Home » Evolutietheorie (Pagina 4)

Categorie archieven: Evolutietheorie

Geloven in evolutie én de Bijbel: wat staat er op het spel?

Dit artikel is samen met drs. Dick van der Stouw geschreven.

De onlangs verschenen, zorgvuldig vormgegeven Wetenschapsbijbel1 combineert een NBV21-vertaling met driehonderd bijdragen over geloof, cultuur en wetenschap: reflecties van wetenschappers en theologen op feitelijke, historische notities uit de Schrift.2 Eenduidige antwoorden op terreinen als genderproblematiek, duurzaamheid en ethiek worden – terecht – niet gegeven. Maar over het scheppingsverhaal en de uitleg van Genesis 1-11 laten de auteurs geen twijfel bestaan: het gaat om mythische vertellingen uit het Midden-Oosten over het ontstaan van de wereld.

Deze auteurs aanvaarden zonder meer de evolutietheorie. Ze zijn het erover eens zijn dat Adam en Eva niet echt hebben bestaan, dat de zondeval en de zondvloed (Genesis 1-11) niet feitelijk hebben plaatsgevonden. Zij baseren dat op wetenschappelijke aannames over ‘de big-bang’ en evolutie (natuurlijke selectie). Hieruit blijkt dat deze auteurs – theologen en wetenschappers van naam – het standpunt van theïstische evolutie hanteren. Dat veroorzaakt bij ons de nodige zorg vanwege spanning op dit punt met het heilig Woord van God zoals wij dat hebben ontvangen door de Heilige Geest. Het gaat ons dan ook in dit artikel met name om deze visie op het scheppingsverhaal.

Twee visies

Onder christenen leven globaal twee visies op deze thema’s uit het Bijbelboek Genesis.
De eerste visie is: geloven en aanvaarden wat er in het gelaagde verhaal van Genesis staat beschreven – ook al gaat het ons voorstellingsvermogen te boven.
De tweede visie is: accepteren wat er staat, maar dat beschouwen als een tijd- en cultuurgebonden beschrijving en duiding van gebeurtenissen. Deze zienswijze – die we (ook) tegenkomen in de Wetenschapsbijbel – is voortgevloeid uit de toenemende acceptatie van de evolutietheorie onder christenen en heeft geleid tot een stroming die we nu kennen als theïstisch evolutionisme (TE). Grondlegger is de Jezuïet en paleontoloog Pierre Teilhard de Chardin (1881-1955).

Wat is theïstisch evolutionisme? Het is (…) de gedachte dat sommige of alle klassieke religieuze leringen over God en de schepping verenigbaar zijn met een deel van, of de gehele wetenschappelijke theorie van de evolutie. (…) Volgens dit gezichtspunt is het zowel godsdienstig als wetenschappelijk gezien juist om oude religieuze geschriften te herinterpreteren op een manier die overeenstemt met de hedendaagse wetenschappelijk resultaten over evolutie.” (Bron: Wikipedia)

Vanuit deze visie wordt naar ons idee de evolutietheorie – de natuurwetenschappelijke verklaring voor de evolutie van het leven en voor de verscheidenheid aan soorten op de planeet Aarde – over de Bijbel heen gelegd, of binnengeschoven door heel de Schrift heen. Onze ongerustheid spitst zich toe op de historische inperking van de woorden van de Schrift die hiervan het gevolg is.

De opmars van theïstisch evolutionisme

TE heeft in Nederland terrein gewonnen door onder andere publicaties van de hoogleraren Cees Dekker (Oer en Alle verstand te boven), Gijsbert van den Brink (En de aarde bracht Voort; En God zag dat het goed was, (onder redactie van Den Boer, Fransen en Peels3). Van den Brink komt met vijf vragen die de evolutietheorie oproept: over Adam en Eva als eerste mensen, de fysieke dood als gevolg van de eerste zonde, de zondeval, de erfzondeleer en het verlossingswerk van Jezus Christus (pag. 348 e.v.).

In dit discours zijn mondjesmaat kritische stemmen te horen. Bijvoorbeeld die van professor Mart-Jan Paul die het creationisme verdedigt tegenover evolutie en van de hoogleraren. In ‘En God zag dat het goed was’ eindigt mgr. Everard de Jong zijn betoog met de stelling: ‘De werkelijkheid is altijd groter dan welke taal ook kan beschrijven’ (pag. 71). Ook vermelden we hier het boek Woord & Wetenschap. Goddelijke openbaring en menselijk inzicht van P. de Vries, M.J. de Vries en W. de Vries, waarin een bijdrage is opgenomen van Wim de Vries over abiogenese (over het ontstaan van levende materie uit niet-levende materie).

Doordat tot nu toe in de christelijke media weinig discussie gevoerd is over de consequenties van het TE-denken krijgen veel christenen de indruk dat het idee van evolutie een alternatief is waar goed mee te leven valt.

Kritiek op theïstisch evolutionisme

In onder andere de VS en in Zuid-Afrika bevinden zich wetenschappers als James Tour, Michael Behe en vele anderen die hun wetenschappelijke arbeid combineren met het geloof in een scheppende God en de Bijbel als zijn betrouwbare Woord. Een God die per definitie ons vermogen tot redeneren te boven gaat, maar ons wel uitnodigt zijn schepping minutieus te onderzoeken. Maar ook in Nederland roeren zich steeds meer wetenschappers die niet kunnen en willen leven met het feit dat de gangbare wetenschap geen rekening met Gods handelen houdt.

Op 30 maart jl. verscheen de bundel Inzicht – Wetenschap voor Gods aangezicht4 onder redactie van Mart Jan Paul, Wim de Vries, Benno Zuiddam, Jan van Meerten (red.). Hierin staan zeer lezenswaardige bijdragen van twintig wetenschappers die op hun vakgebied actief wetenschap bedrijven ‘voor Gods aangezicht’, waarbij zij rekening houden met de Schepper van deze wereld en Zijn openbaring. Rekening houden met Zijn aanwezigheid en voorzienigheid geeft meer inzicht in onze werkelijkheid dan wetenschappelijke methodes op zichzelf kunnen bieden. Al deze wetenschappers maken inzichtelijk welke rol vooronderstellingen spelen in hun werk én dat van collega-wetenschappers die geen rekening houden met Gods handelen.

Apart vermelden we het werk van de wetenschapsfilosoof Stephen Meyer, mede-auteur van Theistic Evolution -Scientific, Philosophical, and Theological Critic (Illinois: Wheaton, 2017). De vraag of God en evolutie met elkaar zijn te verzoenen, wierp hoogleraar Benno Zuiddam overigens al op in 2018, in zijn artikel Waarom theistische evolutie geen wetenschappelijke optie is.5

Wat deze wetenschappers verbindt is dat ze grote leemtes en onbewezen aannames in de evolutietheorie aanwijzen. Ze stellen dat het boek Genesis ons juist toont waartoe God als Schepper van hemel en aarde in staat is – aansluitend bij de overige openbaringen van God over wie Hij is (o.a. Rom. 1,20; Ps 19:2-5). Dat wij het geheim van Gods schepping niet kunnen (be)vatten, houdt ons de Prediker voor: “(…) toch kan de mens het werk van God niet van begin tot eind doorgronden (Pred. 3,11). Wij, mensen, zijn geschapen in en met de tijd als maatgevend systeem voor ons fysieke en mentale bestaan, terwijl God niet onderhevig is aan tijd en ruimte.

Consequenties TE denken: twee vragen

De opmars van TE onder een groeiende groep christenen stelt ons voor twee belangrijke vragen, waarop we in dit artikel ook een antwoord trachten te geven:

Vraag 1. Wat zijn de consequenties van het theïstisch evolutionistisch denken?

In het licht van het theïstisch-evolutionisme voelen sommige theologen zich geroepen hun eerdere opvattingen over schepping, zondeval en zondvloed te herzien. Het zouden dan met name mythen zijn, waarvan het merendeel tijdens de Babylonische ballingschap zouden zijn opgetekend vanuit de behoefte onze oorsprong te beschrijven en God te karakteriseren. Hoewel het gaat om niet waargebeurde verhalen, worden ze betekenisvol geacht voor mensen van alle tijden.

Dat brengt ons vervolgens bij de TE-opvatting dat God de evolutie in gang heeft gezet, en hier en daar wellicht wat bijgestuurd. En bij de vijf vragen van Van den Brink. Immers: wanneer Adam en Eva niet langer de eerste mensen waren en de zondeval niet langer een historisch feit is, moet opnieuw worden nagedacht over Christus’ verlossingswerk: “(…) namelijk dat Christus niet alleen ‘herstelwerk’ verricht, maar ook de schepping nota bene tot voltooiing brengt” (Pag. 148).

Vraag 2: Deugt het evolutionaire denken? Wordt het niet te gemakkelijk omarmd door het theïstisch evolutionisme?

De evolutietheorie gaat uit van een aantal veronderstellingen. We noemen er een paar en gaan na of er bewijzen voor zijn. Volgens de evolutietheorie is er een ‘tree of life’, dus één gemeenschappelijke afstamming van alle levende wezens, plantaardig en dierlijk. Ze zouden allemaal uit die éne levende cel zijn ontstaan in een langzaam proces van kleine stapjes. Is die ‘tree of life’ waarneembaar?

