Home » Feedback & Vragen (Pagina 3)

Categorie archieven: Feedback & Vragen

Staphorster archeologie bij voorbaat afgewezen door naturalisten en theïstisch evolutionisten

Afgelopen week werd mijn column over ‘Archeologie in Staphorst1 op de website ‘Oorsprong’ geplaatst. Deze column werd eerder geplaatst in het gezinsblad Om Sions Wil.2 Nadat de column op de website geplaatst werd, deelde ik deze in diverse Facebook-groepen. Ik ontving een aantal positieve, maar ook een aantal negatieve reacties. In de column roep ik namelijk op tot bijbelgetrouwe, bij de Schrift passende, archeologie. Deze oproep werd bij voorbaat als ondeugdelijk afgewezen door naturalisten en theïstisch evolutionisten.3

Er werden verschillende bezwaren aangedragen en opmerkingen gegeven. Daarover ontstond dan tussen voor- en tegenstanders discussie. Hieronder wil ik de hoofdberichten beantwoorden. Ik ga niet uitvoerig op alle reacties in, omdat discussies onder hoofdberichten al snel verzandden in discussies over onderwerpen die niet meer over het hoofdbericht gingen. Omdat het veelal gaat om besloten Facebook-groepen noem ik geen namen en geef ik alleen de reactie (geanonimiseerd) weer.

Verstand uitschakelen?

Een persoon (A) die kritisch tegenover de oproep staat geeft het volgende aan:

“Waarom zou ik als gelovige mijn verstand moeten uitschakelen?”

De column is geen oproep om het verstand uit te schakelen en maar blind te geloven. Het tegendeel is zelfs waar. Voor een bijbelgetrouw archeologisch instituut is zelfs heel veel christelijk verstand nodig. Een medewerker moet een gigantische stroom aan informatie verwerken (en mogelijk zelfs opnieuw karteren, interpreteren en kaderen). Daarnaast roeit een dergelijk medewerker vaak tegen de stroom in en krijgt hij of zij vanuit naturalistisch perspectief diverse moeilijke vraagstukken op te lossen. Dat vergt heel veel denkwerk, we hebben immers de werkelijkheid niet in onze broekzak. Als het om de Staphorster archeologie gaat, moet, aangaande de vondsten uit de steentijd, vaak vanaf nul begonnen worden. Dit omdat er door bijbelgetrouwe archeologen nog nauwelijks werk in deze periode verricht is. Als laatste zou het ‘uitschakelen van het verstand’ ingaan tegen het bevel van de Heere Jezus. In Markus 12:30 staat deze uitspraak: “En gij zult den Heere, uw God, liefhebben uit geheel uw hart, en uit geheel uw ziel, en uit geheel uw verstand, en uit geheel uw kracht. Dit is het eerste gebod” (SV).4 Verstand uitschakelen? Nee, ten volle in dienst van de Heere inzetten.

Geschiedvervalsing?

Een persoon (B) die kritisch tegenover de oproep staat, geeft het volgende aan:

“Geschiedvervalsing plegen dus. Lijkt mij geen goede zaak.”

Het doel van het oprichten van een bijbelgetrouw archeologisch instituut is niet om geschiedvervalsing te plegen. De archeologische vondsten worden immers niet weggemoffeld of ontkend, maar slechts in een ander kader (dan het naturalistische) geïnterpreteerd. We zagen dat ook in de uitspraken van orthodoxe christenen in de Staphorster Gemeenteraad. De vondsten uit de steentijd werden niet ontkend, maar slechts anders ingekaderd.

De waarheid ombuigen

Een persoon (C) die kritisch tegenover de oproep staat, geeft het volgende aan:

“Ik begrijp niet de kronkel die mensen moeten hebben wanneer de waarheid koste wat het kost omgebogen moet worden. Dit is zo in en in triest en kan alleen maar ontstaan door de starre houding en oogkleppen van gelovigen. Dit hele verhaal staat voor alles wat er mis is met religies in het algemeen. Wanneer we willens en wetens de waarheid gaan verdraaien om gelijk te krijgen is het einde zoek. Dit is precies de reden dat het creationisme totaal niet serieus wordt genomen.”

Deze scepticus gaat er met gestrekt been in. Kennelijk heeft deze persoon niet zulke goede ervaringen met gelovigen. Omdat de reactie sterk emotioneel is bevat het ook veel ongenuanceerdheden en onwaarheden. Net als onder het kopje hierboven is het in de oproep niet te doen om ‘waarheid koste wat het kost’ om te buigen. Alsof wetenschapsbeoefening tot absolute waarheden kan komen. Dat is niet het geval! Meer dan elders zien we binnen de wetenschapsbeoefening de beperktheid van ons verstand onder ogen. Daarmee is het hoogste doel van de wetenschapsbeoefening om de juiste verklaring van dit moment en met de huidige kennis te bieden. Binnen de creationistische wetenschapsbeoefening geldt hier de beste verklaring van dit moment en met de huidige kennis (rekening houdend met Gods openbaring). Oók binnen de creationistische wetenschapsbeoefening moet rekening gehouden worden met de beperktheid van het verstand en het ontbreken van belangrijke puzzelstukjes. In plaats van het gestrekte been van de scepticus past hier bescheidenheid. Het is bijbelgetrouwe archeologen er dus niet om te doen de waarheid te verdraaien, maar om de archeologische vondsten vanuit een ander kader dan de naturalistische te interpreteren.

Before present is een neutrale tijdsrekening

Een persoon (D) die kritisch tegenover de oproep staat, geeft het volgende aan:

“Er is al een neutrale tijdsrekening: BP, before present. Wordt vrij algemeen in de archeologie gebruikt. En verder houd ik mij aan de wetenschap, dat terzijde.”

Before Present’ is geen ‘neutrale’ tijdsrekening, maar bedacht door Willard Frank Libby (1908-1980) die met zijn collega’s de C14-methode ontwikkelde.5 BP wordt gebruikt bij naturalistische C14-dateringen met ‘hoge’ ouderdommen. ‘Present’ is overigens misleidend omdat het jaar 1950 als uitgangspunt wordt gehanteerd. Ten slotte lijkt er achter de invoering van ‘Before Present’, ‘Before Common Era’ of ‘Common Era’ een antichristelijke (in ieder geval ontkerstenende) geest schuil te gaan. In ieder geval wordt de geschiedenis hierdoor (semantisch) losgeweekt van God (Anno Domini) en Christus (voor/na Christus), of dat nu methodologisch (BP) of ideologisch (BCE en CE) is en of dat nu met goede of kwade bedoelingen gebeurd is.6 Dat laatste is natuurlijk verre van neutraal! Het is prima om wetenschap een grote(re) plaats te laten hebben binnen het wereldbeeld, de vraag is echter wel of dat creationistische of naturalistische wetenschapsbeoefening moet zijn.

Dom en onwetenschappelijk

Een persoon (E) die kritisch tegenover de oproep staat, geeft het volgende aan:

“Er is maar een soort wetenschap. Dat is de wetenschap die op basis van feiten en waarnemingen conclusies trekt. Een wetenschap die op basis van vooraf bepaalde aannames op een vooraf aangenomen conclusie probeert te komen is geen wetenschap. Kortom de aarde is veel ouder dan 6000 jaar. Dat ontkennen is gewoon dom en volstrekt onwetenschappelijk.”

We zien hier verschillende zaken verkeerd gaan. Allereerst zien we dat hier de natuurwetenschap, slechts als wetenschap gezien wordt. Daarmee worden de alpha- en gammawetenschappen grotendeels uitgesloten. Dat lijkt mij een verregaande stap, zelfs voor een naturalist. Ten tweede wordt hier niet in rekening gebracht dat slechts het verheffen van de natuurwetenschap ook een vooroordeel is. Het betreft een bepaalde wetenschapsfilosofie die niet volgt uit de natuurwetenschap zelf. Daarmee wordt het betoog van deze atheïst inconsistent. Ten derde is het een algemeen misverstand dat de naturalistische wetenschapsbeoefening, waarbij alleen rekening gehouden wordt met natuurlijke oorzaken, een neutrale wetenschapsbeoefening zou zijn. Ten vierde volgt de opmerking dat de aarde ‘veel ouder is dan 6000 jaar’ niet uit het voorgaande. Het is daarmee geen conclusie, maar een vooraf gestelde claim. Ten slotte wordt in de reactie van deze atheïst afgesloten met een drogreden (‘het is gewoon…’). In deze archeologische discussie gaat het overigens niet om de ouderdom van de aarde, maar eerder over de ouderdom van de mensheid. Een verschil dat ook creationisten wel eens over het hoofd zien als ze argumenten voor een jonge ouderdom van de mensheid aandragen tegen een oude aarde.

Niet onbevooroordeeld

Alle reageerders vanuit naturalistische en/of theïstisch evolutionistische paradigma lijken ervan uit te gaan dat de (al dan niet methodologisch) naturalistische wetenschapsbeoefening ‘neutraal’ is en dat creationistische wetenschapsbeoefening ‘bevooroordeeld’ zou zijn. Dat eerste geldt per definitie niet, want het is (methodologisch) naturalistisch. Onbevooroordeelde wetenschapsbeoefening bestaat niet. De onderzoeker neemt altijd zijn of haar bagage mee.

Een persoon (F) die kritisch tegenover de oproep staat, geeft het volgende aan:

“Is waarschijnlijk niet mogelijk, omdat het gewoonweg niet haalbaar is om alle archeologische vondsten in 6000 jaar te proppen. Dat laat dit bericht juist ook zien? En het zou toch ook geen wetenschappelijke benadering zijn? Je gaat dan al bevooroordeeld het onderzoek aan en je sluit bij voorbaat uit, dat de aarde wel miljarden jaren oud is, terwijl dat misschien wel gewoonweg de waarheid is.”

Onbevooroordeeld onderzoek bestaat niet (later gaf deze criticus dat ook toe). De criticus in de bovenstaande reactie wil zelfs niet aan bijbelgetrouwe archeologie beginnen en gaat daarmee zelf bevooroordeeld ‘het onderzoek aan’ en ‘sluit’ deze criticus ‘bij voorbaat uit, dat de aarde’ (beter: de mensheid) ‘wel’ duizenden ‘jaren oud is’. Dat de huidige mensheid (H. sapiens) honderdduizenden jaren oud is, dat is de best mogelijke naturalistische verklaring voor dit moment. Rekening houdend met Gods openbaring zal een creationist daar anders over denken. Het is sterk naturalistisch bevooroordeeld om een dergelijk streven tot oprichting van een bijbelgetrouw archeologisch instituut, zoals voorgesteld wordt in de column, bij voorbaat af te wijzen. Alsof de complete archeologie alleen in de naturalistische broekzak te vinden is. Quod non.

Geen uitdaging maar een opluchting

Een persoon (G) die kritisch tegenover de oproep staat, geeft het volgende aan:

“Nee. Dat zou geen uitdaging zijn. Het zou een opluchting zijn voor klassieke scheppingsgelovigen, maar bestaat niet. Je moet toch de gehele prehistorie ontkennen om in het letterlijke Bijbelverhaal te geloven. Dat geldt ook voor de astronomie, waarin we de historie zien van het universum.”

