Home » Geschiedenis (Pagina 2)

Categorie archieven: Geschiedenis

Urker vissers – waar komen ze vandaan?

“Wie het leven van deze menschen van nabij heeft beschouwd, weet tot welk een puriteins ras zij behoren, hoe hun huid en hun levensbeschouwing gelooid zijn tot harde, dogmatische koppen, gekerfd en verweerd als vermolmde, primitieve heiligenbeelden. Dit volk is een arm volk. Maar het is een volk van vorsten.”

Deze lovende kritiek kreeg het schilderwerk van Ernst Leyden dat als titel Biddende Vissers heeft. Het schilderij hangt in het Urker museum ‘Het Oude Raadhuis’. Eind maart 2017 bezocht ik dit museum. Het museum is gevestigd in het voormalige raadhuis dat van 1905-1988 dienst heeft gedaan als bestuurscentrum van de gemeente Urk. Omdat de gemeente een nieuw gemeentehuis in gebruik nam, werd het gebouw (na een grondige verbouwing) in gebruik genomen als museum.

Wil je de Urker cultuur snuiven, dan moet je zeker het museum bezoeken. We zien bijvoorbeeld de klederdracht, het huisraad, de huisinrichting, een echte visserswoning en een ingerichte scheerwinkel (de ontmoetingsplaats van het dorp). In de bovenzaal krijg je meer informatie te zien en te lezen over het dagelijks leven op Urk en de verschillende ambachten die er werden beoefend. De hele tentoonstelling speelt zich af rond eind 19e tot begin 20e eeuw, toen Urk nog een eiland was. Je hoeft jezelf overigens niet af te vragen hoe Urk er rond 1920 uitzag. Een gedetailleerde en indrukwekkende maquette geeft een beeld van het eiland in de oude glorie. Naast dit alles is er een tentoonstelling van Urk ten tijde van de Tweede Wereldoorlog. Diverse Urkse vissersschepen kunnen in een dergelijk museum ook niet ontbreken en daarom is er een zaal vol met boten. In dezelfde zaal ontvang je ook uitleg over de vismethoden zoals spanvisserij en over allerlei modellen van visnetten. Ter afsluiting kun je, als er geen trouwerij is, een film bekijken over het dagelijks leven op Urk in de begin 20e eeuw, over hoe Urk ‘eiland af’ werd en hoe de visserij vandaag de dag functioneert.

Het museum is vooral cultuurhistorisch interessant. Vergeet bij een dagje Urk daarom het museum niet. Wie wil weten hoe het Urker eiland de afgelopen eeuwen aan geografische en geologische veranderingen onderhevig is geweest, en wat de natuurlijke oorzaken van die veranderingen zijn, krijgt helaas weinig tot geen informatie. We zien enkele kaarten aan de muur hangen waarop Nederland te zien is vóór en ten tijde van de Romeinen1, in de 13e-14e eeuw, tijdens de tachtigjarige oorlog en in de 20e eeuw. Daarbij is goed te zien hoe Urk van een schiereiland veranderde in een eiland omgeven door water. Dit betreft uiteraard het eiland vóór de drooglegging van de Noordoostpolder. Maar hoe is het Urker eiland ontstaan? Is het echt een product van meerdere ijstijden? Of worden meerdere ijstijden door het museumbestuur bij voorbaat al afgeserveerd omdat er volgens de naturalist duizenden jaren mee gemoeid zijn en het bestuur deze jaartallen terecht als onjuist ziet? Laten we echter niet het kind met het badwater weggooien. Het kan namelijk ook anders: veel creationisten duiden de verschijnselen die te zien zijn in de Urker bodem wel als ijstijdverschijnselen, maar ze denken anders over de tijdschaal. Ze plaatsen deze ijstijdverschijnselen in een korte chronologie van duizenden jaren.2 In een museum op Urk zou deze visie zeer goed passen. Is een van de doelen van een museum niet de volwassenen en de kinderen uit de directe omgeving iets te leren over het leven op en het ontstaan van Urk? Is er niet een dringende behoefde onder de bevolking om de dingen die in het veld gevonden worden – de Urker vissersschepen vissen jaarlijks veel botten van de Noordzeebodem – te duiden in een christelijk kader?3 Een museum is dan bij uitstek de plaats om kinderen hierover te onderwijzen. We vinden in de vitrines wel mammoetkiezen en -slagtanden en andere paleontologische en archeologische vondsten die door de vissers naar boven zijn gehaald. Helaas staat er geen omschrijving bij zodat de leek in het duister tast over wat het allemaal is of waar het voor dient. In een museum over een christelijk dorp als Urk zou het verschil gemaakt kunnen worden op het gebied van het ontstaan en de ontwikkeling van het eiland en haar bevolking.4

Dit artikel werd in 2017 geschreven.

Voetnoten

Wat is de ontstaans- en ontwikkelingsgeschiedenis van Logos Vlaanderen?

Op 14 oktober 2023 werd er in Boom (provincie Antwerpen) een congres voor Vlaanderen georganiseerd.5 Twee dagen later kopte het Reformatorisch Dagblad in de krant: ‘Logos Instituut houdt eerste Vlaamse congres’.6 Op verzoek van een medewerker van Logos Instituut is dit online later terecht en gelukkig gewijzigd in ‘Logos Instituut houdt congres in Vlaanderen’.7 Het betreft een congres georganiseerd door de werkgroep Logos Vlaanderen. Op de website van Logos Instituut lezen we dat deze werkgroep ‘sinds 2021’ actief is.8 Zowel ‘eerste congres’ als ‘sinds 2021 (…) actief’ klopt niet. Graag verhelder ik het een en ander rond de werkgroep Logos Vlaanderen. Zie het als erkenning voor het vele werk dat is verricht én het geven van een correct beeld van de geschiedenis. Mensen zouden immers kunnen gaan denken: als de eigen historie al niet klopt, wat klopt er dan wel? Hieronder een korte terugblik van de activiteiten van Logos Vlaanderen vanaf het begin van deze werkgroep!

Aula Academica van de Universiteit Gent. Bron: Wikipedia.

