Home » Kosmologie (Pagina 2)

Categorie archieven: Kosmologie

Echte revolutie kwam pas na Copernicus

Op 19 februari was het 550 jaar geleden dat Nicolaus Copernicus (1473-1543) werd geboren (RD 18-2). Ik haal graag wat dingen voor het voetlicht.

Voor de Griekse filosofen Plato en Aristoteles was de kosmos een eindige bol, met aan de rand de vaste sterren, terwijl alle bewegingen aan de hemel voor hen uitsluitend eenparige cirkelbewegingen konden zijn. De aarde stond onbeweeglijk in het middelpunt. Met deze uitgangspunten ontwierp Ptolemaeus rond 150 na Christus een uitgewerkt geocentrisch wereldsysteem. Zijn ”Almagest” zou meer dan veertien eeuwen het standaardwerk voor de astronomie blijven. Wel hebben astronomen de eeuwen door gepoogd het werk te verbeteren en te vereenvoudigen.

Rond 1514 verspreidde de kanunnik Nicolaus Copernicus onder zijn vrienden een manuscript (”Commentariolus”, Beknopte uiteenzetting), waarin hij zijn denkbeelden over een nieuw wereldsysteem uiteenzette: de zon en de planeten draaien niet om een centrale aarde, maar de aarde en de (andere) planeten draaien om een centrale zon, terwijl de overige kenmerken van de Griekse kosmos gehandhaafd bleven. Waarschijnlijk begon Copernicus in 1530 zijn werk in boekvorm te ordenen, maar lange tijd wilde hij het werk niet publiceren. Dat het daar uiteindelijk toch van gekomen is, danken we aan een jonge professor aan de universiteit van Wittenberg: Georg Joachim Rheticus. Deze was door Philippus Melanchthon in 1536 benoemd tot hoogleraar in de lagere wiskunde, waar spoedig astronomie bij kwam. Rheticus was 25 jaar, toen hij tijdens een verlofperiode de 66-jarige Copernicus bezocht (1539) en een overtuigd aanhanger van het heliocentrisme werd. Melanchthon wees overigens de realiteit van de aardbeweging af.

De lutheraan Rheticus is de enige leerling van de rooms-katholieke Copernicus. In 1540 publiceert hij een samenvatting van de inzichten van zijn leermeester: ”Narratio prima” (Eerste verhaal). Kort daarop geeft Copernicus zijn verzet tegen de publicatie van zijn levenswerk op. Rheticus brengt het manuscript naar Neurenberg en krijgt de supervisie over het drukproces. Als hij in de herfst van 1542 naar de universiteit van Leipzig vertrekt, neemt de lutherse theoloog Andreas Osiander de begeleiding over. Bovendien voegt hij, tegen de wil van de ernstig zieke Copernicus, een anonieme voorrede aan diens boek toe, waarin hij stelt dat de heliocentrische theorie van het boek slechts een mathematisch hulpmiddel is en niet de werkelijkheid weergeeft. Wellicht mede daardoor blijven discussies tussen voor- en tegenstanders van een heliocentrische werkelijkheid aanvankelijk uit.

Anders echter dan Osiander beweert, ziet Copernicus zelf zijn heliocentrisch systeem als de werkelijkheid in de kosmos, wat blijkt uit zijn eigen woord vooraf, waarin hij het boek opdraagt aan paus Paulus III. Het werk verschijnt in 1543, vlak voor zijn dood, onder de titel ”De revolutionibus orbium coelestium” (Over de omwentelingen van de hemelkringen).

Snelle acceptatie?

Anders dan soms gedacht wordt, belandde het heliocentrisme niet direct in de leerstof van de universiteiten. Men bleef daar nog lange tijd gebruik maken van bestaande populaire, op geocentrische leest geschoeide handboeken. Van het door Johannes de Sacrobosco geschreven werk ”De Sphaera” (circa 1230) verschenen (na de uitvinding van de boekdrukkunst) vanaf 1472 tot 1673 (!) een paar honderd al dan niet bewerkte uitgaven. De sterk uitgebreide editie van de jezuïtische astronoom Christopher Clavius beleefde bijvoorbeeld van 1581 tot 1618 negentien drukken.

Ook van snelle acceptatie onder astronomen was geen sprake. Diverse sterrenkundigen stelden op copernicaanse rekenmethodes gebaseerde tabellen op, zonder het heliocentrisme als realiteit te omarmen. Het bekendst werden de ”Prutenicae Tabellae” (Pruisische tabellen, 1551) van Erasmus Reinhold, die in 1536 door Melanchthon tegelijk met Rheticus benoemd was tot hoogleraar hogere wiskunde, inclusief de astronomie. Toch bleef Reinhold geocentrist, evenals zijn opvolger (1554) Caspar Peucer, schoonzoon van Melanchthon. Interessant is ook dat Nicolaus Mulerius, hoogleraar in Groningen, bekend door zijn ”Astronomia Instaurata” (Herstelde astronomie, 1617), een geannoteerde uitgave van ”De Revolutionibus” (derde druk) uitgaf. Mulerius accepteerde wel de draaiing van de aardas, maar de jaarlijkse beweging van de aarde om de zon wees hij af. Bovendien nam hij aan dat Venus en Mercurius om de zon roteerden.

Rond 1600 waren er in Europa niet meer dan tien of vijftien copernicanen, onder wie de puritein Thomas Digges, de rooms-katholiek Galileo Galilei en de lutheraan Johannes Kepler. In Nederland was Simon Stevin een vroege aanhanger (1608). De echte discussie over de aardbeweging begon pas na 1610, met name rond Galileo Galilei, en in de Republiek vooral rond Descartes.

