Home » Artikelen geplaatst door Erik van Engelen (Pagina 2)

Auteursarchief: Erik van Engelen

Hoe is onze houding ten opzichte van de minste schepselen?

Iedereen is weleens vriendelijk maar als je wilt weten of iemand werkelijk een vriendelijk karakter heeft, moet je kijken of hij ook vriendelijk is voor de verliezers in onze maatschappij.

Immers, dan is men niet vriendelijk omdat men iets terugverwacht, maar vanwege de waarde van de ander op zichzelf, of beter, als schepsel van God. Dit past bij wat we lezen in Lukas 6. Iets dergelijks gaat ook op voor de dieren die onder onze hoede gesteld zijn (Genesis 1:28). Er is een verband tussen onze omgang met onze medemens en onze omgang met dieren; dierenmishandeling is voor de overheid een indicatie voor kindermishandeling.1

Maar hoe is het gesteld met onze omgang ten aanzien van dieren die niet direct aan onze zorgen zijn toevertrouwd, die zelf aan komen waaien en een lage aaibaarheidsfactor hebben? Dan is er reflexmatig wat minder neiging om er zorgvuldig mee om te gaan. In deze tijd van het jaar kan men flink last hebben van mieren. Ze weten ’s nachts feilloos de weg naar suikerpot en strooppot te vinden. Daar zijn genoeg stokjes voor te steken. Poederdoosjes of een keteltje kokend water zijn prettig effectief. Maar is het doden van insecten ethisch wel verantwoord? Wat geeft ons het recht om deze dieren het leven te ontnemen? De dieren volgen slechts hun instinct en hun drang naar zoetigheid is niet een bewuste poging om ons het leven zuur te maken.

Troostvol mierengezelschap

Het zal duidelijk zijn dat men de verantwoordelijkheid heeft om zijn eigendommen te beschermen en de aantasting van voedingsmiddelen tegen te gaan. Ook zegt de Bijbel niet dat het doden van dieren ongeoorloofd is. Daarnaast kunnen we uit de Schrift opmaken dat verschillende dieren duidelijk een andere status hebben, waarbij het reine vee bovenaan staat en de onreine niet-springende insecten onderaan, volgens Leviticus 11.

Toch kan het massaal doden van een groot aantal mieren met één zwaai van de gieter tegen de borst stuiten. Want waarom zou het uitroeien van kleine dieren minder erg zijn dan het uitroeien van grote dieren? De bekende apologeet C.S. Lewis geeft tenslotte terecht aan dat het niet de omvang is die de waarde van iets bepaalt. Mieren worden ons in de Bijbel tot voorbeeld gesteld en Corrie ten Boom verhaalt hoe God haar troostvol mierengezelschap gaf om nazigevangenschap te doorstaan.

Als we ons in detail in een mierenleven verdiepen, dan raken we verwonderd over de complexiteit die zich hier op microniveau openbaart. Mieren hebben onmiskenbaar iets schoons en goeds in zich. Aangezien we behoren te streven naar het ware, het schone en het goede, is het niet vreemd als we ons bezwaard voelen bij het verdelgen van deze dieren.

Maar mag men ook mieren doden als men er echt last van heeft? Daar zijn verschillende overwegingen bij te maken. Ten eerste is er volgens huidige wetenschappelijke inzichten bij mieren geen sprake van lijden. Mieren hebben daarvoor in tegenstelling tot muizen, marters en mollen een te laag bewustzijnsniveau. Ten tweede kan men zich afvragen in welke mate men het leven van een mier werkelijk verkort heeft. Deze leeft gemiddeld immers niet zo lang. Ten derde is de populatiedynamiek bij insecten anders dan bij zoogdieren. Het aantal mieren kan in korte tijd explosief toenemen, maar ook weer heel snel afnemen. Dat is een natuurlijk proces. Ten vierde zou men bij mieren het nest als de belangrijkste eenheid kunnen zien en niet de individuele mier. Een nest is een organisch geheel, geregeerd door een of enkele koninginnen met werksters en mannetjes, die alle een eigen specifieke functie voor het nest hebben.

Wat is dood?

Mieren zouden prima in een goede schepping hebben kunnen leven. Maar zouden mieren in een goede schepping ook hebben kunnen sterven? Geldt de afwezigheid van de dood in de volkomen goede schepping ook mieren en nog lagere wezens als eencelligen? Vruchten en planten stierven wel, als ze werden opgegeten. Welk wezenlijk verschil is er dan tussen lagere dieren en planten? Ik denk dat ook hier geldt dat de Bijbel spreekt vanuit het waarnemingsperspectief. ”Dood” zoals we die nu biologisch definiëren, verschilt van ”dood” zoals die in de Bijbel ­beschreven wordt. In feite hebben we in de biologie de definitie van het verschijnsel dat zich in de oudheid voordeed als ”dood” sterk uitgebreid. Het is de vraag of dat in dit opzicht terecht is.

Terwijl we groeien, zijn er talloze cellen in ons lichaam die afgebroken worden. Als een kikkervisje in een kikker verandert, gebeurt hetzelfde met de cellen van de staart. Dat noemt men celdood. Zo zou men zich kunnen voorstellen dat de dood van een individuele mier niet dood is in Bijbelse zin, als het leven van de kolonie doorgaat.

Stamelen

Hierboven heb ik lijnen getrokken vanuit de huidige biologie naar de veronderstelde biologie van voor de zondeval. Die vraag komt naar boven als we geloven dat de zondeval niet alleen voor de mens maar ook voor medeschepselen de dood in de wereld bracht. Echter, als we een kosmische val belijden, dan is de toestand voor de zondeval voor ons ook niet meer kenbaar. Stel dat men alleen maar rupsen zou zien en nooit een vlinder, dan zou men zich niet kunnen voorstellen dat een rups een vlinder kan worden. Als de dood met de zondeval in de wereld kwam, dan was dat een veel grotere verandering dan die van rups naar vlinder.

Dan is er wel een compleet andere lijn te trekken. De Bijbel leert ons dat deze materiële wereld in feite een geestelijk fundament heeft. Ook een filosoof als Thomas Nagel betoogt dit. En we zien het ook nu nog terug in de manier waarop de natuur is opgebouwd. Genesis 1 en 2 tonen ons een harmonieuze wereld met een explicietere en inniger band tussen het geestelijke en het natuurlijke dan wij nu ervaren. Dieren zijn niet alleen vreedzaam, maar komen zelfs naar Adam toe om een naam te ontvangen. Het is zeer goed voorstelbaar dat in zo’n omgeving de dood geen grip heeft op het leven.

Ten gevolge van de zondeval is het geestelijke kwaad diep in de werkelijkheid doorgedrongen en is de harmonie verbroken. Het kan Gods weerhoudende goedheid zijn geweest die vervolgens de invloeden van geestelijke krachten in onze materiële wereld heeft beperkt om zo het kwaad te beteugelen. Maar daarmee waren dan met de invloed van ontstane kwade krachten mogelijk ook de goede geestelijke krachten in de schepping weggenomen die in mens en dier het leven ondersteunden.

Uiteindelijk kan men hier slechts gissen en stamelen. Men kan niet ernstig genoeg denken van de zondeval. Die heeft ons zicht op de situatie voor de zondeval grondig vertroebeld, maar ook –en dat is nog belangrijker– ons zicht op God, op onszelf en op de schepping van dit moment.

Dit artikel is met toestemming van de auteur overgenomen uit het Reformatorisch Dagblad. De volledige bronvermelding luidt: Engelen, E. van, 2023, Hoe is onze houding ten opzichte van de minste schepselen?, Reformatorisch Dagblad 53 (74): 30-31 (artikel).

Voetnoten

Robert Plomp verdedigt theïstische evolutie door te ontkennen dat dieren kunnen lijden

Theïstisch evolutionisten (TE) die orthodox zijn hebben een probleem. Enerzijds geloven ze dat God almachtig en goed is en anderzijds geloven ze dat de schepping tot stand kwam door een evolutieproces waarbij voorafgaand aan de komst van de mens honderden miljoenen jaren honderden miljarden dieren op de meest gruwelijke wijze geleden hebben.1

Verschillende manieren

Nu zijn er voor TE-ers verschillende manieren om met dit probleem om te gaan. De makkelijkste manier is gewoon het probleem te negeren. Als we zelf ook weinig met dieren te maken hebben, is dit eenvoudig. Een andere methode is, om te belijden dat God niet almachtig is. Hij kon deze aarde nu eenmaal niet op een andere manier zó mooi maken, met de mens als eindresultaat, dan door gebruik te maken van een gruwelijk evolutieproces van dood en verderf. Een vergelijkbare methode is om te belijden dat God op een andere manier goed is, dan wat wij mensen als goed beschouwen, en dan op zo’n manier dat God niet op een oneindig hoog verheven manier goed is maar juist op een platte aardse manier. Als God dan in Genesis 1 zegt dat Hij zag dat het goed was, dan is dat volgens zo’n TE-er goed in de vorm van geschikt. Zoals de slaven in Egypte geschikt waren voor het bouwen van piramides en de Hebreeuwse jongetjes geschikt waren als krokodillenvoer. Zo is God in de ogen van een TE-er als een Farao, die tevreden is over het geleverde evolutiewerk.

