional timescale these results are powerful evidence for the Biblical worldview.”
Voetnoten
Feedback & Vragen 2025: Creationisten niet op de hoogte van paper over o.a. collageen in dinobotten uit 1966 (Nature)?
Dr. Joel Duff steekt veel tijd in het bestrijden van het werk (soms populair, soms wetenschappelijk) van jongeaardecreationisten. Vooral jongeaardecreationisten van het Amerikaanse continent, al maakt hij soms uitstapjes naar jongeaardecreationisten op andere continenten.6 Veelal doet hij dat vriendelijk en gedegen. Vaak draagt hij goede punten aan, soms ook niet. Recent (4 dagen geleden) verscheen er een video van hem op YouTube, waarin hij zijn eigen eureka-moment weergeeft aangaande collageen en ander ‘zacht weefsel’ in dinosauriërbotten. Hij kwam erachter dat het al heel lang (1966) bekend is dat sommige botten nog steeds collageen of ander ‘zacht weefsel’ bevatten. Dat gegeven is, onder jongeaardecreationisten die onderzoek doen naar dit fenomeen, (ook) al zeker vijfentwintig jaar bekend.
Paper
Dr. Joel Duff probeert echter te doen alsof zijn eureka-moment onbekend is bij jongeaardecreationisten. Mogelijk is dat zo bij individuen die aan popularisatie doen van het creationistische gedachtengoed, maar bij creationistische experts die dergelijk onderzoek doen is dit al heel lang bekend. We zien dat dr. Duff hier onterecht generaliserend spreekt over jongeaardecreationisten. Zijn (tot voor kort) onbekendheid met oudere literatuur is geen reden om te generaliseren. Inderdaad kun je niet alles weten, maar het geeft geen pas om eigen onbekendheid te projecteren op jongeaardecreationisten. De ‘ontdekking’ van dr. Duff klopt: in 1966 wist men van het bestaan van collageen in dinobotten. Maar… anders dan dr. Duff ons wil doen geloven wisten jongeaardecreationisten dit, zeker 25 jaar geleden, (ook) al. Dr. Duff heeft gelijk wanneer hij aangeeft dat we niet te snel moeten vallen voor ‘clickbait’-achtige populair-wetenschappelijke titels en altijd na moeten gaan of het geschrevene inhoudelijk klopt. Het lijkt er echter op dat juist dr. Duff gevallen is voor de clickbait. In het vervolg van de video volgt dr. Duff de paper in Nature uit 1966. Daar is, uiteraard, niets mis mee, al wordt de naturalistische tijdschaal zonder commentaar overgenomen.7 De paper die dr. Duff heeft ‘gevonden’ luidt volledig: Pawlicki, R., Korbel, A., Kubiak, H., 1966, Cells, Collagen Fibrils and Vessel in Dinosaur Bone, Nature 211 (5049): 655-657.8
Eureka?
Creationisten die zich (willen) verdiepen in dit zogenoemde ‘soft tissue’ kunnen niet om het werk van verschillende medecreationisten heen. Een viertal namen waarvan het werk zeker bestudeerd moet worden, als het gaat om het perspectief van het klassieke scheppingsgeloof, zijn wijlen dr. Keven Anderson, Mark Armitage (MSc.), prof. dr. Steven Taylor (en de Taylor-groep) en dr. Brian Thomas. De laatste drie zijn gelukkig nog in leven, de eerstgenoemde is helaas vrij plotseling overleden.9 In zijn artikel ‘Scanning Electron Microscope Study of Mummified Collagen Fibers in Fossil Tyrannosaurus rex Bone’ (2001) laat Mark Armitage zien dat hij op de hoogte is van het bestaan van dit paper.10 Armitage haalt de paper aan in reactie op ongeïnformeerdheid van sommige medecreationisten. In zijn artikel schrijft Armitage in de introductie het volgende:
“It is incorrect, however, to state that evolutionists have not been forthcoming with data that may show that fossilization and mineralization of biological materials can happen so rapidly as to preserve microscopic structures. As early as 1962 these scientists have shown that microscopic structures, such as bone collagen are well preserved in dinosaur bones (Little, Kelly and Courts, 1962). This work was followed by a series of studies by Pawlicki and his associates demonstrating by scanning and transmission electron microscopy that not only were collagen fibers found in dinosaur bones (thought to be 80 million or more years old), but that blood vessels, osteocytes (bone building cells) and even intact proteins, lipids, mucopolysaccharides and DNA were found (Pawlicki, Korbel and Kubiak, 1966; Pawicki, 1975; 1977a; b; 1985; 1995). There are also good data in the literature that rapid fossilization of soft body structures may occur under certain anoxic or pH regulated (low pH level) conditions (Briggs and Kear 1993a; 1993b; Briggs, 1995).”