Verheldering

Het onderstaande is niet geschreven uit rancune of om het perse beter te moeten weten, maar ter informatie en ter waardering van het werk dat de afgelopen jaren door de verschillende leden van deze werkgroep is verzet. In Vlaanderen is dit werk namelijk óók hard nodig, zoals uit het genoemde artikel hierboven blijkt. De Vlamingen hebben bovendien altijd een speciale plaats in mijn hart gehad. Tot eer van Zijn Naam en tot heil en nut van de Vlaamse naaste! In het verslag lezen we bemoedigende woorden van Vlamingen die (soms voor het eerst) naar een dergelijk congres gekomen zijn. Deze bijeenkomsten moeten worden gehouden in de hoop dat meer Vlamingen waarde zullen hechten aan de klassieke scheppingsleer en vanuit deze basisovertuiging hun denken over de werkelijkheid op zullen bouwen.9 Over de uitvoering hiervan ben ik sinds mijn vertrek anders gaan denken. Zag ik mijn rol eerder als katalyserend of zelfs onder één dak brengend, hecht ik ondertussen veel meer waarde aan expertise. Graag zou ik op congressen vooral of alleen experts horen die binnen hun eigen vakgebied blijven. Een geoloog over geologie, een bioloog over biologie, een theoloog over theologie, etc. Voor jongerenavonden en gemeenteavonden kunnen sprekers een meer generalistisch-wetenschappelijk rol hebben. Als zij hun argumenten maar staven met bronnen die afkomstig zijn van experts. Dit is te vergelijken met een wetenschapsjournalistieke rol van een wetenschapsjournalist. Er is genoeg expertise onder bijbelgetrouwe christenen in Vlaanderen om een congres te beleggen waarin sprekers uitgenodigd worden die kunnen spreken binnen hun eigen vakgebied en die daarbij ook nog eens aansluiting zoeken bij het klassieke scheppingsgeloof. Deze veranderende visie neemt niet weg dat ik met waardering en genoegen terugkijk op het werk dat gedaan is door de werkgroep Logos Vlaanderen. Leek de werkgroep ter ziele gegaan te zijn, nu dan gelukkig toch weer een teken van leven.10

Logos Vlaanderen

Sinds mijn vertrek bij Logos Instituut kan ik niet alle oude mailing over Logos Vlaanderen meer raadplegen.11 In de begintijd van Logos Instituut mailde ik echter veel met de privémail en daardoor is voor mij niet alles verloren gegaan. Op 19 januari 2016 deed ik een éérste voorstel aan de mensen van CreaBel om samen met Logos Instituut een studiedag te organiseren. Deze studiedag is helaas niet van de grond gekomen, maar in de nieuwsbrief van 21 februari 2018 kondigde Logos Instituut uiteindelijk toch aan, dat zij met een congres naar Vlaanderen (Antwerpen) zouden komen.12 Dit congres werd door de in 2017 (daarover later meer) opgerichte werkgroep Logos Vlaanderen georganiseerd.

Congressen

Het congres en de voorbereidingen daartoe kunnen gezien worden als eerste activiteit van de werkgroep Logos Vlaanderen. Het congres werd georganiseerd in de Evangelische Kerk te Antwerpen. In de nieuwsbrief van 12 april 2018 volgde een korte terugblik.13 In de inleiding van deze nieuwsbrief zijn verschillende reacties te lezen van de deelnemers. Malakh Ahavah (pseudoniem) deed verslag van dit congres onder de titel ‘Creationisme leeft ook in België’.14 Atheïst en scepticus Frank Verhoft was ook aanwezig en vond het congres minder aangenaam.15 Op zijn reactie heb ik op 12 april 2018 gereageerd via de website van Logos Instituut.16 Werkgroeplid Ton de Mik deed op dit eerste congres van Logos Vlaanderen de opening. Daarna volgde een lezing van prof. dr. Pieter Siebesma over Genesis. Gevolgd door een lezing van dr. Arie Dirkzwager over de uittocht en de intocht van het volk Israël. Vlak voor de lunchpauze mocht ik in een korte inleiding wat vertellen over Logos Instituut. Na de pauze sprak ing. Stef J. Heerema over geologie en de zondvloed en sprak ir. Gert-Jan van Heugten over dinosauriërs. In het laatste blok sprak dr. Jos Philippaerts over plasmakosmologie en sprak ing. Johan VanBrabant over de sterkte van de evolutionaire papieren.17

Het tweede congres in Vlaanderen organiseerde de werkgroep eveneens in Antwerpen. Deze vond plaats op 2 februari 2019. Het congres werd geopend door werkgroeplid Ton de Mik. Daarna sprak prof. dr. Gie Vleugels over het Nieuwe Testament en Genesis.18 Vervolgens sprak dr. Arie Dirkzwager over buitenbijbelse gegevens over de koninkrijken van David en Salomo. Na de lunchpauze sprak Jan Rein de Wit over de zondvloed en drs. Hans Hoogerduijn over het ontstaan van de Ardennen binnen een korte chronologie. Tenslotte was er nog een lezing van Michaël Dekee die wetenschappelijke bezwaren gaf tegen de evolutietheorie.

In 2020 wilden we een derde congres organiseren in Vlaanderen. Ter voorbereiding hebben we in ‘De Grotten van Kanne’ bezocht om te kijken of het eventueel daar gehouden kon worden.19 Door omstandigheden werd later besloten dit congres in de Evangelische Gemeente De Brug te houden te Maasmechelen. Helaas lieten de coronamaatregelen het niet toe dat het congres in Maasmechelen door kon gaan.

Overige activiteiten

Dat 2017 het startjaar van Logos Vlaanderen is blijkt uit notulen van de eerste (?) werkgroepvergadering op 27 december 201720 en uit het e-mailverkeer tussen een aantal werkgroepleden en het bestuur van Logos Instituut vanaf 25 oktober 2017 en vanaf 9 december 2017. Laatstgenoemde data zijn de eerste keer dat er uitgebreid gesproken wordt over een werkgroep onder verantwoording van het bestuur van Logos Instituut. Het betreft hier vooral een verzoek aan het bestuur tot de oprichting van een werkgroep voor Vlaanderen en de daarbij behorende afbakening en activiteiten. Het bestuur heeft hier positief gehoor aan gegeven, want op 27 december 2017 was de eerste (?) werkgroepvergadering. Wat later, op de vergadering van 18 oktober 2018, is het doel om te komen tot uitbreiding van het aantal leden van de werkgroep. Dit is later ook gelukt. Op het hoogtepunt telde de werkgroep zes leden en twee meelevende leden die niet actief in de werkgroep deelnamen, maar wel een adviserende rol of een materiaal bewarende rol hadden. In het onderstaande de activiteiten naast het jaarlijkse congres. Waarschijnlijk zijn er meer activiteiten geweest en mogelijk zal deze lijst met activiteiten daarom nog verder worden aangevuld.

1 november 2018: De werkgroep was aanwezig met een tafel op het congres van de VEG in Malle.