Andere oplossing

Er is nog een andere “oplossing”. Die wordt gekozen door Robert Plomp. Robert Plomp is een TE-er die over dit onderwerp schrijft op zijn website “vrome praatjes” en ook op andere manieren over dit onderwerp en verwante onderwerpen communiceert. Volgens Robert Plomp kunnen dieren niet lijden. Hij zegt dat er om te kunnen lijden kritische zelfreflectie nodig is, en dat hebben dieren niet.

Robert schrijft: “Nu concludeer ik dat lijden en een hoge mate van zelfbewustzijn bij elkaar horen. Pijn is in zichzelf geen lijden, hoe erg de pijn ook kan zijn. Het lijden wordt veroorzaakt doordat wij als mensen gaan reflecteren op de vraag wat dit lijden betekent voor wie wij zijn wat onze toekomst is. Maar ook als we niet uit kunnen sluiten dat dieren lijden, kun je het nog niet gelijkstellen aan moreel kwaad. Zonder reflecterend zelfbewustzijn is er geen moreel verschil tussen een komeet die een levenloze planeet in stukken uit elkaar slaat, een boom die door de bliksem getroffen wordt of een vis die opgegeten wordt door een haai.

De conclusie van Robert is gebaseerd op onzinnige argumentatie. Hij haalt hier bewustzijn en zelfbewustzijn door elkaar. Dieren vallen voor hem in dezelfde categorie als planten. Voor Robert is er in ethisch opzicht geen verschil of er een ster uit elkaar knalt of dat het achterlijf van een dier onder een rotsblok verpletterd wordt. Van lijden is in beide gevallen geen sprake. Levensgevaarlijk is deze gedachte. Want dit betekent dat alle wezens die geen bewuste zelfreflectie hebben volgens Robert niet kunnen lijden. Het idee alleen al dat honden, cavia’s, konijnen, apen, katten en dolfijnen niet kunnen lijden is in onze tijd ongekend. Eigenlijk is het precies andersom. Doordat de mens kan reflecteren, kan de mens zijn pijn verlichten door zich te focussen op de toekomst, door er betekenis aan te geven. Een dier kan dit niet. Voor een dier is lijden totaal.

Bewustzijn

Om te kunnen lijden is bewustzijn nodig. Biologisch gezien is er geen twijfel dat bij zoogdieren een hoge mate van bewustzijn aanwezig is. Het is bekend dat ze sterk reageren op gedragingen van soortgenoten en op hun omgeving. Dat ze in hoge mate ongerief kunnen ervaren en acute en chronische stress. Zenuwbanen van mensen en dergelijke dieren vertonen grote overeenkomsten en ook basale gedragsresponsen zijn vergelijkbaar. Kunnen die dieren niet lijden? Missen die emoties? Kent Robert de verhalen niet van de honden die hun overleden baasjes niet in de steek wilden laten en verhongerden? Is het voor Robert maar onzin, dat operaties bij dieren onder narcose plaats vinden? Dat bij pijnklachten pijnstillers worden gegeven? Dat er in Nederland zoiets is als een welzijnswet voor dieren? Is het voor Robert onzin, dat dierenartsen worden opgeleid om lijden bij dieren te kunnen waarnemen en zo veel mogelijk te verlichten, dat dierenartsen dit zelfs wettelijk verplicht zijn? Is het raar, dat we in Nederland eisen stellen aan huisvesting en het houden van dieren? Is het vreemd, dat we in Nederland standaard dieren verdoven voordat we ze slachten? Is het bizar, dat er in Nederland celstraf staat op het opzettelijk martelen van dieren?

Maar het gaat natuurlijk nog veel verder. Het kan natuurlijk zo zijn dat Robert zo weinig met dieren te maken heeft, dat hij geen idee heeft van de eigenschappen van deze wezens, maar hij gaat wel om met mensen. Robert ontkent daarmee ook dat jonge kinderen of dementerende mensen kunnen lijden. Op welke wijze dan ook, door pijn, door emotionele of door sociale mishandeling. Eigenlijk ontkent hij dat er zoiets als mishandeling mogelijk is ten opzichte van jonge mensen en demente bejaarden. Het kan geen kwaad om ze aandacht, liefde en zorg te onthouden. Waarom zou je de pijn verlichten, er is toch geen sprake van leed? Je hoeft je om een oud mens met een gebroken heup die ook nog eens in de war is, toch net zo weinig te bekommeren als om een krop sla in de koelkast? Een baby die de moeder mist of die een beklemde liesbreuk heeft, die laat je toch gewoon huilen?

Absurd

Deze gedachten zijn natuurlijk absurd. Ik denk ook niet dat Robert dit werkelijk zo ziet. Ik denk niet dat hij zijn kinderen mishandelt, dat hij huisdieren martelt of dat hij op een jong vogeltje gaat staan als dat toevallig op zijn pad ligt. Eigenlijk geloof ik niet dat Robert gelooft dat zoogdieren en jonge kinderen en dementerende ouderen niet kunnen lijden. Zijn hele verhaal is alleen bedoeld om de theïstische evolutie moreel gezien recht te breien. Maar hij gelooft het zelf niet!

Dr. ir. Erik van Engelen heeft al eerder een artikel geschreven over het lijden van dieren. Dit artikel verscheen hier onder de titel ‘Dierenleed past niet binnen goede schepping’.

Noot van de redactie: Op 12 februari 2024 heeft Robert Plomp gereageerd op dit artikel via zijn website ‘Vromepraatjes’. Zijn reactie is hier te vinden.

Voetnoten

De tweets van atheïstisch filosoof Boudry en het methodologisch naturalisme

Enige tijd geleden stuurde Maarten Boudry enkele tweets de lucht in, waarin de loftrompet werd opgestoken over een artikel dat verschenen is in 2019 en waarin de houdbaarheid van het methodologische naturalisme wordt besproken. Maarten Boudry is een filosoof en atheïst en af en toe houdt hij zich bezig met de evolutie-schepping-discussie, waarbij hij uiteraard massief op het evolutionistische spoor zit.

Pragmatisch methodologisch naturalisme

Het grote probleem met de evolutietheorie is, dat men meent dat wetenschappelijk onderzoek naturalistisch te werk moet gaan. Men denkt dat er niet mag worden verwezen naar iets bovennatuurlijks. Nu betekent dit niet dat men moet denken dat er geen god is, dat heet ontologische naturalisme, maar alleen dat men met bovennatuurlijk handelen geen rekening mag houden. Dat heet methodologisch naturalisme. Er worden dan twee rechtvaardigingen van methodologisch naturalisme gegeven. De eerste is, dat natuurwetenschappelijk onderzoek vanuit de eigen aard geen rekening mag houden met het bovennatuurlijke, omdat het natuurlijke verschijnselen bestudeert. Dat heet intrinsiek methodologisch naturalisme. Deze rechtvaardiging voldoet niet omdat het onnodig aanneemt dat iets natuurlijks niet door iets bovennatuurlijks kan zijn veroorzaakt. De tweede gezochte rechtvaardiging is dat uit de resultaten van de wetenschap blijkt, dat het naturalisme uiterst succesvol is, en het bovennatuurlijke als verklaring dus overbodig. Dat noemt men pragmatisch methodologisch naturalisme Deze benadering voldoet niet omdat er wel degelijk verschijnselen zijn waarvan de oorsprong niet op een natuurlijke wijze verklaard kan worden. Die gaten in onze kennis zijn met de stand van de wetenschap alleen maar groter geworden. Boudry is aanhanger van het pragmatisch methodologisch naturalisme. Meerdere artikelen over het methodologisch naturalisme zijn te vinden op de website van Logos instituut, onder andere waarin ik enkele wetenschappelijke artikelen bespreek die het methodologisch naturalisme bestrijden.