De criticus haalt er de astronomie bij, hoewel interessant laten we dat hier rusten. Het gaat immers in de column om archeologie. Per definitie en ook wetenschapspraktijk is astronomie geen archeologie en vice versa. Sterk ageren tegen de naturalistische astronomie, zou het verzetten van de doelpalen uit de column betekenen. Daarnaast kun je een oud (geschapen) heelal verdedigen en toch overtuigd zijn van een jong (geschapen) mensheid.

Uiteraard hoef je de prehistorische vondsten niet te ontkennen. Dat is ook wat de Staphorster raadsleden keer op keer benadrukten. Bijbelgetrouwe archeologen wijzen echter de naturalistische interpretatie van deze vondsten af, net als de hoge(re) ouderdommen. Dat wil niet zeggen dat men ‘de gehele prehistorie’ moet ontkennen. Ten slotte is het geen opluchting, maar een uitdaging. Klassieke scheppingsgelovigen hebben voor het geloof in Christus Jezus het immers niet nodig om tot een rationeel-sluitend tijdskader te komen. Sterker nog, als alles bewezen zou kunnen worden (wat per definitie onmogelijk is) dan zou het geen geloof meer zijn. Bovendien is het onmogelijk om voor alle vondsten een sluitende verklaring te hebben. Er zullen altijd open vragen en met het paradigma strijdende zaken overblijven. Het is wel de uitdaging om alle vondsten zo goed mogelijk te interpreteren. Die uitdaging geldt zowel creationistische als naturalistische wetenschappers.

Toejuichen want dan zien ze hoe onmogelijk het is

Een persoon (H) die kritisch tegenover de oproep staat, geeft het volgende aan:

“Ik zou het zeer toejuichen wanneer jonge aarde creationisten eens een net archeologische overzicht van de wereldgeschiedenis zouden maken. Als dat serieus wordt aangepakt, zal blijken dat er te veel geschiedenis is om in 6000 jaar onder te brengen.”

Het is mooi om vanuit theïstisch evolutionistische zijde aangemoedigd te worden, al lijken de intenties van de criticus niet geheel zuiver. De aanmoediging lijkt erop gericht om creationisten te overtuigen van eigen (theïstisch evolutionistisch) gelijk. Namelijk dat creationisten zijn als een groep bergbeklimmers.7Ze ploeteren hun weg naar de top waar ze uitzicht zullen hebben op de waarheid. Maar als ze boven zijn, ontdekken ze dat’ deze aarde toch oud is. Kijken ze om zich heen dan zien creationisten de theïstisch evolutionisten weer, die er al langer achter zijn dat de aarde oud is. Dat lijkt mij een wat hautaine stellingname. Goed om creationistische archeologen aan te moedigen, maar dan graag wel zonder bijbedoelingen.

Heroriëntatie van Bijbelse basisovertuiging

Een persoon (I) die kritisch tegenover de oproep staat, geeft het volgende aan:

“Ik zou beginnen met een heroriëntatie op de Bijbelse ‘basisovertuiging’. Daarvoor hoef je de Bijbelse teksten niet ter discussie te stellen, maar wel de interpretatie van bepaalde Bijbelse begrippen. Zo wordt bij de schepping van de aarde al gauw gedacht aan de schepping van de ‘planeet’ aarde. Op Bijbelse gronden is te verklaren dat met de geschapen aarde, het droge land, het oprijzen van land uit de oervloed is bedoeld, je zou dat land mogelijk het Pangea kunnen noemen. De aarde was verborgen en werd vervolgens zichtbaar gemaakt, een soort geboorte. De schepping van de hemel(en) zou je kunnen opvatten als de atmosferische lagen boven de aarde. In de Bijbel lezen we immers o.m. over de ‘vogelen des hemels’. Aan de hand van de Bijbelse chronologie is de schepping of geboorte van onze gemeenschappelijke voorouder Adam, te dateren op 4000 v. Chr. Maar was Adam de eerste mens? We lezen dat op een zeker moment werd gezegd “Laat Ons mensen maken”. Kennelijk was het ‘concept mens’ al bekend, want er werd niet verklaard wat met ‘mens’ werd bedoeld. Wel werd verklaard dat die mens van een bepaald soort zal worden namelijk: “naar Ons beeld en Onze gelijkenis”. Buitenbijbelse bronnen zijn er ook. Op gevonden kleitabletten in Mesopotamië die ouder zijn dan de Bijbelse geschriften lezen we ook veel terug over de schepping, die zijn op dat punt veel uitgebreider in gebeurtenissen en in tijdsperioden dan die in de Bijbel staan vermeld. De verhalen hebben veel overeenkomsten met die van de Bijbel, maar er zijn ook grote verschillen. Zo lezen we o.a. over goden die tot wel 120.000 jaar heersten over steden en elkaar met vergelijkbare periodes opvolgden, ver voordat de huidige mens ten tonele verscheen.”

In de bovenstaande reactie zie ik geen betoog tegenover (heroriëntatie) mijn column. De column ging over Staphorster archeologie. De reactie hierboven gaat over Adam én over Mesopotamië. Hier ontgaat mij de heroriëntatie op de Bijbelse basisovertuiging. Adam  wordt als gemeenschappelijke voorouder geplaatst op 4000 voor Christus. Hier komt de criticus voor dezelfde uitdaging te staan als de Staphorster raadsleden (en dan lost deze heroriëntatie helemaal niets op). Was Adam de eerste mens? Als we Romeinen 5 en andere Schriftgegevens volgen dan is dit het geval. Aangaande de koningslijsten op de kleitabletten, ben ik vooral benieuwd naar de gemeenschappelijke bron en receptiegeschiedenis van deze geschiedenissen.  Ten slotte gaat de vergelijking met Pangea mank, omdat er voor Pangea ook al tektonisch opgerezen land bestond. Bovendien is het viel Pangea volgens de naturalist tijdens het Jura uiteen. Deze vermeende heroriëntatie lost in feite niets op voor de Staphorster archeologie.

‘Geef eerst eens antwoord op claim ‘x’ of ‘y’’

Een persoon (J) die kritisch tegenover de oproep staat, geeft het volgende aan:

“Ik zou zeggen: begin eens met uit te leggen waarom we in geen enkele aardlaag ouder dan het laat Mioceen sporen (gereedschappen, fossielen) van mensen vinden als mensen er vanaf het begin geweest zijn.“

De oproep om te komen tot een bijbelgetrouw archeologisch instituut heeft niet als primaire doel atheïsten van bevredigende antwoorden te voorzien, maar vooral om de werkelijkheid vanuit het klassieke scheppingsgeloof te interpreteren. Daarnaast is het een utopie om te beweren dat een dergelijk instituut op alle vragen een antwoord heeft. Dat is onmogelijk en zoals hierboven gezegd zullen er altijd open einden blijven. Dat is het mooie aan bescheiden wetenschapsbeoefening.

De stelling van de atheïst hierboven is sterk naturalistisch vooringenomen. De naturalistische tijdsrekening wordt als standaard genomen en de tijdskaders (als verschillende langdurige tijdvakken) worden gehanteerd. Bovendien is de claim verre van bescheiden, maar zeer stellig dat er vóór het boven-Mioceen (‘laat’ veronderstelt de naturalistische tijdsrekening) géén menselijke artefacten of fossielen te vinden zijn. Dr. Michael Brandt daagt deze naturalistische claim uit in zijn boek ‘Vergessene Archäologie: Steinwerkzeuge fast so alt wie Dinosaurier’.8 Deze gedachten van Brandt zouden goed passen bij een zogenoemde Krijt-Paleogeen zondvloedgrens. Waarbij de mensen vóór de zondvloed (dus de aardlagen van het Paleozoïcum en Mesozoïcum) totaal verdelgd zijn en daarmee niet meer terug te vinden zijn. Na de zondvloed is er een rekolonisatieproces op gang gekomen, waarbij de mensen tot Babel bij elkaar woonden (deze Babel-locatie is nog niet teruggevonden) en zich daarna over de aarde verspreidden. Er zijn echter ook diverse uitdagingen voor deze chronologie en óók die uitdagingen moeten overdacht worden. Niet vanwege druk vanuit atheïstische gelovigen, maar vanuit intrinsieke motivatie en tot eer van onze Schepper.

De criticus maakt echter niet duidelijk wáárom een bijbelgetrouw archeologisch en historisch instituut juist bij deze vraag zou moeten beginnen. Wat mij betreft start een bijbelgetrouw archeologisch en historisch instituut in het heden (net zoals men dat in de genealogie doet), en gaat men zo steeds verder terug naar het verleden. Niet alleen de zogenoemde prehistorie is interessant, maar ook de Romeinse tijd en de kerstening van Europa (waar ook flink discussie over is wanneer dat begon). Sterker nodig is het om eerst te focussen op de voorvragen! Bijv. Welke plaats heeft Gods openbaring in de geschiedbeoefening? Een mooi proefschrift om als leidraad daarvoor te gebruiken is dat van dr. Ewald Mackay, ‘Geschiedenis bij de bron. Een onderzoek naar de verhouding van christelijk geloof en historische werkelijkheid in geschiedwetenschap, wijsbegeerte en theologie’.9

Ten slotte

We zien dat critici en sceptici bij voorbaat het oprichten van een archeologisch en historisch instituut als ondeugdelijk afwijzen. Iets bij voorbaat afwijzen als ondeugdelijk komt door een modernistische wetenschapsfilosofische kijk op wetenschapsbeoefening, namelijk dat er sprake is van neutrale wetenschapsbeoefening. De oprichting van een dergelijk instituut kan mogelijk gezien worden als ontkrachting van deze gedachte. Een dergelijke sterke afwijzing van critici en sceptici hoeft ons echter niet uit het veld te slaan en ons ook niet te verbazen. Het is per definitie volkomen logisch dat naturalisten en theïstisch evolutionisten afwijzend staan tegenover bijbelgetrouwe wetenschapsbeoefening (in dit geval geschiedenis en archeologie). De mensheid slechts duizenden jaren oud, dat kán en mág immers niet juist zijn! De waargebeurde casus van Staphorst laat ons zien dat het nodig is om experts te raadplegen/in te zetten die én de juiste opleiding hebben én vasthouden aan de (historische) betrouwbaarheid van de Schrift.

Voetnoten

Feedback & Vragen 2023: Verwarren creationisten de leeftijd van de aarde met het ontstaan van het christendom?

Binnenkort verschijnt de bundel ‘Inzicht: Wetenschap voor Gods aangezicht’ bij uitgeverij De Banier.10 De presentatieavond zal op 30 maart 2023 D.V. plaatsvinden. Her en der ben ik wat reclame aan het maken voor de bundel en de presentatieavond.11 Dat levert zowel positieve als negatieve feedback op en ook contra-argumenten. Hoewel in de bundel de leeftijd van de aarde geen hoofdthema is van de bundel, had iemand hier toch een aanmerking over. Hij gaf aan dat creationisten de leeftijd van de aarde verwarren met het ontstaan van het christendom.

Kritiek

De kritiek luidde als het volgt, licht aangepast om de anonimiteit te waarborgen:

“Ik worstel al jaren met de vraag dat mensen claimen dat de aarde ongeveer 7000 jaar bestaat, terwijl wetenschappers claimen dat gevonden beenderen van oude mensen en dieren misschien wel 3,5 miljoen jaar oud zijn. Voor mij zelf leg ik dit uit door de groepentheorie in de wiskunde toe te passen en te zeggen dat het christendom 7000 jaar geleden is gesticht en dat voor sommigen dat gelijk staat aan het ontstaan van de leefbare wereld op deze aarde. Dit wordt vaak niet gewaardeerd en begrepen.”