9 november 2018: Samen met werkgroeplid Ton de Mik bezocht ik de lezing bioloog dr. Thierry Backeljau in het Natuurhistorisch museum te Brussel (Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen). Hij hield een lezing tegen het creationisme en wilde zijn medenaturalisten wapenen in discussies met creationisten. Vooral het islamitisch creationisme werd belachelijk gemaakt en eigenlijk over een kam geschoren met het christelijk creationisme. Toen ik benadrukte dat ik, en met mij vele andere creationisten, vóór polyfyletische ‘evolutie’ ben i.p.v. monofyletische evolutie en het genoom beschouw als (in eenvoudige metafoor) een afstandsbediening en Backeljau daarnaast door islamitisch creationisme en christelijk creationisme over één kam te scheren juist een karikatuurbeeld schetst, kwamen we daar vervolgens samen niet uit. Een medecreationist uit Vlaanderen had ons op deze bijeenkomst gewezen.21

11 november 2018: De werkgroep was aanwezig met een boekentafel op het congres van de VVP in Leuven.

22 november 2018: Geoloog Paul Garner (MSc.) is uitgenodigd door Logos Vlaanderen om in de Evangelische Kerk te Bilzen te spreken over de ouderdom van de aarde.

31 augustus 2019: Namens de werkgroep was Ton de Mik aanwezig op Beachpraise in Oostende.

21 februari 2019: Dr. Jos Philippaerts sprak in de Evangelische Kerk te Bilzen over plasmakosmologie.

25 april 2019: Jan van Meerten sprak in de Evangelische Kerk te Bilzen over het thema ‘Waarom ik creationist ben?’.

2 november 2019: De werkgroep was aanwezig met een boekentafel op het congres van de VVP.

12 november 2019: Lucien Tuinstra (BSc.) is uitgenodigd door Logos Vlaanderen om in de Evangelische Kerk te Bilzen te spreken over Genesis.

Vanwege de coronamaatregelen (vooral) in 2020 en 2021 konden dit soort activiteiten niet worden voortgezet. Logos Vlaanderen bedacht toen om een maandelijkse lezingencyclus op te zetten. Deze lezingen werden live uitgezonden en goed bekeken, vooral door mensen uit Vlaanderen. Hieronder een overzicht van de spreekbeurten.

21 januari 2021: Michaël Dekee spreekt in De Levensbron te Geraardsbergen over het thema ‘Lucy of Adam?’.22

18 februari 2021: Dr. Jos Philippaerts spreekt in Diepenbeek over het thema plasmakosmologie onder de titel ‘In de ban van de draak’.23

18 maart 2021: Ton de Mik spreekt in Bilzen over het thema ‘Schepping of evolutie?’. 24

15 april 2021: Herman Spaargaren spreekt in Diepenbeek over het thema ‘Wat is wijsheid?’.25

20 mei 2021: Dr. Arie Dirkzwager spreekt in Bilzen over het thema ‘Het Nieuwe Testament is betrouwbaar’.26

Tenslotte

Ik hoop hiermee een goed beeld gegeven te hebben van de activiteiten van Logos Vlaanderen in de tijd dat ik bij Logos Instituut in dienst was. Om terug te komen op de inleiding: het gaat betreffende 14 oktober 2023 dus om het vierde georganiseerde (en het derde uitgevoerde) congres van een werkgroep die sinds eind 2017 actief is. Na mijn vertrek naar het basisonderwijs en de verhuizing van een zeer actief werkgroeplid naar een ander land, leek de werkgroep Logos Vlaanderen op te houden met bestaan. Twee jaar later is er gelukkig toch weer enige activiteit en lijkt er een herstart van de werkgroep te zijn. Hoewel ik sommige zaken wellicht anders zou insteken, zie ik dat als positief. Of wij met Fundamentum de Vlamingen ook nog gaan ondersteunen hangt af van mijn gezondheid in de toekomst. We weten de dag van morgen niet en voorlopig mogen we vanwege de wachtlijst niet naar het buitenland. We houden vanuit thuis in ieder geval de berichtgeving uit Vlaanderen, van dat wat gerelateerd is aan het thema ‘Bijbel & Wetenschap’, goed in de gaten.27 Voor nu is er in ieder geval weer een werkgroep actief. Het zou goed zijn als er zo meerdere werkgroepen of zelfs onafhankelijke stichtingen in Vlaanderen (of zelfs het geheel van België) komen die het klassieke scheppingsgeloof zouden willen uitdragen. Net zoals we dat niet zo lang geleden ook nog kenden met CreaBel, Leviathan (met een zelfstandig tijdschrift), Creaton (met excursies in de Ardennen) en Logos Vlaanderen. Gelukkig heeft vandaag de dag Weet Magazine óók verschillende abonnees in Vlaanderen.28 We hebben elkaar hard nodig! Eenheid in verscheidenheid. Samenwerken waar kan, distantie waar moet.29

Voetnoten

Kunstenares maakte duizenden beeldjes van Asjera: wie is deze heidense godin?

Kunstenares Marieke Ploeg heeft 3000 beeldjes van de godin Asjera gemaakt en in Maarssen tentoongesteld. Ze vraagt hiermee aandacht voor de vrouwelijke verschijningsvorm van de God van Israël. Volgens haar werd Asjera enkele millennia terug vereerd als de wederhelft van Jahweh. Na de verwoesting van de tempel (586 voor Christus) was er voor haar geen plaats meer in de steeds patriarchaler wordende samenleving.

Op de website van de kunstenares staat te lezen: “Ooit werd God aanbeden als echtpaar. In de oude tempel van Jeruzalem stonden ze zij aan zij, Jahweh en Asjera, een mannelijke en een vrouwelijke verschijningsvorm van God.” Volgens haar veranderde de situatie tijdens de Babylonische ballingschap: “De identiteit van het volk wordt verstevigd en de verhalen in lijn gebracht met de heersende machtsstructuren. Er is in het oude testament nog maar ruimte voor één God, en die God is een man. Deze jaloerse God duldt geen anderen naast zich, zèlfs niet zijn vrouwelijke wederhelft. Hij laat Asjera’s beelden stukslaan, haar heilige palen afbreken en veroordeelt haar verering als afgoderij.”30 De kunstenares stelt zich als doel om de vrouwelijke helft van God weer zichtbaar te maken.

De Kanaänitische godsdienst

Levensboom van Ašerah. Bron: Wikipedia.

Over de actie van de kunstenares valt veel te zeggen, op zijn minst dat haar toelichting veel historische onjuistheden bevat.