Onjuist

Het hele concept van methodologisch naturalisme wordt echter door Sandy C. Boucher in International Journal for Philosophy of Religion1 in een artikel met als titel Methodological naturalism in the sciences als onjuist gekwalificeerd. De samenvatting van het artikel van Boucher is als volgt:

Creationisten hebben lang betoogd dat de evolutiewetenschap toegewijd is aan een dogmatische metafysica van naturalisme en materialisme, die gebaseerd is op geloof of ideologie in plaats van bewijs. Het standaard antwoord hierop is geweest dat men erop wijst dat wetenschap niet is toegewijd aan een dergelijke metafysische doctrine, maar alleen aan een methodologische versie van het naturalisme. Volgens deze methodologische versie mag wetenschap alleen een beroep doen op natuurlijke entiteiten en processen. Maar dit hele debat veronderstelt dat er een duidelijk onderscheid is tussen het natuurlijke en het bovennatuurlijke, en dat naturalisme dus een betekenisvolle doctrine is. Ik betoog dat deze veronderstelling onjuist is. De concepten van het natuurlijke en het bovennatuurlijk zijn in feite hopeloos duister, zodat de bewering dat de wetenschap zich committeert aan methodologisch naturalisme niet kan worden waargemaakt. Dit is echter geen overwinning voor anti-naturalisten; expliciet bovennatuurlijke theorieën, zoals het creationisme, kunnen namelijk wel wetenschappelijk worden uitgesloten als a priori onsamenhangend, aangezien ze voor hun begrijpelijkheid veronderstellen dat er een zinvol natuurlijk-bovennatuurlijk onderscheid is. Dit is echter niet het geval voor standaard wetenschappelijke theorieën want dat zijn niet expliciet naturalistische theorieën; ze postuleren geen natuurlijke of fysieke entiteiten of processen als zodanig.

Het bovengenoemde artikel bestaat uit twee delen. In het eerste deel wordt betoogd dat er geen scherpe lijn is te trekken tussen het natuurlijke en het bovennatuurlijke. Dit deel is redelijk overtuigend. In het tweede deel wordt gezegd dat het creationisme op voorhand al afvalt maar er wordt geen enkel zinnig argument voor gegeven en de auteur lijkt niet te beseffen dat deel één en deel twee met elkaar in tegenspraak zijn.

Deel één

Het valt de auteur op dat er in artikelen die gaan over het naturalisme vaak geen definitie wordt gegeven van wat natuurlijk en wat bovennatuurlijk is. Een definitie zou kunnen zijn: “to be natrual is to be potentially scentifically investigable/explainable.” Het aparte is dat als iets bovennatuurlijks zou blijken wetenschappelijk legitiem te zijn, het per definitie natuurlijk is geworden. Het idee van een wetenschappelijke theorie over iets bovennatuurlijks zou dan een tegenstelling in termen zijn.

Een andere oplossing die niet werkt is, dat het natuurlijke gaat over wetten. Het probleem hiermee is dat empiristen soms ontkennen dat er zoiets als natuurwetten zijn. Daarnaast kun je prima naturalist zijn zonder in natuurwetten te geloven.

Een ander voorstel is het natuurlijke te vereenzelvigen met het materiële/fysische. Dit ziet de auteur als de meest veelbelovende beschrijving van het natuurlijke. Als dit het niet doet, dan ziet hij geen betere optie. Echter, tegen deze definitie kan een argumentatie worden ingebracht die Hempels dilemma heet, naar de bedenker Hempel (1980). Fysicalisme is grofweg de zienswijze dat de enige dingen en eigenschappen bestaan die of te reduceren zijn tot of superveniëren op fysieke dingen of tot eigenschappen. Nu komen twee vragen naar boven: 1) Wat is het voor een ding of eigenschap, fysisch te zijn?, en 2) Wat is het om tot zo iets te reduceren of op te superveniëren?

Het antwoord op deze vragen kan gebaseerd worden op de huidige wetenschappelijke kennis. In dat geval gaat het fout want de geschiedenis leert ons dat de kennis altijd na enige tijd achterhaald is. Het antwoord kan ook gebaseerd worden op toekomstige of potentiele wetenschappelijke kennis. Dan ontgaan we de eerste fout maar wordt de definitie gelijk nietszeggend.

In het verleden is duidelijk gebleken dat we het natuurlijke soms moesten uitbreiden met entiteiten waarvan vooraf zou kunnen worden gedacht dat die bovennatuurlijk zijn. Bijvoorbeeld de krachten van Newton. Toch leidde de ontdekking van krachten er niet toe, dat fysicalisten stopten fysicalist te zijn. Nu zijn er mensen die stellen dat we de huidige fysica veel breder moeten definiëren.

Vincente heeft de volgende definitie van fysicalisme als de claim dat ‘every-thing that exists comes down to a list of conserved quantities, bodies that possess them, and the forces that mediate their exchange’. Ook deze definitie is niet breed genoeg. Men kan zich een fysica voorstellen die uiteindelijk deze zienswijze vervangt. Hebben kwantum-verschijnselen hier eigenlijk al geen inbreuk op gemaakt?

Daarna gaat de auteur een andere weg: “to be physical and consistent with physicalism, is to be sufficiently similar to the things that we all know intuitively are paradigmatically physical”. Hier wordt voorbij gegaan aan de radicaliteit van de visie van de auteur. Het is namelijk niet alleen zo dat we op dit moment nog niet weten wat het verschil tussen natuur en bovennatuur is, maar we zullen dat in de toekomst ook niet te weten komen. Het verschil kan op geen enkele bevredigende manier worden weergegeven. Onze intuïtie is dus niet geldig. Daar kan dus niet aan worden gerefereerd.

Op zich is dit een redelijk betoog. Omdat hier sterk benadrukt wordt dat er geen fundamenteel onderscheid is tussen natuur en bovennatuur. De auteur doet ook geen uitspraak over of de geest en het bewustzijn natuurlijk of bovennatuurlijk is. De geest volgens Descartes en het Elan Vital worden door de auteur om één of andere reden wel als bovennatuurlijk beschouwd. Evenals uiteraard geesten, spoken of God.

Deel twee

We zouden denken dat de auteur dit niet-bestaan van een verschil tussen natuur en bovennatuur gaat uitwerken voor de discussie over het methodologisch naturalisme. Je zou kunnen zeggen: feitelijk zijn er geen naturalistische theorieën en supra-naturalistische theorieën. Alle theorieën zijn er, alleen is de ene theorie waarschijnlijker dan andere. En wat men een bovennatuurlijke theorie noemt is gewoon in potentie een natuurlijke theorie, alleen wellicht wat buitenissig. Die kant gaat de auteur helemaal niet op in het tweede deel. Hier stelt hij dat creationistische theorieën, en daar plakt hij ook Intelligent Design onder, expliciet naar iets bovennatuurlijks verwijzen en daarom op voorhand afgewezen moeten worden. Hoezo? Daar geeft hij geen argumenten voor, terwijl het nogal strijdig is met het eerste deel van het artikel. En is vaak juist niet het verwijt aan creationisten,, dat ze het natuurlijke en het bovennatuurlijke vermengen, en er dus te weinig onderscheid in aanbrengen? En is het inderdaad zo dat de evolutietheorie in principe open staat voor verschijnselen die we bij de huidige stand van de wetenschap zouden beschouwen als bovennatuurlijk?

Implicaties voor het debat over methodologisch naturalisme

Als er geen manier is om onderscheid te maken tussen natuurlijk en bovennatuurlijk, dan is elke versie van methodologisch naturalisme inhoudsloos (daar ga je, Boudry). Maar omdat hetzelfde dus ook opgaat voor het verwerpen van het methodologisch naturalisme, is hier geen reden voor blijdschap voor de supranaturalist volgens de auteur. Maar de auteur heeft het hier bij het verkeerde eind. Hij schrijft “since the concept of a non-physical entity of process is incoherent, supernaturalist theories which appeal to such entities and processes, whould be rejected as incoherent”. Wat een onzinnig argument is dit! Het enige wat de auteur kan zeggen is, dat de niet-fysieke entiteit of proces mogelijk wel fysiek is, conform zijn onvermogen om onderscheid te maken. Stel, dat dat het geval is, dan is daarmee de verwijzing naar zo’n entiteit nog niet per definitie onsamenhangend. Argumenten voor deze stelling geeft de auteur niet. Bijvoorbeeld dat de entiteiten waar naar wordt verwezen nooit in de toekomst als natuurlijke of fysieke entiteiten kunnen worden beschouwd of iets dergelijks, of dat niet-fysieke entiteiten niet kunnen bestaan. Dat laatste zal ook lastig zijn want hij gaat wel een tegenargument bespreken namelijk dat getallen bestaan en getallen zijn niet-fysieke entiteiten. En getallen zijn belangrijk in de wetenschap. Maar volgens de auteur werkt het met getallen anders. Getallen zijn causaal inert. Dus fysieke entiteiten kunnen volgens de auteur wel bestaan maar ze kunnen niet causaal zijn. Het zou zinnig zijn geweest als hier een argument voor gegeven werd.