Armitage haalt dus een (nog) ouder artikel aan dan Duff doet (1962). Maar het meest belangrijke in deze repliek is dat hij het artikel van Pawlicki et al. (uit 1966) aanhaalt. Zeker sinds Armitage, maar mogelijk al daarvoor (ik heb geen diepteboring gedaan), is deze paper bekend bij in ieder geval sommige jongeaardecreationisten. Bovenstaande geldt ook voor dr. Brian Thomas. Hij haalt de paper uit 1966, in Acts & Facts, aan met dezelfde strekking als de woorden van dr. Duff: ‘The journal Nature published the first images of dinosaur bone collagen fibrils a half-century ago in 1966. Since then, many other techniques confirmed collagen in unmineralized fossil bones and skin’.11 Het bestaan van deze aangehaalde paper was dr. Thomas al eerder (in 2014) bekend. In een Acts & Facts schreef hij het volgende: ‘Investigating more specimens from a nearby area, Polish scientists reported in a 1966 issue of the scientific journal Nature on electron micrographs of bone cells and collagen fibrils in dinosaur bone’.12 In de meest recent verschenen paper, het nieuwsfeit waar de video van dr. Duff uiteindelijk mee te maken heeft, wordt de paper van Pawlicki et al. ook aangehaald.13 Met alle respect had dr. Duff eerder op de hoogte kunnen zijn van het bestaan van deze paper uit 1966, zelfs (zeker vanaf 2001) door het lezen van de creationistische literatuur. Het is heel goed mogelijk dat de mensen achter AnswersNews hiervan niet op de hoogte zijn, al betwijfel ik dat, maar dat wil niet zeggen dat alle jongeaardecreationisten (als generalisatie) hier niet van op de hoogte zijn. Quod non!
Voetnoten
Gespartel en gekwek in de wateren van de dinosauriërs – Antarctisch fossiel lost jarenlange discussie onder paleontologen op
De vroege voorouder van de huidige eendvogels vloog vrijwel zeker rond in het leefgebied van de dinosauriërs. Een nieuwe vondst, die deze week werd beschreven in het toonaangevende tijdschrift Nature, toont dat aan. Het soort Vegavis iaai was al bekend bij paleontologen, maar leverde jarenlang discussie op over de indeling. Met de vondst van de schedel van Vegavis op Antarctica komt daar nu verandering in. Er klonk vrijwel zeker eendengekwek boven de hoofden van de dinosauriërs.14
Vegavis iaai
Sommige paleontologen deelden Vegavis in bij de eendvogels, anderen meenden dat het hier ging om een uitgestorven groep die verwant was aan de eendvogels. Uiteraard wordt het onderzoek geplaatst in een naturalistisch frame. Zo zou deze vogel de ‘eerste moderne vogel’ zijn en menen naturalistische wetenschappers dat ‘de vroegste voorouder van alle moderne vogels ergens tussen 100 tot 85 miljoen jaar geleden leefde’. Beter is het hierin voorzichtiger en meer bescheiden te zijn. Het is echter verstandig om niet het kind met het badwater weg te gooien. Dankzij het werk van dr. Siegfried Scherer et al. is de groep van de eendvogels ook onder creationisten een redelijk goed begrepen groep, al valt er over details altijd te discussiëren.15 Creationisten menen, op basis van hybridisatieproeven, dat alle eendvogels een gemeenschappelijke voorouder hebben en dus tot dezelfde groep behoren. Het is goed mogelijk dat we met Vegavis één van de voorouders van de eendvogels hebben gevonden. Hoewel we nooit met absolute zekerheid vast kunnen stellen dat het hier gaat om een ‘genealogische’ voorouder, behoorde het beest, volgens de onderzoekers, wel tot de kroongroep van de watervogels. Een interessante vraag voor creationisten is óf Vegavis iaai behoorde tot de groep waarvan één paar, of zeven (paar) individuen op de ark zaten, óf dat het beest rondvloog in de turbulente post-zondvloedse-periode, het omgekomen is door natuurgeweld en daardoor snel begraven is en daardoor goed bewaard gebleven is. Hierover is het laatste woord nog (lang) niet gezegd.