Het Oude Testament verschaft inlichtingen over de godsdienst van de Kanaänieten, maar dat gebeurt heel fragmentarisch, omdat de nadruk ligt op de verschillen met de godsdienst van Israël. Vanuit buitenbijbelse teksten en archeologische vondsten hebben we aanvullende informatie. Vooral een grote bibliotheek van kleitabletten, in 1929 gevonden in Ugarit, een havenstad aan de Syrische kust, biedt veel inzage in de Kanaänitische godsdienst rond 1200 voor Christus.

In de Ugaritische teksten is Asjera de echtgenote van de god El. Ze wordt omschreven als ‘vrouwelijke schepper en verwekster van de goden’. Alle goden krijgen de benaming van ‘zonen van Asjera’. Soms wordt ze omschreven als Qudshu (‘heilige’). In het Oude Testament wordt ze echter niet als partner van El, maar als gezellin van de god Baäl genoemd (Richteren 3:7; 1 Koningen 18:19; 2 Koningen 23:4). Tevens komen we daar Astarte als partner van Baäl tegen (Richteren 2:13; 10:6). Blijkbaar vallen Asjera en Astarte inmiddels vaak samen en worden ze niet langer onderscheiden.

In veel gevallen duidt het woord Asjera in het Oude Testament een symbool aan, zoals een boom, een boomstronk of een houten afbeelding als verwijzing naar de godin (zie 2 Koningen 23:6-7). In ieder geval is Asjera een godin die in de Kanaänitische godsdienst vereerd werd.

Het Oude Testament maakt duidelijk dat de verering van de Kanaänitische goden grote aantrekkingskracht had op de Israëlieten. Daarom staan er zoveel waarschuwingen tegen die verering in de Bijbel. Die staan al in het boek Deuteronomium, daterend nog voor de intocht in het beloofde land. De Israëlieten krijgen daar de opdracht de heidense heiligdommen te vernietigen. Ze mogen naast een plaatselijk altaar voor de God van Israël geen Asjera(paal) plaatsen (Deut. 16:21). Dit Bijbelboek stamt uit de tijd van Mozes, circa 1400 voor Christus. Ook in de boeken Jozua en Richteren wordt duidelijk dat de Israëlieten zich niet mogen inlaten met de Kanaänitische goden.

Hetzelfde valt te lezen bij profeten uit de tijd van de koningen. Het betekent dat ruim voor de ballingschap (in de 6e eeuw v.Chr.) deze Kanaänitische godsdienst al afgewezen werd. Het is echt een verkeerde voorstelling van zaken om grote koerswijzigingen in de tijd van de ballingschap aan te nemen. De verering van Asjera heeft nooit een officiële plaats ingenomen in de godsdienst van Israël. En het is een geheel ongefundeerde bewering dat er ooit een beeld van haar in de tempel in Jeruzalem was.

Daar komt nog bij dat er ook een afbeelding van de God van Israël in de tempel in Jeruzalem gestaan zou hebben (“In de oude tempel van Jeruzalem stonden ze zij aan zij, Jahweh en Asjera”). Dit druist geheel in tegen het afbeeldingsverbod in de Bijbel. Het was de Israëlieten niet toegestaan een afbeelding van hun God te maken (zie de Tien Geboden). In de tabernakel en later in de tempel stond de ark van het verbond op de heiligste plaats.

Archeologische vondsten

De polemiek in de Bijbel geeft wel aan dat in de praktijk allerlei Israëlieten Baäl en Asjera vereerden. Dat blijkt ook uit archeologische vondsten. Er zijn zelfs enige teksten gevonden die JHWH, de God van Israël en Asjera met elkaar verbinden, bijvoorbeeld in Kuntilled ‘Ajrud. Het betekent dat Asjera door sommigen beschouwd kan zijn als de echtgenote van JHWH. Wanneer allerlei goden en godinnen gelijkgeschakeld werden, hoeft het niet te verbazen dat er ook zulke opvattingen waren. Deze vondsten geven aan dat het verzet van de profeten gericht was tegen bestaande praktijken. Maar er is geen enkele aanwijzing dat dit ooit de officiële opvatting geweest is.

Het is een wonderlijke opvatting dat in de tijd van de ballingschap, met allerlei gebrek aan middelen, ineens de eeuwenoude geschriften van Israël herzien zouden worden. En dat die herziene geschriften ook nog aanvaard zouden worden in allerlei verspreid wonende groepen, zowel in Babel als in Jeruzalem en omgeving. Die herziening zou niet alleen betrekking hebben op de kern van het geloof, maar ook de patriarchale inrichting van de maatschappij. De patriarchale benadering treffen we echter in alle Bijbelboeken van het Oude Testament aan, en is bij Abraham, Izak en Jakob al waarneembaar.

Monotheïsme

Een volgend punt is het monotheïsme. In de wetenschappelijke wereld is het gangbaar om aan te nemen dat er eerst een veelgodendom was en dat pas later de verering van één god opkwam. Een recent boek als Godenschemering van Daniël De Waele gaat ook daarvan uit. Er zijn echter veel argumenten om aan te nemen dat er eerst één Schepper vereerd werd en dat daarna andere godsdiensten ontstaan zijn. Dat heb ik nader uitgewerkt in het hoofdstuk ‘De ene Schepper en de vele goden’ in de bundel Inzicht. Wetenschap voor Gods aangezicht (2023).31

De conclusie is dat de kunstenares een onjuiste voorstelling van zaken geeft over de godsdienst van Israël. Ze meent terug te keren naar een vroegere vorm daarvan, maar helaas propageert ze de verering van een heidense godin. Het is triest dat het Bijbels museum daaraan meewerkt.32

Dit artikel is met toestemming overgenomen van de website CVandaag. Het originele artikel is hier te vinden.

Voetnoten

Heeft Anthonius van Abcoude van Meerten samen met burggraaf Joost van Montfoort tegen de Turken gevochten in de ‘Slag bij Mohács’?

In de nieuwste Radix (het blad van ForumC) verscheen een lezenswaardig artikel van dr. Ronald de Graaf over Europeese en internationale betrekken met Nederland vijfhonderd jaar geleden. Het gaat onder andere over het imperialisme van Kanuni Sultan Süleyman I, die door De Graaf ‘de Vladimir Poetin van 1523’ met ‘een witte tulband’ wordt genoemd. De Graaf schrijft ook kort over de ‘Slag bij Mohács’ in 1526, waar de Hongaren verpletterend werden verslagen.33

De Graaf schrijft over die ‘Slag bij Mohács’ het volgende:

”Terwijl Karel V in Worms vergaderde, rukte Süleyman vanuit Constantinopel de Donau volgend op. Op 29 augustus 1521 viel het voorste bolwerk van het christendom op het Europese vasteland: hij nam na een beleg van twee maanden de ‘Witte stad’ Belgrado in. Drie jaar later werd na de Slag bij Mohács Hongarije onder de voet gelopen en verloor een zwager van Karel V het leven. Nu lag de weg naar Wenen open.”