Reactie

De groepentheorie in de wiskunde is de studie van groepen. Deze groepen worden gebruikt om de symmetrie van een wiskundig object meet te beschrijven. Uit de bovenstaande beschrijving wordt niet duidelijk hoe de reageerder deze wiskunde wil gebruiken voor de creationistische vaststelling van de leeftijd van de aarde. Wel begrijp ik de worsteling van deze persoon met de leeftijd van de aarde. De aarde kan niet tegelijkertijd 7.000 en miljarden jaren oud zijn. Deze worsteling zullen veel creationisten ervaren. Daarom bestrijden creationisten ook theorieën van Deep Time en proberen ze natuurwetenschappelijke aanwijzingen te vinden voor een (veel) jongere aarde.

Creationisten verwarren echter het ontstaan van het christendom niet met de leeftijd van de aarde. Het ontstaan van het christendom is redelijk goed gedocumenteerd. De mensen van die weg (Handelingen 9:2) werden in Anthiochië voor het heerst Christenen genoemd (Handelingen 11:26). Over de cultuurgeschiedenis van deze nieuwe religie in de Grieks-Romeinse wereld schreef dr. Daniël de Waele een interessant boek, ‘Ontluikend Christendom’.12 Het christendom is ontstaan in de eerste eeuw na Christus uit het zendingswerk van de apostelen van de Heere Jezus Christus. Dit is nu ongeveer 2000 jaar geleden. Creationisten verwarren dus niet het ontstaan van het Christendom met de leeftijd van de aarde. De leeftijd van de aarde wordt door hen berekend met behulp van onder andere de geslachtsregisters in Genesis 5 en 11. Ter onderbouwing en discussie zie bijvoorbeeld het artikel van Jeremy Sexton met als titel ‘Evangelicalism’s search for Chronological Gaps in Genesis 5 and 11: A Historical, Hermeneutical, and Linguistic Critique’.13

Dit staat, zoals de reageerder ook al aangaf, in schril contrast met de naturalistische ontstaansgeschiedenis. In deze evolutionair-naturalistische ontstaansgeschiedenis kent de mens een gemeenschappelijke voorouder met de moderne mensapen. Een interessant boek dat het naturalistische verhaal beschrijft is ‘Evolution: The Human Story’ van dr. Alice Roberts et al.14 Het is niet vreemd dat de reageerder in verwarring raakt en niet meer weet waar hij voor moet kiezen. De neiging om een compromis te sluiten is daarom ook niet vreemd. Zelf wil ik onverkort vasthouden aan de Schrift (en de belijdenisgeschriften). Als daaruit blijkt dat de mensheid relatief recent geschapen is, en dat is mijns inziens het geval, dan hebben we niets anders te doen dan dit te accepteren. Vervalt daarmee de gehele wetenschap? Dat is niet het geval. Veel creationisten erkennen de ruime variatie binnen het baramin van de mensachtigen. Ze proberen de verschillende fossielen te duiden in de scheppingsmozaïek van leven. Uiteraard levert dat onderlinge discussie op. We hebben de werkelijkheid immers niet in onze broekzak. Een interessant boek voor de duiding van aapachtige en mensachtige fossielen is ‘Contested Bones’ van Christopher Rupe (MSc.) en dr. John Sanford.15 De mensachtige fossielen stammen dan volgens creationisten allen van Adam en Eva af. Creationisten betwijfelen ook de datering rond deze menselijke fossielen. Daarvoor verwijs ik graag naar het (nog) niet gepubliceerde sedimentaire onderzoek van drs. Tom Zoutewelle in de Olduvaikloof.16

Het compromis dat de reageerder wil sluiten is niet mogelijk. Het ontstaan van het christendom en de leeftijd van de aarde (mensheid) zijn twee onafhankelijke zaken die we niet met elkaar moeten verwarren. Het christendom is één van de openbaringsvormen van het verbond. Dat wil dus niet zeggen dat het geloof in God de Schepper even oud is als het christendom. De verschillende openbaringsvormen van het verbond zijn: (1) De particuliere vorm (Adam tot Abraham), (2) De patriarchale vorm (Abraham tot Mozes), (3) De nationale vorm (Mozes tot Christus), en (4) de internationale of kerkelijke vorm (het Nieuwe Testament en daarna). Zo is het daarmee aan elkaar te koppelen, maar dat is wat anders dan de leeftijd van de aarde gelijkstellen met het ontstaan van het christendom.

Voetnoten

Hendrik van Meerten (±1734-1807) is geen zoon van Klaas Janse van Meerten (?-?)

Soms zijn genealogische puzzelstukjes leuk en kun je daardoor figuren met dezelfde achternaam aan elkaar koppelen. Soms kunnen genealogische puzzelstukjes ook voor hoofdbrekens zorgen of laten ze toch een ander beeld zien dan van tevoren gedacht. Dat is ook zo bij Hendrik van Meerten (±1734-1807). Gegevens over deze al lang overleden persoon laten ook zien dat genealogische informatie op het internet altijd getoetst moet worden aan originele bronnen.

Zoon van Klaas Janse?

Op 4 mei 1807 overleed Hendrik van Meerten te Ingen in de leeftijd van 73 jaar. We weten niet wanneer hij is geboren en gedoopt. Naar alle waarschijnlijkheid medio 1733 of 1734 te Ingen, maar het Ingense doopboek is verloren gegaan (of nog niet teruggevonden).17 Daardoor weten we de exacte datum niet en ook niet wie zijn ouders zijn. Tenminste, niet via deze weg. Hendrik is getrouwd met Adriana van de Peppel, maar helaas ontbreken voor Ingen ook de trouwboeken uit die periode. Dat geeft voer voor speculatie. In de kwartierstaat Vermaat-Van den Born-Winter-Schaap wordt Hendrik van Meerten gezien als zoon van Klaas Janse van Meerten en Willemke Cornelisse van Ingen.18 En dit is niet de enige genealogie die dat heeft.19 Als trouwdatum wordt 1762 genoemd. Waarschijnlijk omdat de oudste zoon van Hendrik en Adriana Klaas heette en deze geboren is te Ingen rond 1764 (of 1763). Lange tijd heb ik óók zo gedacht. Ook nadat ik een genealoog uit de Amerikaanse emigrantentak die van deze Hendrik afstammen sprak en hij aangaf dat zijn tak via Hendrik van Klaas Janse stamde.

Het zit anders

Gelukkig zijn niet alle bronnen verloren gegaan. In 2018 bezocht ik het studiecentrum van de Historische Kring Kesteren en Omstreken te Ommeren. Daar is een prachtig oud-rechterlijk archief te vinden onder de naam Osenvorenreeks.20 Deze reeks met tientallen delen is een pareltje voor genealogen die vastlopen met doop-, trouw- en begraafregisters van kerken. Maar ook voor degenen die dat niet geldt is de reeks een pareltje. Daar kwam ik een akte van transport tegen waar de familiebanden van Hendrik (en Adriana) worden opgehelderd. Het gaat om een stuk land waarbij de kinderen en erfgenamen van Peter van Meerten (1682-?) en Jantje van Lienden (?-?) bij betrokken zijn.21 Kennelijk hebben vier kinderen de volwassen leeftijd bereikt en zijn getrouwd. Het gaat om Bart, Jacob, Hendrik en Adriaantje. Bart is getrouwd met Anna Margrita Himmers (of Hiemers), Jacob is getrouwd met Margrita van Brink, Hendrik is getrouwd met Adriana van de Peppel en Adriaantje is getrouwd met Willem van Markesteijn. Het is overigens niet de enige akte waarbij deze vier kinderen bij elkaar staan.22 Hendrik is daarmee helaas niet de zoon van Klaas, maar van Peter.23 Daarmee wordt een hele tak afgesneden van de tak waar onze familie uit voortgekomen is. Peter is namelijk een zoon van Jacob en Jacob van Dirk, maar verder terug ben ik nog niet gekomen. En datzelfde geldt voor mijn tak. Klaas is een zoon van Jan en die weer een zoon van Claes, maar verder terug ben ik nog niet gekomen. Zo zie je maar weer, ook voor genealogen geldt: genealogie is als ‘killing your darlings’. Het staven met primaire bronnen is erg belangrijk!

Voetnoten

Kleine aanpassingen en bruikbare informatie van ‘Van Roekel’-genealogie inzake de nakomelingen van Peter Stunnenberg (1836-1913) en Gerritje van Meerten (1836-1904)

De genealogie van de familie Van Roekel24 bevat nuttige aantekeningen en details over deze familie in zijn geheel, maar ook over het parenteel van Gerritje van Meerten (1836-1904) en Peter Stunnenberg (1836-1913).25 Enkele zaken behoeven aanvulling en die hoop ik met dit korte artikel te geven.

Omdat ik binnen de genealogie Van Meerten niet verder ga als de eerste lijn van de vrouwelijke naamdragers bevat de website Van Roekel nuttige aanvullingen over de kleinkinderen van Gerritje van Meerten (1836-1904) en Peter Stunnenberg (1836-1913). Wanneer u geïnteresseerd bent in de nakomelingen uit dit gezin dan loont deze website de moeite van een bezoek.26 Een aantal zaken heb ik in het verleden al aangevuld, via de e-mail.

Pieter Stunnenberg (1877-1959)

We lezen op de website van Van Roekel dat Pieter leerling-machinist en machinist is geweest.27 Hij is twee keer getrouwd. De eerste keer met Hermina Johanna Oostendorp (1879-1913). De tweede keer op 22 mei 1913 met Petronella Berkman. Petronella is geboren op 18 november 1880 te Amsterdam28 Op de website Van Roekel staat 1881, dat is niet correct. Petronella is overleden op 4 april 1966 te Zeist.29 Haar overlijdensdatum wordt op de website Van Roekel niet genoemd.

Maria Willemina Stunnenberg (1864-1916)

Bij Maria Willemina ontbreekt de overlijdensdatum. Zij is overleden op 25 april 1916 te Amsterdam.30

Frederik Willem Diemer (1870-1940)

Bij Frederik Willem ontbreekt de overlijdensdatum. Hij is overleden op 12 februari 1940 te Amsterdam.31

Nuttige informatie vanaf deze website

Voor het parenteel van Gerritje van Meerten en Peter Stunnenberg geeft de familiewebsite Van Roekel nog meer informatie.

Vader en moeder: Peter Stunnenberg (1836-1913) is boerenknecht en arbeider. Gerritje van Meerten (1836-1904) is dienstmeid. Er staat ‘zoon van’, maar dat moet voor Gerritje natuurlijk zijn ‘dochter van’.

Anna: Anna Stunnenberg (1862-1959)32 was dienstbode en concierge. Zij was getrouwd met Leendert van Eck (1859-1906) die van beroep timmerman was. Samen kregen ze 2 kinderen.