Terug naar de huidige vondst van Vegavis iaai. Het soort werd precies 20 jaar geleden voor het eerst beschreven, eveneens in het toonaangevende tijdschrift Nature. Een onderzoeksteam, onder leiding van paleontologen van de University of Texas in Austin, had het fossiel al eerder (in 1992) gevonden op Vega Island, voor de kust van het Antarctisch Schiereiland. Helaas ontbrak toen de schedel van het beest. De vondst werd beschreven als Vegavis iaai, wat zoveel wil zeggen als ‘Vega-vogel van het IAA’. Het laatste is een acroniem voor Instituto Antarctico Argentino (IAA), die een wetenschappelijke expeditie naar Antarctica organiseerde waarbij het fossiel werd ontdekt. Modern ogende vogels zijn echter zeldzaam in het zogenoemde Mesozoïcum en daardoor ontstond er veel discussie onder paleontologen over de positie van Vegavis. In 2011 werd er een nieuwe expeditie naar Antarctica georganiseerd, onder de naam Antarctic Peninsula Paleontology Project16 en toen werd er wel een schedel gevonden. Alle fossielen van Vegavis zijn gevonden in de Sandwich Bluff Member van de López de Bertodano Formation. Het gesteente waar de snavel in ‘verpakt’ is, wordt naturalistisch gedateerd op 68.4 tot 69.2 miljoen jaar. Antarctica moet, ziende op de gevonden fossielen, een gematigd klimaat met een weelderige vegetatie hebben gehad (met in de zomer een gemiddelde temperatuur van 19o Celsius). In dit klimaat konden deze watervogels goed gedijen. Het in Nature gepubliceerde onderzoek werd geleid door dr. Christopher Torres, Postdoctoral Fellow aan de Ohio University. De onderzoekers gaven aan dat het nogal wat moeite kostte om de schedel uit het omringende gesteente te verwijderen (‘honderden uren’), maar dat ze zeer blij zijn met deze unieke vondst. Het is zeldzaam dat dergelijke goed bewaarde fossielen gevonden worden. Antarctica geeft langzaam haar geheimen prijs en zou weleens een ‘sleutelcontinent’ kunnen worden, bijvoorbeeld ook voor de verspreiding van de buideldieren van ná de zondvloed waar we hier eerder over geschreven hebben.
Brein als een eendvogel
Het kostte dus nogal wat moeite om de fragiele botten bloot te leggen. Nadat dit was gelukt, hebben de onderzoekers een driedimensionale digitale reconstructie gemaakt van de uitzonderlijk complete schedel. Toen deze reconstructie, en uiteraard het origineel, uitgebreid werd geanalyseerd zag men dat de snavel goed overeenkwam met die van de huidige watervogels. Zo vond men een premaxilla, een groot bot aan het uiteinde van de bovenkaak, wat kenmerkend is voor moderne watervogels. De vorm van het brein van het beest laat ook zien dat Vegavis nauw verwant is aan de huidige eenden en ganzen. De onderzoekers zagen tijdens de scan een vergroot ‘forebrain’, wat eveneens een kenmerk van moderne watervogels is. In hun paper noemen zij ook details: ‘hyperinflated cerebrum and ventrally shifted optic lobes’. Naast deze overeenkomsten had de vogel een tandeloze puntige snavel, wat redelijk bijzonder is voor Mesozoïsche vogels. De meeste, in die aardlagen, gevonden vogels hebben juist tanden. Ook is, net als bij watervogels, de bovenkaak verkort. De vondst van de schedel levert veel meer informatie op dan alleen met het skelet voorhanden zou zijn. Patrick O’Connor, een co-auteur liet aan Live Science weten dat het fossiel een compleet ander deel van het skelet is. “En als het om vogels gaat, geeft de schedel veel fylogenetische of informatieve kenmerken die je vertellen wat het is.”