Een ander tegenargument dat hij bespreekt is, dat standaard wetenschappelijke theorieën ook onderscheid maken tussen natuurlijk en bovennatuurlijk. Hij weerspreekt dit. Hij zegt dat supranaturalistische theorieën expliciet zelfbewust supranaturalistisch zijn. Standaard wetenschappelijke theorieën (en dat is alles behalve de supranaturalistische theorieën) zijn niet expliciet zelfbewust naturalistische of fysische theorieën. Ik vraag me stellig af of deze laatste opmerking ook opgaat voor de evolutietheorie. De auteur zegt van wel, zonder onderbouwing. En om een of andere reden zou de aanduiding dat een theorie zich ergens wel van bewust is, veroorzaken dat een theorie om die reden onbegrijpelijk is en dus op voorhand kan worden afgeserveerd.

Er zijn voor de auteur geen bezwaren tegen intelligent design. Het zou zo kunnen zijn dat hyper-intelligente aliens leven op aarde brachten. Echter, er mag niet verwezen worden naar iets bovennatuurlijks; een God die leven heeft gemaakt, want dan is het onbegrijpelijk geworden. Zelfs verwijzen naar God mag dus niet. Maar, is dan een tegenargument, in andere theorieën wordt ook wel verwezen naar compleet onbegrijpelijke concepten zoals ‘dark matter’, ‘verstrengeling’ enzovoort. Dat is toch ook onbegrijpelijk? Jawel, maar op een andere manier onbegrijpelijk, volgens de auteur. Bovennatuurlijk onbegrijpelijk is zo fundamenteel onbegrijpelijk, dat het iets anders is dan ‘dark matter’. En zo schiet de auteur zich elke alinea in de voet doordat er dus kennelijk wel fundamenteel natuurlijk/bovennatuurlijk onderscheid is.

Al met al is dit artikel een eigenaardig samengesteld betoog. In het eerste deel wordt uitgebreid betoogd dat het onderscheid natuurlijk-bovennatuurlijk moeilijk te maken is. Vervolgens schiet de auteur in de stress, durft hij de consequenties van zijn zienswijze niet door te trekken en komt hij met een ad hoc-stelling om toch “bovennatuurlijke theorieën” op voorhand af te kunnen serveren. Maar uiteindelijk is dat natuurlijk onzinnig als je net betoogd hebt dat je het verschil natuurlijk- bovennatuurlijk niet goed kunt maken. Bovennatuurlijke theorieën zijn dan natuurlijke theorieën, als je als atheïst daar de voorkeur aan geeft.

Een ‘volwaardige’ bespreking van Theistic Evolution door prof. G van den Brink – Ofwel, hoe ontkracht je een onwelgevallige boodschap?

Recent schreef prof. Gijsbert van den Brink een artikeltje voor CVandaag waarin hij beweerde dat ‘al talloze malen is geprobeerd de evolutietheorie langs wetenschappelijke weg te ontkrachten – stel je voor hoeveel eer je als wetenschapper zou behalen als dat je zou lukken! – maar wat we zien is telkens weer het omgekeerde: door de tijd heen steeds verdergaande bevestigingen ervan.’ Ik heb daar een reactie op geschreven die inhoudt dat Van den Brink hier niet over kan oordelen en dat hij de vele wetenschappelijke argumenten tegen de evolutietheorie negeert.1

Theistic Evolution

Eén van de grote degelijke werken die zo’n vijf jaar geleden verschenen is, is Theistic Evolution. A Scientific, Philosophical, and Theological Critique2. Een boek van duizend bladzijden degelijke kost waarin duidelijk wordt gemaakt dat de evolutietheorie geen hout snijdt. Ze kan het ontstaan van de verschillende bouwplannen niet verklaren, en dat is nu juist wat ze wel pretendeert te kunnen. Nu heeft Van den Brink dit boek besproken in Theologia Reformata. Hij geeft aan een volwaardige bespreking geschreven te hebben en hij denkt dat een bespreking van 1 pagina een volwaardige repliek is op een wetenschappelijke verhandeling van 1007 pagina’s. Het is interessant om de benadering van Van den Brink eens te bekijken. Immers, Van den Brink denkt wetenschap serieus te nemen en hij is ervan overtuigd dat de evolutietheorie waar is, terwijl dit boek een lange weerlegging van theïstisch evolutionisme is op wetenschappelijke, filosofische en theologische gronden. Dit moet dus wel een conflict geven.

Commentaar

Allereerst zien we Van den Brink in enkele woorden aangeven dat het boek een belangrijke prestatie is en dat er veel in aan te bevelen is. Maar daarna gaat hij al snel tot commentaar over.

Ten eerste betoogt Van den Brink dat niet alle auteurs tegen Theïstische Evolutie zijn. Hij weet er zelfs één van de vijfentwintig te noemen: James Tour. Bijzonder, want Tour heeft toch een heel hoofdstuk in het boek geschreven en hij drijft toch wel nadrukkelijk de spot met evolutionisten als titel van de laatste paragraaf is: Dream on. Tour schrijft: “Would the dream team -please- assemble a living system? Take your time, folks, take a few billion years. Nothing? Well, well, well.

Ten tweede suggereert Van den Brink dat de auteurs de evolutietheorie prima vinden, omdat ze evolutie, in de zin van change over time accepteren. Van den Brink gebruikt de woorden “vast amounts of time”, maar die staan hier in het boek niet vermeld. Hier vermengt hij handig micro-evolutie en macro-evolutie, iets wat de auteurs uitdrukkelijk niet doen. De auteurs bediscussiëren en verwerpen zeer nadrukkelijk het model van gemeenschappelijke afstamming. Het idee dat mutatie en selectie in staat zijn om het ontstaan van de verschillende levensvormen te verklaren wordt grondig weerlegd.

Ten derde beweert Van den Brink dat jonge-aarde-creationisten daarom (vorig punt) weinig aan het boek zullen hebben. Dit is een onzinnig argument, want we zagen al dat Van den Brink onduidelijkheid creëert rond de term evolutie. Daarnaast is het concept Intelligent Design van nature eigen aan een creationist dus ook al is niet elke auteur van het boek een jongeaardecreationist, daarmee is de kritiek op de evolutietheorie nog wel zeer waardevol.

Ten vierde bagatelliseert Van den Brink de ernst van het falen van de evolutietheorie. Hij beaamt wel dat natuurlijke selectie geen monopolie heeft; dat het niet alles verklaart. Dat er geen kokervisie moet zijn. Maar het grote punt, dat natuurlijke selectie het ontstaan van geen enkele complexe biologische structuur wetenschappelijk kan verklaren. Het grote probleem met gemeenschappelijke afstamming, laat hij weg.

Ten vijfde negeert Van den Brink m.b.t. het filosofische deel volledig het kritiek dat de auteurs hebben op het methodologische naturalisme dat Van den Brink omarmt. Van den Brink doet net voorkomen alsof de kritiek van de auteurs niet verder gaat dan kritiek op sciëntisme. Iets wat hij onderschrijft.

Niet overtuigend

Tenslotte noemt Van den Brink drie argumenten waarom hij het boek niet overtuigend vindt:

Het eerste bezwaar is dat de auteurs met hun kritiek op de evolutietheorie een god-van-de-gaten argument zouden hebben. Het aparte is, dat in het boek het god-of-the-gaps argument uitgebreid wordt weerlegd. Dit argument van Van de Brink leunt sterk op het allereerst bagatelliseren van de kritiek van de auteurs op de evolutietheorie. Die zou slechts gaan over slechts enkele specifieke processen die nog onbegrepen zijn. Wel, die nog onbegrepen processen zullen in de toekomst vast ook nog wel worden opgehelderd. Van den Brink negeert hiermee de centrale boodschap van het boek. Met het vervolgens hanteren van het god-of-the-gaps argument zien we Van de Brink precies zo acteren als ik in mijn vorig artikel schreef. Hij heeft een deïstisch wereldbeeld waarin voor het optreden van God geen plaats is. Fysische verschijnselen hebben per definitie voor hem een fysische en geen metafysische oorzaak. God kan wonderen doen, maar Hij deed het niet.