De discussie over het copernicanisme wordt soms eenzijdig als een conflict tussen geloof en wetenschap beschouwd. Het was echter allereerst een wetenschappelijk debat. Tegenstanders wezen erop dat we niets van een dagelijkse asrotatie in oostelijke richting merken: we voelen niets en zien vogels en wolken niet naar het westen bewegen. Om deze en andere bezwaren te ontkrachten is een totaal andere mechanica nodig, die pas door Galilei werd geïnitieerd en door Newton voltooid.

Een belangrijk argument tegen het copernicanisme werd ontleend aan de astronomische waarneming: als de aarde werkelijk rond de zon beweegt, waarom is er dan geen parallax waarneembaar, geen verandering van de positie van de vaste sterren? Copernicus’ aanname dat de afstand tot de vaste sterren daarvoor te groot was, bleek achteraf juist. Maar pas in 1838 kon deze parallax empirisch worden vastgesteld.

In het debat kwamen ook Bijbelteksten als Jozua 10:13-14, Jesaja 38:8 en passages uit de Psalmen ter sprake. De eerste die daarover schreef was Rheticus. Volgens hem is de Schrift primair heilsopenbaring. Wat zij zegt over de natuur is aangepast aan het bevattingsvermogen van gewone mensen. Passages over de natuur geven geen „natuurbeschrijving of een soort fysica” en laten daarom verschillende interpretaties toe.

Copernicaanse revolutie?

Na de veroordeling van Galilei (1633) kozen rooms-katholieke astronomen veelal voor het gemengde systeem van de Deense astronoom Tycho Brahe: zon, maan en vaste sterren bewegen rond de aarde, maar alle planeten draaien om de zon (1583). Op basis van Tycho’s nieuwe waarnemingen verving Johannes Kepler in 1609 de cirkelconstructies van Copernicus door ellipsvormige planeetbanen met de zon in een van de brandpunten. Bovendien meende hij dat de zon tevens de oorzaak van de planetenbeweging was. Het probleem hoe dat kon, werd later opgelost in de zwaartekrachttheorie van Isaac Newton (1687). Dan is de eindige, statische, bolvormige kosmos van Plato én Copernicus vervangen door een oneindig, dynamisch heelal, waarin de bewegingen beheerst worden door de zwaartekracht en de planeten in ellipsbanen om de zon bewegen. Misschien is het vanwege die ellipsbanen toch beter niet van copernicaanse, maar van kepleriaanse revolutie te spreken.

Dit artikel is met toestemming van de auteur overgenomen uit het Reformatorisch Dagblad. De volledige bronvermelding luidt: Pater, C. de, 2023, Echte revolutie kwam pas na Copernicus, Reformatorisch Dagblad 53 (42): 22-23 (artikel).

COLUMN: Naar de maan?

Op 16 november 2022 werd vanaf het Kennedy Space Center in Florida een raket gelanceerd met daarin de Orioncapsule. ‘Three’, ‘two’, ‘one’ (…) ‘and lift off for Artemis One. We rise together, back to the moon and beyond’, zo luidde het commentaar. Het is al meer dan vijftig jaar geleden dat er voor het laatst mensen op de maan liepen.

Artemis I, zoals dit project van de Amerikaanse ruimtevaartorganisatie NASA genoemd werd, was een voorbereidende vlucht voor een bemande maanlanding medio 2025. Artemis II (medio 2024) wordt de tweede voorbereidende vlucht. Artemis III is dan de werkelijke bemande missie. Hierbij moeten op z’n minst twee mensen een voet op het maanoppervlak zetten. Toegegeven: een huzarenstukje van NASA. Maar mag alles wat kan?

De maan werd geschapen op de vierde dag ‘tot tekenen en tot gezette tijden’ (Genesis 1:14). Dr. Peter Korevaar liet op een Nederlands congres zien dat het bestaan van de maan wijst op de Schepper. Twee zaken: (1) De maan stabiliseert onze aardas. Zonder de maan wordt het landleven bedreigd door extreme klimaatschommelingen. (2) De maan zorgt voor getijden. Zonder de maan zou zeeleven bijna volledig uitsterven. Dit is vanaf de aarde te onderzoeken, maar mag je ook naar de maan toe?

Of wetenschappelijk onderzoek christelijk verantwoord is, hangt af van twee zaken: (1) is het ethisch verantwoord (kán het bijvoorbeeld mensenlevens kosten)?, en (2) is het uit bevrediging van nieuwsgierigheid en arrogantie of tot Gods eer? Kan onderzoek op de maan tot Gods eer zijn? Door spiegels op de maan te zetten, zijn we erachter gekomen dat de maan van ons af beweegt. Echter met zo’n snelheid dat het een probleem is voor het naturalistische model. Toch vraag ik mij af of we niet beter met onze beide benen op de grond kunnen blijven. De missies kosten een kapitaal, zijn milieubelastend en veruit het meeste maanonderzoek is niet tot Gods eer, maar eerder een meewerken aan de nieuwe toren van Babel.