Juist in de wereld van de fossielen zijn geen tussenstadia gevonden. De overeenkomsten in bouw en structuur van bijvoorbeeld gewervelden doen eerder vermoeden dat er een geniaal ontwerper bezig was met een samenhangend plan. Een scheppende God zogezegd! Die ons bovendien heeft geopenbaard dat Hij ieder dier ‘naar Zijn aard’ schiep afzonderlijk van de mens. Alle levende wezens blijken een uniek DNA te hebben. Daarin is de informatie aanwezig voor alle voorziene varianten van een soort en voor hun verspreiding van die soort over de gehele aarde. Darwin beschikte in zijn tijd echter nog niet over deze kennis en inzicht in de complexiteit van elk leven gestuurd door DNA.

Darwin meende dat natuurlijke selectie hét mechanisme in het evolutionair proces van alle levensvormen kan zijn geweest. Atheïstische evolutionisten, maar ook theïstisch evolutionisten zien dit als het enige bruikbare verklaringsmodel voor the tree of life. Wordt dit mechanisme ook waargenomen?

Planten en dieren kunnen alleen binnen de soort met elkaar voortplanten. Dat is een waarneembaar feit. Zo kan een chimpansee zich niet met een gorilla voortplanten. Meerdere bio-mechanismen maken dit onmogelijk. Wel is er altijd variatie te zien tussen individuen na voortplanting, bijvoorbeeld bij een nest jonge pups. De DNA-verschillen zijn echter klein en alle pups blijken nog steeds een hond te zijn.

Dat verschijnsel van kleine verschillen veroorzaakt natuurlijk selectie. Als de temperatuur in de omgeving stijgt, zal het best aangepaste jonge dier overleven. Maar een grotere verandering naar een nieuwe soort is niet bekend in de praktijk. Als het DNA wijzigt door fouten bij celdeling in het proces van voortplanting, sterft het individu of raakt het gehandicapt.

Ook binnen de kring van gelovigen kreeg de theorie van Darwin voet aan de grond en zaaide twijfel aan het scheppingsverhaal volgens Genesis. Het is en blijf echter een hypothese zonder bewijs, hoezeer men ook hoopt op het tegendeel in de nabije toekomst. Het geheim van het scheppingsverhaal, hoe God precies te werk is gegaan is een waarheid en werkelijkheid die ons menselijk voorstellingsvermogen te boven gaat. Ook al zijn er in de natuurwetenschappen wetmatigheden te onderscheiden waarmee wij kunnen rekenen.

Ten slotte

Wie niet in God gelooft als Schepper van hemel en aarde, is aangewezen op een god-loze premisse (veronderstelling): het evolutionair concept. Er is geen alternatief voorhanden. Wie echter evolutie en geloof in God wil combineren (TE), kan kiezen uit twee premisses: God heeft de mogelijkheid gecreëerd dat leven kon ontstaan door natuurwetten en toevalligheden. Of: God heeft de evolutie in gang gezet en bijgestuurd.

Er staat veel op het spel wanneer men stap voor stap afstand neemt van de Bijbel, ten gunste van een beperkte en aanvechtbare theorie over de oorsprong der dingen. Het intrinsieke bouwwerk van Gods Woord als waarheid wordt niet langer gerespecteerd. Geen recht doen aan God als volmaakte Schepper, is hem krenken in zijn eer. Hoe ernstig Hij dat opneemt, vermeldt Job 42,7: “Ik ben in woede ontstoken tegen jou en je twee vrienden, omdat jullie niet juist over mij hebben gesproken zoals mijn dienaar Job.”

Het veronderstelde krachtenspel dat centraal staat in de evolutietheorie en het TE-denken, staat volgens ons haaks op de belofte dat God een nieuwe aarde en hemel schept. Niet via de weg van evolutie, maar door zijn Woord. Een toekomstige wereld waar liefde, vrede en gerechtigheid woont, en niet het recht van de sterkste, of foutjes in het DNA.

Jezus Christus verwijst geregeld naar de Wet en de heilige boeken van de profeten als het gesproken en geschreven Woord waardoor God Zichzelf en Zijn plan met de wereld aan ons heeft bekendgemaakt. Door de Heilige Geest geïnspireerd, getuigen de apostelen van diezelfde almachtige God door Wiens Woord de wereld met alle zichtbare en onzichtbare dingen geworden is (Joh. 1:1-3).

Langs diezelfde weg heeft God ons gewaarschuwd voor ‘verdwalingen’ onder invloed van wereldse wijsheid. Het ontkennen van de zondvloed – de zondvloed waaraan Jezus zelf refereert in Lucas 17:27 – wordt zelfs met name genoemd (2 Pe. 2:12 en 3:1-7). Ter ondersteuning van onze bezwaren kunnen we nog wel een hele reeks Schriftverwijzingen aanvoeren, maar 1 Korinthe 15 springt er wat ons betreft uit.

Dit is de verkorte versie van een artikel dat in mei D.V. in het blad ‘Nader Bekeken’ verschijnt.

Dit artikel is met toestemming overgenomen van de website CVandaag. Het originele artikel is hier te vinden.

Genesis wordt veel te snel opgeofferd

Dit artikel werd samen met Jan van Meerten in 2015 geschreven.

Op zaterdag 28 november 2015 publiceerde het Nederlands Dagblad een interview met prof. dr. G. van den Brink. Wij maken graag gebruik van de mogelijkheid om hierop te reageren. Door de beperkte ruimte kunnen we helaas niet alle in het interview aangesneden thema’s van commentaar voorzien.

Volgens prof. Van den Brink spreekt de Bijbelschrijver vanuit het wereldbeeld van zijn tijd. Gewoonlijk beschrijft men dit wereldbeeld zo dat de aarde een op water en zuilen rustende schijf is die overkoepeld wordt door een eveneens op zuilen staande massieve koepel die als hemel fungeert. Deze stelling is discutabel. Zo komt bijvoorbeeld prof. dr. C. Houtman in zijn proefschrift (1974) tot de conclusie dat het Oude Testament geen dergelijk wereldbeeld kent. Ook veel exegeten nemen hier stelling tegen. Op basis van de gegevens die het OT ons aanreikt is het niet mogelijk de conclusie te trekken dat Israël een algemeen aanvaarde, systematisch opgebouwde theorie over het ontstaan, de opbouw en de inrichting van de kosmos heeft gehad. (p.195). Dat is geen 20e eeuwse uitvinding om de Schrift te redden, maar zien we ook bij iemand als William Whiston (1755).

Bij de geïnterviewde is er geen plaats voor een zesdaagse schepping. Het vierde gebod in Exodus 20 legt echter een directe verbinding tussen de werkdagen van de mens en de scheppingsdagen van God. God heeft met Zijn schepping in zes dagen de mens een ritme gegeven van zes dagen werken en één dag rust. Spreekt God Zichzelf dan tegen in Zijn Woord?

Één van de grootste probleem voor een evolutionistische benadering van Genesis is de historiciteit van Adam. Van den Brink oppert dat er zich een plotselinge bewustzijnsverwijding met vermogens van taal, communicatie, nadenken en moreel besef voor heeft gedaan. Hoe hij deze ad-hoc-constructie aan natuurwetenschappers wil gaan uitleggen is ons een raadsel. Daarnaast doet deze visie geen recht aan de Schriftgegevens. Nergens in de Schrift lezen we dat Adam en Eva in een groep hebben geleefd, laat staan dat zij voorouders hebben gehad. De Schrift spreekt van Eva als moeder van ‘alle levenden’ en Paulus spreekt over een mensheid ontstaan uit ‘enen bloede’. Hoe gaat Van den Brink om met de verklaringen van kerkvaders, reformatoren en andere theologen die vastgehouden hebben aan de historiciteit van Adam als zijnde een aparte scheppingsdaad van God? In de Gereformeerde theologie bijvoorbeeld werd ten tijde van de Verlichting het geloof in pre-Adamieten als on-Bijbels afgewezen.

Van den Brink stelt enkele retorische vragen aangaande Kaïn: Voor wie moest hij een stad bouwen? Voor wie was hij bang? Ook eerder is over deze vragen nagedacht en is men tot antwoorden gekomen. In Genesis 5:4 staat dat Adam en Eva meer kinderen hadden. Het ligt voor de hand dat Kaïn bevreesd kon zijn voor de wraak van de familie. Bij een stad in Genesis hoeven we niet meteen te denken aan een grote metropool, het bouwen van een stad behoeft niet meer ingehouden te hebben dan het omringen van één of enkele huizen met een afscheiding. Maar met de maximale leeftijden die voor de eerste mensen beschreven worden, zijn ook flinke aantallen nakomelingen mogelijk. Waarom zouden deze antwoorden niet langer volstaan?

Van den Brink offert Genesis 1-11 op aan de hedendaagse wetenschappen en hij beschouwt die hoofdstukken als onhistorisch, hoewel hiervoor geen aanwijzingen in Genesis staan. Als de prioriteit ligt bij de Bijbeluitleg is het onbegrijpelijk dat de geïnterviewde deze hoofdstukken (en de overeenkomstige passages in het Nieuwe Testament) zo gemakkelijk opoffert. Van den Brink wil in de gereformeerde traditie staan en haalt daarom onder andere Calvijn aan. Calvijn spreekt echter niet in het voordeel van theïstische evolutie. In zijn levenswerken (Institutie en Bijbelcommentaar) schrijft Calvijn dat hij gelooft in een jonge schepping die in zes dagen tot stand is gebracht. Adam en Eva worden daarbij gezien als speciale scheppingsdaad van God.