Maria Willemina: Maria Willemina Stunnenberg (1864-1916)33 is dienstbode van beroep. Zij was getrouwd met Frederik Willem Diemer (1870-1940). Frederik Willem was kleermaker van beroep. Hier staat nog bij dat vader Peter Stunnenberg mandenmaker van beroep is. Het echtpaar kreeg 7 kinderen. De bronnen bevatten aanvullende informatie. Volgens Peter Post heeft Mina Stunnenberg een zoon gekregen Marinus Stunnenberg die wordt afgestaan aan de familie Diemer-Stunnenberg. Zoals blijkt uit de huwelijksakte is dit incorrect.34 Marinus is een buitenechtelijke zoon van Maria Willemina. Maria Willemina komt op 13 mei 1886 uit Wageningen en is dienstbode bij familie Jacobus Boelen, cargadoor35, Westeinde 9 te Amsterdam. Ze vertrekt op 28 april 1887 naar ’s-Gravenhage. Op 30 maart 1888 komt ze weer vanuit ’s-Gravenhage naar Amsterdam om daar opnieuw te dienen bij familie Boelen, cargadoor, Plantage Middenlaan 20. Ze vertrekt daar weer in mei 1888 om te dienen bij de familie van Marucs Wolf, heel- en vroedmeester, Keizersgracht 13.36

Mina: Mina Stunnenberg (1869-1960)37 is ook dienstbode van beroep. Bij Mina staat ‘zoon van’ dat moet natuurlijk zijn ‘dochter van’. Haar man is Adrianus Johannes Post (1871-1949) van beroep smid, stoker, leerling machinist, machinist, machinist NS. Samen krijgt het echtpaar 12 kinderen. Marinus Stunnenberg (1887-1888) is volgens deze pagina haar buitenechtelijke kind. Aanvullende informatie is dat Mina op 22 september 1888 als dienstbode aankomt bij de familie Aaron de Vroes, koopman, Oudezijdsachterburgwal 147. Daarna vertrekt ze in november 1889 als dienstbode naar de familie Isaac Carvalho, kleermaker, Anthoniebreestraat 41. Ze vertrekt daar in juni 1890.38

Pieter: Pieter Stunnenberg (1877-1959)39 is dus twee keer getrouwd zoals hieroven aangegeven. Bij Hermina Johanna kreeg hij twee kinderen.

Voetnoten

‘Big Man’ blijft probleemfossiel

In dit stuk wil ik ingaan op de kritiek van atheïst Bart Klink op een artikel dat ik in 2020 schreef voor Weet Magazine. Het artikel ging over een fossiel (‘Big Man’ genoemd) dat in Ethiopië is gevonden, en dat gezien wordt als het fossiel van een aapachtige. Ik betoogde dat het niet gaat om een aapachtige, maar om een mens. Dat zou een probleem zijn voor de evolutietheorie, omdat het fossiel in veel te oude aardlagen gevonden is om van een mens te kunnen zijn. Klink bekritiseerde mijn artikel. Hieronder wil ik laten zien dat de kritiek van Bart Klink niet terecht is, en dat Big Man een problematisch fossiel blijft voor evolutionisten.

“Dit artikel gaat over een fossiel (‘Big Man’ genoemd) dat in Ethiopië is gevonden, en dat gezien wordt als het fossiel van een aapachtige.” Foto: Reliëfkaart van Ethiopië. Bron: Wikipedia.

Vooraf twee korte opmerkingen. Ten eerste: voor de lezers die niet bekend zijn met de vondst, is het goed om het oorspronkelijke Weet-artikel40 en het kritische stuk van Bart Klink41 goed door te lezen. Anders is het onderstaande misschien lastig te volgen. Ten tweede: wetenschappers gebruiken in hun papers niet de naam ‘Big Man’, maar noemen het fossiel wat droogjes KSD-VP-1/1. De losse delen van KSD-VP-1/1 krijgen een apart lettertje erbij. Het rechter bovenbeen van Big Man heet bijvoorbeeld KSD-VP-1/1b. In het onderstaande stuk zal ik grotendeels de wetenschappelijke benaming aanhouden, omdat er een aantal citaten staan waarin die naam ook gebruikt wordt.

Bart Klink

Bart Klink studeerde volgens de biografie op zijn website Bewegingstechnologie en Bewegingswetenschappen, en is al jaren een bekende stem in het schepping-evolutiedebat in Nederland. In zijn blogartikel levert Klink kritiek op hoe Nederlandse creationisten tegen menselijke evolutie aankijken, en hij wijdt ook een paar pagina’s aan het Weet-artikel over Big Man. Verder reageerde hij op het artikel in twee Facebook-posts, maar alle belangrijke punten die hij daarin noemt, komen ook terug in het stuk op zijn website. Vandaar dat ik hier enkel inga op het stuk op zijn website.

Kwade opzet?

Verschillende keren noemt Klink het Weet-artikel misleidend, en hij zegt dat ik selectief omga met de literatuur. Hij lijkt uit te gaan van kwade intenties van mijn kant. Zo’n houding lijkt me niet heel constructief. Als ik in het Weet-artikel geen eerlijk plaatje hebt geschetst van de vondst (wat mijns inziens niet het geval is), is dat geen kwade opzet geweest. Allemaal zijn we mensen die vatbaar zijn voor confirmation bias en andere psychologische valkuilen. Dat geldt niet alleen voor mij, maar zeker ook voor Klink, omdat hij, zoals ik zal laten zien, regelmatig alleen citaten gebruikt die zijn visie ondersteunen. Het is goed om elkaar te corrigeren als er niet goed met de literatuur wordt omgesprongen, maar laten we daarbij wel uitgaan van de eerlijke houding van de ander.

Kritiek

De kritiek van Klink loopt soms wat door elkaar, en hij herhaalt hier en daar wat punten. Daarom heb ik het per onderwerp hieronder weergegeven. De citaten staan in het oorspronkelijke stuk van Klink dus niet per se in de volgorde waarin ik ze behandel. Klinks citaten zijn telkens in cursief weergegeven.42

Volgens het stuk op de Logos-site zou dit een problematisch fossiel zijn, en bovendien gewoon van een mens. Dit is opmerkelijk omdat Van Heugten [eigenaar van Waaromschepping en medewerker van Weet Magazine, KR] een ander fossiel van dezelfde soort (Lucy, (…)) nog als aap classificeerde.

Naar mijn weten beschouwen alle creationisten Lucy als een aap, inclusief ikzelf. Sommigen denken weliswaar dat Lucy rechtop liep,43 maar ook zij zijn het erover eens dat het een aap was. Dat betekent natuurlijk niet dat alle andere A. Afarensis-resten ook van (uitgestorven) apen zijn. Het is best mogelijk dat sommige van die resten onterecht aan Lucy’s soort worden toegeschreven, en eigenlijk van mensen afkomstig zijn.44 Dat is mogelijk ook wat er aan de hand is met Big Man. Het is dus helemaal niet gek dat Van Heugten Lucy als aap ziet, terwijl ik beweer dat Big Man waarschijnlijk een mens is.

Waarom is dit fossiel volgens creationisten een probleem? “Het is veel te menselijk en veel te oud om in het evolutieverhaal te passen” en “lang niet alle [fossiele] vondsten passen mooi in dat plaatje [van menselijke evolutie]”. Zij hebben blijkbaar nog steeds het simpele plaatje voor zich van zuiver anagenese: één rechte lijn van aapachtige voorouder naar moderne mens. Geen enkele moderne evolutiebioloog heeft dit ‘plaatje’ nog voor zich bij de menselijke evolutie. De evolutionaire geschiedenis van de mens is complex, met verschillende doodlopende takken en tegelijk levende soorten. Het is lastig om de exacte relaties van de verschillende soorten tot elkaar te bepalen (zie noot 3) en daar is ook de nodige discussie over onder wetenschappers. Voor de grote lijn in de menselijke evolutie zijn de precieze relaties ook niet nodig, die is al een tijd duidelijk en daar verandert deze vondst niets aan.

Nergens in het Weet-artikel beweer ik dat evolutionisten geloven in een anagenetisch model voor het ontstaan van de mens, ook niet in de woorden die Klink citeert. Sterker nog, ik benoem letterlijk dat “binnen het geslacht van de Australopithecinen (…) allerlei soorten [bestonden]. De meeste daarvan waren evolutionair gezien doodlopende wegen, maar een ervan wordt beschouwd als een belangrijke evolutionaire schakel, omdat daaruit het geslacht Homo zou ontstaan.” Natuurlijk zijn er allerlei nuances mogelijk. Er is verschil van mening onder wetenschappers uit welk Australopithecussoort het geslacht Homo voortkwam, en misschien zal men wel moeten concluderen dat uit geen enkele soort was die momenteel bekend is. Maar voor zulke nuances is in een populairwetenschappelijk artikel maar beperkte ruimte. Uiteindelijk is het geslacht Homo volgens evolutionisten toch voortgekomen uit de Australopithecinen, en de soort die daarbij in veel modellen een sleutelrol inneemt, is A. afarensis.

Dat de vondst van Big Man niets zou veranderen aan de grote lijn van de menselijke evolutie, klopt alleen als je het fossiel als A. afarensis classificeert. Als Big Man echter een mens was, liepen er kennelijk 3,6 miljoen jaar geleden al mensen rond, en moet wel degelijk het huidige plaatje van de menselijke evolutie op zijn kop.

Seksuele dimorfie

In het oorspronkelijke Weet-artikel betoog ik dat Big Man op veel punten verschilt van Australopithecus afarensis. Volgens Klink zou je die verschillen kunnen verklaren met een beroep op seksuele dimorfie:

Ze wijzen erop dat Big Man 1,50 meter lang was, een halve meter langer dan Lucy. Lucy was waarschijnlijk een vrouw, Big Man een man. Grote verschillen tussen geslachten (seksuele dimorfie) komen bij bepaalde soorten voor. Bij gorilla’s is dit verschil bijvoorbeeld ook erg groot. Zeker gezien het ontbreken van de schedel en tanden is het lastig te zeggen of beide fossielen van dezelfde seksueel dimorfe soort zijn, of misschien toch van twee verschillende soorten.

Niet alleen Klink grijpt seksuele dimorfie aan als verklaring voor de verschillen tussen Lucy en Big Man, ook de onderzoekers die KSD-VP-1/1 beschrijven, doen dat (o.a. in Lovejoy et al., 2016:16645). De mensachtige kenmerken van Big Man waren het gevolg van zijn grootte, zeggen zij. Die stelling is echter nergens op gebaseerd. Je kunt zoiets zeggen als je andere mannelijke A. afarensis-fossielen hebt die net zo groot zijn als Big Man. Die kun je als vergelijkingsmateriaal gebruiken. Zulke fossielen zijn er echter niet, naar mijn weten.

De gorilla’s brengen Klink ook niet veel verder. De dieren zijn inderdaad sterk seksueel dimorf: mannetjes zijn zo’n 2,37 maal zwaarder dan vrouwtjes . Je kunt die er echter niet zomaar aan hun haren bij slepen. Ze staan evolutionair immers veel verder bij de mens vandaan dan A. afarensis. Als je kijkt naar soorten die volgens evolutionisten dichter bij de mens staan dan de gorilla (chimpansees en bonobo’s), zie je dat de seksuele dimorfie veel meer overeenkomt met die van de mens. Bij chimps en bonobo’s zijn mannetjes respectievelijk 1,29 en 1,36 keer zwaarder dan vrouwtjes, en bij de mens is die ratio 1,15. Je zou dus verwachten dat de laatste gemeenschappelijke voorouder van mens en chimpansee een seksuele dimorfie had die ook in die orde van grootte ligt, en dat A. afarensis, die nog dichter bij de mens zou moeten staan dan chimpansees, dus zéker een mensachtige seksuele dimorfie had. Dat is echter niet het geval. Seksuele dimorfie bij de gorilla is in deze kwestie dus niet te gebruiken.