Bij de eerste maanlanding in 1959 schreef ds. C. Hegeman in De Saambinder: ‘De Heere wordt onteerd en het mensdom leeft in grote verdwazing. Letten wij toch op de vermeende ‘titanische’ macht der wereldgroten en al de uitvindingen van deze tijd; dat men plannen heeft om zon, maan en andere planeten te gaan bezoeken. Doch het Woord van God wordt waarheid: “Maar d’Opperheer, Die Zijn geduchte stoel, Op starren sticht, en grondvest op de wolken, Zal lachen met dat vruchteloos gewoel. En spotten met de waan der dwaze volken”.’ Naar de maan? Laten we daar voorzichtig mee zijn! Helaas trekken naturalisten zich van dáár niets van aan. Laten we het aan de Heere overlaten of Hij met deze kromme stok nog een rechte slag wil geven.

Dit artikel verscheen eerder in het gezinsblad ‘Om Sions Wil’ en is met toestemming van de redactie hier overgenomen. De volledige bronvermelding luidt: Meerten, J.W. van, 2023, Naar de maan?, Om Sions Wil 2023 (5): 11. Hier is wat meer te lezen over ‘Om Sions Wil’.

ANDERE COLUMNS UIT 'OM SIONS WIL' JAARGANG 2023

‘Professor, bestaat God?’ ‘Nee, mijn jongen, de wereld is God’ – Een pantheïstische hoogleraar in Nederland

“Professor, bestaat God?” Twee intelligente oogjes kijken naar een man die daar staat met zijn lange mantel. De jongen kijkt vol afwachting naar het peinzende gezicht van de professor en denkt bij zichzelf: “deze geleerde man is de professor, die weet toch alles?”.

We zouden het op deze manier kunnen voorstellen. Zo is het echter niet gegaan. In 2014 bestond de Rijksuniversiteit Groningen 400 jaar. Daarom mochten jong en oud vragen stellen voor de serie ‘400 vragen aan de RUG’. Eén vraag kwam van een jongen van zeven jaar, met de naam Anco. De RUG was verlegen met het antwoord, want de vraag stond lang open. Anco vroeg namelijk: ‘Bestaat God – kan de universiteit dat uitzoeken?’ Uiteindelijk besloot één hoogleraar deze vraag verder uit te werken en het antwoord drievoudig de werkelijkheid in te lanceren: persoonlijk aan Anco, in een lezing voor breed publiek en in een boekje. Dat boekje ligt nu voor mij ter recensie.

Het boekje ‘Professor, bestaat God?’ werd in 2017 uitgegeven bij Amsterdam University Press.1 Het is een klein, handzaam boekje die de snelle lezer binnen een uur uit gelezen krijgt. Het boekje is gedegen uitgegeven, complimenten aan de uitgever. De auteur is prof. dr. Peter Barthel, een astrofysicus met een indrukwekkende CV.2 De hoogleraar is, zoals hij dat zelf noemt, “kritisch lid van de Protestantse Kerk in Nederland”. Hoewel de uitgave netjes verzorgd is stelt het antwoord van de hoogleraar teleur. Anco wordt met een kluitje in het riet gestuurd.

Antwoord

Wat is het antwoord van de hoogleraar op de vraag ‘Bestaat God?’, van de zevenjarige Anco? Hij schrijft: ‘Nee, God bestaat niet als een persoon die in de hemel woont, de wereld bestuurt en voor jou zorgt. Het goede en het mooie in deze wereld – dat is wat ik God zou willen noemen. God bestaat in hoe jij en ik leven. Als mensen voor elkaar willen zorgen, dan zie je dáár iets van God.’ De hoogleraar hangt dus een vorm van pantheïsme aan. Pantheïsten geloven namelijk niet in een persoonlijke God maar stelt de wereld en al het bestaande gelijk met God. Daarnaast maakt de auteur een karikatuur van God als ‘man (met een baard)’. Hij komt tot de conclusie dat er geen ‘werkelijkheid boven ons of buiten ons’ is ‘die zelfstandig deze wereld bestuurt, en zo nodig daar ingrijpt op al dan niet miraculeuze wijze’. We kunnen dus, aldus de professor ‘vaststellen – of noem het bewijzen – dat de Almachtige God niet ‘werkt’, want dan zouden zijn volgelingen beter af zijn dan niet-gelovigen.’ Maar Zijn volgelingen zijn ook beter af. Ik moet hier denken aan Asaf. Hij zat in het donker en vroeg zich ook af of ongelovigen beter af zijn dan gelovigen. Maar in geloofsvertrouwen eindigt hij Psalm 73: ‘Ik zal dan geduriglijk bij U zijn’. Dat is de hoop van een gelovige, maar welke hoop heeft een pantheïst? In het hoofdstukje letter en geest komt de pantheïstische visie van de auteur nog sterker naar voren. Het hoofdstuk is samen te vatten in één zin: ‘De bezielende geest van deze wereld: dat is dus wat ik God zou willen noemen.’ Daarom handelt volgens de geleerde ook een atheïst die het goede doet in de geest van God.

Oud heelal

De hoogleraar gelooft dat het heelal oud is. Op blz. 20 spreekt hij bijvoorbeeld over een sterrenstelsel van 50 miljoen jaar oud. Vanuit de aanname dat een afstand 50 miljoen lichtjaar gelijk ook een ouderdom geeft van 50 miljoen jaar. Op blz. 30 schrijft hij: ‘Het heelal bestaat 13,8 miljard jaar, de aarde 4,6 miljard jaar.’ In het vervolg bespreekt hij kort de naturalistische Grote Geschiedenis. Hiermee laat de hoogleraar zien dat hij onverkort de naturalistische natuurfilosofie aanhangt. Van grote problemen binnen de Big Bang theorie en mogelijke alternatieven wordt geen woord gerept.