Het tweede bezwaar is dat de auteurs in de ogen van Van den Brink een te extreme definitie van theïstische evolutie hanteren. Volgens Van den Brink zijn er fijnzinnigere vormen van TE mogelijk. De definitie waar hij naar verwijst, luidt als volgt: “God created matter and after that did not guide or intervene or act directly to cause any empirically detectable change in the natural behavior of matter until all living things had evolved by purely natural processes”. Als van den Brink deze definitie niet zou onderschrijven, dan gelooft hij volgens zijn eigen visie in een god-of-the-gaps. Dit is daarmee de visie van Van den Brink die hij dan beschrijft als extreem.

Het derde bezwaar van Van den Brink is dat het theologische deel diepgang zou missen en de moderne hermeneutiek te weinig volgt. Er wordt te weinig rekening gehouden met moderne inzichten over sporen van het zogenaamde oude-nabije-oosten-wereldbeeld. Hier kan ik persoonlijk weinig over zeggen. Al moet ik zeggen dat ik meer vertrouwen heb in een Bijbelvisie waarmee gedurende duizenden jaren miljoenen mensen zijn zalig geworden dan in een nieuwe Bijbelvisie.

Ten slotte

We zien hoe Van den Brink omgaat met een tekst die contrasteert met zijn eigen visie en die hij voor wat betreft het natuurwetenschappelijke en filosofische deel niet met argumenten kan weerleggen. Hij negeert de kernpunten. Hij haalt er enkele punten uit en masseert die zodanig dat ze geen ernstige belemmering voor de eigen zienswijze meer vormen. Daarnaast blijkt dat zijn grote probleem met het afwijzen van de evolutietheorie, deïstische denkbeelden zijn. Hoe Van den Brink nog durft beweren dat ‘al talloze malen is geprobeerd de evolutietheorie langs wetenschappelijke weg te ontkrachten (…) maar wat we zien is telkens weer het omgekeerde: door de tijd heen steeds verdergaande bevestigingen ervan.’, is me een groot raadsel. Van den Brink heeft “Moreland” in handen gehad. Hij is een intelligent man. Hij moet zich er terdege van bewust zijn, dat hij de waarheid geen recht doet. En dat is verdrietig. Daar komt alleen maar schade van.

Voetnoten

Kan de evolutietheorie geen onderdeel zijn van een geestelijke strijd? – Reactie op dr. Van den Brink in de ‘evolutietheorie is lariekoek’-discussie

We hebben een bijzonder stuk proza in handen met het artikel “Evolutietheorie lariekoek noemen grenst aan desinformatie” van hoogleraar Gijsbert van den Brink.1 Van den Brink reageert met dit schrijven afkeurend op een artikel van ing. S.J. (Stef) Heerema2, die in een beschrijving van een persoonlijke ervaring in een zoutmijn de evolutietheorie lariekoek noemt. Er is iets wonderlijks bij het pleidooi van Van den Brink. Hij bezit geen graad in een natuurwetenschappelijke richting, laat staan in de biologie, en verkondigt met verve dat de evolutietheorie een zuivere natuurwetenschappelijke theorie is in de klassieke betekenis van het woord. Men zou dan denken, dat hij zich verder van commentaar over deze theorie onthoudt, omdat natuurwetenschap tenslotte niet zijn vakgebied is. Maar zo is het niet. Ferm verkondigt hij dat de evolutietheorie toch echt een wetenschappelijke theorie is die staat als een huis.

“Deze denkbeelden zijn continue in interactie met elkaar. In dat opzicht is geen denkbeeld op voorhand ervoor beschermd onderdeel van een geestelijke strijd te zijn. Of is er in de geschiedenis inderdaad geen enkele interactie tussen de wetenschappelijke theorieën en antichristelijke ideologieën gebleken? Is ons historisch besef zó beperkt?” Bron: Pixabay.

Ik beschouw mij als meer deskundig op dit gebied dan dr. Van den Brink en zou graag vanuit de natuurwetenschap een aantal argumenten formuleren, die aangeven, dat de weergave van Van den Brink niet correct is. Nu doet zich echter het probleem voor dat Van den Brink niet in staat is om natuurwetenschappelijke argumenten op hun merites te beoordelen. Dit probleem wordt verergerd door het feit dat hij in het verleden heeft aangegeven niet (meer) met creationisten over dit soort argumenten te praten en dat in de afgelopen jaren ook gebleken is dat Van den Brink op natuurwetenschappelijke argumenten tegen de evolutietheorie niet ingaat. Het probleem doet zich dus voor dat Van den Brink een uitspraak doet over de natuurwetenschappelijke kwaliteit van de evolutietheorie, maar op basis van natuurwetenschappelijke argumenten niet corrigeerbaar is. De enige oplossing hiervoor is, te zien welke niet-natuurwetenschappelijke argumenten Van den Brink in dit artikel hanteert.

Evolutionisme

Van den Brink formuleert in zijn repliek aan Stef Heerema drie punten die hij van belang acht.
Ten eerste gispt hij Heerema vanwege het feit dat deze de termen evolutietheorie en evolutionisme door elkaar gebruikt. De evolutietheorie zou een puur zakelijke wetenschappelijke theorie zijn over onze oorsprong zonder inherente consequenties over hoe we als mensen over God denken of over onszelf. Hij schrijft: ”Evolutionisten menen dat Darwin het geloof in God overbodig heeft gemaakt, en dat de evolutie van het leven een puur toevalsproces is. Maar lang niet iedereen die de evolutietheorie accepteert, omarmt deze evolutionistische levensbeschouwing.” Inderdaad zullen er mensen zijn die onnadenkend zaken accepteren zonder dat ze zich de gevolgen ervan realiseren. Maar afgezien van dit soort onnadenkende mensen, denk ik niet dat iemand de evolutietheorie kan accepteren, als deze niet ook, in een zekere mate, de evolutionistische levenshouding aanhangt. Al was het maar in te denken dat je binnen de wetenschapsbeoefening niet tot de gedachte mag komen dat er in onze fysieke wereld ooit een bovennatuurlijke kracht werkzaam is geweest. De evolutietheorie is het skelet van het evolutionisme. De evolutietheorie gaat namelijk gepaard met de overtuiging dat God in de natuurlijke historie van de aarde geen wonderen heeft verricht. Hij kon het allicht wel, maar Hij deed het niet. Daarom accepteert een evolutionist geen Intelligent Design. Dat riekt teveel naar Goddelijk ingrijpen. Mensen die geloven dat God in de natuur ingrijpt, geloven volgens Van den Brink in een god-of-the-gaps. Dan beter blinde natuurkrachten als oorzaken aannemen, ook al is ondubbelzinnig aangetoond dat die niet voldoen. Overbodigheid van God en evolutietheorie zijn twee kanten van dezelfde medaille. Ook bij Van den Brink. Anders geformuleerd: Volgens Van den Brink moet men voor het bedrijven van natuurwetenschap handelen van God uitsluiten. Natuurwetenschap leidt tot ware uitspraken. Dus de ware uitspraken op natuurwetenschappelijk gebied sluiten God uit. Als men er dan ook vanuit gaat dat wetenschappelijk uitspraken meer zekerheid geven dan niet-wetenschappelijke uitspraken, dan gaan uitspraken die God uitsluiten altijd boven uitspraken die God insluiten. Christelijk geloof in natuurwetenschap leidt volgens de visie van Van den Brink tot onwaarheid. Een goede natuurwetenschapper is in zijn vak een atheïst.

Oostindisch doof

Ook stelt Van den Brink dat ”al talloze malen is geprobeerd de evolutietheorie langs wetenschappelijke weg te ontkrachten – stel je voor hoeveel eer je als wetenschapper zou behalen als dat je zou lukken! – maar wat we zien is telkens weer het omgekeerde: door de tijd heen steeds verdergaande bevestigingen ervan.” Wat een simplificatie van de werkelijkheid zien we hier. Maar het is erger dan dat. In de afgelopen decennia zijn er duizenden pagina’s aan bewijsmateriaal geleverd die aangeeft dat het neodarwinisme geen correcte beschrijving van de natuurlijke historie kan zijn. Vanuit het creationisme en de ‘Intelligent Design’-beweging zijn, puttend uit reguliere wetenschappelijke bronnen en argumentaties (maar ook door eigen werk) inhoudelijk veel punten aangereikt waaruit blijkt dat complexe biologische structuren niet op een natuurlijke wijze ontstaan. Er is nog veel meer maar enkele voorbeelden:

Een doorwrocht werk vanuit het Engelse taalgebied is Theistic Evolution: A Scientific, Philosophical and Theological Critique.3 Het boek telt 1008 pagina’s en verscheen in 2017. Toonaangevende wetenschappers hebben hieraan meegewerkt. In het deel The failure of neo-darwinism schreef bijvoorbeeld James Tour, een autoriteit binnen zijn vakgebied. Hij werd geïnterviewd door Andries Knevel voor de serie “Andries en de wetenschappers”.4 Respons vanuit het theïstisch evolutionisme (TE), waaronder Van den Brink? Niets dan een enkele opmerking waaruit blijkt dat het boek ingezien is.