Joost van Montfoort (±1510-±1539). Bron Wikipedia.

Denkend aan de ‘Slag bij Mohács’ kwam m’n transcriptiewerk van het geslachtsboek ‘Van Abcoude van Merthen’ in gedachten.34 Op pagina 72 staat dat Anthonius van Abcoude van Meerten35 als edelman van de tiende burggraaf Joost van Montfoort gevochten heeft tegen de Turken in Hongarije.36 Op deze bladzijde staat dat Anthonius eerst page was bij de Heer van Gaesbeek, maar daarna als edelman is voorgesteld aan de Heer van Montfoort. Samen met de Heer van Montfoort is hij ten strijde getrokken tegen de Turken (hier Turs genoemd). Na deze (verloren) strijd zijn ze, zowel Anthonius als Joost, via Frankrijk terug in het Sticht Utrecht gekomen. Joost is daarna Frans(man) geworden (mogelijk in Bourgondische dienst gekomen).37 Volgens de transcriptie is hij jong, namelijk op 27-jarige leeftijd, overleden. Anderen bronnen geven aan dat hij 29 jaar geworden is. Joost is in ieder geval rond 1539 overleden. De ‘Slag bij Mohács’ vond plaats in 1526. Het geschatte geboortejaar van zowel Van Abcoude van Meerten als Van Montfoort is 1510. Beiden moeten dus zestien jaar oud zijn geweest toen ze tegen de Turken vochten. Als hier de ‘Slag bij Mohács’ bedoeld wordt. In een eenvoudige zoektocht naar bronnen over Nederlanders die meevochten in de ‘Slag bij Mohács’ kon ik niets vinden. Een nieuwe uitdaging! Hebben Anthonius van Abcoude van Meerten (±1510-±1573) en Joost van Montfoort (±1510-±1539) meegevochten in de ‘Slag bij Mohács’?

Voetnoten

De mythe van de mythische mens

In de 18de en 19de eeuw ontstond er een beweging die we de Verlichting noemen. Kant schreef er zelfs een essay over met als titel: Wat is Verlichting? Deze beweging zette het menselijke denken centraal. De Bijbel zagen zij niet langer als een normerend kader voor hun denken. De Schrift kwam onder kritiek te liggen. Er ontstond een vrijzinnige theologie. De methode van deze vrijzinnige theologie was het onderscheid maken tussen eeuwige waarheden en tijdelijke voorbijgaande waarheden. Veel Bijbelse waarheden sneuvelden. Zoals de Drie-eenheid, de opstanding van Jezus en zijn hemelvaart. De reden was dat de Bijbel een ander wereldbeeld heeft. Mensen geloofden toen nog in mythen. Mensen in de tijd van de Bijbel dachten niet zo logisch na en stonden open voor allerlei wonderlijke dingen.

Ontmythologiseren

Bultmann (1884-1976) meende dan de Bijbel ontmythologiseerd diende te worden. Bultmann was echter niet de man die heel de Bijbel afdeed als een mythe zoals veel vrijzinnigen wel deden. Ontmythologiseren betekende volgens hem weliswaar dat het bijbelse wereldbeeld achterhaald is maar dat er wel een boodschap (kerugma) over dient te blijven. De schepping in Genesis 1 en 2 is mythologisch van aard volgens Bultmann maar het laat wel zien dat we in Gods hand zijn. Bultmann die Nieuwtestamenticus was zei dat het zinloos was om op zoek te gaan naar de historische Jezus. Het ging volgens hem slechts om de verkondigde Jezus. In de tijd van Jezus waren de mensen ontvankelijk voor mythen, volgens Bultmann maar ze hadden wel een boodschap (kerugma). Kortom Bultmann wilde tot de kern komen en zag het bijbelse wereldbeeld als een mythische schil die als je die er afhaalt bij de kern komt. Niet iedereen vond hem daarin consequent. Bultmann spaarde volgens hen de kern maar wat hij de kern vond was dat ook geen schil? Of wat hij de schil noemt behoorde dat ook niet tot de kern? De Bijbel lijkt volgens de critici van Bultmann op een ui. Wie de schil van de ui wil halen, loopt het gevaar geen kern over te houden. Een ui bestaat uit schillen zonder kern. Wie de schillen afpelt, houdt dus géén kern over. Deze insteek kun je op twee manieren bekijken. Allereerst vanuit een vrijzinnige optiek. Voor vrijzinnigen bestaat de hele Bijbel uit schillen. Echter volgens de getuigenis van de Bijbel zelf (de gebruiksaanwijzing bij uitstek) bevat heel de Bijbel een kernachtige boodschap (2 Timotheüs 3:16). Wat schillen lijken behoort ook tot de kern. Wie schillen afpelt, verliest de kern en verliest dus de boodschap.

De vooringenomenheid van Bultmann

Er kwam nog meer kritiek op Bultmann. Deze kritiek kwam van een vrouw, Eta Linnemann (1926-2009) en kwam van binnenuit. Eta Linnemann was namelijk een getrouw leerling van Bultmann. Aanvankelijk ging zij als hoogleraar in zijn spoor. Totdat ze op latere leeftijd ontdekte dat Bultmann de zaak op de spits had gedreven. Was de bijbelse mens wel een mythische mens die je knollen voor citroenen kon verkopen? Dacht die mens niet logisch na net als de moderne mens? Neem bijvoorbeeld de tien verspieders. Zij wezen op de moeilijkheden waar het volk voor kwam te staan als zij het land Kanaän in zouden gaan. Of neem de discipelen. Geloofden zij meteen in de opstanding van Jezus? Waren zij mythische mensen die ontvankelijk waren voor fabels? Nee ook zij moesten overtuigd worden van de opstanding van Christus. Petrus zegt in zijn brief (2 Petrus 1:16): “Want wij zijn geen kunstelijk verdichte fabelen (μύθοις, mythen) nagevolgd, als wij u bekend gemaakt hebben de kracht en toekomst van onze Heere Jezus Christus, maar wij zijn aanschouwers geweest van Zijn majesteit (grootsheid)”. Blijkbaar kwam bij de hoorders de boodschap van Jezus fabelachtig over. Zo ontvankelijk waren de hoorders dus in die tijd niet. Ook Petrus moest dus zijn hoorders overtuigen van deze in het oog van de mens nogal fabelachtige boodschap. Zelfs de geleerde Paulus kreeg weerstand tegen de boodschap van Jezus. Om die reden schreef hij (1 Korinthe 1:23): “Wij prediken Christus, de Gekruisigde, voor de Joden een ergernis, en voor de Grieken een dwaasheid”.