Vals dilemma

Op blz. 36 schrijft de professor over het scheppingsverhaal. Volgens hem is het scheppingsverhaal geen natuurwetenschappelijke reportage. En daar heeft hij volkomen gelijk in. Een schepping in zes dagen is echter wel een geloofszekerheid die ook werkelijk zó heeft plaatsgevonden. Hoe de schepping in die zes dagen op atomisch niveau tot stand kwam dat verhaalt Genesis ons niet. Maar dát de aarde in zes dagen geschapen wordt ons wel zwart-op-wit door God geopenbaard. Volgens de hoogleraar gaat het in het scheppingsverhaal er niet om ‘hoe’ God de hemel en de aarde gemaakt heeft maar ‘waartoe’. Hij schrijft daarnaast: ‘De Bijbelse verhalen hebben een diepere achtergrond en boodschap.’ Hij creëert hier, net als veel andere theïstische (deïstische en pantheïstische) evolutionisten een vals dilemma tussen ‘hoe’ en ‘waartoe’ die in de tekst zelf niet aanwezig is. De creationistische opvatting is veel rijker. Zij zien in het scheppingsverhaal ‘hoe’ en ‘waartoe’ God de wereld gemaakt heeft. Het verhaal is werkelijk gebeurd (historie) én heeft een diepere achtergrond en boodschap. Volgens de professor is ‘het letterlijk nemen van de Bijbel iets wat de laatste tijd weer in de mode komt’. Niemand neemt de Bijbel letterlijk, maar als de hoogleraar hiermee wil zeggen: ‘het als historisch waar aanvaarden van de verhalen’ dan is zijn zin niet helemaal correct. Door alle eeuwen heen zien gelovigen Genesis als een historische gebeurtenis met een rijke geestelijke betekenis.3

Karikatuur

De hoogleraar maakt een karikatuur van orthodoxe gelovigen. Hij stelt samen met sommige atheïsten dat ‘orthodoxe gelovigen van allerlei snit (…) weigeren hun verstand te gebruiken en daarmee in de Middeleeuwen zijn blijven steken.’ Orthodox geloof staat niet gelijk met blind geloof. Onder de orthodoxe gelovigen zijn zeer veel verstandige mensen. Wetenschappers die prima onderzoek doen naar hoe Gods werkelijkheid in elkaar steekt. Dat ze andere vooronderstellingen hanteren dan de naturalist maakt hen nog niet onverstandig.

Pluspunten

Zijn er dan helemaal geen pluspunten te noemen waar creationisten iets van zouden kunnen leren? Zeker! Zo geeft de hoogleraar aan dat sterrenkundigen en ruimtevaarders een sterke verwondering ervaren als ze naar het heelal kijken. Deze verwondering vinden we ook terug bij David in Psalm 19. Die verwondering kennen creationisten ook als zij naar de sterren kijken. Een ander pluspunt is dat hij het bestaan van Jezus als historisch figuur uiterst aannemelijk vindt (blz. 32). De auteur verwijst dan naar Tacitus en Flavius Josephus. De hoogleraar noemt ‘de ratio tot norm uitroepen’ kortzichtig, verwijst naar een boeddhistische monnik met een mooie uitspraak over naastenliefde4 en houdt zelf ook een warm pleidooi voor naastenliefde. Het siert de hoogleraar dat hij die naastenliefde kracht bij zet: ‘De auteuropbrengst van Professor, bestaat God? gaat overigens naar het Groningse Eric Bleumink Fonds voor talentvolle studenten en onderzoekers uit ontwikkelingslanden’.

Er valt veel meer te zeggen over het boekje, maar dan zou de recensie dezelfde omvang krijgen als het boekje. We zien bijvoorbeeld bij de hoogleraar dat hij een positivistische wetenschapsvisie heeft (naturalistische wetenschap zou objectief zijn), een karikaturale visie heeft op ID (als God-of-the-Gaps), ongenuanceerdheden over Galileï opschrijft (conflict kerk en wetenschap) en meent dat Pantheïsme een positieve invloed op de kerkgang heeft. Het Pantheïsme is een religieuze verarming, een ontkenning van het Godsbestaan en een verwaarlozing van Gods Woord. God openbaart Zich in Zijn Woord als persoonlijke God, er zijn talloze teksten in de Bijbel die daarop wijzen. Kunnen die allemaal in de prullenbak? Dan houden we van de Bijbel niets meer over. Wat is dan nog de meerwaarde van het geloof? Veel mensen die in aanraking komen met deze ‘vrijzinnigheid’ trekken inderdaad die conclusie en verlaten de kerk om nooit meer terug te keren. Het is niet voor niets dat vergrijzing het grote probleem is van de vrijzinnige kerkgenootschappen.5 Diverse onderzoeken tonen aan dat hoe meer een kerkgenootschap Gods Woord serieus neemt hoe meer groei er is binnen dat kerkgenootschap. Dat is overigens geen mensenwerk. Paulus schrijft in zijn brief aan de gemeenteleden aan Efeze: “Want uit genade zijt gij zalig geworden door het geloof; en dat niet uit u, het is Gods gave; Niet uit de werken, opdat niemand roeme” (SV). Ik had daarom ook liever gezien dat de RUG een ander persoon aangewezen zou hebben om deze vraag te beantwoorden6, want er zijn genoeg ‘fingerprints’ in de schepping die wijzen op het bestaan van een persoonlijk God.7 En dat sluit dan weer zeer goed aan bij de Nederlandse Geloofsbelijdenis artikel 2.