Het is niet nodig om als gelovige te zwichten voor het feit dat de meerderheid van de natuurwetenschappers toch wel heeft aangenomen dat gemeenschappelijke afstamming juist is. Dit als argument gebruiken is een drogreden. Het aantal personen is niet bepalend voor het waarheidsgehalte van een bepaalde visie. De kerk heeft in het verleden het geocentrisme als natuurfilosofie ingepast in de Schriftlezing, hoewel andere opvattingen ook toegestaan werden. Toen bleek dat dit niet juist was werd het een stok voor atheïsten om mee te slaan. We moeten daarom geen enkele wetenschappelijke theorie (noch naturalistisch noch creationistisch) leidend laten zijn bij onze Schriftuitleg. Daarnaast is de evolutietheorie in de zin van gemeenschappelijke afstamming nog lang niet het einde van alle tegenspraak. Vooral het onderste stukje van het evolutiebouwwerk: de ontwikkeling van de eerste cel, meercellig leven en de Cambrische explosie zijn een raadsel en kunnen het gebouw zomaar laten instorten. Theologie op onzekerheden en speculaties bouwen is te vergelijken met het bouwen van een huis op een zandgrond.

Dit artikel is een licht bewerkte versie van het oorspronkelijke artikel en met toestemming van de auteurs overgenomen. De volledige bronvermelding luidt: Hofman, H.A., Meerten, J.W. van, 2015, Genesis wordt veel te snel opgeofferd, Nederlands Dagblad 72 (19.094): 16-17.

Predikant drs. A. Schreuder maakt zich in voorwoord Kerkelijk Jaarboek 2022 zorgen om tanend Schriftgezag en opkomst van theïstisch evolutionisme

Ieder jaar verschijnt er binnen de Gereformeerde Gemeenten een Kerkelijk Jaarboek. Zo ook voor het jaar 2022. In het ‘Jaaroverzicht 2021’, samengesteld door predikant drs. A. Schreuder, wordt de zorg uitgesproken rond de verandering van hermeneutiek, tanend Schriftgezag en de acceptatie van Universele Gemeenschappelijke Afstamming onder christenen.1

Het loslaten van het gezag van Gods Woord is volgens predikant drs. A. Schreuder niet nieuw. “Bij verleidingen moeten we denken aan aanvallen op de leer, anders gezegd: dwalingen. Een kenmerk van dwalingen is dat ze er zomaar zijn en niet direct als dwaling herkend worden. Het machtigste wapen van de vorst der duisternis is om Gods Woord in twijfel te trekken. Al vanaf Genesis 3 zaait hij twijfel, of Gods Woord wel echt de waarheid is. Het ‘Is het ook dat God gezegd heeft…’ wordt in onze tijd allerwegen steeds krachtiger gehoord.

Theïstische evolutie

De predikant noemt het aangrijpend dat het gezag van Gods onfeilbare Woord steeds meer in twijfel wordt getrokken, ook onder christenen. “We zien dit in de discussie rondom het thema van de schepping. De moderne mens is overtuigd van de evolutiegedachte en kan daarom niet meer uit de voeten met de historiciteit van Genesis 1 tot en met 3. Zelfs onder christenen ontstaat, onder invloed van het moderne wetenschappelijke denken, de neiging om de schepping en de evolutiegedachte met elkaar in overeenstemming te willen brengen.” Schreuder ziet dat dit laatste bij velen voor grote verwarring zorgt. Het gevolg hiervan is dat het Schriftgezag in twijfel wordt getrokken. Maar als dit het geval is, zo betoogt de predikant, ‘dan heeft dat tot gevolg dat alle kernwaarheden van het geloof op losse schroeven komen te staan’. Het leidt tot een soort relativisme van geloofswaarheden. “Als het gezag van Gods Woord niet meer onvoorwaardelijk wordt erkend, is er ook niet meer een buigen voor en onder het Woord.” De opmars van het zogenoemde theïstisch evolutionisme baart ook in de achterban van Fundamentum zorgen.2

Nieuwe hermeneutiek

Niet alleen tanend Schriftgezag vervult de predikant met zorg, ook is er een nieuwe hermeneutiek op komst. Schreuder ziet dit als een grote verleiding. Hij is positief over de klassiek gereformeerde hermeneutiek. “De klassieke gereformeerde hermeneutiek buigt voor het geopenbaarde Woord van God en begeert het Woord na te spreken in wat de Heere over de mens zegt en van hem vraagt.” Schreuder kijkt echter met grote zorg naar de nieuwe hermeneutiek, waarbinnen men nog wel zegt aan de Bijbel te willen vasthouden, maar dit ten diepste eigenlijk niet meer doet. “In de nieuwe hermeneutiek, (…), begint men eerst met de vraag wat de mens ervaart, om vervolgens terecht te komen bij de vraag hoe de Bijbel de mens anno 2021 kan helpen zijn leven te richten op God.” Dergelijke hermeneutiek zet niet de Heere en wat Hij zegt in het middelpunt (theocentrisch), maar de mens met zijn levensvragen (antropocentrisch). “Het ligt voor de hand dat op deze manier niet meer de hele waarheid van Gods Woord leidend wordt voor hoe de mens zijn leven behoort in te richten. In deze hermeneutiek begint, kortweg gezegd, het denken vanuit de mens, in plaats van het denken vanuit God en Zijn wil.” De oproep voor een theocentrische hermeneutiek en leefwijze heb ik ook gedaan in het slotakkoord van het stuk rond de visiebijeenkomst.3 Ik sluit mij dus van harte bij de woorden van drs. A. Schreuder aan.4

Klimaatverandering

De predikant maakt zich over nog meer zaken zorgen. Hij verwijst naar de eindtijd en de uitspraken van de Heere Jezus Christus over ‘allerlei verschrikkingen die op de aarde zullen komen’. De mens denkt dat het leven maakbaar is, maar er gebeuren zaken die laten zien dat de mensen broos zijn en geneigd zijn om bij God vandaan te vluchten. Schreuder memoreert daarbij aan de coronapandemie waarbij duizenden mensen het leven gelaten hebben. Ook de opwarming van de aarde baart hem zorgen. “Steeds meer wordt duidelijk dat de opwarming van de aarde een groot probleem aan het worden is en dat er snel gehandeld moet worden om dit proces te stoppen. Maar dat zal geen resultaat hebben zo lang de (westerse) mens niet geneigd is om zijn consumerende levensstandaard bij te stellen.” De predikant wijst ook op de overstromingen in Limburg en aangrenzende gebieden in België en Duitsland. Maar al deze dingen zijn het beginsel der smarten, zo geeft de Heere Jezus aan.

Losgeslagen ethiek

De autonome mens staat, volgens Schreuder, in de huidige maatschappij centraal. Het is de omgekeerde wereld. “Wie daar commentaar op heeft en verwijst naar een hogere norm, die is intolerant, onverdraagzaam en liefdeloos.” Het ongeboren leven wordt hierdoor geslachtofferd en de sterke lobby van de LHBTIQ+-gemeenschap heeft ‘overal sluipenderwijs ingang (…) gekregen’. “Het denken in genderdiversiteit wordt heel dwingend aan iedereen opgelegd en gaat gelden als de nieuwe norm in onze samenleving. Niet meer het geslacht (man of vrouw), maar gender (de beleving hoe men zich voelt) is de nieuwe norm. Over geen enkele seksuele relatie, buiten het huwelijk van man en vrouw, mag een negatief waardeoordeel uitgesproken worden.” Wie oneens is met deze ideologie van transgenderisme wordt de mond gesnoerd. “Het valt te vrezen dat de onverdraagzaamheid die nu al voelbaar is als iemand Gods Woord ter sprake brengt, een voorbode is van verdrukking.5

Volharding

Schreuder noemt nog meer zaken waar hij zorgen over heeft. “De (…) genoemde zaken (…) maken dat het leven voor de kerk en voor de kerkmens die begeert te leven bij en uit het Woord er niet gemakkelijker op zal worden.” Daarom roept Christus in Mattheüs 24:13 ook op tot volharding. Wie volharden zal tot het einde, die zal zalig worden. “Gelukkig als door genade deze oproep weerklank vindt in ons leven.” Deze genade is strikt persoonlijk en we kunnen elkaar deze genade niet geven. Alleen door het wederbarende werk van de Heilige Geest wordt deze genade ons geschonken. Ik zou met de profeet Jeremia willen uitroepen: ‘O land, land, land, hoor des HEEREN woord!’ (Jeremia 22:29, SV).

Voetnoten

Is de evolutieleer verenigbaar met het klassiek Christelijk geloof?

In de jaren zestig werd de Evangelische Omroep opgericht en in de jaren zeventig de Evan­gelische Hogeschool. Een van de redenen was de steeds bredere aanvaarding van de evolutieleer in grote delen van de kerk. De Evangelische Omroep en de Evangelische Hoge­school wilde onder ander op dit terrein een tegengeluid geven en hebben dat ook jaren gedaan. Dat is inmiddels totaal veranderd.

Andries Knevel tekende een aantal jaren geleden voor de camera een documenten waarin hij zich verontschuldigde voor zijn vroegere overtuiging dat het Bijbelse scheppingsgeloof en de evolutieleer niet verenigbaar zijn. Aan de Evangelische Hogeschool werd een aantal jaren geleden een kinderboek gepresenteerd waarin aan kinderen wordt verteld de aap zich tot een mens heeft ontwikkeld.