Slotopmerking

Dat de mannen van de Verlichting en de navolgers van deze mannen van de Verlichting (zoals Bultmann) zo tobden met de Bijbelse waarheden was dus niet nieuw. Er is maar een remedie tegen dit soort gedachten. Jezus zei tegen Thomas die ook moeite had met de opstanding: “Wees niet ongelovig maar gelovig” (Johannes 20:24). Kortom in de Verlichting stak de oude gevallen Adam de kop op. Ook de Verlichting zelf was dus in wezen minder modern, dan men dacht. Deze mannen leken verdacht veel op de leerjongen van Jezus, Thomas. Maar die zat gelukkig wel op de goede leerschool. Zittend aan Jezus’ voeten smelt het ongeloof als sneeuw voor de zon.

Dit artikel is met toestemming overgenomen van de website van de auteur. Het originele artikel is hier te vinden.

‘Zou de wereld beter af zijn zonder religie?’ – Bespreking van ‘Schurken en heiligen’

Op het lezen van dit boek zijn ten minste de volgende twee reacties mogelijk. De ene is: ‘Zie je wel, het valt nog wel mee met religie als bron van geweld.’ De andere is: ‘Verschrikkelijk dat er in de naam van Christus geweld gepleegd is, en wordt.’ Beide reacties tegelijk is wat de auteur, Australisch predikant en historisch van de antieke wereld, graag zou zien.

De inzet van het boek is de vraag: zou de wereld beter af zijn zonder religie? Het antwoord van de zogenaamde ‘nieuwe atheïsten’ zoals Richard Dawkins en Sam Harris is zonder meer: ja! Religie houdt mensen dom zodat ze niet vatbaar zijn voor wetenschappelijke argumenten tegen hun geloof. Bovendien is religie een aanhoudende bron van geweld en oorlogsvoering.

Zonder het straatje van religie schoon te willen vegen, geeft Dickson in dit boek alle aanleiding om het standpunt van de nieuwe atheïsten behoorlijk te relativeren. Daartoe gaat hij met zevenmijlspassen de geschiedenis van de kerk door en laat hij zien dat er gevallen zijn waarin het inderdaad religie was die leidde tot geweldpleging. Maar er zijn ook gevallen waarin het wel gelovigen waren die geweld pleegden, maar niet met hun geloof als voornaamste motief.

Niet dat het dan minder erg is dat ze geweld pleegden, dat voegt Dickson er steeds wel meteen aan toe. Christenen zouden beter moeten weten. Dickson laat ook zien dat christenen het gelukkig in veel gevallen ook inderdaad beter wisten en nadrukkelijk aandacht hadden voor hulpverlening en barmhartigheid. Die keerzijde wordt door de nieuwe atheïsten altijd verzwegen, evenals het feit dat er ook door ongelovigen veel geweld gepleegd is. Aan het eind van het boek maakt Dickson de balans op van het aantal slachtoffers dat gevallen is ten gevolge van geweldpleging door gelovigen en door ongelovigen. Onder het terreurbewind van Stalin vielen er vijftien tot twintig miljoen slachtoffers en dat is meer slachtoffers per week (!) dan de Spaanse Inquisitie in drieënhalve eeuwe maakte. Als Richard Dawkins beweert dat hij geen voorbeeld kan geven van een oorlog die in de naam van het atheïsme is gevoerd, antwoordt Dickson gevat: nee, nogal wiedes. Atheïsme geeft geen motief om voor te strijden, want het doet juist aan een geloofsmotief ontbreken. Het probleem is dat atheïsme blijkbaar wel probleemloos samen kan gaan met het doden van enorme hoeveelheden mensen. Maar Dickson haast zich om eraan toe te voegen dat dit geenszins een aanleiding mag zijn voor christenen om tevreden te zijn.

Dickson begint zijn gang door de geschiedenis met de christenvervolgingen in de eerste eeuwen van de kerkgeschiedenis. Ook dat aspect laten de nieuwe atheïsten ‘gemakshalve’ weg. Christenen weten wat het is om het voorwerp van geweldpleging te zijn. Christenvervolging is er tot op de dag van vandaag. Dickson noemt christenen in dit verband: goede verliezers. Zij vochten niet terug, maar lieten zich geduldig verdrukken en vermoorden.

Dickson laat vervolgens zien dat het verklaren van het christelijk geloof als officieel erkend geloof onder Constantijn, in tegenstelling tot wat vaak beweerd wordt, niet leidde tot geweld. Dat kwam pas later in de tijd van Ambrosius, toen de kerk naar macht streefde. Het is zeer de vraag of die machtswellust religieus gemotiveerd was of ‘gewoon’ een kwestie van menselijke drang naar macht.

Alleen bij de Kruistochten moet Dickson openlijk toegeven dat het geweld expliciet religieus gemotiveerd was, en met de Jodenhaat van Luther is dit dan ook de zwartste bladzijde in het boek van de kerk. Zelfs bij het geweld dat in de tijd van ‘Troubles’ in Noord-Ierland gepleegd is, ging eerder om politiek dan om religie.

De auteur eindigt met een scherpe analyse van waar het geweld vandaan komt, ongeacht of het door gelovigen of atheïsten bedreven wordt. Het probleem zit namelijk in het hart van elk mens. Atheïsten kan eigenlijk niet verweten worden dat zij geen rem hebben om die boosheid in het hart de ruimte te geven. Christenen zouden zich geremd moeten voelen door de woorden van Christus en het werk van de Geest. Het is opmerkelijk dat een niet-gelovige als de bekende Britse historicus Tom Holland schreef dat hij ‘in ethisch opzicht christen is’ als hij zich keert tegen geweld. Daarmee geeft hij aan dat het wel degelijk eigen is aan de christelijke religie om tegen geweld te zijn. Dickson tekent daar met een beeldspraak bij aan dat God weliswaar een prachtige compositie geschreven heeft, maar dat de uitvoerenden er dikwijls helaas niet zoveel van terechtbrengen en soms erg vals kunnen spelen. Dat mag ons wel tot verootmoediging leiden na het lezen van dit boeiende boek.