Dit artikel schreef ik in 2017 en heb ik licht gewijzigd ook hier online geplaatst.

Voetnoten

Orion-capsule van Artemis 1 weer veilig op aarde teruggekeerd

De Orion-capsule van Artemis 1 is afgelopen zondag weer teruggekeerd naar de aarde. De raket heeft een rondje rond de maan gemaakt en is nu weer terug op aarde. Op YouTube heeft het NOS Jeugdjournaal er een aflevering over.

Op weg naar de maan en verder – Lancering Artemis 1 van NASA

Vandaag, woensdag 16 november 2022, is een belangrijke stap genomen in de Artemis-1-missie van de Amerikaanse ruimtevaartorganisatie NASA. NASA wil uiteindelijk met de Artemis-missies weer mensen naar de maan brengen. De laatste bemande vlucht naar de maan was in 1972 (Apollo 17). In 2019 werd het Artemis-programma gestart. Na veel opstartproblemen de afgelopen maanden kan er, met de lancering van de raket, nu eindelijk een begin gemaakt worden aan de uitvoering van het programma. Het gaat met Artemis 1 om een onbemande vlucht die zo’n 26 dagen zal duren. Het doel van de missie is om het Space Launch System (SLS) en de Orion Ruimtecapsule te testen. De vlucht gaat om de maan heen en dan weer terug.1 Met Artemis 3 wil NASA mensen op de maan zetten, dit zal op z’n vroegst in 2025 gebeuren. Met dank aan NASA en het YouTube-kanaal VideosfromSpace voor het delen van deze video.

Voetnoten

De lifter en bruine dwergen – Bespreking ‘Hitchhiker’

“Mijn broer en zus lieten het er niet bij zitten. Ze hadden goed door dat ik hetzelfde luizenleven bij opa en oma had als zijn in Saskatoon hadden. Ze zonnen op wraak en haalden flauwe grapjes uit, zoals zout in mijn thee doen en kleefkruid tussen mijn lakens stoppen. Veel fantasie hadden ze niet, maar ik bleef erg op mijn hoede.”

In 2019 verscheen bij Uitgeverij De Banier het boek Hitchhiker. Een boek dat bedoeld is voor jongeren uit de bovenbouw van de middelbare school. De hoofdpersoon, Nadia, uit Canada is eenzaam en wordt na de scheiding van haar ouders door haar moeder als slaaf en ‘voetveeg’ gebruikt. Ze moet het hele huishouden doen en daar lijden haar schoolresultaten onder. Op school is ze eenzaam, maar ook thuis wordt ze vaak dwars gezeten door haar broer en zus. Na haar examen en na haar negentiende verjaardag besluit ze om zelf keuzes te maken en de wijde wereld in te trekken. Ze wil zo ver mogelijk bij haar familie vandaan wonen en besluit naar de stad Victoria, op Vancouver Island, te trekken. De tocht gaat het eerste stuk met de trein en daarna liftend, waarbij ze allerlei soorten mensen ontmoet en van alles meemaakt. Aangekomen in Victoria blijkt dat niet Utopia te zijn. Doordat het toeristenseizoen voorbij is, is er amper werk te vinden en de huur van de kamers is vrijwel onbetaalbaar. Nadia belandt in een zwerverstentenkamp en maakt daar allerlei dingen mee. Uiteindelijk na veel omwegen vindt Nadia werk en een eigen huurwoning en komt het allemaal weer goed.

Bruine dwergen

Op een avond zit Nadia samen met een andere zwerver, Brian, naar de sterren te kijken. Brian weet heel veel van sterren. Hij vertelt Nadia deze avond over bruine dwergen1 en gasreuzen. Ik citeer:

“’Bruine dwergen’, zei hij, ‘zijn kleiner dan sterren, maar groter dan gasreuzen. Bruine dwergen ontstaan door contractie van een wolk watergas, maar de massa van het samentrekkende gas is onvoldoende om fusie van protonen op gang te brengen. ‘Eigenlijk’, zei hij op vertrouwelijke toon, ‘zijn ze helemaal niet bruin, maar rood. Bruine dwergen en gasreuzen kun je van elkaar onderscheiden door de manier waarop ze ontstaan en door het formaat dat ze hebben.’ Ik knikte en wachtte tot hij verder zou gaan. ‘De eerste bruine dwerg werd in 1995 ontdekt. Wist je dat? ‘Nee’, zei ik, ‘vertel er eens meer over.’ Ik vond het leuk om naar hem te luisteren, hoewel zo midden in de nacht de helft van zijn geleerde praat langs mij heen ging. ‘De eerste bruine dwerg die niet in een sterrenhoop werd aangetroffen was de Kelu-1. Die ontdekten ze in 1997’, vervolgde Brian onverstoord. Hij vertelde over lithium en methaan dat aanwezig is in bruine dwergen en praatte over de temperatuur, gemeten in Kelvin. Ik had geen flauw idee hoe ik dat naar Celsius of Fahrenheit om moest rekenen, maar ik knikte weer.”

Brian heeft vroeger in een laboratorium gewerkt en vertelde Nadia ook over het nieuwsfeit dat in Californië de kleinste bacterie is gevonden. Brian gaf gastlessen aan de universiteit van Californië. Hoe hij in het tentenkamp was beland wist Nadia niet. Volgens Brian had dat lesgeven allemaal geen zin. Hij zegt: “Kijk naar de sterren (…), hoe groot ze zijn. Kijk naar die kleine bacterie, hoe klein die is. Kijk dan naar jezelf en vraag je af wat we nu eigenlijk betekenen in het grote geheel dat we heelal noemen. Kijk hoe we lopen te ploeteren en te sloven voor een beetje geld en comfort en dan gaan we dood.