Een ander voorbeeld is het boekje Geest en Kosmos (2014) van Thomas Nagel.5 Nagel is een zeer vooraanstaand atheïstisch filosoof. Hij concludeert dat het neodarwinisme principieel onmachtig is ontstaan van leven, ontstaan van bewustzijn, ontstaan van ratio en ontstaan van objectieve moraal te verklaren. (een samenvatting van dit boek is geschreven door ondergetekende en te vinden op de website van Logos instituut6). Respons vanuit TE, waaronder Van den Brink? Niets.

Een boek getiteld Wat is de mens, Adam, alien of aap is geschreven door de apologetische grootheid Edgar Andrews.7 Respons vanuit TE, waaronder Van den Brink? Niets.

Oud rector magnificus Van Bemmel schreef het boek Waar was je? Geloven na Darwin en Hubble.8 Respons vanuit TE, waaronder Van den Brink? Niets.

Op de eigen boeken van Van den Brink volgde vanuit creationistische hoek gedegen kritiek. Respons van TE waaronder van Van den Brink? Niets. De sprekers op het congres naar aanleiding van de publicatie van Van den Brink hebben het boek Genetic Entropy van J.C. Sanford toegestuurd gekregen.9 Op de gedegen publicatie van prof. Paul kan hij hooguit in een debat aangeven dat deze wat statisch is en op de gedreven publicatie van W. J. Ouweneel getiteld Adam, waar ben je? volgt helemaal geen openlijke reactie.10 In duizenden artikelen op websites als dat van Logos instituut is onderbouwde kritiek te vinden, deels eenvoudig maar deels ook van academisch geschoolde auteurs op eigen vakgebied en gebaseerd op seculiere wetenschappelijke bronnen. Respons vanuit TE, waaronder Van den Brink? Niets.

Publicaties die vanuit een wetenschappelijke achtergrond kritisch zijn op de evolutietheorie worden door Van den Brink en andere theïstisch evolutionisten categorisch ofwel genegeerd ofwel afgedaan met de badinerende opmerking: “creationisten hebben ook zo hun biologen” of er wordt domweg verklaard dat de problemen al lang geleden opgelost zijn of men verklaart dat de problemen in de toekomst opgelost zullen worden. Ingaan op argumenten? Nou nee. Men kan theïstisch evolutionisten niet dwingen om inhoudelijk op de materie in te gaan, als ze dat niet willen of kunnen. Maar te zeggen dat aanhangers van de evolutietheorie alle aanvallen erop adequaat hebben weerlegd is een wel zeer grote misvorming van de werkelijkheid als men daartoe nog niet eens het begin van aanstalten heeft gemaakt. Men kan kritiek op de evolutietheorie niet zonder zinnige argumenten nepnieuws noemen. Thomas Nagel, James Tour, Edgar Andrews, John C. Lennox, John C. Sanford en Steven C. Meijer zijn geen nepnieuwsverspreiders. Zo’n beschuldiging schudt Van den Brink al te lichtvaardig uit zijn mouw.

Verschuivende panelen

Een merkwaardig punt is, dat Van den Brink stelt dat de evolutietheorie, om reden dat het een wetenschappelijke theorie zou zijn, niet onderdeel kan zijn van een geestelijke strijd. De woorden theorie en wetenschap tonen al aan dat we het niet hebben over stenen of waterdruppels maar over menselijke denkbeelden, geestelijke zaken dus. En deze denkbeelden zijn continue in interactie met elkaar. In dat opzicht is geen denkbeeld op voorhand ervoor beschermd onderdeel van een geestelijke strijd te zijn. Of is er in de geschiedenis inderdaad geen enkele interactie tussen de wetenschappelijke theorieën en antichristelijke ideologieën gebleken? Is ons historisch besef zó beperkt?

Met betrekking tot de zondvloed. De argumentatie met betrekking tot het woord “zond” is duidelijk en overtuigend. Maar het lijkt erop dat Van den Brink hiermee wil betogen dat de zondvloed niet het gevolg was van de zondigheid van de mensheid. Van den Brink haalt hier niet alleen de historische realiteit van de zondvloed onderuit maar ook de symbolische of metafysische betekenis ervan. Dit brengt me wel bij de vraag waar het bij Van den Brink ophoudt. Het standpunt van een theïstisch evolutionist is instabiel. Van een creationist weet men welke opstelling deze heeft ten opzichte van het grootste deel van de Bijbel. Tussen theïstisch evolutionisten zijn grote verschillen en ook bij dezelfde persoon is over de tijd heen een verandering van denken zichtbaar. Van den Brink is, ook naar eigen zeggen, over de jaren heen aan het schuiven gegaan. Denkbeelden die eerst onwerkelijk waren voelden al gauw vertrouwd aan. De zondvloed is voor Van den Brink kennelijk niet historisch. De spraakverwarring in Babel dan waarschijnlijk ook niet. Het grootste deel van de tijd die de Bijbel overspant is niet historisch. Wat nu eigenlijk wel? De tien plagen in Egypte? Abraham, werd hij werkelijk 175 jaar oud? Het wordt in de Bijbel beschreven als een nuchter feit niet als een wonder. Naar hedendaagse wetenschappelijke inzichten onmogelijk. Waar ligt op dit moment de demarcatielijn?

Academische terughoudendheid

Hoe je het ook wend of keert, creationist en evolutionist zijn het er over eens dat de historie van de aarde tumultueus is geweest. Er was veel contingente rampspoed en de littekens ervan zijn in de aardkorst terug te zien. Voor de creationist was dit een korte periode, gepaard met grootschalige natuurlijke zowel als bovennatuurlijke gebeurtenissen en voor de evolutionist was dit een lange periode gevuld met louter natuurlijke gebeurtenissen. In beide gevallen is het zeer uitdagend om de aardhistorie op grond van natuurwetenschappelijke bevindingen te beschrijven. De invloed van vooronderstellingen, reikwijdte van het voorstellingsvermogen en toevalligheid van de waarnemingen die gedaan kunnen worden is zo groot dat hier geen zekerheid te verkrijgen is. Ook is er geen externe referentie waarmee bevindingen gecontroleerd kunnen worden. De evolutietheorie met zijn beweringen over vermeende gebeurtenissen, miljoenen jaren geleden heeft ook niet met gezonde wetenschap van doen. Maar creationisme heeft ook terughoudend te zijn, want we weten de reikwijdte van de bovennatuurlijke gebeurtenissen niet. Die kan nog veelomvattender zijn dan uit de nuchtere beschrijving van de Bijbel blijkt. In dat opzicht is een vorm van agnosticisme (docta ignorantia) zoals wel genoemd door Gert van den Brink of Jan van Bemmel te overwegen.

Ik ben bioloog. In dat opzicht ligt de discussie over de validiteit van de evolutietheorie mij na aan het hart. Maar over iets als de Big Bang discussieer ik niet. Dat is toch een ver-van-mijn-bed-show. Men kan zich afvragen waarom Van den Brink er zo aan hecht, dat orthodox christenen de evolutietheorie gaan omarmen. Er zijn toch belangrijker dingen te doen, zoals het verdedigen van het theïsme tegenover het atheïsme, iets waar Van den Brink een goede inbreng in heeft. Hij voert als reden voor zijn actie dat hij bang is dat creationistisch opgegroeide jongeren die gaan studeren hun geloof zouden verliezen als ze met de evolutietheorie in aanraking komen en daardoor overtuigd raken. Inderdaad zou dat heel jammer zijn, en is dat niet nodig. Toch overtuigt dit argument niet. Dergelijke jongeren zijn per definitie niet wereldvreemd. Ze weten in dat stadium heel goed van het bestaan van een categorie mensen dat theïstisch evolutionisten heet. Dit argument overtuigt nog minder, als we weten dat Van den Brink dit argument zelf ook niet zozeer geloofwaardig vindt zoals hij in 2019 in de wandelgangen bij een congres heeft gezegd.