De organisatie ForumC heeft al meer dan eens laten merken dat zij acceptatie van de evolutieleer geen probleem acht voor het belijden van het christelijke geloof. In hun Christelijke Dogmatiek lieten prof. dr. G. van de brink en prof. dr. C. van der Kooi weten dat zij het Bijbelse getuigenis over de oorsprong van de wereld willen verbinden met de evolutieleer. In deze zaak gaan zij in het spoor van het Christelijk geloof van prof. dr. H. Berkhof.

Van de Brink heeft deze gedachte breder ontvouwd en beargumenteerd in zijn in 2017 ver­sche­nen boek En de aarde bracht voort. Op een studiedag naar aanleiding van deze publicatie bleek dat zowel prof. dr. M. Wisse van de PTHU en prof. dr. A. Huygen van de TUA geen moeite hadden met de aanvaarding van de evolutieleer door Van de Brink. Hun kritiek is theologisch van aard maar heeft geen betrekking op de aanvaarding van de evolutieleer als zodanig.

Wisse en Huygen leggen elk hun eigen accenten in hun kanttekeningen bij de ziens­wijze van Van den Brink, maar wat hen verenigt is dat zij de zondeval niet als een dateerbaar gebeuren willen zien. Terwijl Van den Brink een brug probeert te slaan tussen de evolutieleer en het Bijbelse getui­genis, stelt Huygen dat wij het wetenschappelijke model van de evolutieleer en het Bijbelse getuigenis van de mens als twee perspectieven moeten zien die beiden waar zijn maar die wij niet met elkaar behoeven te verbinden. De vraag is wat dit betekent voor Adam als historisch persoon en de zondeval?

Huygen wil die als theologische maar niet als feitelijke realiteiten handhaven. De zondeval kan niet gezien worden als een dateerbaar gebeuren. Hij volgt Karl Barth als hij stelt dat wij alleen vanuit Christus over de mens, over Adam en over de schepping kunnen spreken. De bijdrage van Wisse is filosofischer dan die van Huygen. Voor hem betekent staat van rechtheid dat je de mens aanspreekt op Gods bedoeling met hem. Zijn kritiek op Van den Brink is dat hij schepping en herschepping teveel uit elkaar trekt en te weinig de goedheid van Gods oorspronkelijke schepping verdisconteert.

Bij Van den Brink, Huygen en Wisse vervalt de drieslag van goede schepping, zondeval en verlossing als een historische en chronologische realiteit. Het zijn niet minder maar ook niet meer dan drie perspectieven om naar de werkelijkheid te kijken. Dat is een ander lijn en theologie dan de klassiek gereformeerde en ook de klassiek christelijke. Daarin is de theo­logische boodschap van de staat van de rechtheid en de zondeval gebaseerd op de feitelijke realiteit ervan. Wie de lijn schepping, zondeval, verlossing opgeeft, zal ok op andere punten moeite krijgen met de klassieke vertolking van het christelijke geloof.

Bij Van den Brink zie je dat hij in de Christelijke Dogmatiek aarzelt bij de realiteit van de eeuwige straf. En als we de mens en schepping uitsluitend vanuit Christus willen zien, kan niet langer gezegd worden over de vloek van de overtreding van het werkverbond die sinds de zondeval op ieder mens rust. Dan kunnen we geen recht meer doen aan wat wordt beleden in de zondagen 3 en 4 van de Heidelbergse Catechismus. Vragen die een halve eeuw geleden speelden in het midden van de Hervormde Kerk en de Gereformeerde Kerken spelen nu in Gereformeerde Bond, de Gereformeerde Kerken Vrijgemaakt en de Christelijke Gerefor­meerde Kerken en beperken wij ons niet tot theologen en predikanten dan moeten we de kring nog breder trekken.

Hulp bij bezinning

Bezinning is noodzakelijk. Is het klassiek christelijke geloof zoals dat beleden wordt in de gereformeerde belijdenisgeschriften nog houdbaar of is aanpassing nodig? De ontwikkelingen in Nederland staan niet op zichzelf. In de Engelssprekende wereld hebben tot voor enige decennia evangelicals de evolutieleer afgewezen. Inmiddels zijn er tal van mensen die zich evangelical blijven noemen en toch geen moeite hebben met de evolutieleer. Zij hebben onder andere een forum in de organisatie Biologos. Nu ontbreekt het in de Engelssprekende wereld ook niet aan tegenstemmen. Ik heb zelfs de indruk dat die de laatste jaren krachtiger gaan klinken.

Bij uitgeverij Crossway verscheen een meer dan duizend pagina’s tellende publicatie waarin natuurwetenschappers van meerdere disciplines, filosofen en theologen de evolutieleer onder fundamentele kritiek stellen en de gedachte van een theïstische (dat wil zeggen door God geleide) evolutie van de hand wijzen. De auteurs van Theistic Evolution. A Scientific, Philosophical, and Theological Critique laten de vraag naar de ouderdom van de aarde en of er vóór de zondeval al vleesetende dieren waren buiten beschouwing.1 Wat hen verbindt is de overtuiging dat de openingshoofdstukken van Genesis een historisch en feitelijke karakter hebben.

De publicatie bestaat, zoals de ondertitel al aangeeft, uit drie delen. In het eerste deel vinden we bijdragen waarin wetenschappelijke kritiek op de evolutieleer naar voren wordt gebracht. Deze bijdragen vooronderstellen vakkennis die de gemiddelde lezer niet zal hebben. Ik moet eerlijk zeggen dat ikzelf de kracht en reikwijdte geboden informatie lang niet altijd kan overzien. Wel wordt duidelijk dat de feiten als zodanig niet dwingend passen in het kader van de evolu­tieleer. De vraag in welk kader of model je feiten wil passen is niet alleen een weten­schappe­lijke vraag. De een zal vanuit zijn levensbeschouwing een andere oplossing prefereren dan de ander. Dan blijkt trouwens ook dat de vraag naar wat nu precies wetenschap is nooit geheel eenduidig is beantwoord. Die vraag zelf is een levensbeschouwelijke of filosofische vraag. Onder andere dit laatste komt aan de orde het tweede deel waarin filoso­fische kritiek op de evolutieleer wordt uitgeoefend.

Het derde deel is het meest toegankelijk. Een aantal theologen onder wie Bijbel­weten­schap­pers laat zien dat men om de evolutieleer in het christelijke geloof te integreren meerdere Bijbelteksten een uitleg moet geven die strijdt met wat kennelijk wordt bedoeld. Zo kan het feit dat de mens pas sterft sinds de historische zondeval niet opgevat worden zoals het er staat.

De dood heeft als de evolutieleer waar is, ook voor de mens altijd bij het leven behoort en kan daarom niet meer als een straf op de zonde worden gezien. Adam en Eva zijn niet de twee historische personen van wie de gehele mensheid afstamt. De schepping is op geen enkele wijze door een historische zondeval ontwricht. Wanneer Adam als het verbondshoofd die heel de mensheid vertegenwoordigt als zijn nakomelingen wordt opgegeven, heeft dat gevolgen voor het zicht op de Heere Jezus Christus als de tweede Adam.

Een helder tegengeluid van dr. M.J. Paul

In ons eigen land schreef dr. M.J. Paul een omvangrijke studie onder de titel Oorspronkelijk waarin hij het opneemt voor de historische betrouwbaarheid van de eerste hoofdstukken van Genesis en de evolutieleer afwijst. Dr. Paul gaat na hoe in de Bijbel zelf over de schepping wordt gesproken. Uitvoerig gaat hij in op de vraag of de Bijbel een bepaald wereldbeeld biedt. Een aantal hoofdstukken zijn aan de (kerk)geschiedenis gewijd. Hoe dachten de kerkvaders over schep­ping, zondeval en zondvloed? Kan er een lijn getrokken worden van Corpernicus en Galileï naar Darwin?

Paul stelt ook de orde hoe christelijke theologen vanaf de tweede helft van de negentiende eeuw tot op de dag van vandaag op de evolutieleer hebben gereageerd. Dan blijkt dat meerderen menen dat de klassieke theologie met de drieslag schepping, zondeval, verlossing onhoudbaar is. Feitelijk betekent dit dat het kader van de bijbelse boodschap als onhoudbaar wordt gezien.

Vaak wordt beweerd dat de Bijbelschrijvers ervan uitgingen dat de er een watermassa onder de aarde was en boven de aarde een soort koepel. Onder ander met een beroep op de oudtestamenticus Houtman schrijft Paul dat wij mogen stellen dat het Oude Testament geen wereldbeeld kent. De Bijbel gebruikt vooral de taal van de dagelijkse waarneming.

Als men aan de Bijbel graag een bepaald wereldbeeld toeschrijft, is het om een onderscheid te maken tussen de kern van de Bijbelse boodschap en een verpakking die cultureel is bepaald. Paul keert zich tegen dit onderscheid. De Bijbel is geen (natuur)wetenschappelijk traktaat, maar vertelt ons in de woorden van de dagelijkse waarneming over de schepping en scheppingsverschijnselen. Dan wordt er echter wel feitelijke informatie gegeven.