Dit artikel is met toestemming overgenomen uit De Waarheidsvriend. De volledige bronvermelding luidt: Vries, M.J. de., 2023, Boekbesprekingen, De Waarheidsvriend 111 (26): 13.

Het scheppingsparadigma een recente ontwikkeling? – Oudere reactie (2012) op een artikel over het werk van Ab Flipse in het Reformatorisch Dagblad

In 2012 verscheen in het Reformatorisch Dagblad een artikel over het artikel van Ab Flipse verschenen in Church History. Ik stuurde een ingezonden stuk, maar deze werd niet geplaatst. Volgens de redacteur reageerde ik niet op het artikel, ik was van mening van wel en wil jullie ruim tien jaar naar dato deze reactie niet onthouden. Het ingezonden stuk volgt hieronder.

Recent (13-08-2012) verscheen er in deze krant een artikel over het creationisme. De vraag waar het creationisme vandaan komt wordt gesteld. De titel geeft aan dat het uit VS komt. Dit artikel en een zoektocht in de literatuur geeft aan dat George McCready Price gezien kan worden als het startpunt. Veel referenties binnen die literatuur geven Ronald Numbers als bron. Ronald Numbers heeft een lijvig werk geschreven over creationisten. Wat het ontstaan van het creationisme betreft vind ik zijn argumenten niet sterk. Er zijn een aantal zaken te noemen die pleiten tegen de gedachte dat George McCready Price gezien kan worden als startpunt van het jonge-aarde-scheppingsparadigma. Het is allereerst nuttig om een jonge-aarde-creationist te definiëren. Een creationist is iemand die, wat de oergeschiedenis betreft, gelooft dat ‘de aarde zo’n 6.000 tot 10.000 jaar geleden in zes dagen geschapen is, de mens een afzonderlijke schepping van God is, er sprake is van een historische zondeval, een zondvloed en een historische spraakverwarring.’ Binnen het jonge-aarde-scheppingsparadigma dient onderscheid gemaakt te worden tussen Bijbelse creationisten (met het klassieke scheppingsgeloof) en wetenschappelijk creationisten. De Bijbelse creationisten nemen alleen Gods Woord aan als kenbron voor de oergeschiedenis. Zoals Ds. G.H. Kersten zegt: ‘Alleen door de openbaring kunnen wij de schepping kennen en door het geloof verstaan.’ Deze Bijbelse creationisten vind je bijvoorbeeld in de bevindelijk-gereformeerde kringen maar ook in andere stromingen. Dit klassieke scheppingsgeloof is niet afkomstig uit de VS maar vind je al terug bij de kerkvaders en is via Calvijn en Luther in Nederland gekomen. Als tweede het wetenschappelijk scheppingsmodel. Een wetenschappelijk creationist wil met de Bijbel in de hand onderzoek doen in de wereld om ons heen. Het motto is: ‘Gods Woord en de werkelijkheid kunnen niet met elkaar in tegenspraak zijn.’ Een wetenschappelijk creationist ziet in de aardgeschiedenis sporen van de zondvloed (bijv. zondvloedgeologie) en ziet discontinuïteit tussen verschillende groepen van organismen (bijv. baraminologie). Volgens hen zijn er sporen van ontwerp in de natuur waar te nemen. Dit wetenschappelijke scheppingsmodel/of scheppingsparadigma is ook niet afkomstig uit de VS. Je vindt deze gedachte al bij de zogenoemde ‘Scriptural Geologists’, die zich op hun beurt weer baseerden op vroegere zondvloedgeologen. Een voorbeeld ter verduidelijking: Steven Austin, zondvloedgeoloog in de VS, ontwikkelde het idee dat steenkool was gevormd door snelle afzetting van drijvende vegetatiematten tijdens de zondvloed. Dit idee was niet nieuw maar was al geopperd door John Williams in 1789, James Parkinson in 1804, Granville Penn in 1825, Martyn Paine in 1856 en Ellen G. White in 1864. Er zijn nog tientallen voorbeelden aan te halen in de literatuur die ervoor pleiten dat argumenten en modellen binnen het wetenschappelijke scheppingsparadigma niet werden ontwikkeld als reactie op het Darwinisme maar al veel eerder bestonden.

Dit artikel werd geschreven in 2012 en heb ik nu licht aangepast. Dit artikel wordt hier opnieuw geplaatst vanwege een discussie rond het artikel van het overlijden van dr. Ronald L. Numbers.

Ingekleurde film over het begin van de Duitse bezetting van Nederland tijdens WOII

Ricks Filmrestauratie 2023 heeft filmbeelden uit het begin van de Tweede Wereldoorlog ingekleurd en op zijn YouTube-kanaal gezet. Met dank aan dit kanaal delen we de video ook hieronder. Reacties kunnen via YouTube onder de video geplaatst worden.

Dr. Sandra Beckerman (SP) stelt Kamervragen over archeologische vondsten uit de Bronstijd bij Tiel

Gisterenavond is het kabinet Rutte IV gevallen. Dat doet in de media een hoop stof opwaaien.38 Je zou het haast vergeten, maar deze week stelde dr. Sandra Beckerman (SP) óók Kamervragen aan de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen (OC&W), dr. Gunay Uslu, over de Tielse zonnekalender uit de zogenoemde Bronstijd. Ze vraagt of deze locatie niet beter beschermd kan worden als cultuurhistorisch erfgoed.39

Dr. Sandra M. Beckerman stelt Kamervragen naar aanleiding van de vondst van een zonnekalender in Tiel. Bron: Screenshot uit de video van RAAP.