Verschillen tussen Big Man en A. afarensis

Klink schrijft:

Dan komt de centrale claim: het skelet van Big Man “lijkt grotendeels op dat van een mens”. Dat is opmerkelijk, want de onderzoekers schrijven in hun artikel namelijk dat veel eigenschappen kenmerkend voor Australopithecus zijn, het geslacht dat door de meeste creationisten wordt gezien als aap. Dit vermeldt Weet alleen niet, ze vermelden slechts wat in hun straatje past.

Dat Big Man eigenschappen gemeen heeft met Australopithecinen, is niet zo vreemd, omdat Australopithecinen ook veel eigenschappen gemeen hebben met mensen. Dat staat ook wel degelijk in het Weet-artikel: “Big Mans opperarmbeen (het bot in de bovenarm), de ellepijp (een van de twee botten uit de onderarm) en het dijbeen lijken zowel veel op die van Lucy (al zijn ze een stuk groter) als op die van moderne mensen.” Andere delen van het fossiel zijn echter veel menselijker dan A. afarensis. Dat is niet wat ik zelf beweer, maar wat de wetenschappers beweren die het fossiel beschrijven! Bart Klink zou de betreffende literatuur nog eens goed moeten nalezen. Verderop in dit artikel haal ik diverse citaten aan van de onderzoekers die mijn punt ondersteunen.

Het bekken

In het Weet-artikel schreef ik over het bekken: “Het laatste bot dat de onderzoekers grondig bestudeerden, was het bekken. Ook van dit bot moest men concluderen dat het er menselijk uitzag. Het was in elk geval een stuk menselijker dan dat van Lucy.”

Klinkt schrijft hierover het volgende:

Het Weet-artikel claimt ook dat “het bekken van Big Man een stuk menselijker [is] dan die van Lucy.” De onderzoekers (Haile-Selassie et al., 2010) beweren echter het tegenovergestelde: “The pelvis [bekken] exhibits a “classic” Australopithecus pattern”. (…) In de gedetailleerde studie van Owen Lovejoy et al. in het boek (Haile-Selassie & Su, 2015) blijkt uit tabel 8.5 dat er een hoop overeenkomsten zijn tussen zowel Lucy als Homo (dit geslacht is overigens breder dan alleen moderne mensen (Homo sapiens)). Deze auteurs concluderen: “Almost every aspect of the pelvis of KSD-VP-1/1 exhibits the same fundamental adaptations to upright walking as are found in Homo. As would be expected, however, there are several minor elements that still appear more primitive and which have likely been modified by selection over the course of evolution in Australopithecus to Homo.” Wederom een mix dus.

Dat de auteurs over het bekken van Big Man zeggen dat het een ‘klassiek Australopithecus-patroon’ vertoont, klopt. Dat is echter niet het hele verhaal. Klink lijkt niet goed op de hoogte te zijn van wat er in de papers gezegd wordt. Lovejoy et al. (2016) hebben het bekken proberen te reconstrueren, en volgens hen vertoont het een “…remarkable similarity to even modern human pelves, considering its great age” en wijzen ze op “…the otherwise very human aspect of the overall pelvis” (p.166). Verder zeggen ze letterlijk dat het bekken van KSD-VP-1/1 menselijker oogt dan het bekken van Lucy.

In general, it is worth noting that KSD-VP-1/1d [het bekken van Big Man, KR] has a more “modern human-looking” overall form than does A.L. 288-1 [het bekken van Lucy, KR]. (Lovejoy et al., 2016:166)

Zoals ik hierboven ook al aangaf, schijven de auteurs die verschillen vervolgens toe aan het verschil in grootte en geslacht tussen Big Man en Lucy. Dat is echter niet te controleren zolang er geen vondsten zijn om dat te staven. Tot nu toe zijn er geen andere mannelijke A. afarensis-fossielen gevonden met de afmetingen van Big Man. Samengevat is mijn claim dat Big Mans bekken er menselijk uitzag, en sowieso menselijker was dan dat van Lucy, dus niet misleidend, maar rechtstreeks afkomstig uit de onderzoeksartikelen.

Nekwervels

In het Weet-artikel schreef ik dat de nekwervels van Big Man het meest lijken op die van mensen, terwijl die van A. afarensis lijken op die van hedendaagse mensapen. Klink reageert hierop:

Ook dit is misleidend. De hier aangehaalde onderzoeker (zie het hoofdstuk van Marc Meyer in Haile-Selassie & Su (2015)) komt tot de conclusie dat dit fossiel goed rechtop kon lopen, maar niet zoals mensen: “Although the suite of characteristics in the KSD-VP-1/1 [=Big man] centra is consistent with human-like orthograde posture and head carriage, the mosaic of derived anatomy with transitional nuchal musculature and inchoate stage of nuchal ligament development would be consistent with the locomotor pattern seen in primates during bouts of bipedal running where the whole-body aerial phase of humans seems absent. The relatively small and often pathological thoracic and lumbar centra typical of Au. afarensis appear to corroborate the hypothesis that they were ill suited for high-peak vertical loads incurred with human-like, dynamic long-distance bipedal locomotion.”

Er is helemaal niets misleidend aan mijn oorspronkelijke claims. Wederom is het Klink die zelf niet het volledige plaatje schetst. Dat de nekwervels van Big Man het meest lijken op die van mensen, haal ik letterlijk uit het onderzoeksartikel van Meyer (2016)46. Bovendien lijkt Klink mijn punt niet helemaal te snappen. Ik zei in dit gedeelte namelijk niets over de manier van lopen van Big Man, maar over de menselijkheid van de nekwervels. En dat die menselijk waren, dat is wel duidelijk. Het blijkt onder andere uit het volgende.

  • Volgens Meyer vertoont één van de nekwervels van Big Man een bepaalde afwijking die alleen bij mensen voorkomt, en die veroorzaakt wordt door de verticale houding waarin mensen zich voortbewegen. De onderzoeker schrijft hierover: “Because the KSD-VP-1/1 pattern of caudal pathology with a peak expression at the C6 level matches the pattern exclusive to anatomically modern humans (and Neandertals), this implies that KSD-VP-1/1 shared a common loading regime and cervical posture with modern humans.” (Meyer, 2016:97).
  • Meyer probeerde een nekwervel van Big Man te reconstrueren met een chimpanzee-nekwervel als model. Dat bleek een onnatuurlijk geheel op te leveren, terwijl een reconstructie op basis van een menselijke nekwervel juist een kloppende reconstructie opleverde (Meyer, 2016:102).
  • Meyer schrijft: “The statistical analyses employed here underscore morphological observations pointing to the similarity of KSD-VP-1/1 cervical vertebrae to those of modern humans and illustrate systematic differences with those of the African great apes.” (Meyer, 2016:103).

Als je het paper van Meyer leest, zie je duidelijk dat de wervels van Lucy sterk lijken op die van hedendaagse mensapen, terwijl de wervels van KSD-VP-1/1 juist lijken op die van de mens. Let op! Ik zeg niet dat de wervels volgens Meyer afkomstig zijn van een mens, maar slechts dat ze sterk lijken op die van een mens. Meyer volgt de indeling van Big Man bij de soort A. afarensis, net als de andere auteurs die het fossiel hebben bestudeerd. Ik vraag me echter af of ze bij die classificatie zouden blijven als het fossiel in aardlagen van 1,5mya was gevonden in plaats van 3,6mya. Er speelt waarschijnlijk een sterke evolutionaire vooronderstelling mee. Big Man mág namelijk helemaal geen mens zijn, want dat zou een schok voor de paleoantropologie betekenen. Ook zou het betekenen dat Lucy haar rol als belangrijkste vermeende overgangsfossiel tussen aap en mens verliest, en dat er een nieuwe kandidaat gevonden zal moeten worden uit de periode van 5 tot 4 miljoen jaar geleden.

Om verder te gaan met de nekwervels: in het paper van Meyer staan afbeeldingen van de nekwervels van KSD-VP-1/1. Die wervels vergelijkt hij telkens met die van de mens, chimpansee en gorilla. Op de afbeeldingen valt telkens op hoe sterk de wervels van KSD-VP-1/1 lijken op die van de mens.47 Meyer gaat zelfs zo ver om te zeggen:

“The analyses here show that despite their antiquity, the size and shape of the subaxial KSD-VP-1/1 neural canals match those of modern humans, implying that KSD-VP-1/1 possessed a fully human-like spinal cord” (p. 103).

Hij bevestigt dit nogmaals in een ander artikel, waarin hij schrijft48:

“Despite expectations of a smaller spinal canal as is the case in other australopiths, spinal canal cross-sectional areas in KSD-VP-1/1 are similar to those of modern humans, and one-third larger than the mean neural canal area of chimpanzees. (…) “While more discoveries are needed to elucidate this, it is apparent that this large male A. afarensis possessed a human spinal cord in terms of size and shape despite a brain in this taxon one-third the size of H. sapiens.” (Meyer, 2016b:3).

Duidelijker kun je het niet hebben, lijkt me.

Schouderblad

Een ander stuk van Big Man dat menselijk lijkt, is het schouderblad. In het Weet-artikel schreef ik over het schouderblad: “Het schouderblad van Big Man komt op een paar punten overeen met dat van apen, maar lijkt over het algemeen het meest op dat van een mens. Dat is vreemd, want men ging er voorheen juist van uit dat het schouderblad van A. afarensis een stuk aapachtiger was dan dat van mensen.” Klink reageert hierop als volgt:

Ook dit is onjuist, want wederom zien we een mix van primitieve en afgeleide kenmerken, zoals je mag verwachten van een overgangsvorm. De auteur die het hoofdstuk over de schouder schreef in het boek (Haile-Selassie & Su, 2015) en de meest gedetailleerde analyse gemaakt heeft (Stephanie Melillo), concludeert dit: “The scapula exhibits spine and glenoid orientation that is intermediate between human and non-human apes and an expanded infraspinous fossa, which is unique to humans. The clavicle exhibits a superior curve in the coronal plane that is distinct from modern humans but also present in some Pleistocene hominins. Muscle attachment locations show notable similarity to humans. The same features are present in other clavicle and scapula fossils attributed to Australopithecus. A number of features that are common in later Pleistocene hominins, but not in modern humans, are also present in KSD-VP-1/1.”

Tot relatief kort geleden was er eigenlijk amper wat bekend over de schouder van A. afarensis. Dat veranderde toen in 2000 de resten van een Australopithecus-jong, het Dikika-kind, werden gevonden. Daar zat een vrij compleet schouderblad bij, dat nog het meest op dat van een gorilla leek (Melillo, 2016:115)49. Het schouderblad van Big Man is nog completer en breidt daarmee het fossiele verslag van de A. afarensis-schouder enorm uit. Het eerste paper hierover is van Haile-Selassie (2010), die schreef (p.12124)50:

Overall, current data therefore suggest that Australopithecus morphology in some ways was shared with Gorilla [a larger supraspinous fossa (as in DIK-1-1) (27) and a more superiorly oriented glenoid], but in others was decidedly more Homo-like, i.e., a scapular architecture whose total morphological pattern was unique and remarkably distant from that of Pan.