Ten onrechte wordt soms een beroep op Calvijn gedaan om af te doen van de feitelijke inhoud van de Bijbel. Wanneer Calvijn sprak van accommodatie bedoelde hij dat God Zich in Zijn openbaring heeft aangepast aan de mens in diens schepselmatige bestaan om hem te openbaren wie Hij is en hoe Hij gekend en gediend wil worden. Het betekent niet wat er sinds de Verlichting mee bedoeld is dat God Zijn openbaring gaf in cultuurgebonden en tijdbepaalde vormen waarvan wij ons mogen ontdoen. Die laatste denkwijze gaat er vanuit dat in de Bijbelschrijvers in Genesis 1-11 gebruikt hebben gemaakt van algemeen bekende voorstelling in de oud-oosterse wereld om een boodschap te geven over de wereld om ons heen en over de mens zonder dat zij historische feiten hebben willen vermelden.

Maar er is geen reden om Genesis 1-11 – zo laat Paul zien – een andere karakter toe te kennen dan de tweede helft van Genesis. De geslachtsregisters vormen het kader van het hele boek Genesis. Zij zijn een aanduiding dat gehele boek als geschiedschrijving wil worden verstaan. Paul had wat mij betref een kleine kanttekening kunnen plaatsen bij het optellen van de leeftijden in de geslachts­registers om de ouderdom van de aarde en bijvoorbeeld de datum van de zondvloed te bepalen. Er zijn meerdere aanwijzingen dat soms geslachten zijn over­geslagen.

Genesis 1-11 vertellen over het karakter, de oorsprong van onze werkelijkheid en de oudste geschiedenis van de mens

Een eigentijds oudtestamenticus die meent dat de evolutieleer probleemloos met het Bijbelse getuigenis kan worden verbonden is John H. Walton. Hij stelt dat Genesis 1 ons laat zien dat de schepping als tempel is bedoeld. Genesis zou geen antwoord geven op de vraag naar het ontstaan van de wereld. Dat is op zich al heel merkwaarding, want in elke cultuur zijn er verhalen over het verleden en overtuigingen over het ontstaan van de wereld. Dan zou Israël een uitzondering zijn.

Volgens Walton waren Adam en Eva niet de eerste mensen. God uit een bestaande populatie van mensen een mensenpaar uitgekozen om de mensheid te vertegenwoordigen. Pas in deze tijd ging God een relatie aan met mens. Het door God uitgekozen mensenpaar ging eigen wegen en zo kwam de zonde in de wereld. Zonde werd in deze tijd overtreding van Gods wil

Het grote probleem bij deze visie is dat de eenheid van het menselijke geslacht wordt opgegeven en dat de dood van de mens geen gevolg is van de zonde. Dood en lijden behoren dan bij Gods goede schepping. Dan geeft Paulus in het Nieuwe Testament een ander geluid. Zoals de dood van de mens door Adam in de wereld kwam, overwon Christus de dood.

Ongetwijfeld heeft de dood in beide gevallen ook een geestelijk aspect, maar dat doet niets af van het lichamelijk aspect. Paul laat zien dat de kerkvaders unaniem de lichamelijke dood van de mens als een gevolg van de zonde van het eerste mensenpaar zagen. Zonder enige reserve gingen zij ook uit van de zondvloed als een universeel gebeuren, terwijl de visie dat het slechts een regionale vloed zou zijn meerdere van hen niet onbekend was.

In het debat over schepping en evolutie komt steeds weer de vraag terug of de wetenschap een zelfstandige kennisbron is, waardoor de uitleg van de Bijbel aangepast moet worden.Op een aantal essentiële punten is het bijbelse getuigenis niet met de evolutie te verenigen. Er is ook als wij kennis nemen van de informatie die vanuit de wetenschap op ons afkomt mogelijk onverkort aan het Bijbelse getuigenis over schepping, zonde en dood vast te houden en hoeven we de Bijbel niet anders te lezen worden dan de eeuwen door is gedaan.

Hier biedt de uitgave van Crossway belangrijke informatie. Terecht stelt Paul dat de Schrift het kader biedt waarbinnen wetenschap moet worden bedreven. Aanpassing van het Bijbelse getuigenis blijft nooit zonder gevolgen. De boodschap van de erfzonde en Gods toorn over het menselijke geslacht kunnen niet onverkort worden vastgehouden als de historiciteit van het paradijs, de staat van de rechtheid en de zondeval wordt prijsgegeven.

Een zeer instructieve samenvatting

Mede door de omvang is Oorspronkelijk niet voor iedereen even toegankelijk. Hij heeft christelijk Nederland dan ook een dienst bewezen door een veel kleiner studie te schrijven. Een studie die de kern van Oorspronkelijk samenvat en hier en daar nog wat nieuwe over­wegingen geeft. Dit boekje met de titel Waar komen wij vandaan? is zeer geschikt voor leerlingen uit de bovenbouw van het voortgezet onderwijs.2 Ik wens dit boekje in veler handen en zeer zeker in de handen van docenten en leerlingen van reformatorisch middelbare scho­len. Als die het spoor opgaan dat nu door meerdere theologen in de gerefor­meerde gezindte wordt aangeprezen, namelijk een verbinden met schepping en evolutie als twee perspec­tieven, verliezen deze scholen hun bestaansrecht.

Heel informatief en belangrijk is de manier waarop Paul spreekt over vier niveaus: feiten, theorieën over feiten, vooronderstellingen die bij theorievorming van belang zijn en geloof. Van belang is ook zijn constatering dat wij in de levende natuur wel variatie en aanpassing van soor­ten zien, maar geen ontwikkeling van lager naar hoger. Er is geen toename van gene­tische informatie.

Zeer te overwegen waard is ook zijn constatering dat er wetenschap is die verschijnselen in het heden observeert en wetenschap die op een of andere wijze het verleden bestudeert. In het laatste geval kunnen we niet via experimenten verschijnselen telkens weer bestuderen, maar moeten we op grond van de ons ter beschikking staande gegevens – van welke aard die ook zijn – het verleden construeren. Dit geldt niet alleen de geschiedenis­wetenschap maar ook de evolutiebiologie.

Het feit dat gegevens zo kunnen worden geïnterpreteerd dat de mens en de chimpansee een gemeenschappelijke voorouder wil niet zeggen dat dit een onbetwistbaar feit is. Ik wil in dit verband een constatering van de betrekkelijk jong overleden Amerikaanse nieuwtestamenticus en apologeet J. Gresham Machen doorgeven. Hij wijst op de analogie tussen de maagdelijke geboorte en de staat van rechtheid gevolg door de zondeval.

Wie uitgaat van de wereld zoals wij die nu kennen en waarin wij nu wetmatigheden constateren, zal noch voor het een noch voor het ander ruimte zien. Dat wordt anders als voor ons het Schriftgetuigenis doorslag­gevend is en wij geloven dat er werkelijk zaken zijn gebeurd dit buiten ons natuur­weten­schappelijk kader vallen.

Paul houdt zelf nadrukkelijk vast aan het feit de scheppingsdagen dagen zijn zoals wij die nu kennen. Hij is er ook van overtuigd dat er geen vleesetende dieren waren vóór de zondeval Tegelijkertijd geeft hij aan dat dit toch zaken van een ander gewicht zijn dan die van de historiciteit van de zondeval. Over de eerste zaken kan men van mening verschillen zonder dat dit tot aanpassing van het geloof hoeft te leiden. Dat ligt bij de zondeval anders. Dan komen we bij de relatie tussen het werk van Christus en de zondeval.

Appèl

Laten wij waken en bidden en smeken of God ons en anderen bij Zijn Woord bewaard of terugbrengt. Ik wil deze bijdrage besluiten met woorden van ds. G. Boer, een van de vroegere voorzitters van de Gereformeerde Bond. In 1964 hield hij in de Hervormde gemeente van Huizen Bijbellezingen over Genesis 1. Zij kwamen uit in het boek Ik ben de Alpha (een boek dat ook is opgenomen in de bundel met verzamelde werken van Boer).

Daar schrijft Boer onder andere het volgende: ‘Maar weet ge, de gedachte dat Adam en Eva schimachtige figuren zijn wint hand over hand veld, ook in kringen waar wij dit niet verwacht hadden. Daarom wil ik u wapenen voor een strijd die op de scholen reeds gaande is en van lieverlede de gemeenten binnendringt. Wie Adam laat verdampen in de nevelen van de oergeschiedenis, heeft de heilige Schrift naar haar zelfgetuigenis tegen zich. Ja, die heeft de Heilige Geest die van deze Schriften de auteur is tegen zich, die heeft God tegen zich. En dat heeft zich gewroken en zal zich verder wreken. Want wie Adam verliest die verliest Christus. Wie de eerste mens afschrijft, die schrijft de tweede Mens af. Wie Adam tot een legendarische figuur maakt die verliest de Christus der Schriften.’

N.a.v. J.P. Moreland, Stephen C. Meyer, Christopher Shaw, Ann K. Gauger en Wayne Grudem, Theistic Evolution. A Scientific, Philosophical, and Theological Critique (Wheaton: Crossway Books, 2017) hb. 1007 pp.; dr. M.J. Paul, Oorspronkelijk. Overwegingen bij schepping en evolutie (Apeldoorn: Labarum Academic, 2017), pb. 525 pp.; dr. M.J. Paul, Waar komen wij vandaan? Op zoek naar antwoorden in het evolutiedebat (Apeldoorn: De Banier, 2018), pb. 184 pp.