Krachtige kaakspieren
Anders dan de huidige eendvogels had Vegavis krachtige kaakspieren. Deze krachtige snavel gebruikte het om de weerstand onder water te overwinnen, terwijl het beest onder water dook om vis te vangen. Dankzij deze kaakspieren kon hij zijn bek, ook onder water, krachtig dichtklappen wanneer hij zijn prooi probeerde te vangen. Vegavis gebruikte zijn poten als peddels om zich onder (en boven) water met kracht voort te stuwen. We zien deze manieren om aan voedsel te komen vooral terug bij hedendaagse futen (Podicipediformes) en duikers (Gaviidae). Het laat zien dat Vegavis ontworpen is, in ieder geval na de zondeval, om vis te vangen of zich in korte tijd gespecialiseerd heeft als onderwaterroofdier, zeer gespecialiseerd in het duiken en jagen onder water. De vondst biedt daarmee ook inzicht in het voedselketen waar Vegavis deel van heeft uitgemaakt. Het is niet vreemd dat Vegavis vis at, hoewel huidige zwanen, ganzen en eenden voornamelijk herbivoor zijn, verschalken ze ook wel eens een visje (of een ongewervelde). Maar zijn er ook uitzonderingen op deze ‘regel’, zo leeft de grote zaagbek (Mergus merganser) voornamelijk van dierlijk voedsel, zoals vissen en ongewervelden. Het is ook mogelijk dat sommige eendvogels in de loop van de tijd hierin een gedragsverandering hebben ondergaan, wat ook weer invloed kan hebben gehad op het uiterlijk (vorm van de snavel etc.). Ten laatste is nog te noemen dat sommige eendenfamilies, zoals duikeenden (Anatinae), dankzij enkele anatomische aanpassingen, ook goed kunnen duiken. De onderzoekers vergelijken Vegavis iaai in hun paper met andere (uitgestorven) soorten watervogels en zien daardoor enkele unieke kenmerken bij dit soort. Vanwege het verschil in kaakspieren en het ontbreken van een benige verlenging van de onderkaak is het niet met honderd procent zekerheid te zeggen dat Vegavis een directe voorouder van de eendvogels is. Daarom blijven sommige paleontologen sceptisch. Paleontoloog Juan Benito, verbonden aan Cambridge University, meent dat de bewijslast voor de gedachte dat Vegavis een oereend was nog niet hoog genoeg is. Volgens de eerder aangehaalde O’Connor maakt de anatomie van dit beest Vegavis onmiskenbaar tot een watervogel. Dat er enkele andere kenmerken zijn benadrukt, volgens de geleerde, de diversiteit van deze afstammingslijn in vroegere dagen. De discussie rond Vegavis zal vanwege dit verschil van inzicht, onder paleontologen, nog wel doorgaan.17
Ten slotte
De laatste jaren is er een breed scala aan Mesozoïsche vogelfossielen gevonden. Deze Mesozoïsche volière kent allerlei bijzondere en (in onze moderne ogen) vreemde vogels. Zoals vogels met tanden en lange benige staarten. Veertig jaar geleden hadden onderzoekers niet kunnen denken dat de diversiteit onder Mesozoïsche vogels zo groot zou zijn. We zijn getuigen van een paradigmashift op het gebied van vogels, en daardoor leveren dergelijke, toch wel fragiele vondsten, veel en stevige discussie op. Dat een naturalistisch-evolutionaire bril in de weg kan staan bij het interpreteren van dergelijke vondsten zagen we ook bij de recente vondst van voetsporen van een vroege vogelachtige in het Trias.18 In het huidige geval zorgde dit voor twintig jaar discussie onder paleontologen, maar nu, dankzij deze vondst zijn we een stapje dichterbij de oplossing. Vegavis iaai behoorde vrijwel zeker tot de watervogels. Dit beest als vroege voorloper van de eendvogels te beschouwen, is ziende op de analyse van het vocale orgaan, de syrinx, gerechtvaardigd. We kunnen, met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid, vaststellen dat vormen van of variaties op hoendervogels (Galliformes) en eendvogels (Anseriformes) behoorden tot de vogels die in het leefgebied van de dinosauriërs voorkwamen. Het zou goed zijn als creationisten zouden werken aan een reviewpaper over Vegavis iaai, er is namelijk véél meer te zeggen over dit soort dan in het bovenstaande nieuwsartikel gedaan wordt.19
Voetnoten
‘Post-flood diversification model’ – Dr. Marc Surtees past zijn zondvloedmodel toe op tweevoetige voornamelijk vleesetende dinosauriërs
Op de ‘Ninth International Conference on Creationism’ (2023) presenteerde zoöloog dr. Marc Surtees een paleobiogeografie van dinosauriërs.20 Hij noemt zijn model het ‘post-flood diversification model’. In de onderstaande korte video presenteert hij een eerste aanzet voor de verspreiding van de Theropoda, tweevoetige voornamelijk vleesetende dinosauriërs. Aanbevolen!
Voetnoten
In Memoriam: dr. Günter Bechly (1963-2025) – Grote slag, een geliefd en actief ID-paleontoloog overleden
Vandaag kwam het droevige nieuws tot ons dat dr. Günter Bechly, na een tragisch auto-ongeluk om het leven is gekomen. Op 6 januari 2025, Driekoningen, is hij overleden in de leeftijd van 61 jaar. Hij was de laatste jaren van grote betekenis voor de ‘Intelligent Design’-gemeenschap en bouwde aan een heropleving van dit gedachtengoed in Europa. Hij was medeoprichter van het in 2019 gestarte Oostenrijkse ID-centrum, Zentrum für BioKomplexität & NaturTeleologie. En als senior fellow verbonden aan het Discovery Institute in Amerika21 en sprak onlangs nog in Venetië op een ID-congres van de eveneens recent (2022) opgerichte Italiaanse ID-groep CIID.22 Nu is aan het werkzame leven van deze ID-paleontoloog abrupt een einde gekomen. Een groot verlies!