Waar is de bodem?

De evolutietheorie heeft geen onderbouwde verklaring van het bestaan van leven, complexe biologische structuren, de vaste combinaties van die structuren en de grote diversiteit daarin, het ontstaan van bewustzijn, het ontstaan van rationaliteit en het ontstaan van een objectieve moraal. Waarom zo’n aversie vanuit TE als hier vanuit Intelligent Design de vinger bij wordt gelegd? Vanwaar die compromisloze gecommitteerdheid aan een zogenaamd zuiver natuurwetenschappelijke theorie? En waarom uit zich dat niet in een inhoudelijk en zuiver beargumenteerd verweer? Ik ben ervan overtuigd dat dit komt omdat het evolutionistische denken diepgaand onderdeel is gaan uitmaken van het westerse intuïtieve denksysteem. Er is in de afgelopen decennia een diep gewortelde basisovertuiging ontstaan dat mensen dieren zijn, dat God niets met dit aardse leven van doen heeft en dat er geen Goddelijke orde in deze schepping is waar te nemen. Volgens deze overtuiging is alles fluïde en in ontwikkeling. In lijn hiermee noemt Van den Brink zijn overtuiging een dynamisch wereldbeeld, in tegenstelling tot creationisten die een statisch wereldbeeld hebben. Deze niet-rationele basis overtuiging, die zowel niet-christenen als christenen diepgaand beïnvloedt, maar sterk antichristelijke trekken heeft, heeft er geen behoefte aan om bevraagd te worden maar stelt slechts eisen. Dit is ermee in lijn dat Van den Brink in een tweegesprek met Henk Jochemsen aangaf al lang geleden opgehouden te zijn vragen te stellen bij de metafysische vooronderstellingen van de evolutietheorie. Die fase is hij voorbij. Het spreekt voor zich dat deze basisintuïtie in tegenspraak is met datgene wat de Bijbel van ons vraagt. God vraagt van ons dat ons complete leven tot Zijn eer is. We eren Hem niet door Hem te negeren.

Dat er sprake is van een diepe basisovertuiging van de afwezigheid een Goddelijke orde in de natuur wordt ondersteund door een andere observatie. Namelijk, dat er in debatten die gaan over andere zaken waarin een Goddelijke orde in de natuur relevant is, de lijnen parallel lopen. We denken dan aan ethische vraagstukken. Theïstisch evolutionistische opinies glijden langzaamaan mee met die van de moderne tijd als het gaat over zaken als abortus, euthanasie en seksualiteit. Als Van den Brink voor een student nog een relevant afstudeerproject of promotietraject zoekt, dan zou ik hem dit onderwerp van harte aanbevelen.

Van dr. Erik van Engelen zijn op deze website nog één artikel en één lezing gepubliceerd. Op het ‘Bijbel & Wetenschap’-congres van 202111 besprak hij een wetenschappelijk paper vóór Intelligent Design: https://oorsprong.info/congres-over-bijbel-wetenschap-2021-5-dr-ir-erik-van-engelen-fine-tuning-in-de-biologie-een-peer-reviewed-paper-voor-intelligent-design/ (zie ook: https://oorsprong.info/rondom-het-congres-2021-5-waar-kan-ik-de-paper-voor-intelligent-design-van-thorvaldsen-en-hossjer-bestuderen/). Het artikel ging over het Marekvirus: https://oorsprong.info/marekvirus-niet-een-op-een-gelijk-te-stellen-met-het-coronavirus-reactie-op-het-artikel-van-donderdag-over-pathogeenevolutie/.

Voetnoten

Dierenleed past niet binnen goede schepping

Er ligt wel degelijk een probleem als men lijden van dieren wil inpassen in een goede schepping. Houd daarbij rekening met het gegeven dat onze visie op dierenleed in de loop der eeuwen sterk is veranderd.

“Proefdiergebruik moet aan zeer strenge voorwaarden voldoen en is in veler ogen op zich al een kwalijke zaak.” Bron: Pixabay.

Vorige week promoveerde prof. dr. Slootweg op een proefschrift waarin de visie van een aantal theologen op dierenleed werd beschreven (RD 17-11, zie ook hier). De vraag was of dierenleed volgens theologen van vroeger tijden kon samengaan met een goede schepping. Volgens de promovendus was het antwoord regelmatig positief. Hierbij zijn kritische vragen te stellen maar die laat ik in dit artikel liggen. In plaats daarvan richt ik me op de ernst van dierenleed als zodanig, en laat ik zien dat er wel degelijk een probleem ligt als men lijden van dieren wil inpassen in een goede schepping. Dit probleem is nijpend, omdat onze visie op dierenleed zeer sterk is veranderd ten opzichte van vroeger.

Men heeft een aantal jaren terug een groot aantal hondenskeletten opgegraven uit de Romeinse tijd. Deze dieren bleken opmerkelijk veel genezen botbreuken te hebben gehad. Men ging niet zachtzinnig met deze dieren om. Honden en paarden sleten hun leven in een draaimolen. Zeehondjes werden doodgeknuppeld. Hanengevechten waren normaal. Ganstrekken was zelfs volksvermaak. Vroeger werden er serieus discussies gevoerd of dieren überhaupt wel pijn konden lijden. Descartes zag dieren als machines en dacht dat er van lijden geen sprake kon zijn. Men deed ingrijpende experimenten met dieren waarbij blijvende misvormingen werden aangebracht. Elke os voor de ploeg was eens zonder verdoving gecastreerd. Tot voor kort was er de walvisvaart, een jachtmethode die gepaard kon gaan met een lange doodstrijd.

Onacceptabel

Momenteel liggen de zaken compleet anders. Onder andere kennis heeft hieraan bijgedragen. Neurologisch en fysiologisch blijken dieren en mensen zeer sterk vergelijkbaar te zijn. Pijnbanen bij zoogdieren en mensen werken op dezelfde wijze. De gedragsreacties van dieren en mensen op pijnprikkels hebben grote parallellen. Als we pijnuitingen van dieren zien, roept dat bij ons herkenning op. Dieren lijden echt. Er is wetgeving gekomen ter bescherming van de dieren. Dat is nog geen 150 jaar geleden en sindsdien zijn de grenzen voor wat we acceptabel achten voor dieren steeds verder opgeschoven. Enkele jaren geleden werd er nog gediscussieerd over de vraag of vissen pijn lijden. Nu zien we serieuze discussies over de vraag of insecten kunnen lijden en of insectenhouderij wel ethisch verantwoord is.

Het is opvallend dat de faculteit diergeneeskunde nog relatief kort bestaat, terwijl er al heel lang een academische opleiding in de geneeskunde was. De faculteit werd in eerste instantie vooral opgericht voor dieren die instrumentele waarde voor de mens hadden, zoals paarden en vee. Pas veel later kwam de geneeskunde van gezelschapsdieren in beeld. Momenteel is een dierenarts verplicht om een dier in nood te helpen. Dierenleed is kennelijk een kwaad dat geweerd moet worden. Dit blijkt ook uit discussies in de media. Denk bijvoorbeeld aan de Oostvaardersplassen. Het is een probleem als daar grote grazers verhongeren.

Heckrunderen in natuurgebied ‘Oostvaardersplassen’. Bron: Wikipedia.

Dierproeven

Proefdiergebruik moet aan zeer strenge voorwaarden voldoen en is in veler ogen op zich al een kwalijke zaak. De normen voor proefdiergebruik zijn zeer hoog. Bij het insteken van een naald en alles wat meer leed veroorzaakt dan dat, moet er een onderbouwde afweging worden gemaakt of dit wel opweegt tegen het doel dat wordt nagestreefd. Gebeurt dit niet correct, dan is dat een misdrijf. Mensapen mogen sinds een aantal jaren bij wet al helemaal niet meer gebruikt worden voor dierproeven. Er bestaat kennelijk geen doel dat zo nobel is, dat dit het lijden van deze dieren rechtvaardigt.

Met de evolutietheorie heeft de gedachte, die al veel eerder leefde, dat we dieren zijn onder de dieren stevig voet aan de grond gekregen. Er is geen wezenlijk onderscheid meer tussen mens en dier. Bij de NOS propageerde kortgeleden een rechtsfilosoof dat dierenrechten, net zoals mensenrechten, moeten worden verankerd in de Grondwet. In een bepaald opzicht is dierenleed zelfs erger dan mensenleed. Mensen kunnen mentaal met leed leren omgaan, er betekenis aan geven, dieren kunnen dat waarschijnlijk niet.