Nadia kan niet helemaal meekomen in dit negatieve beeld dat Brian schetst maar stelt hem een vraag:

“Als het heelal zo oneindig groot is en bacterieën [sic] zo onnoemelijk klein, denk je dan niet dat er Iemand is Die alles in Zijn hand houdt en de boel regelt?”

Tegelijkertijd denkt Nadia aan de zondagschooljuffrouw van de kerk van haar opa en oma. Daar leerde Nadia het lied ‘He’s got the whole world in His hands’.1 Brian gelooft dat er wel ergens een God is maar geeft aan dat Die God hem dan vergeten is. Dat zet Nadia aan het denken: Is dit tentenkamp werkelijk een Godverlaten plek? Het boek eindigt gelukkig niet in deze mineur. In de epiloog lezen we van iemand die het manuscript van Nadia’s tekst (dit boek) gelezen heeft: “Ik keek omhoog. De lucht was helder en er pinkelden duizenden lichtjes boven me. Ik dacht aan Brians worsteling met de betekenis van zijn leven. Verwonderd vroeg ik me af waarom een God Die bij machte was dat enorme heelal te scheppen, aan ons, kleine mensjes, dacht en onze zelfs onuitgesproken gebeden verhoorde.

Nettie Leeflang heeft een indrukwekkend boek geschreven en mijn gedachten gingen ook uit naar de vluchtelingen op Lesbos en overal ter wereld die in tentenkampen, met de nodige ontberingen, moeten leven. Mooi dat Leeflang ook aandacht heeft voor de wetenschap en dit koppelt aan God de Schepper. De laatste zin in het citaat hierboven doet denken aan Psalm 8 de verzen 4 en 5 (SV): “Als ik Uw hemel aanzie, het werk Uwer vingeren, de maan en de sterren, die Gij bereid hebt; Wat is de mens, dat Gij zijner gedenkt, en de zoon des mensen, dat Gij hem bezoekt?

Dit artikel werd geschreven in 2020.

Deze bespreking is onderdeel van het project ‘Onderwijzen en opvoeden voor de toekomst – Leren over onze vroegste geschiedenis in 2022’. Dit opvoedings- en onderwijsproject is onderdeel van het jaarplan ‘Fundamentum 2022’. Het boek is hier opgenomen in de lijst van gelezen kinder- en jeugdboeken.

Voetnoten

Congres over ‘Bijbel & Wetenschap’ 2022 – 3. dr. Peter Korevaar – Onze aarde: een speciale planeet voor leven en onderzoek

Op 22 oktober 2022 organiseerden Fundamentum, Geloofstoerusting en Logos Instituut een congres over ‘Bijbel & Wetenschap’.1 Astrofysicus dr. Peter Korevaar gaf een lezing met als titel ‘Onze aarde: een speciale planeet voor leven en onderzoek’. Veel zegen bij het kijken en luisteren! Vragen kunnen gesteld worden via het contactformulier: https://oorsprong.info/contact/.

Voetnoten

De pyromaan en het heelal – Bespreking ‘De pyromaan’

“Wat nou? Er is niemand. Hij kan zo z’n gang gaan. Het hooi ruikt heerlijk. Hij pakt z’n aansteker en zoekt, voelt. Dit hooi hier is lekker droog. Hij steekt het hooi aan de onderkant aan. Het vat geen vlam. Hij trekt er wat sprieten uit, maakt een stuk losser en probeert het nog een keer. Zo gaat het beter.”

Volgens het Van Dale woordenboek is een pyromaan een ‘brandstichter die handelt uit ziekelijke aandrang’.1 In het boek van Lenze Bouwers, De pyromaan, gaat het over een jongen (uit groep 8) die deze ziekelijke neiging heeft. Het boek verscheen in 1996 bij uitgeverij Kok Voorhoeve en is geschikt voor de bovenbouw van de basisschool.2 In de donkere avond loopt een jongen met zijn hond Snuffel langs een stoffeerdersbedrijf. Hij heeft een krant onder zijn jas en een aansteker in zijn zak. Hij steekt de krant aan en legt deze bij een bank in de stoffeerderij. De deur was kennelijk open gelaten. Al snel staat het gebouw in lichterlaaie. Dat is het begin van een reeks van brandstichting onderbroken door soms ene dromen van de jongen. Totdat hij op een avond er genoeg van heeft en de politie tipt. Hij wordt gearresteerd.