Zijn leven
Dr. Günter Bechly werd op 16 oktober 1963 te Sindelfingen (Baden-Württemberg, Duitsland) geboren. Op zijn website laat hij weten dat hij van jongs af aan een natuurliefhebber is geweest. Hij was geïnteresseerd in wilde dieren, natuur en natuurbehoud. Helaas was hij tot zijn veertigste ook ‘fervent atheïst en materialist’. Maar na een ‘spirituele reis’ van jaren heeft hij, zoals hij het zelf verwoord heeft, uiteindelijk ‘een wereldbeeld van pythagorisch idealisme’ omarmd. Hij verbond zich uiteindelijk aan de Rooms-Katholieke Kerk. Tijdens die ‘spirituele’ reis kwam hij ook in aanraking met de ‘Intelligent Design’-gemeenschap.23 Hij las boeken van bijvoorbeeld dr. Michael Behe en dr. Stephen Meijer en raakte overtuigd van de argumenten van deze gemeenschap. De rest van zijn leven heeft hij daarom gewijd aan het verdedigen, verbeteren en verder uitbouwen van ‘Intelligent Design’. Voor die tijd werkte hij als conservator voor het Natuurhistorisch Museum te Stuttgart en in die hoedanigheid organiseerde hij in 2009, het Darwinjaar, een grote expositie over het leven en werk van Charles Darwin en de impact van zijn evolutietheorie. Hij stuitte tijdens de voorbereiding van deze tentoonstelling ook op boeken van de ID-beweging. Na het lezen van deze boeken hield Bechly zich aanvankelijk openbaar wat op de vlakte, maar in 2015 kwam hij er openlijk voor uit overtuigd geraakt te zijn van de kracht van ‘Intelligent Design’. Dat ging niet zonder slag of stoot. Hij werd afgezet als curator van het Natuurhistorisch Museum én verloor, vanwege een naturalistische lobby, zijn Engelstalige Wikipedia-pagina.24 Daar stond tegenover dat hij warm onthaald werd door de ‘Intelligent Design’-beweging. Tot het moment van overlijden was hij actief als senior wetenschapper voor het Biologic Institute in Redmond, als senior fellow verbonden aan Discovery Institute’s Center for Science and Culture en medeoprichter en voorzitter van het hierboven al genoemde Zentrum für BioKomplexität & NaturTeleologie in Oostenrijk. In het verleden gaf hij ook wel eens lezingen voor de, onder creationisten, bekende Duitse groep Wort und Wissen. Zijn focus lag binnen deze instituten vooral op de paleontologie en hoe aanwijzingen binnen dit vakgebied pleiten vóór teleologie en tégen de neodarwinistische evolutietheorie. Ondergetekende schreef over zijn ommekeer van atheïstisch agnost naar christen een artikel in het aprilnummer 2017 van Weet Magazine.25 Het is overigens de tweede keer in korte tijd dat een sleutelfiguur binnen de ID-gemeenschap is overleden, op 19 september 2024 overleed dr. Jonathan Wells in de leeftijd van 82 jaar.26
Zijn werk
Bechly was een zeer actieve wetenschapper. Voor de website ‘Evolution News & Science Today’ schreef hij vrijwel iedere week een paleontologische bijdrage. Met de serie ‘Fossil Friday’ belichtte hij bijzondere vondsten en controverses binnen de paleontologie. Zijn laatste bijdrage in deze serie, op 3 januari 2025, ging over de discussie onder paleontologen over warmbloedige dieren.27 Ook de lijst met wetenschappelijke publicaties is, ziende op zijn website, indrukwekkend.28 Na zijn verandering bleef hij op academisch niveau publiceren. Zo verscheen er in 2018 van hem, samen met anderen, een hoofdstuk in een academisch boek over het zogenoemde ‘Waiting Time’-probleem met als titel ‘Phase-Type Distribution Approximations of the Waiting Time Until Coordinated Mutations Get Fixed in a Population’. Een ingewikkeld hoofdstuk dat alleen voor ingewijden toegankelijk is. Gelukkig richtte hij zich ook op de student en de geïnteresseerde leek. In de zomer van 2024 hield hij in Cambridge een presentatie over zijn favoriete onderwerp: ‘discontinuïteit in het fossielenbestand’. Volgens Bechly was deze discontinuïteit (onderbrokenheid) in het fossielenbestand een sterke aanwijzing voor Intelligent Design en een sterke afwijzing voor de neodarwiniaanse evolutietheorie.29 Een lezing, of een variant