Haile-Selassie laat een X-ray-afbeelding zien waarin duidelijk te zien is dat het schouderblad van Big Man sterk op dat van een mens lijkt. Zie onderstaande afbeelding. Linksboven is van een modern mens, rechtsboven van Big Man, linksonder van een gorilla, en rechtsonder van een chimpansee.

De menselijkheid van het schouderblad wordt onderstreept door Cofran (2010) op zijn blog51. Hij bespreekt het paper van Haile-Selassie, en zegt:

Now, KSD-VP-1 provides a remarkably complete scapula of an adult afarensis (…). In contrast to the specimens described above [namelijk het Lucy- en Dikika-fossiel ,KR], KSD-VP-1 is very human-like. To the naked eye, and as borne out by principle components analysis of scapular angles, this thing is very human-like.

Het mag duidelijk zijn dat in het populairwetenschappelijke artikel maar beperkt de ruimte was om aandacht te geven aan elk onderdeel van het fossiel. Weet-artikelen mogen zelden meer dan 5 pagina’s lang zijn, en die grens was al snel bereikt. Daarom wijdde ik aan elk onderdeel van het fossiel slechts een paar regels. Dat ik het echter heb samengevat als dat het schouderblad op een paar dingen overeenkomt met dat van apen, maar over het algemeen een menselijke indruk maakt, lijkt me een eerlijke samenvatting van wat wetenschappers erover zeggen. In ieder geval ligt het schouderblad van KSD-VP-1/1 dichter aan tegen de menselijke waarden dan de eerder bekende (delen van) fossiele schouderbladen van A. afarensis, namelijk die van het Dikika-kind en Lucy.

Borstkas

Klink gaat in zijn kritiek niet in op wat ik schreef over de borstkas van KSD-VP-1/1. Als je de onderzoeken leest, blijkt opnieuw het verschil met eerdere ideeën over de borstkas van Australopithecinen, en de menselijkheid van de borstkas van KSD-VP-1/1. De ontdekker van het fossiel, Haile-Selassie, schrijft bijvoorbeeld52:

“The preserved elements of the KSD-VP-1/1 thorax comprise a number of ribs, including the second rib, and suggest that Au. afarensis had a human-like thoracic cage with a broad upper thorax and a deeply invaginated thoracic vertebral column. This is in stark contrast to previous reconstructions of early hominin thoracic shape (e.g., Schmid 1983, 1989, 1991) and also different from what has been inferred for Au. sediba where the thorax is described as mosaic with an ape-like upper thoracic shape combined with a more derived human-like shape to the lower thorax (Schmid et al. 2013).” (Haile-Selassie, 2016:10)

Ook nieuwere onderzoeken benadrukken de menselijkheid van de borstkas van Big Man en de verschillen met de borstkas van Lucy. Meyer et al. (2019) schrijven53:

“Interestingly, current reconstructions of thoraces in small-bodied hominins, such as the Australopithecus afarensis A.L. 288-1, may feature a smaller, more apelike pulmonary thorax (upper thorax), while its larger-bodied conspecific KSD-VP-1/1 is suggested to be more human-like, with a relatively expanded upper thorax.”

Overige opmerkingen

Verder zijn er nog wat overige opmerkingen van Klink die niet per se betrekking hebben op één onderdeel van het fossiel.

Tot slot: zeer belangrijke delen van dit fossiel ontbreken: de schedel, tanden, handen en voeten. Hierdoor mist belangrijke informatie en is de precieze classificatie onzeker. Als ook de schedel bekend was geweest (hoogstwaarschijnlijk met een zeer kleine inhoud), hadden creationisten waarschijnlijk gezegd dat het een aap was, zoals ze ook bij de meeste andere Australopithecus-fossielen doen. (…)

Dat veel belangrijke delen van Big Man niet gevonden zijn, is inderdaad jammer, maar maakt het ook onverstandig om daarover beweringen te doen. Dat de schedel van Big Man “hoogstwaarschijnlijk (…) een zeer kleine inhoud” zou hebben, is dan ook pure speculatie, en berust alleen op de vooronderstelling dat Big Man een soortgenoot van Lucy zou zijn.

Big Man was hoogstwaarschijnlijk een vrij typische Australopithecus, net als Lucy, zij het een stuk groter.

Als er één ding uit de vondst van Big Man blijkt, is dat het geen “vrij typische” Australopithecus was. Dat zie je ook terug in persberichten (zoals die van National Geographic54), en blijkt duidelijk uit de verschillen tussen Big Man en Lucy die ik in het Weet-artikel en hierboven beschreef. Het grappige is dat Bart Klink zelf ook wel toe lijkt te geven dat er wel degelijk zulke verschillen zijn. Hij schrijft namelijk even verderop in zijn commentaar: “Daarnaast is nog niet zeker of Lucy en dit fossiel wel tot dezelfde soort behoren. Schedel en gebit zouden hier meer over kunnen zeggen, maar die ontbreken helaas.”

Wetenschap neemt verkeerde afslag

Als mijn vermoeden klopt dat Big Man een mens was, en geen A. afarensis, legt deze hele zaak een belangrijk probleem bloot binnen de paleoantropologie, en dat is dat één foute classificatie een hele discipline op een dwaalspoor kan brengen. Als je een menselijk fossiel vindt in aardlagen waar ook Australopithecinen in voorkomen, zou de logische conclusie moeten zijn: “Blijkbaar leefden mensen en Australopithecinen tegelijkertijd”. De onderzoekers redeneren echter de andere kant op: “O, blijkbaar waren Australopithecinen al veel menselijker dan we dachten”. Hetzelfde zag je met de vondst van de Laetoli-voetstappen; moderne menselijke voetstappen in aardlagen van 3,7 miljoen jaar oud55. In plaats van te denken: “Hé, menselijke voetstappen in 3,7 miljoen jaar oude aardlagen? Blijkbaar leefden er toen al mensen!”, redeneren de wetenschappers: “Hé, blijkbaar hadden die Australopithecinen al volmaakt menselijke voeten!”

Het gevolg is dat Big Man inmiddels al in allerlei andere papers terecht is gekomen als A. afarensis. Daarmee worden de grenzen van de soort A. afarensis zo opgerekt, dat ook toekomstige vondsten van te oude menselijke resten onder A. afarensis kunnen worden geschoven. Wordt er volgend jaar een menselijke nekwervel gevonden in een aardlaag van 4 miljoen jaar oud? Dan kunnen wetenschappers zeggen: “O, dat is gewoon van een Australopithecus, want we weten van Big Man dat Australopithecinen zulke menselijke nekwervels hadden.” Op die manier houd je natuurlijk je eigen verhaal in stand.

Conclusie

Hopelijk heb ik in bovenstaande een duidelijker onderbouwing kunnen geven waarom ik denk dat de botten van KSD-VP-1/1 resten van een mens zijn, en niet van een Australopithecus. Als die bewering klopt, vormt ze een probleem voor de huidige ideeën over de evolutie van de mens. Evolutionisten zullen een andere overgangsvorm moeten zoeken dan Lucy, in een eerdere tijdsperiode. Daar zijn naar mijn weten lang niet zulke geschikte kandidaten te vinden als A. afarensis. Vanuit creationistisch oogpunt is de vondst niet problematisch, omdat mens en aap tegelijkertijd geschapen zijn, en je dus kunt verwachten dat je ze in dezelfde aardlagen tegenkomt. Kortom: Big Man blijft een probleemfossiel.

Dit artikel liever in pdf-formaat lezen? Dan kunt u het artikel hier downloaden.

Van Klaas Roos sprak ook op een congres in 2021 over het spraakvermogen en menselijke evolutie. Deze lezing is opgenomen en hier terug te kijken. Het persbericht naar aanleiding van zijn Weet-artikel over ‘Big Man’ is hier te vinden.

Onhoudbare stelling: ‘Zoogdieren in het dinoleefgebied waren niet groter dan de huidige muizen’

Gisterenavond las ik het weer, de stelling dat zoogdieren in het dinotijdperk (of: dinoleefgebied) niet groter waren dan huidige muizen. Met ‘recente’ vondsten in het achterhoofd is dit een onhoudbare claim. Hierover heb ik vaker geschreven, bijvoorbeeld in Om Sions Wil56 en Weet Magazine57. Kennelijk hebben deze artikelen geen indruk gemaakt, want de stelling wordt zowel door naturalisten als creationisten herhaaldelijk onderschreven. Vandaag opnieuw een poging.

Het populair-wetenschappelijke tijdschrift Wetenschap in Beeld heeft de goede gewoonte om artikelen te bundelen in specials en deze uit te geven. Gisteren kreeg ik van een familielid, die op ziekenbezoek kwam, de special met als titel ‘Het verhaal van de mens’ cadeau. Een waardevolle uitgave, waarbij helaas uitgegaan wordt van een evolutionaire geschiedenis van het leven en de mens (Universele Gemeenschappelijke Afstamming). In deze special wordt verwezen naar zoogdieren in het leefgebied van de dinosauriërs.

Quote58:

“Uiteindelijk is de mens de grote winnaar doordat de dinosaurus plaatsmaakte voor zoogdieren. Die zijn op dat moment niet groter dan knaagdieren, die mogelijk overleven doordat ze als warmbloedigen de kou als gevolg van de meteorietinslag beter verdragen.”

Knaagdieren variëren in grootte daarom wordt als bijschrift verduidelijkt welke knaagdieren:

“In het dinotijdperk waren zoogdieren niet groter dan huidige muizen.”

Sommige creationisten nemen dit over59:

“Dan heb je daar klein beestenspul van zoogdieren. Onder andere deze Eomaia, de moeder van alle zoogdieren. Die leefde ook in het Krijt en daar vind je hier een fossiel van. Dat is een van de weinige zoogdieren in dat Krijt. En wat zie je nou in de aardlagen daarboven, van het Tertiair? Dan zijn de dinosauriërs uitgestorven en dan zie je dat in die aardlagen daarboven opeens alle hoofdgroepen van zoogdieren aanwezig zijn. Alle geslachten en families van zoogdieren. En volgens de evolutietheorie moeten die allemaal uit die huismuis zijn geëvolueerd. De tegeltjeswijsheid van een evolutionist: “Gedenk mens dat gij uit de huismuis zijt”. Vrij naar Genesis 3 vers 19.”

Waren zoogdieren in het dinoleefgebied niet groter dan een huismuis of muis?