Deze gastbijdrage is met toestemming overgenomen van de website van dr. P. de Vries. Het originele artikel is hier te vinden.

‘Een heldere boodschap’ – Bespreking van ‘Adam, waar ben je?’

Prof dr. Willem J. Ouweneel is evangelisch. Hij volgde in de jaren 70 het gymnasium. Zijn leraar biologie verdedigde toen het standpunt van Jan Lever die hoogleraar in de biologie was aan de VU. Lever ging uit van de evolutie. Ouweneel ging zich om die reden erin verdiepen en kwam via een oudere vriend, die wees op Amerikaanse literatuur (o.a. Henry M. Morris), terecht bij het creationisme en die visie heeft hij nooit meer losgelaten. Dit boek is daar een bewijs van.

Wat Ouweneel aan de kaak wil stellen

Ouweneel promoveerde in Utrecht in de biologie, later in de filosofie en tenslotte in de theologie (in Zuid-Afrika) en werd hoogleraar systematische theologie aan de evangelische universiteit van Leuven. Ouweneel wil vanuit deze drie disciplines de huidige opvatting bekijken van christenen die menen dat men schepping en evolutie kan combineren. Ouweneel stelt dat deze drie disciplines nodig zijn om wetenschappelijk iets te zeggen over evolutie en schepping. Ouweneel spreekt dus niet alleen zijn bezwaren uit tegen de evolutie zelf maar kijkt vooral of men de Bijbelse boodschap uit Genesis 1 overeind kan houden als men de evolutie accepteert zoals prof. dr. Gijsbert van den Brink poogt te doen in zijn boek ‘En de aarde bracht voort‘. Ouweneel vindt dat een hachelijke onderneming waarbij men wel schipbreuk moet leiden of in elk geval moet schipperen met de historiciteit van de Schrift.

Desastreuze gevolgen

Ouweneel vindt dat men moet kiezen tussen schepping of evolutie maar niet een derde weg moet bewandelen en toch menen een orthodox christen te zijn. Theologen van de derde weg leggen Genesis 1-3 aangepast uit. Adam was een mens die ontstaan is door evolutie maar God greep in en maakte een afspraak met hem (proefgebod). Ouweneel laat in zijn boek zien welke desastreuze gevolgen deze visie heeft want hoe zit het dan met de goede schepping en hoe zit het met de nieuwe schepping als er geen oude schepping was?

Ontmanteling van de evolutietheorie

In dit boek ontmantelt Ouweneel de evolutietheorie als zijnde niet wetenschappelijk. De waarneming dat er variaties zijn binnen soorten acht Ouweneel correct maar daar had Darwin het bij moeten laten. Die biologische variaties zijn door God in de schepping gelegd zodat een soort in allerlei omstandigheden kan overleven. De overgang van het ene soort naar het andere soort is wetenschappelijk nooit bewezen volgens Ouweneel maar is een ideologische aanname die niet gedeeld wordt door alle (atheïstische) biologen. Sommige biologen spreken van de mythe van Darwin. Bovendien zijn bijkans alle aanhangers van de evolutietheorie atheïsten. De evolutietheorie gebruiken zij om God buiten hun aardse spel te zetten.

Ideologische gedrevenheid

Ouweneel geeft van deze ideologische gedrevenheid van de aanhangers van de evolutietheorie talloze voorbeelden. Om die reden vraagt hij zich terecht af of een orthodox christen de evolutietheorie kan aanvaarden zonder het gezag van de Bijbel geweld aan te doen. Een leer die doordrenkt is van een flinke scheut atheïsme kan toch geen goed commentaar zijn op Genesis 1-3 en mag toch niet wetenschappelijk heten maar is gewoon een ideologie?!

De hermeneutische draai

Eeuwenlang heeft de orthodoxie Genesis 1-3 gelezen door de bril van Jezus en Paulus. Beiden stellen dat Adam een historisch persoon was en de eerste mens was (1 Korinthe 15 vers 45). Theologen in de lijn van Van den Brink lezen Genesis 1-3 vanuit het buitenperspectief namelijk door de bril van atheïst Charles Darwin en diens volgelingen en dat alleen om hen de wind uit de zeilen weg te nemen. Ondertussen gaat men mee met de wind van hun leer. Daarbij vraagt Ouweneel zich af of deze visie geen hellend vlak is. Als de eerste mens, Adam anders is dan Genesis 1-3 beschrijft hoe zit het dan met de laatste Adam, Jezus want Paulus verbindt die beiden aan elkaar (1 Korinthe 15 vers 45)?

Historiciteit van Genesis 1-3

Ouweneel leest Genesis 1-3 historisch maar dat wil niet zeggen dat er geen beeldspraak in naar voren komt. Met name in Genesis 2 worden beelden gebruikt. Calvijn zag dit ook in. God was volgens hem geen pottenbakker die de mens uit het klei van de aarde maakte. Ondertussen beschrijft dit gedeelte de aardse afkomst van de mens terwijl Genesis 1 vers 26 laat zien dat de mens beelddrager is van God.

De gelaagdheid van de mens

Enerzijds is de mens beelddrager van God (Genesis 1 vers 26) en anderzijds is hij gemaakt uit het stof van de aarde (Genesis 2 vers 7). De mens is dus gelaagd. Ouweneel bekijkt de mens vanuit allerlei aspecten en wetmatigheden in de lijn van Herman Dooyeweerd en maakt daarbij de volgende afwegingen: In zeker opzicht lijkt de mens wel op het dier maar zelfs op lagere niveau verschilt de mens van het dier. Zo kan de mens blozen (sociaal mentale houding dat zich vertaalt op lichamelijk niveau) en een dier niet. Ouweneel concludeert dat dit laat zien dat de mens toch ook wezenlijk anders is dan een aap.

Een heldere boodschap

Schepping en evolutie combineren heeft ook grote gevolgen voor de Bijbelse kijk op de schepping, zondeval en de erfzondeleer. Ouweneel werkt de grote gevolgen voor deze Bijbelse geloofsartikelen hoofdstuk voor hoofdstuk uitvoerig uit en ontmantelt de visie van Gijsbert van den Brink en verwanten steeds verder… Schepping en evolutie zijn twee verschillende perspectieven die men absoluut niet kan combineren! Dat is de heldere boodschap van dit boek en daarmee heeft Ouweneel het debat een stuk verder geholpen. Wat mij betreft heeft dit boek het laatste woord en is dit voorlopig het laatste boek over de historiciteit van de eerste Adam. Er staat in elk geval genoeg stof in ter overdenking. Wie meer wil weten over de gevaren van de derde weg vindt in dit boek een scala aan desastreuze gevolgen…

Dit artikel is met toestemming overgenomen van de website van de auteur. Het originele artikel is hier te vinden.

Voetnoten

De schepping-evolutie-strijd is weer helemaal terug! – Bespreking ‘En de aarde bracht voort’

Om de zoveel jaar gebeurt het: dan brandt in christelijk Nederland de strijd weer los over de vraagstukken rond schepping en/of evolutie. Dit jaar gebeurde dat door de verschijning van twee dikke boeken, geschreven door twee theologieprofessoren, beiden afkomstig uit de Protestantse Kerk in Nederland, en wel uit de rechterflank daarvan: de Gereformeerde Bond. De ene een oud-student van mij, de ander een oud-collega van mij. Beiden door mij gewaardeerd om hun kundigheid. Beiden orthodox, dat wil zeggen beiden onderschrijven voluit de Geloofsbelijdenis van Nicea.

De christelijke dagbladpers (Trouw, Friesch Dagblad, RD en ND) heeft zich uiteraard op het conflict gestort, en radio en tv zullen wel spoedig volgen. Er zijn al diverse symposia en conferenties belegd, maar eigenlijk is de discussie nog maar nauwelijks begonnen.

Het eerste boek, eind juni verschenen, heet En de aarde bracht voort: Christelijk geloof en evolutie (uitg. Boekencentrum, Utrecht) en is geschreven door prof. dr. Gijsbert van den Brink (1963), hoogleraar aan de VU te Amsterdam. Hierin verdedigt hij de evolutieleer, inclusief de leer van de menselijke evolutie. Tegelijk wil Van den Brink op een of andere manier vasthouden aan de ‘historische’ Adam en de ‘historische’ zondeval. Maar het valt natuurlijk niet mee Genesis 1–3 én de leer van de menselijke evolutie op één noemer te krijgen. Van den Brink moet daar, als ik zo oneerbiedig mag zijn, dan ook heel wat capriolen voor uithalen, die mij en vele anderen in het geheel niet overtuigen.

Het tweede boek heet Oorspronkelijk: Overwegingen bij schepping en evolutie (uitg. De Banier, Apeldoorn) en is geschreven door prof. dr. Mart Jan Paul (1955), hoogleraar aan de ETF te Leuven. Hij gaat uit van de volle historiciteit van Genesis 1–3 en wil er niets van weten dat deze hoofdstukken gelezen zouden moeten worden door de bril van de evolutieleer. Tussen twee haakjes: Paul schreef zijn boek niet als reactie op dat van Van den Brink; toen dit laatste uitkwam, lag Pauls boek al bij de drukker.