daarop, die hij vaker in het openbaar gehouden heeft.30 Ik herinner mij nog het ID-congres ‘Beyond Materialism: Biology for the 21st Century’ in Cambridge (2016). Ondergetekende was daar op eigen gelegenheid, samen met een medecreationist, naar toe gereisd. We zaten vooraan in de zaal en Bechly was ook aanwezig (hij moest immers spreken), we zaten zelfs naast hem. Toen we kennismaakten bleek dat hij ook een paar woorden over de grens sprak. Spreekt u ook Nederlands, zo vroegen wij hem? ‘Een beetje’, antwoordde hij. Wat bleek, hij was een periode in Suriname geweest. De lezingen die hij hield, een hoofdlezing en een lezing tijdens de parallelsessies, maakten veel indruk op de aanwezigen. Ten slotte werkte hij aan een populairwetenschappelijk boek over hetzelfde onderwerp. Het zou goed zijn, ook voor de studerende generatie, om zijn werk te bundelen in een overzicht. Zodat Bechly nog spreekt nadat hij gestorven is.31
Overlijden en begrafenis
Op 4 januari 2025 liet Bechly zelf weten dat hij in miserabele toestand in het ziekenhuis lag. Kennelijk mocht hij weer naar huis. Van een medecreationist hoorde ik vandaag dat hij gisterenmorgen in Oostenrijk een auto-ongeluk heeft gehad. Hij is aan zijn verwondingen overleden. Bechly laat een vrouw en twee kinderen achter. Groot is het verdriet! De weduwe en haar gezin laten via de kaart weten: “Men is nooit voorbereid op het moment dat het hele leven verandert”. Toch overheerst dankbaarheid voor de jaren die het gezin samen heeft gehad. Bechly ligt opgebaard in ‘Aufbahrungshalle Echsenbach’ (Oostenrijk). Het lichaam wordt op 11 januari 2025 naar zijn laatste rustplaats gebracht.32 Vanaf 10.00 uur wordt er gebeden, om 10.30 uur wordt er afscheid genomen waarna de begrafenisplechtigheid plaats zal vinden. Of deze ook digitaal te volgen is, dat is ondergetekende niet bekend. Het condoleanceregister kan hier getekend worden.33
Bestattung Allentsteig: https://www.bestattung-allentsteig.at/sterbefall/dr-guenter-bechly/?action=parte.
Evolution News: https://evolutionnews.org/2025/01/farewell-to-gunter-bechly/.
Fundamentum: https://oorsprong.info/in-memoriam-dr-gunter-bechly-1963-2025-grote-slag-een-geliefd-en-actief-id-paleontoloog-overleden/.
Intelligent Design Academy: https://www.youtube.com/watch?v=LwRYTNNhA8g.
PCh24.pl: https://pch24.pl/odszedl-do-wiecznosci-prof-gunter-bechly-uczony-ktorego-nauka-przywiodla-do-wiary/.
Wintery Knight: https://winteryknight.com/2025/01/08/pro-id-paleontologist-dr-gunter-bechly-has-gone-home-to-his-lord-and-savior/.
Voetnoten
Een holistische kijk op zondvloedgeologie
Genesis 7 beschrijft de gebeurtenissen die plaatsvonden in het 600ste levensjaar van Noach. De ‘toenmalige wereld’ werd overspoeld door de wateren van een wereldwijde catastrofe. Deze catastrofe vernietigde elk land bewonend en zuurstof ademend wezen dat niet op de ark was (Genesis 7:21-23). Het verwoestte zelfs het droge landoppervlak zelf (Genesis 6:13). Welke geologische aanwijzingen heeft deze catastrofale gebeurtenis achtergelaten?
Veel lekencreationisten denken dat vrijwel alle fossielhoudende gesteenten binnen de geologische kolom gevormd zijn tijdens het zondvloedjaar in de tijd van Noach. Het op deze wijze kijken naar de geologische geschiedenis wordt zondvloedgeologie in zijn traditionele vorm genoemd. Het is een product van veel prominente onderzoekers, vanuit het jongeaardeperspectief, uit de vroege tot midden twintigste eeuw. Voorbeelden hiervan zijn George McCready Price34 en Harold Clark.35 Te denken valt ook aan dr. Henry Morris en dr. John Whitcomb en hun baanbrekende boek uit 1961, ‘The Genesis Flood’.36
Jongeaardepaleontoloog Leonard Brand legt uit37:
“Als we de buiten-bijbelse aanname maken dat alle fossielhoudende geologische afzettingen ontstonden door de zondvloed, dan zijn er veel situaties waarin we geen andere keuze hebben dan hele geologische formaties te interpreteren als afgezet in uren, dagen, of hooguit enkele maanden.”