Reactie

In de regel bleven de zoogdieren in het dinoleefgebied klein. Onlangs schreef ik nog hoe zo’n kleine zoogdierfamilie, waaronder Mesodma, een uitdaging vormen voor de zondvloedgrens rond het Krijt/Paleogeen.60 Maar er zijn flink wat uitzonderingen. Zoveel zelfs dat de stelling dat zoogdieren niet groter waren dan huidige muizen onhoudbaar is geworden. Bovendien was de zoogdierenvariatie in het dinoleefgebied erg groot. Dit is geen wishfull thinking, maar gebaseerd op talloze vondsten van zoogdierfossielen. Het woord ‘zoogdieren’ gebruik ik hier in de breedste zin van het woord, namelijk de Mammaliaformes (zoogdierachtige vormen). Uiteraard weet ik dat wel alle (moderne) zoogdieren Mammaliaformes zijn, maar niet alle Mammaliaformes (moderne) zoogdieren. Hieronder een tiental pareltjes, maar er zijn er meer te noemen:

(1) Repenomamus giganticus en (2) Repenomamus robustus. Deze roofdieren zijn mijn favorieten. In 2005 werd een opmerkelijke vondst gedaan, namelijk het eerstgenoemde zoogdier met een dinosaurus (jonge Psittacosaurus) in de maagstreek.
(3) Vintana sertichi. Dit beest werd gevonden in Madagascar en had wel wat weg van een Capibara.
(4) Didelphodon vorax. Dit was een zoogdier ter grootte van een kleine huiskat en leek een beetje op de Tasmaanse duivel. Het had een krachtige kaakbeet en at vermoedelijk kleine dieren én dino-eieren.
(5) Adalatherium hui. Het uiterlijk van Adalatherium had wel wat weg van een moderne das. Een bijzonder fossiel en het lijkt erop dat het beest een zenuwrijke en gevoelige snuit had. Een fossiel van het beest werd gevonden op Madagascar.
(6) Castorocauda lustrasimilis. Een aquatisch zoogdier dat qua uiterlijk wel wat leek op een moderne bever. Een fossiel van het beest werd gevonden in de Jiulongshan Formation in China.
(7) Sederipes goddardensis. Van dit soort zijn alleen de voetsporen (ichnofossielen) bekend. In 2018 werden deze voetsporen beschreven in Scientific Reports. Het zijn relatief grote voetsporen en daarom waarschijnlijk behorend tot een relatief groter zoogdier. De voetsporen zijn gevonden in de Patuxent Formation in de Verenigde Staten.
(8) Volaticotherium antiquum. Dit is ook een leuk zoogdiertje. Dit beestje leek wel op een vliegende kat/suikereekhoorn. Het was een zoogdier ter grootte van een eekhoorn en bezat een vlieghuid om tussen de boomtoppen te zweven. Dit zoogdier werd gevonden in China. Vanuit Argentinië is mogelijk ook een zweefvlieger bekend onder de naam Argentoconodon fariasorum. Hier is echter te weinig materiaal van gevonden om dat zeker te weten.
(9) Docodon victor. Dit is een van de grootste Mammaliaformes gevonden in de Morrison Formation in de Verenigde Staten. De soort werd in 1880 al beschreven door fossielenverzamelaar William Harlow Reed (1848-1915).
(10) Gobiconodon hoburensis. Dit is een van de grotere zoogdieren in het leefgebied van de dinosauriërs. Het beest woog naar schatting ongeveer 5,5 kilogram en had vermoedelijk een lichaamslengte van 35 centimeter. Het beest werd gevonden in Mongolië en Rusland.

Hier een tiental vondsten van soorten die in formaat (veel) groter waren dan een (huis)muis. De stelling dat zoogdieren niet groter waren dan huidige muizen moet worden verworpen op basis van de vondsten. Anno 2023 is deze stelling niet meer houdbaar en het is onjuist om deze stelling nog steeds te verdedigen.

Voetnoten

Feedback & Vragen 2023: Heeft ‘angst’ voor de Heere niets met wijsheid te maken?

In 2020 deelde ik een aantal apologetische antwoorden die op de website Puntuit.nl verschenen zijn via de website van Logos Instituut. Een scepticus reageerde dat jaar ook via de Facebook-pagina van deze organisatie. Hij had toen onder andere commentaar op de zin ‘De basis – het beginsel – van wijsheid is de vreze des Heeren’ uit het artikel ‘Is ons verstand aangetast door de zonde?’.61

Bezwaar

De scepticus reageerde als volgt:

“Angst is een slechte raadgever. Heeft niks met wijsheid te maken.”

Met andere woorden: de scepticus vertaalt ‘vreze des Heeren’ met angst in de negatieve zin van het woord. Angst is een slechte en geen wijze raadgever. Heeft de scepticus gelijk?

Commentaar

Met het spreekwoord ‘angst is een slechte raadgever’ bedoelen we te zeggen dat we ons niet moeten laten leiden door angst, paniek en bedreiging. Het gaat hier om angst in de negatieve zin van het woord. Dergelijke emoties zijn gevaarlijk en leiden vaak tot overhaast en onverantwoord gedrag. Gaat het in de aangehaalde zin om deze vorm van ‘angst’? We kunnen niet voor de auteur van het Puntuitartikel spreken, maar we vermoeden van niet. De aangehaalde zin komt uit Psalm 111:10. Daar staat in de Statenvertaling: “De vreze des HEEREN is het beginsel der wijsheid; Schin. allen, die ze doen, hebben goed verstand; Thau. Zijn lof bestaat tot in der eeuwigheid”. In Spreuken 1:7 staat een variant daarvan: “De vrees des HEEREN is het beginsel der wetenschap; de dwazen verachten wijsheid en tucht”. In Spreuken 9:10 vinden we deze tekst nog een keer: “De vreze des HEEREN is het beginsel der wijsheid, en de wetenschap der heiligen is verstand”. Vanwege deze wijsheidspreuk gaan de meeste auteurs ervan uit dat Psalm 111 dateert van na de ballingschap.62 Heeft deze vrees of vreze te maken met ‘angst’? In ieder geval niet in de negatieve vorm zoals wij die kennen: ‘paniek en bedreiging’. ‘Vreze des HEEREN’ is oud-Nederlands woordgebruik en heeft te maken met ‘ontzag’63 en ‘eerbied’64 voor de Heere, en niet met ‘angst’65 in de negatieve zin van het woord. Sommige moderne vertalingen vertalen ‘vrees’, mogelijk om misverstanden te voorkomen, met ‘ontzag’.66

SBOT

SBOT Bijbelcommentaar geeft bij Psalm 111:10 aan: “Met vrees of het ontzag voor de HERE, die zoveel wonderen heeft gewerkt, wordt het begin van de wijsheid gevormd; er is goed verstand bij allen die zijn geboden doen.” In de voetnoot wordt verwezen naar Excurs 5.67

SBOT Bijbelcommentaar geeft bij Spreuken 1:7 aan dat deze zin het hoofdmotief van het Bijbelboek Spreuken is: “Salomo verklaart dat ontzag voor de HERE het begin en het fundament van wijsheid is (…).” In de voetnoot wordt verwezen naar de Excurs 5 en 6.

SBOT Bijbelcommentaar geeft bij Spreuken 9:10 aan: “De Wijsheid stelt dat ontzag voor de HERE het begin van wijsheid is en dat de kennis van de Hoogheilige inzicht is (…).

Excurs

Het gaat hier dus niet om angst voor de Heere in de negatieve zin van het woord, maar veel meer om ontzag voor de Heere. Dat blijkt ook uit Excurs 5 van SBOT: “Kenmerkend voor de wijsheid in Israël is de centrale plaats die het ontzag voor de HERE inneemt. (…) De oproep een hart te hebben dat God vreest en de overtuiging dat dit tot wijsheid leidt, moeten we plaatsen in de context van de Israëlische, godsdienstige samenleving. In het centrum van de natie bevindt zich de tempel, de plaats waar God aanwezig is. (…) Dit besef van Gods beoordelende aanwezigheid ligt ten grondslag aan de overtuiging dat ontzag voor de HERE nodig is voor een gezegend bestaan.”

Excurs 6 van SBOT geeft aan dat ‘vrees of vreze’ in principe een negatieve betekenis heeft. In deze Excurs wordt kort ingegaan op het woord ‘angst’. “De mens is angstig vanwege de openbaring van Gods macht en heerlijkheid, omdat die ontzagwekkend zijn.” Daarna komen de schrijvers terug bij het woord ‘ontzag’: “We dienen voor ogen te houden dat verpletterende majesteit evenzeer een aspect van God is als tedere liefde en daarom dient er – naast liefde – bij gelovigen een houding van ontzag en eerbied voor hem te bestaan. Ontzag voor de HERE houdt concreet in dat mensen in hun dagelijkse leven rekening met Hem houden. Men is zich ervan bewust dat Hij soeverein heer van alles is en dat zijn oordeel van belang is. Ontzag voor God vormt ook het uitgangspunt voor het vinden van wijsheid (…).”

Bekende weg

De scepticus vraagt hier naar de bekende weg. Hij citeert namelijk in een vervolgpost het online woordenboek van Van Dale. Van Dale geeft twee betekenissen voor ‘vre-zen’. De eerste betekenis die Van Dale geeft, is ‘bang zijn voor: we vrezen het ergste’. De tweede betekenis die Van Dale geeft, is ‘ontzag hebben voor: God vrezen’.68 Het is vreemd dat de scepticus dan nog steeds blijft spreken over ‘angst’.

Conclusie

De ‘vreze des HEEREN’ heeft niet te maken met angst in de negatieve zin van het woord, maar meer met eerbied en ontzag voor Gods majesteit.69

Voetnoten

Feedback & Vragen 2023: Is de ‘jonge aarde’-kwestie in de Gemeente Staphorst slechts een politiek woordenspel?

Afgelopen zaterdag schreef ik een uitgebreid artikel over de vermelding van een ‘jonge aarde’-standpunt in een archeologisch rapport van de Gemeente Staphorst.70 Hoewel het artikel nog verder aangevuld wordt, werd het artikel dit weekend een flink aantal keer gelezen en werd er ook op gereageerd. Een reageerder via mijn persoonlijke Facebook-pagina reduceerde de kwestie tot een politiek woordenspel. Hieronder mijn reactie.

Stelling

De reageerder schreef:

“Dit is meer politiek dan theologisch. Ook wetenschappelijk draagt het niets bij. Het is een woordenspel tussen politieke partijen met daarachter een wetenschappelijke versus theologische mening.”

Reactie

Gaat het slechts om een politiek woordenspel? De reageerder spreekt zichzelf tegen als hij eerst zegt dat dit meer ‘politiek dan theologisch’ is, terwijl hij vervolgens aangeeft dat het hier om een ‘wetenschappelijke versus theologische mening’ gaat. Is het nu wél of niet theologisch? Het slechts reduceren tot een politiek woordenspel doet de kwestie geen recht. De indieners van de kwestie in de gemeenteraad van Staphorst was het te doen om waarheidsvinding. Ze hechten geen geloof aan een miljarden jaren, maar dragen een creationistisch standpunt van een jonge aarde, d.w.z. zes- tot twaalfduizend jaar oude aarde, uit. Wanneer de aarde ca. zesduizend jaar oud is, dan kan de aarde geen miljarden jaren oud zijn. Dit is ook goed begrepen door Staphorster raadslid Messchendorp (PvdA) toen hij aangaf dat deze zienswijzen dermate ver uit elkaar liggen dat hij daar niet eens op in wil gaan. Het gaat hier dus om waarheidsvinding en basisovertuiging. Wanneer een zesduizend jaar oude aarde waar is, dan is een miljarden jaren oude aarde niet waar. Nu verschijnt er binnen de Gemeente Staphorst een rapport met daarin grootheden van honderdduizenden en miljoenen jaren als zijnde historische waarheden. Dit botst vanzelf met de basisovertuiging dat de aarde ca. zesduizend jaar oud is. Het is niet vreemd dat er dan vanuit deze basisovertuiging, waar veel Staphorsters achter staan, verzoeken ingediend worden. Deze groep heeft namelijk liever dat de vondsten binnen een korte chronologie van duizenden jaren geleden wordt geplaatst. Het is dan ook niet vreemd dat er verzocht wordt om een rapport vanuit deze basisovertuiging. Toen dit niet ging, gingen de indieners akkoord met een passage in het voorwoord waaruit blijkt dat een deel van de gemeenteraad niet achter de honderdduizenden jaren in het rapport staat. Uit alles blijkt dat het meer om waarheidsvinding gaat dan om een politiek spel.