Je zou vandaag de dag misschien kunnen denken dat het creationisme (de beweging die in de bijbelse schepping gelooft en de leer van een algemene evolutie [van amoebe tot mens] afwijst) in Nederland zo langzamerhand dood is. Dat is niet het geval. Op het boek van Van den Brink kwam meteen flink protest van diverse gepromoveerde natuurwetenschappers (Willem Binnenveld, Peter Borger, Herman Bos, Juri van Dam, Hans Degens en Wim de Jong1 die Van den Brinks nogal kritiekloze aanvaarding van de evolutieleer gelukkig stevig onder handen namen. Sommige theologen hebben Van den Brinks boek natuurlijk juichend ontvangen, maar anderen hadden er stevige kritiek op. Nu sinds 29 augustus ook het boek van Paul uit is, zal de discussie wel helemaal losbranden.

Laat ik het maar ronduit zeggen: afgezien van wat kleinere punten sta ik grotendeels achter Mart Jan Paul. Ik vind de aanpak van Van den Brink, hoe goed bedoeld ook, desastreus. Ik durf zelfs de stelling aan dat zijn aanpak, ook al wil hij dat absoluut niet, altijd eindigt in de vrijzinnigheid; is het niet bij hem, dan bij zijn volgelingen. Ga maar na: bij Van den Brink zijn Adam en Eva niet de eerste mensen, is Adam niet door God zelf uit stof toebereid, is Eva niet uit de zijde van Adam voortgekomen, maar zijn zij ‘hominiden’, afstammelingen van oermensen. Door Adam is niet de dood in de wereld gekomen, want de dood bestond allang. Je vraagt je af waarom Christus aan het kruis gestorven is om de dood af te schaffen, als de dood niet door de zonde in de wereld is gekomen, maar een natuurlijk verschijnsel is. Je vraagt je ook af in hoeverre we de apostel Paulus verder nog serieus kunnen nemen als hij, als kind van zijn tijd, niet eens wist hoe het nou het echt zat met Adam en de zondeval. Het antwoord dat Mart Jan Paul en ikzelf daarop zouden geven, is dat Paulus dat eenvoudig aan het goddelijk geïnspireerde Genesis 1–3 heeft ontleend. (Trouwens, ook Jezus was blijkbaar onwetend ‘kind van zijn tijd’, want ook Hij nam Genesis 1–3 letterlijk!)

Op het moment dat een christen begint te geloven dat Adam een geëvolueerde hominide is, verlies je het bijbelse mensbeeld. In de Bijbel zijn de verschillen tussen dieren en mensen niet gradueel, maar essentieel. Neem alleen al deze vraag: dieren houden bij de dood op te bestaan, maar mensen bestaan na de dood eeuwig voort. Hoe moeten we dat verklaren vanuit de menselijke evolutie? Hoe en wanneer evolueerden dieren tot eeuwigheidswezens? Of was daar stiekem toch weer een ingrijpen van God voor nodig? Lukt dat, zo’n voorstelling van zaken waarin aan de ene kant de Bijbel gelezen wordt door een evolutiebril – en de evolutietheorie heeft God helemaal niet nodig! – en aan de andere kant toch weer bijbelse noties worden ingevlochten? Hier is werkelijk een nieuwe hermeneutiek in het geding: voor het verstaan van de Bijbel is tegenwoordig blijkbaar de “moderne wetenschap” nodig.

Ik weet alle antwoorden die Van den Brink op mijn commentaar zal hebben, want die staan in principe al in zijn boek. Daarom is zo’n column als deze hoogst onvoldoende. Op verzoek van een buitenlandse uitgever ben ik dan ook druk bezig met een omvangrijk Engelstalig werk waarin ik Van den Brink, alsmede zijn Engelstalige geestgenoten (van BioLogos en soortgelijke organisaties), grondig hoop te weerleggen. Dat moet wel, want mijns inziens is hier de kern van het christendom in het geding. Zonder de eerste Adam blijft er – ondanks Van den Brinks uitgebreide redeneringen – ook van de laatste Adam niet veel over. Dat wil Van den Brink niet, maar hij bevindt zich volgens mij wel op het hellende vlak (Hosea 8:7a).

Eerder verscheen op deze website een artikel van hem met als titel: ‘Wil de juiste Adam opstaan alsjeblieft?’. Dit artikel is hier te vinden. Zijn tweede artikel verscheen op deze website met als titel ’14 uitdagingen aan hen die geloven dat Adam een geëvolueerde aapmensachtige was’. Dit artikel is hier te lezen. Zijn derde artikel dat raakvlakken heeft met deze discussie draagt de titel ‘Tien stellingen over schepping, evolutie, Adam en de zondeval’. Dit artikel is hier te lezen.

Dit artikel is met toestemming overgenomen van de website CVandaag. Het originele artikel is hier te vinden.

Voetnoten

‘Evolutie: wetenschap of geloof?’ – Student Josianne Slijkhuis in gesprek met biologiedocent Gregory van den Top (Tweede deel)

In 2021 ging student psychobiologie Josianne Slijkhuis in gesprek met biologiedocent Gregory van den Top (MSc.). Dit gesprek is door het jongerenblad Daniël opgenomen en op het YouTube-kanaal Daniel Online geplaatst. Met dank aan het kanaal kunnen we dit ook hieronder delen. Hier het tweede deel, vorige week verscheen het eerste deel.

‘Embryonic Development of Reproductive Control in Mammals: An Achilles’ Heel for Evolution’ – Lezing dr. Tim Wells toch wel online

Noot van de redactie: Soms krijg je hulp uit onverwachte hoek. In het vorige artikel werd er geschreven dat er geen video-opname was van de lezing van dr. Tim Wells.1 Evolutiebiologe dr. Gerdien de Jong attendeerde ons er op dat dit wel het geval is.2 Dr. Tim Wells bleek de video op zijn YouTube-kanaal (waarvan we het bestaan niet wisten) gezet te hebben.

Op 7 oktober 2022 hield dr. Timothy Wells van Cardiff University voor Creation Ministries International een lezing over ‘Embryonic Development of Reproductive Control in Mammals: An Achilles’ Heel for Evolution‘. Met dank aan dr. Tim Wells staat de lezing online en is deze terug te luisteren via zijn YouTube-kanaal. Veel zegen bij het kijken en luisteren!

Het insluiten van de video lukt niet, maar hier is de link: https://www.youtube.com/watch?v=mmyraqCLO1A

Voetnoten

De twijfelachtige erfenis van Charles Darwins racisme

In de biologische leerboeken wordt Darwin geprezen als de geniale grondlegger van de moderne biologie. Het zou echter passender zijn om naar hem te verwijzen als de notoire aanstichter van het wetenschappelijk racisme.

Aan de argeloze lezer van Over het ontstaan van soorten zal de enkele racistische opmerking niet opvallen. Wie echter Charles Darwins (1809-1882) Over de afstamming van de mens opslaat, wrijft zich nog eens de ogen uit. Is het werkelijk mogelijk dat iets ‘wetenschappelijks’ zo racistisch is? Centraal in het boek staat de racistische vergelijking van beschaafde (lees: blanke) mensen, wilden (zoals ‘negers’ en ‘indianen’) en apen en honden. Daaruit zou moeten blijken dat wilden dicht bij apen staan, en beschaafde mensen ver daarboven. Darwin suggereert bijvoorbeeld dat ‘een oude hond met een uitstekend geheugen en enige verbeeldingskracht’ hoger staat dan ‘de afgebeulde vrouw van een ontaarde Australische wilde, die niet abstract kan denken en slechts tot vier kan tellen’. Als wij weten dat we van zulke inferieure wilden afstammen, zou het aannemelijk zijn dat wij van nóg laagstaandere levensvormen afstammen.

Beschaafde volken

Wat Darwins racisme zo problematisch maakt, is dat het geen verwaarloosbaar aspect maar de centrale argumentatie van zijn theorie is. Voor zijn tijd is zijn racisme niet uniek. Darwin echter verstrekte aan dit racisme een pseudowetenschappelijke basis door te beweren dat beschaafde volkeren biologisch superieur zijn aan ‘wilden’. Daarmee gaf hij een krachtige impuls aan de ontwikkeling van racistische biologische theorieën.

Waar dat op uitloopt, wordt duidelijk als Darwin zijn racistische theorie verbindt met de zogeheten struggle for life. Hij schrijft, schrik niet, ‘het is vrijwel zeker dat in de nabije toekomst op de hele aarde de beschaafde rassen de wilde rassen zullen uitroeien en vervangen. Tegelijkertijd zullen ongetwijfeld de mensapen worden uitgeroeid. Het verschil tussen de mens en zijn naaste verwanten zal dan duidelijker zijn. Het zal dan het grote verschil zijn tussen de beschaafdere, Kaukasische mens en een laagstaande aap als de baviaan, in plaats van zoals nu tussen de neger en de gorilla.’ Als deze toekomstdroom wordt omgezet in een nastrevenswaardig doel, zoals bij het streven naar rasverbetering (eugenetica) is gebeurd, is het einde zoek.

Des te opmerkelijker is het dat veel biologen volhouden dat deze darwiniaanse struggle for life tot een betere wereld leidt. De bedenker van het concept, de Britse econoom en geestelijke Thomas Malthus (1766-1834), was wijzer. Voor hem was de struggle for life een schrikbeeld, de destructieve uitkomst wanneer wij als mensen onze morele en rationele vermogens ongebruikt laten en het laten aankomen op een brute overlevingsstrijd. Malthus stelde dat wij onze uiterste best moeten doen om deze struggle for life te voorkomen.