Dit vormt een potentieel probleem voor zondvloedgeologen. Sommige afzettingen lijken een aanzienlijk langere periode nodig te hebben gehad om te vormen. Niet miljarden of miljoenen jaren, maar toch langer dan een paar maanden. Deze omvatten dinosaurusnesten met zich ontwikkelde embryo’s erin, gefossiliseerde riffen, stromatolieten en verschillende andere zaken.
Zegt de Bijbel dat alle gesteenten en fossielen ontstaan zijn door de zondvloed?
Alleen omdat sommige afzettingen en geologische kenmerken moeilijk lijken te passen binnen een tijdspanne van het zondvloedjaar, betekent uiteindelijk niet dat ze niet tijdens de zondvloed zijn gevormd. Er zijn nog steeds veel onbekende factoren in de uitleg hoe bepaalde geologische formaties zijn ontstaan. Dit geldt vooral voor formaties die geen moderne vergelijking hebben. Het is heel goed mogelijk dat toekomstig onderzoek zou kunnen aantonen hoe veel van deze formaties (alsnog) tijdens de tijdspanne van de zondvloed zijn ontstaan.
We moeten echter voorzichtig zijn en onderscheid maken tussen wat de Bijbel daadwerkelijk zegt en de interpretaties die we aan geologische gegevens geven. De Schrift vertelt ons inderdaad dat de zondvloed in de dagen van Noach catastrofaal en wereldwijd was in zijn omvang. Het presenteert een tijdsbestek van enkele duizenden jaren voor de gehele aardgeschiedenis. De Bijbel geeft echter niet aan dat de hele geologische geschiedenis tijdens het zondvloedjaar is ontstaan.
Een meer ‘holistische’ kijk op geologie
Er is geen reden om de term ‘zondvloedgeologie’ op te geven op basis van het hierboven beschreven begrip. Dr. Joachim Scheven herdefinieert het eenvoudigweg als: ‘de studie van de aardgeschiedenis vanuit het perspectief van de gebeurtenissen die in de Bijbel worden geopenbaard’.38
Sommige jongeaardegeologen stellen voor om een nieuwe term te gebruiken: ‘holistische geologie’. Volgens dr. Brand is dit het uitgangspunt39:
“Er kan uitgebreide geologische activiteit zijn geweest voor en na de zondvloed. De geologische kolom bevat fossielen en sedimenten die zijn geproduceerd door de zondvloed, en ook die zijn geproduceerd door processen die voor en na de zondvloed plaatsvonden.”
Voor de zondvloed
Interessant genoeg gaat het idee van catastrofisme vóór de zondvloed vooraf aan het concept van ‘zonvloedgeologie’. De Bijbelse geologen van het begin van de 19e eeuw schreven dikke fossielhoudende afzettingen toe aan natuurrampen. Zij geloofden dat aardbevingen, vulkaanuitbarstingen, tsunami’s en zelfs (regionale) overstromingen plaatsvonden tussen de zondeval (Adam) en de zondvloed (Noach).40 De meeste creationisten verdedigen dit standpunt tegenwoordig niet meer, maar er is hernieuwde belangstelling hiervoor ontstaan bij sommige jongeaardegeologen. Een voorbeeld hiervan is dr. Ken Coulson met zijn onderzoek naar fossiele stromatolieten.41
Na de zondvloed
Een gangbare opvatting onder jongeaardegeologen vandaag de dag is dat gelokaliseerde of bekkenvormige afzettingen, evenals veel van de geomorfologische (aan de oppervlakte liggende) kenmerken van de aarde, na de zondvloed zijn gevormd.42 Onze planeet probeert nog steeds een evenwicht te bereiken na de grootschalige tektonische bewegingen en de wereldwijde overstroming. Grote hoeveelheden sediment werden afgezet in gelokaliseerde gebieden en bekkens. Natuurrampen, zoals grote aardverschuivingen43, begroeven fossielen van planten en dieren. Deze fossielenverzamelingen vertegenwoordigen momentopnames in het herstel van het leven als nasleep van de zondvloed.
Holistische geologie: De beste weg vooruit?