Daarnaast doet de reageerder via Facebook geen recht aan de complexiteit van het debat. Hij geeft aan dat het hier slechts gaat om een ‘wetenschappelijke versus theologische mening’. Dit is incorrect. Allereerst is theologie ook een wetenschappelijke discipline, dus dit uitspelen tegenover ‘wetenschap’ is onmogelijk. Ten tweede heb ik in het artikel aangegeven dat het hier niet gaat om ‘Bijbel versus wetenschap’ of om ‘theologie versus wetenschap’, maar om creationistische wetenschapsbeoefening versus naturalistische wetenschapsbeoefening. Dat is een verschil. Hier staan twee basisovertuigingen tegenover elkaar. Beide vormen van wetenschapsbeoefening zullen uiteindelijk wat betreft de ‘Steentijd’ tot een andere interpretatie leiden. Zeker in Biblebelt-gemeenten met een hoog percentage ‘jonge aarde’-creationisten mag daar rekening mee gehouden worden. De vorm die door sommige creationisten voorgesteld wordt, namelijk een zogenoemde tweemodellenvergelijking, heeft hier mijn voorkeur.71 Dat ik hier wat ‘bovenop zit’ komt, omdat ik al jaren pleit voor lokale creationistische geologie en archeologie. Ik hoop dat het uitgebreid bespreken van deze kwestie, inclusief reacties van atheïsten en theïstisch evolutionisten, allereerst tot Gods eer is en ten tweede creationistische wetenschappers zal stimuleren om meer werk te maken van lokale geologie en archeologie. De reageerder wordt bedankt dat hij óók tijd gestoken heeft in de kwestie.

Voetnoten

Robert Plomp verdedigt theïstische evolutie door te ontkennen dat dieren kunnen lijden

Theïstisch evolutionisten (TE) die orthodox zijn hebben een probleem. Enerzijds geloven ze dat God almachtig en goed is en anderzijds geloven ze dat de schepping tot stand kwam door een evolutieproces waarbij voorafgaand aan de komst van de mens honderden miljoenen jaren honderden miljarden dieren op de meest gruwelijke wijze geleden hebben.72

Verschillende manieren

Nu zijn er voor TE-ers verschillende manieren om met dit probleem om te gaan. De makkelijkste manier is gewoon het probleem te negeren. Als we zelf ook weinig met dieren te maken hebben, is dit eenvoudig. Een andere methode is, om te belijden dat God niet almachtig is. Hij kon deze aarde nu eenmaal niet op een andere manier zó mooi maken, met de mens als eindresultaat, dan door gebruik te maken van een gruwelijk evolutieproces van dood en verderf. Een vergelijkbare methode is om te belijden dat God op een andere manier goed is, dan wat wij mensen als goed beschouwen, en dan op zo’n manier dat God niet op een oneindig hoog verheven manier goed is maar juist op een platte aardse manier. Als God dan in Genesis 1 zegt dat Hij zag dat het goed was, dan is dat volgens zo’n TE-er goed in de vorm van geschikt. Zoals de slaven in Egypte geschikt waren voor het bouwen van piramides en de Hebreeuwse jongetjes geschikt waren als krokodillenvoer. Zo is God in de ogen van een TE-er als een Farao, die tevreden is over het geleverde evolutiewerk.

Andere oplossing

Er is nog een andere “oplossing”. Die wordt gekozen door Robert Plomp. Robert Plomp is een TE-er die over dit onderwerp schrijft op zijn website “vrome praatjes” en ook op andere manieren over dit onderwerp en verwante onderwerpen communiceert. Volgens Robert Plomp kunnen dieren niet lijden. Hij zegt dat er om te kunnen lijden kritische zelfreflectie nodig is, en dat hebben dieren niet.

Robert schrijft: “Nu concludeer ik dat lijden en een hoge mate van zelfbewustzijn bij elkaar horen. Pijn is in zichzelf geen lijden, hoe erg de pijn ook kan zijn. Het lijden wordt veroorzaakt doordat wij als mensen gaan reflecteren op de vraag wat dit lijden betekent voor wie wij zijn wat onze toekomst is. Maar ook als we niet uit kunnen sluiten dat dieren lijden, kun je het nog niet gelijkstellen aan moreel kwaad. Zonder reflecterend zelfbewustzijn is er geen moreel verschil tussen een komeet die een levenloze planeet in stukken uit elkaar slaat, een boom die door de bliksem getroffen wordt of een vis die opgegeten wordt door een haai.

De conclusie van Robert is gebaseerd op onzinnige argumentatie. Hij haalt hier bewustzijn en zelfbewustzijn door elkaar. Dieren vallen voor hem in dezelfde categorie als planten. Voor Robert is er in ethisch opzicht geen verschil of er een ster uit elkaar knalt of dat het achterlijf van een dier onder een rotsblok verpletterd wordt. Van lijden is in beide gevallen geen sprake. Levensgevaarlijk is deze gedachte. Want dit betekent dat alle wezens die geen bewuste zelfreflectie hebben volgens Robert niet kunnen lijden. Het idee alleen al dat honden, cavia’s, konijnen, apen, katten en dolfijnen niet kunnen lijden is in onze tijd ongekend. Eigenlijk is het precies andersom. Doordat de mens kan reflecteren, kan de mens zijn pijn verlichten door zich te focussen op de toekomst, door er betekenis aan te geven. Een dier kan dit niet. Voor een dier is lijden totaal.

Bewustzijn

Om te kunnen lijden is bewustzijn nodig. Biologisch gezien is er geen twijfel dat bij zoogdieren een hoge mate van bewustzijn aanwezig is. Het is bekend dat ze sterk reageren op gedragingen van soortgenoten en op hun omgeving. Dat ze in hoge mate ongerief kunnen ervaren en acute en chronische stress. Zenuwbanen van mensen en dergelijke dieren vertonen grote overeenkomsten en ook basale gedragsresponsen zijn vergelijkbaar. Kunnen die dieren niet lijden? Missen die emoties? Kent Robert de verhalen niet van de honden die hun overleden baasjes niet in de steek wilden laten en verhongerden? Is het voor Robert maar onzin, dat operaties bij dieren onder narcose plaats vinden? Dat bij pijnklachten pijnstillers worden gegeven? Dat er in Nederland zoiets is als een welzijnswet voor dieren? Is het voor Robert onzin, dat dierenartsen worden opgeleid om lijden bij dieren te kunnen waarnemen en zo veel mogelijk te verlichten, dat dierenartsen dit zelfs wettelijk verplicht zijn? Is het raar, dat we in Nederland eisen stellen aan huisvesting en het houden van dieren? Is het vreemd, dat we in Nederland standaard dieren verdoven voordat we ze slachten? Is het bizar, dat er in Nederland celstraf staat op het opzettelijk martelen van dieren?

Maar het gaat natuurlijk nog veel verder. Het kan natuurlijk zo zijn dat Robert zo weinig met dieren te maken heeft, dat hij geen idee heeft van de eigenschappen van deze wezens, maar hij gaat wel om met mensen. Robert ontkent daarmee ook dat jonge kinderen of dementerende mensen kunnen lijden. Op welke wijze dan ook, door pijn, door emotionele of door sociale mishandeling. Eigenlijk ontkent hij dat er zoiets als mishandeling mogelijk is ten opzichte van jonge mensen en demente bejaarden. Het kan geen kwaad om ze aandacht, liefde en zorg te onthouden. Waarom zou je de pijn verlichten, er is toch geen sprake van leed? Je hoeft je om een oud mens met een gebroken heup die ook nog eens in de war is, toch net zo weinig te bekommeren als om een krop sla in de koelkast? Een baby die de moeder mist of die een beklemde liesbreuk heeft, die laat je toch gewoon huilen?

Absurd

Deze gedachten zijn natuurlijk absurd. Ik denk ook niet dat Robert dit werkelijk zo ziet. Ik denk niet dat hij zijn kinderen mishandelt, dat hij huisdieren martelt of dat hij op een jong vogeltje gaat staan als dat toevallig op zijn pad ligt. Eigenlijk geloof ik niet dat Robert gelooft dat zoogdieren en jonge kinderen en dementerende ouderen niet kunnen lijden. Zijn hele verhaal is alleen bedoeld om de theïstische evolutie moreel gezien recht te breien. Maar hij gelooft het zelf niet!

Dr. ir. Erik van Engelen heeft al eerder een artikel geschreven over het lijden van dieren. Dit artikel verscheen hier onder de titel ‘Dierenleed past niet binnen goede schepping’.

Noot van de redactie: Op 12 februari 2024 heeft Robert Plomp gereageerd op dit artikel via zijn website ‘Vromepraatjes’. Zijn reactie is hier te vinden.

Voetnoten

Creationistische geologen a-serieus? – Reactie op een kort briefje van dr. Pieter Gaemers

Geoloog dr. Pieter Gaemers reageert op een verslag over het door mij georganiseerde congres te Opheusden (RD 1-11). Ik ben blij dat hij op wetenschappelijke gronden afstand neemt van Universele Gemeenschappelijke Afstamming. Onze wegen gaan uiteen als het gaat om de leeftijd van de aarde en de geschiedenis van het leven.

Dr. Gaemers spreekt onterecht denigrerend over creationistische geologie. Afgelopen zomer bezocht ik de ICC-conferentie in Pittsburgh. Diverse creationistische geologen presenteerden daar hun recente onderzoek. Juist vanuit een korte chronologie ontstaan vergezichten die anders duister waren gebleven. Denk bijvoorbeeld aan creationistisch werk rond de walvissen van de Pisco Formatie (Brand et al.), Coconino Sandstone (Whitmore et al.), Catastrophic Plate Tectonics (Baumgardner et al.), Schmiedefeld Formation (Stephan et al.), paleocurrents (Chadwick et al.), paraconformities (Roth et al.) en de classificatie van dino’s en andere uitgestorven diersoorten (McLain et al.). Creationistische geologie is niet beperkt tot het Amerikaanse continent. Ik heb contact met creationistische aardwetenschappers uit bijvoorbeeld Australië, Duitsland, Groot-Brittannië, Slowakije en Zuid-Korea.

Dr. Gaemers was niet aanwezig op het congres in Opheusden anders had hij gezien dat daar geen wetenschap belachelijk gemaakt wordt, maar dat academici daar bezig zijn om serieus gegevens te duiden binnen een creationistisch wereldbeeld. Oude aarde creationisme is niet de oplossing en leidt tot hetzelfde theodiceeprobleem als theïstische evolutie. Het zal ongelovigen niet overtuigen en het leidt tot een breuk met de mainstream visie van de kerk van alle eeuwen. Dr. Gaemers kan beter deze oude-aarde-visie loslaten en samen met jonge-aarde-creationisten de hand aan de ploeg slaan.

Dit artikel is geschreven in 2018.