Een spreekbeurt over het heelal

Tegelijkertijd met het verhaal van de brandstichting lezen we van dezelfde jongen een verhaal ter voorbereiding van zijn spreekbeurt. De spreekbeurt gaat over het heelal. De leerlingen die dit boek lezen, leren zo ook dingen over het heelal. Op bladzijde 20 is dat voor het eerst. Daar staan namen als ‘Grote Beer’ en ‘Orion’ en leren ze dat wanneer de maan de vorm van de ‘p’ van première heeft dat wil zeggen dat de maan gaat ‘groeien’.3 Op bladzijde 22 leren de kinderen dat de zon een bol is met een hitte van wel 6000 graden aan de buitenkant en dat een zonnevlam wel een half miljoen kilometer hoog kan komen. “De zon is eigenlijk een ster. Sterren schijnen minder sterk dan de zon omdat ze zo ver weg staan. Sirius is wel zo fel als 31 zonnen. Die staat wel 500.000 keer zo ver weg als de zon. En er zijn wel sterren die 3000x de middellijn van de zon hebben. Wat een vlammen, wat een vuurkracht, wat een warmtebronnen.” Op bladzijde 25 leren de lezers over het bepalen van de afstand van sterren. “Hoe bereken je dat? Z’n boek brengt de oplossing. Het licht legt in één seconde 300.000 km af. Het licht van de zon doet er 8 minuten over om bij ons te komen en de maan anderhalve seconde. Maar de dichtstbijzijnde ster heeft vierenhalf jaar nodig om bij de aarde te komen. Het oog kan 5000 sterren zien, maar het melkwegstelsel waar we bij horen telt 100 miljard sterren. Eén lichte ruimte. En de reuzentelescopen hebben al 100 miljoen van die stelsels ontdekt.” De afstand van de sterren en de lichtsnelheid kan later nog een probleem vormen voor de leerlingen, daarom had de auteur er goed aan gedaan om voor dit schijnprobleem een oplossing te verwerken in het boek. Er zijn namelijk verschillende oplossingen mogelijk hiervoor.4 Op bladzijde 56 wordt nog kort gesproken over het Melkwegstelsel.

Het boek noemt ook nog de Schepper tegenover de zogenoemde oerknal:
“Vanavond heeft hij echt gebeden om kalmte, om diepe slaap. Hij heeft niet z’n gebed opgezegd dat hij al jaren afraffelt, maar met eigen woorden gezocht naar… Ja, naar wat? De Schepper? Die moet er wel zijn. Voor een oerknal is alles te geordend: de sterren, de planeten, zon en maan, dag en nacht. Na zo’n knal kan alles toch niet zo lopen als het loopt.”

Het is goed dat de auteur aangeeft dat een oerknal in strijd is met Gods schepping. Deze theorie is ook in strijd met Genesis 1 waar de zon, maan en sterren pas geschapen werden op de vierde dag. De schrijver maakt met de laatste zin echter een karikatuur van de oerknal. Er was namelijk geen geluid te horen of sprake van een knal, maar eerder van een (snelle) uitdijing waarbij gigantisch veel energie vrij kwam. Er zijn christenen die in de oerknal juist Gods scheppende hand zien. Op grond van Genesis 1 moeten we hier afstand van nemen. Jammer dat de auteur dit argument niet opvoert tegen de oerknal. Overigens is de geschiedenis van Genesis 1 de auteur niet onbekend. Op bladzijde 38 schrijft hij namelijk “Was er voor de schepping alleen duisternis, nu had je nog wat zon.

In hoofdstuk 12 houdt de jongen zijn spreekbeurt. Hij laat allerlei tekeningen en plaatjes zien aan de klas. Aan het einde van de spreekbeurt stelt hij de klas voor dat ze wel een club kunnen oprichten van sterrenkijkers. “Die kunnen dan samen alle sterren opsporen en boeken erover lezen.” Hij krijgt uiteindelijk een negenenhalf voor zijn spreekbeurt, het beste cijfer van de klas.

Een interessant boek over een pyromaan die graag sterrenkundige zou willen worden. Het boek is wel wat verouderd. We lezen dat de jongen zijn spreekbeurt bijvoorbeeld houdt met een ‘overheadprojector’. Tegenwoorden gebruiken jongens en meisjes van groep 8 een digitaal schoolbord en een beamer. We kunnen kinderen helpen met het voorbereiden van een spreekbeurt over bijvoorbeeld het heelal. Meer informatie over spreekbeurtmateriaal is te verkrijgen via info@oorsprong.info.

Dit artikel werd geschreven in 2020.

Deze bespreking is onderdeel van het project ‘Onderwijzen en opvoeden voor de toekomst – Leren over onze vroegste geschiedenis in 2022’. Dit opvoedings- en onderwijsproject is onderdeel van het jaarplan ‘Fundamentum 2022’. Het boek is hier opgenomen in de lijst van gelezen kinder- en jeugdboeken.

Voetnoten

Wetenschap kan raadsel schepping niet oplossen

Hoe kan het licht van verre sterren reeds na enkele duizenden jaren de aarde bereikt hebben, gezien de eindige snelheid van het licht? Het Reformatorisch Dagblad (13-7) schonk aandacht aan deze vraag. Toch is de oplossing niet bevredigend.

In zijn zoektocht naar een antwoord gaat Jason Lisle uit van de veronderstelling –zelf spreekt hij van een ”conventie”– dat het licht naar de aarde tóe, in de richting van de waarnemer, met oneindige snelheid reist. Dat zou inhouden dat de aanblik van het heelal ook de werkelijke situatie van dat moment weerspiegelt. In de omgekeerde richting zou dan de helft van de algemeen aanvaarde lichtsnelheid gelden, dus 150.000 kilometer per seconde.

Hoewel deze curieuze opvatting door enkele creationisten wordt omarmd, heb ik er toch moeite mee. Immers, wat gebeurt er als bron en waarnemer van plaats zouden wisselen? Lisle beweert ook hierop een antwoord te hebben. Zelfs geeft hij aan dat je pas kritiek mag uiten als je een aantal van zijn, nogal wiskundige, publicaties hebt gelezen!