Aangezien er geologische processen actief waren vóór en na de zondvloed, kunnen we niet aannemen dat de zondvloed zélf verantwoordelijk was voor elk gesteente en elk fossiel. Een holistische kijk op geologie kan jongeaardegeologen in een comfortabelere positie brengen om te bepalen hoe individuele geologische formaties zijn ontstaan. Dat terwijl ze trouw blijven aan het Bijbelse tijdsbestek van enkele duizenden jaren. Dr. Brand benadrukt dat jongeaardegeologen niet moeten vasthouden aan één enkel zondvloedmodel. In plaats daarvan zouden ze verschillende modellen44 moeten onderzoeken om te bepalen of individuele geologische formaties zijn ontstaan in de loop van dagen tot maanden. Zoals verwacht kan worden tijdens de zondvloed of in de jaren tot eeuwen voor of na de zondvloed.
Dit artikel is sterk gebaseerd op het artikel over ‘holistische geologie’ van dr. Leonard Brand. Het loont de moeite om dit artikel uitgebreid te bestuderen. Het artikel werd ook gebruikt als één van de basisartikelen tijdens de Geologische Excursie naar Hongarije in 2019.
Deze gastbijdrage is met toestemming van de auteur vertaald en overgenomen van de website New Creation. Het originele artikel is hier te vinden.
Voetnoten
‘Fossil Explosions in the History of Life’ – Dr. Günter Bechly sprak afgelopen zomer in Cambridge
In Augustus 2024 was de paleontoloog dr. Günter Bechly (geen jongeaardecreationist) in Cambridge (Verenigd Koninkrijk) om daar te spreken over ‘Fossil Explosions in the History of Life’. In zijn presentatie liet hij zijn dat de geschiedenis van het leven meerdere zogenoemde fossielenexplosies kent. De meest bekende is de ‘Cambrian Explosion’, maar er zijn er veel meer. Bechly spreekt hier vaker over en mogelijk hebt u al een lezing van hem gezien. Helaas is de lezing in het Engels, maar voor de geïnteresseerden zal dat zeker behapbaar zijn. Veel dank aan de Amerikaanse ID-denktank Discovery Institute voor deze opname.
Zoals gezegd heeft dr. Günter Bechly hier al eerder over gesproken. Deze presentatie is ook op deze website te vinden. Soortgelijke presentatie hield hij in 2016 eveneens in Cambridge. Hier heb ik Bechly voor het eerst ontmoet.
Api vindt een dino – Bespreking van het gelijknamige boek
“Api heeft een boek gekregen over dinosaurussen. Das heeft het al drie keer voorgelezen, maar Api kan er geen genoeg van krijgen. ‘Geloof jij dat er zulke grote dieren hebben bestaan?’ vraagt hij. Das knikt. Hij wijst naar een plaat. ‘Kijk maar. Soms worden hun botten opgegraven en als een puzzel weer in elkaar gezet.”
Wellicht herkent u dit wel: uw peuter of kleuter die met een dinoboek voor u staat en u smekend vraagt: “Wilt u alstublieft voorlezen?” Voor creationistische ouders valt het vaak niet mee om een geschikt boek te vinden voor deze leeftijd. De meeste prentenboeken over dinosaurussen, die in een openbare bibliotheek te vinden zijn, gaan uit van een naturalistisch wereldbeeld met miljoenen jaren. Het boekje van Tineke van der Stelt, Api vindt een dino, zou u wellicht kunnen helpen. Hoewel het boek niet vanuit een Bijbels wereldbeeld is geschreven, wordt er ook geen melding gemaakt van miljoenen jaren.
Api en Das zijn de hoofdpersonen. Na het voorlezen van het boek gaan zij in de tuin aan het werk. Onder het werken fantaseert Api er lustig op los. Over dino’s die van de aardbeien in de tuin snoepen, over dino’s die eieren stelen en over takken als dinokoppen. Als hij ook nog eens de hark van Das vindt, die lijkt op een klauw, slaat de fantasie helemaal op hol: een graafdino. Maar die staat niet in het dinoboek van Api.
Van der Stelt heeft een leuk boek geschreven voor onze peuters en kleuters. De kinderen leren door het voorlezen van dit boek meer over (het gedrag van) dino’s, bijvoorbeeld dat ze eieren legden en dat er ook vliegende reptielen bestaan hebben. Doordat het boek ‘neutraal’ is geschreven is het ook aan te raden voor creationistische ouders. Het is goed om uw kind te begeleiden bij dit interessante thema en gesprekken te voeren over deze fascinerende beesten.
Dit artikel werd in 2018 geschreven.