Ultieme test

Het gelijk van Malthus blijkt uit de klimaat- en biodiversiteitscrisis. Volgens de darwiniaanse logica is deze dreigende crisis de ultieme test die uitwijst welke plant-, dier- en menssoorten het verst geëvolueerd zijn en overleving toekomt. Als inferieure soorten uitsterven, is dit goed nieuws, want dan kan hun plek ingenomen worden door biologisch superieure wezens.

Dit heeft racistische implicaties: door klimaatverandering worden de gebieden rond de evenaar het hardst getroffen, en niet toevallig wonen daar mensen van ‘inferieure rassen’, die we aan hun lot zouden moeten overlaten. Als we deze conclusie op ons laten inwerken, wordt duidelijk hoe giftig deze gedachtegang is. Deze wijst ons op werkelijk geen enkele wijze de weg naar een betere wereld, integendeel! Als leidend beginsel voor een betere wereld is de morele overtuiging van de universele menselijke waardigheid geschikter. Die overtuigt ons van de morele plicht om de zwakken en niet-bevoorrechten tijdens crises te helpen, in plaats van hen te profiteren. Dat minder bevoorrechten er moreel recht op hebben er bovenop geholpen te worden in plaats van in de kou te moeten staan.

Het is daarom hoog tijd om ons van de racistische darwiniaanse logica te ontdoen. De overtuiging dat een betere wereld ontstaat door de (klimatologische) struggle for life waarin de sterksten zegevieren, is misleidend en bovendien immoreel. De huidige klimaatcrisis laat zien dat de wereld alleen beter kan worden als wij niet-bevoorrechte volkeren steunen.

Waarschuwing

En Darwin zelf? Het beste zou zijn als de geschiedenisboeken een waarschuwende paragraaf opnemen over de invloed van zijn racistische ideeën. De ereplaats voor de belangrijkste moderne bioloog kan dan met recht aan Carl Linnaeus (1707-1778) worden gegeven, een Zweedse bioloog en zoöloog die de moderne indeling in plant- en diersoorten heeft geformuleerd.

Dit artikel is met toestemming van de auteur overgenomen uit het Nederlands Dagblad. De bronvermelding luidt: Biemond, A.J., 2023, De twijfelachtige erfenis van Charles Darwins racisme, Nederlands Dagblad 79 (21.278): 14-15 (artikel).

Robert Plomp verdedigt theïstische evolutie door te ontkennen dat dieren kunnen lijden

Theïstisch evolutionisten (TE) die orthodox zijn hebben een probleem. Enerzijds geloven ze dat God almachtig en goed is en anderzijds geloven ze dat de schepping tot stand kwam door een evolutieproces waarbij voorafgaand aan de komst van de mens honderden miljoenen jaren honderden miljarden dieren op de meest gruwelijke wijze geleden hebben.1

Verschillende manieren

Nu zijn er voor TE-ers verschillende manieren om met dit probleem om te gaan. De makkelijkste manier is gewoon het probleem te negeren. Als we zelf ook weinig met dieren te maken hebben, is dit eenvoudig. Een andere methode is, om te belijden dat God niet almachtig is. Hij kon deze aarde nu eenmaal niet op een andere manier zó mooi maken, met de mens als eindresultaat, dan door gebruik te maken van een gruwelijk evolutieproces van dood en verderf. Een vergelijkbare methode is om te belijden dat God op een andere manier goed is, dan wat wij mensen als goed beschouwen, en dan op zo’n manier dat God niet op een oneindig hoog verheven manier goed is maar juist op een platte aardse manier. Als God dan in Genesis 1 zegt dat Hij zag dat het goed was, dan is dat volgens zo’n TE-er goed in de vorm van geschikt. Zoals de slaven in Egypte geschikt waren voor het bouwen van piramides en de Hebreeuwse jongetjes geschikt waren als krokodillenvoer. Zo is God in de ogen van een TE-er als een Farao, die tevreden is over het geleverde evolutiewerk.

Andere oplossing

Er is nog een andere “oplossing”. Die wordt gekozen door Robert Plomp. Robert Plomp is een TE-er die over dit onderwerp schrijft op zijn website “vrome praatjes” en ook op andere manieren over dit onderwerp en verwante onderwerpen communiceert. Volgens Robert Plomp kunnen dieren niet lijden. Hij zegt dat er om te kunnen lijden kritische zelfreflectie nodig is, en dat hebben dieren niet.

Robert schrijft: “Nu concludeer ik dat lijden en een hoge mate van zelfbewustzijn bij elkaar horen. Pijn is in zichzelf geen lijden, hoe erg de pijn ook kan zijn. Het lijden wordt veroorzaakt doordat wij als mensen gaan reflecteren op de vraag wat dit lijden betekent voor wie wij zijn wat onze toekomst is. Maar ook als we niet uit kunnen sluiten dat dieren lijden, kun je het nog niet gelijkstellen aan moreel kwaad. Zonder reflecterend zelfbewustzijn is er geen moreel verschil tussen een komeet die een levenloze planeet in stukken uit elkaar slaat, een boom die door de bliksem getroffen wordt of een vis die opgegeten wordt door een haai.

De conclusie van Robert is gebaseerd op onzinnige argumentatie. Hij haalt hier bewustzijn en zelfbewustzijn door elkaar. Dieren vallen voor hem in dezelfde categorie als planten. Voor Robert is er in ethisch opzicht geen verschil of er een ster uit elkaar knalt of dat het achterlijf van een dier onder een rotsblok verpletterd wordt. Van lijden is in beide gevallen geen sprake. Levensgevaarlijk is deze gedachte. Want dit betekent dat alle wezens die geen bewuste zelfreflectie hebben volgens Robert niet kunnen lijden. Het idee alleen al dat honden, cavia’s, konijnen, apen, katten en dolfijnen niet kunnen lijden is in onze tijd ongekend. Eigenlijk is het precies andersom. Doordat de mens kan reflecteren, kan de mens zijn pijn verlichten door zich te focussen op de toekomst, door er betekenis aan te geven. Een dier kan dit niet. Voor een dier is lijden totaal.

Bewustzijn

Om te kunnen lijden is bewustzijn nodig. Biologisch gezien is er geen twijfel dat bij zoogdieren een hoge mate van bewustzijn aanwezig is. Het is bekend dat ze sterk reageren op gedragingen van soortgenoten en op hun omgeving. Dat ze in hoge mate ongerief kunnen ervaren en acute en chronische stress. Zenuwbanen van mensen en dergelijke dieren vertonen grote overeenkomsten en ook basale gedragsresponsen zijn vergelijkbaar. Kunnen die dieren niet lijden? Missen die emoties? Kent Robert de verhalen niet van de honden die hun overleden baasjes niet in de steek wilden laten en verhongerden? Is het voor Robert maar onzin, dat operaties bij dieren onder narcose plaats vinden? Dat bij pijnklachten pijnstillers worden gegeven? Dat er in Nederland zoiets is als een welzijnswet voor dieren? Is het voor Robert onzin, dat dierenartsen worden opgeleid om lijden bij dieren te kunnen waarnemen en zo veel mogelijk te verlichten, dat dierenartsen dit zelfs wettelijk verplicht zijn? Is het raar, dat we in Nederland eisen stellen aan huisvesting en het houden van dieren? Is het vreemd, dat we in Nederland standaard dieren verdoven voordat we ze slachten? Is het bizar, dat er in Nederland celstraf staat op het opzettelijk martelen van dieren?

Maar het gaat natuurlijk nog veel verder. Het kan natuurlijk zo zijn dat Robert zo weinig met dieren te maken heeft, dat hij geen idee heeft van de eigenschappen van deze wezens, maar hij gaat wel om met mensen. Robert ontkent daarmee ook dat jonge kinderen of dementerende mensen kunnen lijden. Op welke wijze dan ook, door pijn, door emotionele of door sociale mishandeling. Eigenlijk ontkent hij dat er zoiets als mishandeling mogelijk is ten opzichte van jonge mensen en demente bejaarden. Het kan geen kwaad om ze aandacht, liefde en zorg te onthouden. Waarom zou je de pijn verlichten, er is toch geen sprake van leed? Je hoeft je om een oud mens met een gebroken heup die ook nog eens in de war is, toch net zo weinig te bekommeren als om een krop sla in de koelkast? Een baby die de moeder mist of die een beklemde liesbreuk heeft, die laat je toch gewoon huilen?

Absurd

Deze gedachten zijn natuurlijk absurd. Ik denk ook niet dat Robert dit werkelijk zo ziet. Ik denk niet dat hij zijn kinderen mishandelt, dat hij huisdieren martelt of dat hij op een jong vogeltje gaat staan als dat toevallig op zijn pad ligt. Eigenlijk geloof ik niet dat Robert gelooft dat zoogdieren en jonge kinderen en dementerende ouderen niet kunnen lijden. Zijn hele verhaal is alleen bedoeld om de theïstische evolutie moreel gezien recht te breien. Maar hij gelooft het zelf niet!

Dr. ir. Erik van Engelen heeft al eerder een artikel geschreven over het lijden van dieren. Dit artikel verscheen hier onder de titel ‘Dierenleed past niet binnen goede schepping’.

Noot van de redactie: Op 12 februari 2024 heeft Robert Plomp gereageerd op dit artikel via zijn website ‘Vromepraatjes’. Zijn reactie is hier te vinden.

Voetnoten