De vondst van de zonnekalender en mogelijk een heiligdom uit de zogenoemde Bronstijd in de buurt van Tiel zal bij dr. Sandra M. Beckerman van de SP in goede aarde zijn gevallen.40 Zij is immers in 2015 aan de Universiteit van Groningen gepromoveerd op dit soort archeologisch onderzoek. De titel van haar thesis luidde ‘Corded Ware Coastal Communities: Using Ceramic Analysis to Reconstruct Third Millennium BC Societies in the Netherlands’.41 Omdat dit een haar aangelegen onderwerp is stelde ze op 4 juli 2023 Kamervragen aan de Staatssecretaris van OC&W.42

Vondsten van nationaal en internationaal belang

Ze vraagt aan de Staatssecretaris of zij bekend is met de berichtgeving van de vondst van de zonnekalender zoals dit bericht wordt door de NOS.43 Beckerman ziet de vondsten op deze locatie ‘van nationaal en internationaal belang’ en geeft aan dat ‘deze vindplaats nogmaals aantoont hoe bijzonder ons bodemarchief is’. Ze noemt het ‘treurig (…) er nu loodsen zullen worden gebouwd op deze bijzondere locatie’. Daarom is het ‘noodzakelijk (…) om te zorgen dat dit soort locaties beter beschermd worden’. Ze vraagt daarom de Staatssecretaris of zij bereid is om ‘rijksgeld in te zetten om de vondsten gedaan te Tiel te tonen aan een breed publiek’ en ‘met anderen na te denken over hoe deze vindplaats beleefbaar kan worden gemaakt, bijvoorbeeld door het maken van reconstructies’. De Staatssecretaris zou bereid moeten zijn ‘te borgen dat, ook wanneer voor behoud ex situ wordt gekozen, het mogelijk moet worden bebouwing van locaties vaker tegen te gaan of aan te passen wanneer er ontdekkingen van (inter)nationaal belang worden gedaan zodat deze locaties getoond kunnen worden aan een breed publiek’. De overheid zou hier volgens de SP’er een leidende rol moeten spelen en van de vondsten die zijn gedaan zou een groot publiek kennis moeten nemen. Zonder goede financiering zou de vondst van de zonnekalender in Tiel niet gedaan zijn. Deze vondst werd namelijk pas gedaan tijdens de uitwerking van de vondsten in het lab, dankzij goede financiering en verwerking. Beckerman roept daarom op tot goede financiering van de uitwerking van topvondsten. Het werkveld zou zeggenschap moeten krijgen over de onderzoeksagenda. Eigen kennis was bij de archeologische vondsten in Tiel cruciaal voor het doen van deze belangrijke ontdekkingen.

Fantastisch werk

Archeologen doen ‘zelf vaak fantastisch werk (…) waar het gaat om het betrekken van het publiek bij onderzoek’. De overheid laat, volgens Beckerman, het hier te vaak afweten en zou dit publiekswerk beter kunnen ondersteunen. Zo doet Nederland te weinig aan het tonen van archeologische (top)vondsten aan een breed publiek. Ze verwijst hierbij naar het in haar motie genoemde knelpunt dat archeologie bij een breed publiek te onzichtbaar is.44 Hiervoor zou de aanbeveling van de Raad voor Cultuur opgevolgd moeten worden om te komen tot een fonds voor publieksbereik en participatie. Het werkveld zou zeggenschap moeten krijgen over de besteding van dit fonds. Het gaat Beckerman echter niet alleen om topvondsten, maar ook onderzoek en vondsten die van lokaal belang zijn te tonen aan het publiek. Het borgen van publieksbereik moet daarom niet alleen gericht zijn op topvondsten, maar breder. Daarvoor is, volgens de SP’er, verankering in de nationale wet- en regelgeving nodig. Volgens de Raad van Cultuur staat de kwaliteit van archeologisch onderzoek nu onder druk. Dit is, volgens Beckerman, mogelijk een gevolg van marktwerking en een zich terugtrekkende rijksoverheid. Daarom zou de rijksoverheid moeten ingrijpen ‘om te zorgen dat belangrijke vindplaatsen goed onderzocht en uitgewerkt (…) worden’.

Druk en synthetisch onderzoek

De uitwerking van opgravingen en ander veldonderzoek staat onder druk. Dit komt, volgens de SP’er, omdat archeologen wél de plicht hebben om binnen twee jaar te publiceren, maar dat ‘verstoorders’ zich niét altijd verplicht voelen om te betalen. Beckerman vraagt de Staatssecretaris ‘welke stappen’ zij wil gaan zetten ‘om te zorgen dat dit probleem wordt verholpen’. Ook is er in het huidige bestel nauwelijks ruimte voor synthetisch onderzoek. Vindplaatsen zullen dus niet alleen individueel moeten worden uitgewerkt, maar ook met elkaar moeten worden vergeleken. Ze vraagt de Staatssecretaris welke stappen zij zou willen zetten ‘om ervoor te zorgen dat er meer synthetiserend onderzoek zal plaatsvinden’. Eigen kennis is cruciaal, ondanks decentralisatie hebben 130 gemeenten nog steeds geen gemeente- of regioarcheoloog tot hun beschikking. Gemeenten enkel aanmoedigen is niet voldoende, volgens Beckerman. ‘Er is meer nodig om te voorkomen dat topvondsten onontdekt blijven’. Het Kamerlid verwijst ten slotte naar de analyse van de Raad voor Cultuur, waarin wordt gewezen op het ontbreken van structurele rijksmiddelen. Hierdoor kunnen veel gemeenten hun taak niet naar behoren uitvoeren. Deelt de Staatssecretaris deze analyse wel of niet. ‘Zo ja, wat gaat u hieraan doen?’

Ten slotte

Beckerman is een Kamerlid met, zeker op archeologisch gebied, verstand van zaken. Als liefhebber van archeologische vondsten, klein of groot, deel ik de mening van dit Kamerlid om topvondsten bij een breed publiek kenbaar te maken. Wanneer het terrein minutieus is onderzocht en beschreven en bovendien alle vondsten meegenomen zijn, dan is het ook mogelijk om deze zonnekalender elders te reconstrueren. Bijvoorbeeld in de buurt van een streekmuseum. Het liefst zou ik zien dat de BibleBelt-gemeenten een gemeente- of regio-archeoloog in dienst neemt die uitgaat van het klassieke scheppings- en zondvloedgeloof en de korte chronologie.45 Vondsten uit de steen- en bronstijd zullen mogelijk anders geïnterpreteerd moeten worden. Vanaf de Romeinse tijd is er weinig verschil van inzicht, in ieder geval niet anders dan de meeste reguliere archeologen.

Voetnoten

Herwen-Hemeling: het Romeinse leger, hun goden en hun tempels

In Gelderland is een compleet en relatief ongeschonden Romeins heiligdom ontdekt. Archeologen van RAAP deden de opzienbarende vondst in Herwen-Hemeling (gemeente Zevenaar), vlakbij UNESCO Werelderfgoed Romeinse Limes. Op deze plek hebben meerdere tempels gestaan. Er zijn resten van godenbeelden, reliëfs en beschilderd pleisterwerk gevonden. Bijzonder is de vondst van meerdere complete votiefstenen of wijaltaren, gewijd aan verschillende goden en godinnen. Dit is voor Nederland, maar ook internationaal, zeer uitzonderlijk.

Met dank aan archeologisch bureau RAAP voor deze video van deze bijzondere vondst.