In de huidige ethiek geldt dat voor een dier lijden erger is dan de dood. Als voor proefdieren erg lijden onvermijdelijk dreigt te worden, is men verplicht het dier te doden. Dit is ook het geval met gezelschapsdieren: als een hond of kat onherstelbaar lijdt, is het onze morele plicht om dit dier in te laten slapen.

Gezien al de hiervoor beschreven facetten kan men niet zeggen dat dierenleed samen kan gaan met een goede schepping. Dierenleed is geen onvolkomenheid. Dierenleed is een groot kwaad. Is er in de natuur buiten de mens een groter kwaad denkbaar dan dierenleed?

Volgens het theïstisch evolutionisme zou God de schepsels geschapen hebben gedurende een honderden miljoenen jaren durende opeenvolging van planten- en diersoorten. Hierbij is na een eindeloos lijkende worsteling op leven en dood de mens ontstaan. Volgens de evolutietheorie hebben miljarden keer miljarden dieren geleden op alle mogelijk denkbare manieren. Daaronder bevonden zich zoogdieren waaronder mensapen en aapmensen.

Het contrast tussen hoe wij vinden dat dieren behandeld moeten worden, en hoe dieren behandeld zijn volgens het theïstisch evolutionisme is zeer groot. Als elk doelloos vermijdbaar leed van elk individueel dier niet te rechtvaardigen is, hoe zou een miljoenen jaren durende alomvattende dierlijke lijdensweg door God goed kunnen worden genoemd? Theïstisch evolutionisten hebben dan ook een probleem. Enerzijds denkt prof. Slootweg dit probleem te neutraliseren, door aan ”goed” de uitleg te geven, dat God het zo heeft bedoeld. Dat vermindert het probleem bepaald niet.

Zondvloed

Ook probeert hij het probleem te pareren door de bal terug te spelen naar de creationisten. Hiermee erkent hij impliciet dat hij geen goed antwoord op dit morele probleem heeft. Vervolgens zijn er vragen te stellen bij de manier waarop hij het probleem bij de creationisten legt. Volgens hem is het onrechtvaardig als dierenleed het gevolg is van de zonde(val) van de mens, maar niet als dierenleed ‘gewoon’ hoort bij Gods goede schepping. Als hij dit werkelijk denkt, is het de vraag wat zijn visie is op de zondvloed. Als in de ogen van Slootweg bij de zondvloed geen dieren door God zijn omgebracht als gevolg van de zonden van de mens, is het interessant om te vernemen wat er wel is gebeurd.

Ik sluit af met de oproep om met betrekking tot gesprekken over de oorsprong van het leven het aspect dierenleed even serieus te nemen als we tegenwoordig gewend zijn te doen met de dieren die aan onze zorgen zijn toevertrouwd.

Dit artikel is met toestemming van de auteur overgenomen uit het Reformatorisch Dagblad. De volledige bronvermelding luidt: Engelen, E. van, 2021, Dierenleed past niet binnen goede schepping, Reformatorisch Dagblad 51 (201): 28-29 (artikel).

Marekvirus niet één op één gelijk te stellen met het coronavirus – Reactie op het artikel van donderdag over pathogeenevolutie

Afgelopen donderdag verscheen op deze website een artikel over pathogeenevolutie en het coronavirus. Ik wil daar in dit artikel kort op reageren.1

Coronavirus varieert snel

De basisopmerking van het artikel, dat het coronavirus zeer snel varieert en dat dit er toe leidt dat nieuwe varianten van het virus de bescherming door vaccinatie kunnen ontwijken is correct. Dit is algemeen bekend van coronavirussen.2 Om die reden ben ik ook positief verrast dat we er in geslaagd zijn om vaccins maken die nog zo goed werken, als ze doen.

Marekvirus

Toch zou ik wat terughoudend zijn met de opmerkingen van Richard Steenvoorden. Hij is geen deskundige. Hij denkt dat vaccinatie leidt tot resistentie, net zoals het geval is met antibiotica. Dat baseert hij op een artikel over het Marekvirus.3 Het Marekvirus is een kippenvirus. Het gaat in dat artikel erover dat er stammen zijn die heel pathogeen zijn: de kippen gaan dood. Zo’n virus verspreidt zich niet snel, want doordat de kippen zo snel dood gaan, kunnen die de andere kippen niet meer besmetten. Als in die situatie kippen worden ingeënt, overleven kippen wel en kunnen die deze zeer gevaarlijke virustypen wel verspreiden. Die kunnen dan wellicht muteren en besmettelijker worden. Je zou in dit specifieke geval kunnen zeggen dat vaccinatie leidt tot toename van spreiding van zeer gevaarlijke varianten. Dit is overigens ook voor het Marekvirus geen normale situatie. De realiteit is dat sinds de kippen tegen de ziekte van Marek gevaccineerd worden, de Ziekte van Marek in vele landen een zeldzame ziekte is geworden. De vaccins doen wereldwijd al tientallen jaren uitstekend werk. Uitzonderingen zijn niet de regel.

Marek is een compleet ander type virus dan Corona. Marek is een DNA-virus. Corona is een RNA-virus. Marek is een Herpesvirus net zoals het virus dat bij de mens koortslip veroorzaakt. Het Marekvrius veroorzaakt echter geen koortssnavels, maar neurologische verschijnselen en tumoren.4 Replicatie van herpesvirussen vinden plaats in de kern, replicatie van het coronavirus vindt plaats in het cytoplasma van de gastheercel. Opbouw van het capside van herpesvirus vindt plaats bij de kernmembraan, opbouw van het capside (de eiwitmantel)5 van Corona vindt plaats in het cytoplasma. Bij het herpesvirus wordt de kernmembraan gebruikt voor budding, bij Corona wordt gebruik gemaakt van het golgicomplex6 en het endoplasmatisch reticulum7. De verschillen tussen Marek en Corona zijn biologisch gezien groter dan die tussen een mens en een conifeer. Ook met betrekking tot de gastheer gaat de vergelijking niet op: De kip is een ander wezen dan de mens. Zo min als je kunt zeggen dat alle natuurregels die gelden voor een conifeer ook gelden voor een mens, zo min kun je zeggen dat regels die gelden voor de Ziekte van Marek bij de kip ook gelden voor Corona bij de mens. Maar wat het belangrijkste is: Corona is niet zo dodelijk, dat ieder mens er aan overlijdt. Dat is het grote verschil tussen de situatie van het Marekvirus in dit specifieke artikel en het coronavirus. Als iedereen die Corona had er ook snel aan overleed dan zou dit virus veel minder overgedragen worden. Als je dan met inenten ervoor zou zorgen dat Corona wel zou worden overgedragen, dan zou je door vaccinatie bijdragen aan verspreiding en mutatie. Dat is echter helemaal niet het geval. Veel ongevaccineerde mensen krijgen Corona en worden weinig ziek maar dragen het overvloedig over. Ook gevaccineerde mensen kunnen het krijgen, ziek worden en het virus overdragen. Corona heeft helemaal geen vaccinatie nodig om flink te muteren, dat doet hij van zichzelf al wel.

Bij doorbraken niet vaccineren?

De stelling dat je bij doorbraken van een vaccinatie niet volledig moet vaccineren is in mijn ogen dan ook vreemd. Doorbraken bij vaccinaties zijn heel normaal. Heel veel vaccinaties werken nu eenmaal niet 100%. Ik zie geen logisch verband in de gedachte dat je bij een doorbraak het inenten zou moeten verminderen. Wellicht moet je van entingstrategie wisselen, zodat er een betere bescherming tot stand komt. Dat kan juist vaker enten zijn of enten met een beter vaccin. Maar dan moet dat wel beschikbaar zijn. De bottomline blijft echter dat het coronavirus snel muteert en dat we inderdaad kunnen verwachten dat het vaccineren van tijd tot tijd weer zal moeten worden aangepast om onze kwetsbare mensen te beschermen.

Voetnoten

Congres over ‘Bijbel & Wetenschap’ 2021 – 5. dr. ir. Erik van Engelen – Fine-tuning in de biologie: een peer-reviewed paper voor Intelligent Design

Op 26 juni 2021 organiseerden Fundamentum en Geloofstoerusting een congres over ‘Bijbel & Wetenschap’ met als subthema ‘Intelligent Design’.1 Bacterioloog en dierenarts dr. ir. Erik van Engelen gaf een lezing met als titel ‘Fine-tuning in de biologie: een peer-reviewed paper voor Intelligent Design’.2 Veel zegen bij het kijken en luisteren! Vragen kunnen gesteld worden via het contactformulier: https://oorsprong.info/contact/.

Voetnoten