Tijdsverschil

Er zijn waarnemingen gedaan van zogeheten gravitatiegolven. Deze zijn afkomstig van een energierijke gebeurtenis in het heelal, zoals het samensmelten van twee zwarte gaten. Die golven gaan met de lichtsnelheid. Men zou dan verwachten dat deze golven twee verschillende plaatsen op aarde met een klein tijdsverschil zullen bereiken. Dat blijkt inderdaad zo te zijn. Bij een PET-scan gaat het ook om stralen die tegelijk worden uitgezonden maar, omdat ze verschillende afstanden moeten afleggen, niet op hetzelfde moment worden geregistreerd. Dat is zelfs essentieel voor een juist resultaat van het onderzoek. Het lijkt echter in strijd met de conventie van Lisle. Maar deze reageert daarop in de trant van: „wie zegt dat de klokken op de plaatsen van registratie echt gelijklopen?”

Kortom, aan de opvatting van Lisle zitten nogal wat haken en ogen en, eerlijk gezegd, weet ik ook niet wat je ermee aan moet.

Lichtshow

Anderen hebben voorgesteld dat God de wereld in ”volwassen vorm” heeft geschapen, inclusief het licht dat zich vanaf de sterren naar de aarde spoedt. Die laatste mogelijkheid wordt gelukkig ook door Lisle afgewezen. Immers, het sterrenlicht bevat ”informatie” – de ster zelf kan variaties in helderheid vertonen en het licht kan onderweg een donkere nevel passeren. Dat heeft gevolgen voor de op aarde waargenomen straling. Deze variaties moeten we blijven interpreteren als het gevolg van werkelijke gebeurtenissen. Anders moet de conclusie zijn dat de Schepper (bij wijze van spreken) ”fake news” zou verspreiden, dus ons gebeurtenissen zou voorspiegelen die nooit hebben plaatsgevonden. En dat alles wat we aan de hemel waarnemen deel uitmaakt van een kosmische lichtshow. In een creationistisch werk las ik zelfs dat de bomen in de hof van Eden gewoon jaarringen hebben gehad…

De gevestigde wetenschap heeft sterk de neiging te extrapoleren naar het verleden. Veel wetmatigheden die we nu kennen, moeten dan óók in het verre verleden hebben geheerst. Maar wees voorzichtig: de natuurwetten dateren van een voltóóide schepping. Niemand weet hoe en in welke volgorde die wetten zijn gemaakt. In de woorden van prof. dr. Marc de Vries: „De wording van hemel en aarde bevindt zich buiten het bereik van ons natuurwetenschappelijk instrumentarium.” Ook volgens wijlen Robert Jastrow van de NASA is de mens niet in staat de sluier over de schepping op te lichten. Over de natuurwetenschapper zei hij: „Hij heeft de bergen van onwetendheid beklommen, hij staat op het punt de hoogste top te bereiken, en als hij zich over de laatste rotspunt hijst, wordt hij begroet door een horde theologen die daar al eeuwenlang hebben gezeten.”

Bovendien zien velen –intuïtief– de tijd als een soort vast ”decor” waartegen de gebeurtenissen zich afspelen. Alsof in het heelal een fictieve klok hondstrouw de seconden wegtikt. Dan zou er dus één tijd gelden voor het hele universum. Einstein heeft radicaal met deze gedachte afgerekend. De loop van de tijd wordt beïnvloed door bewegingen en de aanwezigheid van massaconcentraties (zoals in de buurt van een zwart gat, waar de tijd zeer sterk vertraagt). Wie weet hoe de constellatie van het heelal was tijdens of direct na de schepping? Is één dag op aarde gelijk te stellen aan een dag elders in het universum? Sommige creationisten hebben met dit idee gespeeld en er zelfs aan gerekend!

Verwondering

De biologische evolutietheorie drijft vooral op interpretaties en ”wishful thinking”. Echter, in de astronomie moeten we veel duidelijke observaties uiterst serieus nemen. Toegegeven, kosmologische theorieën hebben vaak grote problemen. Denk aan de oerknal of de onvolledig verklaarde draaiing van sterrenstelsels. Maar kunnen Bijbelgetrouwe christenen die wel in een handomdraai oplossen? Meer leren we van Job (weergave van P. Oussoren): „Zie, dit zijn de uitlopers van Zijn weg, en wat een flard woord maar horen wij van Hem! – een donderslag van Zijn kracht, wie kan die verstaan?” (Job 26:14)

Dit artikel is met toestemming van de auteur overgenomen uit het Reformatorisch Dagblad. Bronvermelding: Ligtenberg, H., 2022, Wetenschap kan raadsel schepping niet oplossen, Reformatorisch Dagblad 52 (104): 22-23 (artikel).

Eerste ‘Deep Field’ van de James Webb Space Telescope (JWST) – “De hemelen vertellen Gods eer”

De hemelen vertellen Gods eer, en het uitspansel verkondigt Zijner handen werk. De dag aan den dag stort overvloediglijk spraak uit, en de nacht aan den nacht toont wetenschap.” (Psalm 19:2-3, SV)

Vanmorgen presenteerden geleerden van de Amerikaanse ruimtevaartorganisatie NASA een nieuwe infrarode composietfoto van de verste uithoeken van het heelal. De James Webb Space Telescope (JWST)1 produceerde ‘het diepse en scherpste infraroodbeeld van het verre heelal’. We kunnen nu duizenden sterrenstelsels zien die we eerder niet of nauwelijks konden waarnemen. De telescoop heeft slechts een zeer klein deel van het heelal te pakken, vergelijkbaar met een zandkorrel die op armlengte wordt gehouden. De composietfoto staat nu bekend als Webb’s First Deep Field.2 Duizelingwekkend! Woorden schieten tekort, verwondering blijft over.

Voetnoten